gien heeft gehouden, wat hij op wetenschappelijk gebied heeft
geprae^teenl en al wat er meer bijzonders van hem valt mede
te deelen. Dat bij deze uitnoodiging eene soort levensbeschrij
ving is gevoegd, we hebben er vrede mede. al komt het ons
niet juist noodzakelijk voor. Maar dat tegenwoordig een ne-
derlandsch hoogleeraar over zijn nederlandschen ambtgenoot
med.'deelingeij doet aan zijne nederlandsche medeburgers in
de latijnsehe taal, is iets dat geen raisomV êire heefiwij
weten er geen anderen naam voor te vinden dan dien van
vertooningen komedie. Klinkt het latijn misschien deftiger?
of.maar het onredelijk gebruik van 't latijn is al zoo dik
wijls afgekeurd, dat een hernieuwd strijdvoeren tegen dit
overblijfsel der middeneeuwen al ligt iemand op de gedachte
zou kunnen brengen, dat er werkelijk nog strijd noodig is.
Alsof niet sinds jaar en dag de argumenten der behoudstnan-
nen gewogen zijn en te ligt bevonden
„Maar om op de hoofdzaak van ditschrijven te komen, het
dezer dagen ontvangen biljet bevatte eene uitnoodiging. om
tegenwoordig te zijn bij de inwijingsrede van jonkheer
B. H. C. K. van der Wijck, onlangs benoemd tot hoogleeraar
in de fakulteit der letteren en bespiegelende wijsbegeerte,
ten vervanging van den hoogleeraar de Greuve, die om zeven-
tigjarigen leeftijd het emeritaat verkregen had, en voor kor
ten tijd is overleden. Wie gisteren aan die uitnoodiging ge
hoor gaven, en hun aantal was zeer groot hebben gewis geen
berouw gehad van den tijd dien zij in de groote gehoorzaal
van ons akademiegebouw doorbrag'en.
„Maar nu het oogenblik gekomen is om u iets van de rede
zelf mede te deelen, reizen (ieze beide vragen bij mij opMag
ik wel onderstellen dat uwe lezers er genoegen in zullen heb
ben den spreker in zijn geleerd betoog, zij het ook van zeer
verre, te volgen, en bega ik geene laakbare schennis door
slechts enkele losse trekken te geven van een zoo volkomen
zamenhangend geheel? Slechts e'e'n middel zie ik waardoor
het mogelijk is deze bezwaren eenigermate te vermijden en u
tevens in uwe verwachting niet geheel onbevredigd te laten.
Ik wil, na mededeeling van een enkel woord slechts uit de
inleiding, liet meer wetenschappelijk deel geheel oversprin
gen en mij meer in liet bijzonder tot het slot bepalen. Maar
ook van dat gedeelte ik gevoel het volkomen zal
mijne beschouwing den naam van verslag niet verdienen, want
de rijkdom aan denkbeelden, de breede ontwikkelingen, ge
voegd bij eene eenigzins gehaaste hehandeling van zulk een
diepzinnig en niet alledaagsch thema, liet voor den hoorder,
die gewoon is met di-n redenaar mede te denken, niet veel tijd
om den geregeldcn gang te memoriseren.
