76 j. A. C. Jorissen, tl. 6 m. P. Guillaume, z. 4 m. H. Schou ten, man van H. A, Clarenberg, 64 j. Goes. Gehuwd: P. Bruel, weduwn. 30 j. roet W. Vermer- ris, wed. 24 j. N. de Jonge, jm. 23 j. met M. Verheule. jd. 20 j. P. J. Smolders, jm. 20 j. met M. Geus. jd. 27 j» L. C. P. Boogaert.jm. 26 j. met M.E. Hochart, jd. 23 j. Bevallen: A. P. Roose geb. Kervink, d. P. Kosten geb. Geense, z. Overleden P. v. Paassen z. 2 m. C. van der Reit, z. 1 m. Zierikzee. Gehuwd: C. de Bie,jra. 2sj. met J. Schoen maker, jd. 31 j. L. M. van den Ende, jm. 25 j. met J. Maijs, jd. 23 j. BevallenC. M. var. den Ende geb. de Rijcke, z. M. W. Kenensgeb. Distelweerd, d, en z. (tweel.) B. Frenk geb. van Dam, d. A. Anker geb. den Boer, d. J. A. Lemsoti geb. Lo- dewijk, z. T. Versteeg geb. Heuseveldt, d. M. Douw geb. Hogerheide, d. OverledenP. H. van Westen, z. 13 m. C. Flikweerdt, d. 10 jaren. Verkoopingen en aanbestedingen. Gisteren is te Zierikzee ten verkoop aangeboden het nieuw logement van Zeeland aldaar, toebehoorende aan de erven Dronkers, Verkocht aan den voormaligen eigenaar' den heer J. H. Swarts, thans wonende te Steenbergen voor de som van f4611. Thcrmometcrstand. 11 mei. 's av. 11 u. 51 gr. 12 morg. 7 u. 50 's raidd. 1 u. 60 'a av. 11 n. 54 gr. 13 's morg. 7 u. 54 's tnidd. 1 ti. 61 gr. Staten generaal, tweede kamer. De eerste zitting der kamer van dingsdag kenmerkte zich oor twee incidenten. De heer van Bosse namelijk vroeg den minister van koloniën, of er bij hem bezwaar bestond om de -"heimhor.'ling op te heffen met betrekking tot de door de egering overgelegde stukken over den spoorweg van Sama- ang naar de vorstenlanden, omdat de leden zoowel bij het nderzoek in de afdeelingen. als bij het opmaken van het ver lag, een vrij gebruik «laarvan behoorden te kunnen maken, e heer de Brauw ondersteunde die meening en vroeg ook of le stukken betrekkelijk de spoorwegzaak waren overgelegd, e minister van koloniën verklaarde dat de geheimhouding as opgelegd 1. omdat in de stukken sprake was van het de- ensiewezen op Java en2.omdatveleledenoordeelden.dat Is de stukken alleen voor de leden werden gedrukt, dit toch iet alleen voor de leden zou blij ven. Ook nu nog gelooft de inister, dat de stukken alleen voor de leden bestemd moeten ijn, maar wenscht daardoor geenszins te belemmeren het vrije ebruik daarvan, zoowel bij de openbare diskussie. als bij het pmaken van het verslag. Overigens zeide de minister dat alle tukken betrekkelijk deze aangelegenheid aan de kamer wa- en medegedeeld. De heer van Bosse bedankte daarop den inister voor zijne bereid vaardigheid om de geheimhouding p te heffen voor zoo verre het sektie-omlevzoek en de penbare diskussie dit noodzakelijk maakten. De h er torin van 's Gravesande vroeg of er nog niet een nader apport van den heer Stieltjes bestond, waarin wederlegd wer en de argumenten in het rapport van den gouverneur- eneranl over de verleende spoorweg-koricessie. De minister an koloniën antvvooidde, dat hij reeds vroeger een onderzoek au zijn departement had doen instellen naar het door de eer Storm van 's Gravesande bedoelde rapport, maar ver- laarde. dat van niets bekend was en dat de minister van oloniën zich niet kan vergissen, zoo als de heer Storm van Gravesande beweerde, wanneer hij eene dusdanige verkla- ng aan de kamer aflegde. Hiermede liep dit incident ten einde. Een tweede incident etrof de algemeene politiek. De heer Groen van Prinsterer roeg het woord, ten einde verlof te bekomen om op een na- er te bepalen dag, aan den minister van buitenlandsche ken eene vraag te doen. Het is bekend, zeide hij, (voor zoo r hoorbaar) dat door het nederlandsche goevernement zer dagen eene nota naar het hof van St. Petersburg is ge- nden, betrekkelijk Polen. Drie groote mogendheden heb- n zich tot den keizer van Rusland gewend, als de uitdruk- ng van de publieke opinie in Europa, en zij wenschen dat j ook door de kleinere staten in hunne pogingen zullen orden ondersteund. Spreker wenscht nietnandssympathie or Polen te verzwakken, maar is beducht dat men ngzaatn, maar zeker tot een bloedigen krijg genoodzaakt il zijn. Hij heeft voor zich vertrouwen in de goede bedoe- igen van den keizer van Rusland, maar men kan niet ont- nnen dat er een streven in Polen sedert jaren bestaat rekkende naar algeheele onafhankelijkheid, zoo dat het oeijelijk zal zijn de goede bedoelingen van den russischen izer in toepassing te brengen. De laatste jaren hebben nu leerd, dat door vreemde interventie met het lot van on- rdrukte natiën gespeeld wordt. Blijkens de rede van lord hn Russell in bet britsch hoogerhuis, hecht tnen groot ge- igt aan de handeling van het nederlandsch goevernement. jpeker acht het daarom wenschelijk voor de waardigheid der amer en in het belang der natie, dat zij officieel kennisgeving otvange van de nota, door onze regering naar het hof van St, etersburg gezonden en wil daarom vragen, of de regering oor overlegging der gewisselde stukken rftededeeling zou illen geven over de strekking en den inhoud der gezonden ta. Voor een kleine staat als Nederland is het toch van be ng bedachtzaam te werk te gaan. Het is overeenkomstig et de waardigheid der kamer dat zij trachte door bekend- elling «Ier feiten Europa het standpunt te doen kennen, dat ederland in deze aangelegenheid inneemt. Hij wenscht dus vragen, of de minister door overlegging der stukken deze lichtingen zou willen verschaffen. Het verlof is verleend de dag der interpellatie zal nader worden bepaald, ïn deze zitting zijn ingekomen de reeds bekende wetsont- erpen, waaronder vier belastingwetten, die allen naar de afdeelingen zijn verzonden, benevens eenige regeringsversla gen, die in handen van kommissiën zijn gesteld. Provinciale staten van Zeeland. ontwerp van wijziging van het reglement van administratie voor de polders in zeeland. Algemeen verslag der afdeelingen Aan de beraadslagingen namen 29 leden deel; in eene afdeeling verminderde haar getal na de behandeling van 13 met 3 en in eene andere vermeerderde dit na de behandeling van 14 met e'e'n. In eene afdeeling heeft een lid bij de algemeene beschou wingen omtrent de hoofdbeginselen van het ontwerp eene uitvoerige beschouwing geleverd, waarbij hij. na de opmerking dat gedeputeerde staten niets ter aanbeveling hebben gezegd zoo als anders pleegt te geschieden, verklaart zich met het voorstel globaal te kunnen vereenigen en heen te zullen stap pen over datgene wat bij voorkeur, zijns inziens, bijzonder heden betreft. Mij werd daartoe geleid door de beantwoording der vragen: waar stonden provinciale staten van Zeeland vroeger tegenover de kalarniteuse polders? op welk stand punt staan zij heden? en waar zal het heenUit de aan de vergadering overgelegde stukken, vooral uit die welke zij verschuldigd is aan de kennis en werkzaamheid van baren griffier, straalt ontegenzeggelijk door dat vele jaren geleden (1785, 1791 en 1815 1819) de toenmalige magthebbenden nimmer hebben voorbijgezien dat gedeelten der provincie Zeeland, zoo wel voortdurend als op afwisselende tijdstippen, zoodanig