„De oorsprong en de grenzen der kennis." Ziedaar het veel
omvattend onderwerp, dat de nieuwe hoogleeraar in de wijs
begeerte besprak en dat ik bij uitnemendheid gepast durf
noemen wegens de ruime gelegenheid, die het hem aanbood
om zich omtrent menige belangrijke kwestie der wijsbegeerte
uit te spreken en als het ware rekenschap te geven van de
wijze waarop hij de hem toevertrouwde taak wenscht uit
te voeren. Ook hier was toch van direkte toepassing dat
aan de behandeling van elk moeijelijk vraagstuk een
onderzoek naar de krachten van den menschel ij ken geest in
de eerste plaats gevorderd wordt. De onmiskenbare regel
der bescheidenheid: niemand onderneme meer dan hij vol
voeren kan, werd daarom teregt aangeroepen. Men kan
toch zeide spreker in den aanvang aangaande onder
scheidene moeijelijke punten geen zekerheid eischen, zoo
men zich niet vooraf overtuigd heeft in hoe verre de waar
heid voor den mensch te bereiken is. Twee der grootste gees
ten. waarop de menschheid roemen mag, Locke en Kant, heb
ben op de toepassing van dien regel met den meesten klem
aangedrongen, en de bedenkingen door Hegel en Herbart
met veel geest doch zonder grond daartegen ingebragt, zou
den alleen juist zijn, indien men het kenvermogen, van zijn
inhoud beroofd, had willen peilen. Het veld der psychologie
is zeker niet voor de dwaling ontoegankelijk, maar de men-
schelijke geest had zich reeds vruchten toegeëigend toen aan
zelf ken.lis de krachten werden gewijd. Wat was dus, toen
het menschelijlc brein reeds met tallooze voorstellingen en
wetenschappen was vervuld, natuurlijker dan dat zich de
vraag voordeed, langs welken weg deze verkregen waren.
Mogt deze vraag eenmaal beantwoord zijn, zoo zou men ook
aangaande de grenzen der kennis'niet lang meer in het onze
kere behoeven te verkeeren.
„Bij de hierop gevolgde uitvoerige kritiek der gevoelens van
Locke en Kant, welker uiteenzetting, zoo als ik gezegd heb,
ik geheel achterwege laat, komt de spreker tot de slotsom
dat. even als al onze begrippen zelfs die van het noodza
kelijke en oneindige uit onze ervaring ontstaan, zoo ook deze
alleen de grens van het weten zijn moet. Het terrein der ware
wetenschap is dus geen ander dan de wereld der verschijn
selen. de wereld der ervaring. Slechts ir. zoo ver kunnen wij
iets van de dingen weten, als wij er door middel van de zin
tuigen kennis van krijgen en in zoo verre iets van ons zei ven
weten, als de toestanden onzer ziel binnen den kring van het
zelfbewustzijn vallen.
„Opeen aantal vragen kan de wetenschap dus geen ant
woord geven. Hoe gaarne de weetgierigheid de vragen om
trent den oorspongen het doel van het heelal zou zien opgelost,
de wetenschap moet ze voorbijgaan. Haar uitgangspunt is de
werkelijkheid. Zij maakt geen aanspraak op den lauwerkrans
der alwetendheid. Zij kan ook den ongeloovigen niet schen
ken wat in den strijd des levens hun ontroofd moge zijn den
Trede desgemoeds. Zij berust op zinnelijke en innerlijke waar
neming en verklaart de verschijnselen als ware er geen God.
„Deze uitspraak eischt verklaring,en een waarschuwing moet
hier gerigt worden tot hen die in naam hunner wetenschap
pleiten tegen de christelijke leer. Met de leus: geen hemel
daarboven maar het paradijs der liefde hier beneden, stichten
zij tweespalt tussclien hun leven en hunne leer. Zoo zij
willen dat schadelijke vooroordeelen en slechte hartstogten
worden uitgeroeid, dat verlichting en welvaart zich alom ver
spreiden, dat de menschen leven als broeders, willen zij wat
onbereikbaar schijnt. Neen, de mensch heeft met het hooge
doel dat hij zich stelt, geen magt om dat te verwezenlijken.
Hij gelooft, en dat is zijn kracht. Hij gelooft dat het regt,
tijdelijk vertreden, zegepralen moet; «lat de waarheid, hoe
ook nog verduisterd, eindelijk moet lichten, dat het schoone,
nog miskend, eindelijk bekoren moet. Men stelle voor ge
loof. zoo men wil, een ander woord in de plaats; het komt
er toch op aan dat men aan het leven een diepzinnige betee-
kenis hecht,<lat men er van overtuigd zij dat door den mensch
eene heerlijke bestemming wordt te gemoet gestreefd. Geen
zedelijk doel kan men zich stellen zonder aan eene hooge
zedelijke magt te gelooven. De zedelijke gezindheid sluit
het geloof in zich en door daden belijdt men zijn geloof.