aan de werkingen der groote stroomen en der zee zijn blootgesteld dat de aldaar gelegen polders niet geacht kunnen worden in hunne eigene behoeften te voorzien. Van die overtuiging was onbekrompen tegemoetkoming van de zijde der regering tot op den huidigen dag het gevolg. Die verhouding dreigt door den drang der omstandigheden te zul len veranderen. Wisten de ingelanden tot dusverre hoe hoog hunne belastbaarheid kan stijgen, heden wil de regering, blij kens ministeriële missive van 25 februarij jl., van geene maxima hooren.Aan hare genade en die der wetgevende ruagt zullen ingelanden zich nu hebben over te geven. Zullen zij, die de staten nu in het vuur van den strijd bragten, hen daar uit ook verlossen of zullen de eene en de andere partij en dus alle belanghebbenden bij kalarniteuse polders op het slagveld blijven? Het verschiet is voor bedoeld lid. dat zich van de te verwachten regeling nimmer illusiën heeft gemaakt, onrust barend. Helder is het voor hem dat zij, die hunne eigendom men verkregen in het vaste vertrouwen dat zij steeds naar vermogen belast en naar billijkheid geholpen zouden worden, voortaan zullen zijn overgelaten niet alleen aan de gunst der regering, maar aan den drang waarin elk minister zich bevindt die zijne begrooting; heeft voor te dragen aan eene meer en meer ziftende, bezuinigende, en, waar het provinciale belan gen geldt, zelfs baatzuchtige meerderheid der wetgevende vergadering. Even als bij 's rijks, provinciale en gemeente wetten de grondeigenaar, blijkens de ondervinding, de ge reedste is om hooger en hooger te worden bezwaard, evenzoo 2a\ bij voortdurend bloot staan om bovendien als ingeland in zijne geldelijke belangen te worden getroffen. De 14en 15 van het ontwerp [middelen tot onderhoud en beheer der ka larniteuse polders, en voorziening in geval van buitengewone rampen] zijn echter gesteld in den geest dien hij voorstaat, namelijk dat eene schikking met de regering werd getroffen, die stabiliteit ten gevolge zou hebben, waarom hij zich bij het ontwerp neerlegt, behoudens de noodige verbeteringen. Een der afdeelingen vereenigde zich geheel met het plan van gedeputeerde staten, om bij de voorgestelde wijzigingen het beheer der kalarniteuse polders te regelen, doch uitte daarbij den wensch dat de vast te stellen bepalingen dan ook „uitsluitend" op die polders van toepassing zullen zijn. Bij de daarop gevolgde behandeling van het ontwerp is de volgende orde van beraadslaging in acht genomen 1. de verdeeling der provincie in polderdistrikten, 1 2. de inrigting en zamenstelling van het bestuur, §§2—6; 3. de bevoegdheid der besturen, 7 en 27; 4. de middelen ter voorziening in de behoeften der kala rniteuse polders, 14 en 15 5. de komptabiliteit, §§1625; 6. de kalamiteus-verklaring, 28—34; 7. de vrijverklaring van kalarniteuse polders, 35 en 36. Ad 1. In eene afdeeling achtten eenige leden het wensche- lijker dat de kalarniteuse polders werden verdeeld in distrik- ten zoodanig dat elk eiland een afzonderlijk distrikt zou uitmaken, alleen wat het administratief beheer aangaat, daar het financiëel huns inziens geheel moet afgescheiden worden. Zij wenschten ile minst mogelijke toenadering tusschen de vrije en de kalarniteuse polders, terwijl zij deze en niet de provincie in distrikten wilden verdeelen. Een lid stelde hierbij de voorwaarde dat de komptabiliteit niet arrondis- sements gewijze zon worden geregeld. In eene andere afdeeling verklaarden zich zeven leden vóór de verdeeling der provincie in polder-arrondissementen, afge scheiden van het bestaan van distrikts-besturen, met het oog op het verleenen van onderlingen onderstand een lid achtte dien onnoodig en verlangde een algemeen provinciaal fonds, waaruit onderstand aan de noodlijdende polders zou worden verleend. Een ander lid was mede voor de verdeeling in ar rondissementen, mits met behoud van distrikts-besturen. In nog eene afdeeling vereenigde men zich met de door ge deputeerde staten voorgestelde verdeeling, doch meende men dat de distrikten behooren te worden zamengesteld uit zoo danige polders, welke kunnen geacht worden wederkeerigheid van belangen te hebben. Ad 2. In eene der afdeelingen wilde een lid de benoeming der distrikts-besturen uitsluitend doen plaats hebben door de ingelanden der kalarniteuse polders, geheel afgescheiden van de vrije polders. Een ander lid vereenigde zich hiermede, doch achtte het billijk en in het belang der zaak om één vijfde van het bestuur der kalarniteuse polders te nemen uit de ach terliggende subsidiërende polders. Van eene andere afdeeling verklaarde de groote meerder heid zich tegen distrikts-besturen, voornamelijk om de daar aan verbondene hooge kosten. Zij verlangde een zelfstandig bestuur over iederen polder tot voorkoming van verwikkelin gen. Aangrenzende kalarniteuse polders zouden zich echter met goedkeuring var. gedeputeerde staten kunnen vereeriigen. In de andere afdeeling was de groote meerderheid mede tegen distrikts-besturen, doch tevens van oordeel dat het be stuur geheel bij de polderbesturen zelve behoort te zijn ten einde de bestaande zelfstandigheid niet te verminderen. Ad 3. Door de ontkennende beantwoording der vraag: of men zich vereenigen kon met de voorgestelde inrigting en zameustelling, is het door laatstgenoemde afdeeling onnoodig geoordeeld omtrent dit punt te beraadslagen. In eene andere rezen tegen het hoofdbeginsel geene beden kingen, terwijl in nog eene andere een lid zijne in geschrift gebragt beschouwingen omtrent de bevoegdheid der besturen ter tafel brast, hetwelk in 't algemeen den bijval der afdeeling verwierf. Ad 4. De overgroote meerderheid eener afdeeling was van meening dat de staten zich zorgvuldig moeten onthouden van het leggen van eiken band tusschen de kalarniteuse polders en het rijk; dat zij moeten blij ven buiten alle regeling van het geldelijk beheer. Als uitvloeisel dezer meening behoorden dan ook, naar haar inzien, de artt. 8II van het reglement van 1S40 te moeten blijven bestaan tot dat er eene nieuwe wet op den waterstaat is aangenomen. Van eene andere afdeeling kon de groote meerderheid zich wel vereenigen met de voorgestelde middelen, ofschoon zij omtrent de toepassing bezwaarlijk met de aangegevene wijze kon genoegen nemen. In nog eene andere afdeeling heeft men zich bepaald tot enkele punten die later in het verslag worden besproken. De 16—36 hebben bij de „algemeene beschouwingen'' weinig tot opmerkingen aanleiding gegeven. Na de algemeene beschouwingen werden de afzonderlijke paragrafen behandeld. Bij l vereenigde zich een groot deel eener afdeeling met eene voorgestelde bijeenvoeging van de distrikten Oostburg en Sluis, en dit aldus uit te drukkendat het distrikt Oostburg zal bevatten „al" de polders gelegen in het voormalig 4e admi nistratief distrikt. Verder werd de voorkeur gegeven aan de in de nota van aanmerkingen gegeven redaktie, waarbij aan die voorop wordt gesteld „de provincie zal verdeeld worden in arrondissementen," en nan het slot: „het beheer der geza menlijke kalarniteuse polders in ieder arrondissement wordt aan een bestuur opgedragen, voor zoo veel de zee-waterkee- rende dijken en verdere daartoe dienende werken betreft. In eene andere afdeeling verlangde men, dat deBastiaar. de Lange- en Calands-polders van het le distrikt worden afge scheiden en te zaïnen een afzonderlijk distrikt zullen uitma ken.Twee leden eener andereafdeeling wenschten daarentegen dat die beide polders bij Zuid-Beveland gevoegd zouden worden. Twee afdeelingen wilden voorts eene afscheiding van het eiland St. Philipsland inet bet eiland Tholen, zoo dat de polder St. Philipsland c. a. een afzonderlijk arrondissement zou uitmaken. Een lid verklaarde zich mede nog voor de vereeniging der distrikten Oostburgen Sluis, doch alleen voor zoo veel daardoor geene verkregen regten geschonden worden. In 2 wenschte eene der afdeelingen de periodieke aftre ding van het bestuur, als niet in het belang der zaak, te doen vervallen. In eene andere afdeeling stond één lid, tegen over de groote meerderheid, het bestaan van distriktsbesiuren voor, als wenschelijk voor een rigtig beheer. In de andere afdeeling verlangde men eene periodieke aftreding van het distriksbestuur alsmede dat aan den hoofdingenieur of die hem vervangt in de vergaderingen van liet distriksbestuur slechts eene raadgevende en geenszins eene beslissende stem zal worden toegekend. Bij de verdere bespreking van de inrigting en zamenstelling van het bestuur werd o. a. bij 5 in eene afdeeling algemeen (met uitzondering van twee leden) de wensch geuit, dat de zoo kostbare inrigting, waarbij een ontvanger in ieder distrikt werd benoemd, zou worden afgeschaft, daar de ontvangst der gelden aan de ontvangers der bijzondere polders kan worden opgedragen, die de door hen ontvangen gelden, op aanwijzing der distrikts-besturen, zouden moeten uitbetalen. Eene afdeeling verlangde bij 8 dat de polderbesturen ook in kennis zouden worden gesteld met de ontworpen begroo ting, ten einde hunne bedenkingen daartegen aan gedepu teerde staten te kunnen indienen. Voorts wemchte zij o. a. ook dat de begrootingen van 1 april tot 31 maart zouden loopt n, daar zij meende dat de bepaling van het gewoon burgerlijk jaar aanleiding tot misbruik zou kunnen geven en tegen de belangen van de polders strijden zou. Bij 11 verlangen de leden eener afdeeling, onder meer der, dat uitsluitend Middelburg worde aangewezen als de plaats waar de aanbestedingen zullen worden gedaan. Met betrekking tot de J 4 en 15 zou de meerderheid van eene der afdeelingen verlangen dat, alvorens eene definitieve regeling plaats hebbe, het daarin behandeld belang een on derwerp werd van mondelinge zamenspreking met de rege ring, opdat dusdanig overleg ten gevolge mogt hebben dat de eigenaren in kalarniteuse polders nimmer zwaarder belast worden dan de billijkheid medebrengt, en opdat die maat staf, door voormalige besturen steeds in het oog gehouden,ook niet door de tegenwoordige worde verbroken. De groote meerderheid eener andere afdeeling stelde de volgende wijziging dezer bepalingen voorBehalve hetgeen jaarlijks door het rijk ten behoeve der kalarniteuse polders wordt verstrekt, zal in hunne behoeften worden voorzien door de volgende middelen a. „het jaarlijks door de provinciale staten, op voordragt van gedeputeerde staten, voor iederen polder te bepalen dijk- geschot, in geen geval te bovengaande de helft van de op brengst der bedoelde polders, volgens den grondslag, tegen woordig voor hunnen aanslag aangenomen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2