„De wetenschap vonnist dus het geloof niet, maar vindt
juist daarin haar heil. Daarom kan zij echter nog geenszins
alle raadselen ontknoopen. Indien de nooilen des levens of
de behoeften des harten ons niet dringen tot het geloof zal de
wetenschap ons niet bekeeren.
„Ten onregte heeft men gemeend dat het de taak der wijs
begeerte was de groote vragen te beslissen welke in alle tijden
hoofden en harten hebben bezig gehouden. De grenzen der
wijsbegeerte liggen evenmin als die eener andere wetenschap
buiten de ervaring. Wat schiet er dan over voor de wijsbe
geerte, nu alle gegevens der ervaring onder bijzondere weten
schappen zijn verdeeld? Is zij eene koninginne zonder ge
bied? Neen, wie anders dan zij zal ons zeggen welke de
oorsprong en de grens is van het weten Wie anders dan zij
zal spreken over verband tusschen geestelijk en stoffelijk
leven ?--Wat is oorzaak en gevolg? Wat is beweging? Wat
is waarheid Deze en tallooze vragen meer kunnen niet voor
de regtbank van een vakgeleerde warden gebragt. De wijs
begeerte is de wetenschap van het algeineene; zij verbindt de
deelen onzer kennis en beoogt de eenheid van ons weten.
Moet de wijsgeer dus weten wat zijn tijd weet. hij daalt niet
tot de geringste bijzonderheden af. Niemand kan vergen dat
hij een grondig chemicus, en geleerd theoloog zij, maar op
geen enkel gebied van onderzoek blijft hij volkomen vreem
deling. Duizenden brengen het verder dau hij in meet- of
sierrekunde en staatsregt of geschiedenis. Van hem eene bij
zondere wetenschap of kunst te willen leeren ware even
dwaas als een twaalfduiras globe te willen gebruiken om in
Londen den weg te vinden. De kennis waarin hij uitmunt is
die van de wederkeerige betrekking van alle deelen dei-
kennis.
„In dit licht beschouwd is de wijsbegeerte het onfeilbare
middel tegen den kanker van bekrompenheid en eenzijdig
heid. Op die wijze doet zij het vooroordeel zwichten.Terwijl de
vakgeleerde zich tot een afgesloten groep van verschijnselen
bepaalt, brengt de wijsgeer hoofd en hart in harmonie met
hetgrootsch heelal.
„De spreker bragt door zijne rede de talrijke toehoorders
in enthousiasme, zoowel door den rijken inhoud als door de
wijze waarop hij ze voordroeg. Het eenige, wat er volgens mij
op aan te merken viel, was dat hij zich een weinig te veel
haastte. Overigens was hij, van 't begin tot het einde welspre
kend. soms prachtig. Ook zijne toespraken aan kuratoren,
zijne kollega's en de studenten, en in 't bijzonder de hartelijke
hulde, die hij aan zijn leermeester Opzoomer en zijne ouders
bragt, maakten diepen indruk, merkbaar aan 't ongewone ap-
plaudissement toen hij den kansel verliet, en dat zich her haal
de, toen hij door de middelrei der toehoorders zich uit het au
ditorium verwijderde.
„In den loop van den avond werd den jeugdigen hoog
leeraar eene buitengewone serenade gebragt."
itcnocniliige» cm besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder-grootkruis der orde
van den Nederlandschen leeuw mr. J. R. Thorbecke.
leger. Benoemd tot len luitenant bij den plaatselijken
staf, naar ouderdom van rang, de 2e luitenant J. G. F.
Wollvveber, plaatselijk adjudant 2e klasse te Leiden hij het
le regement infanterie, de 2e luitenant W. Hingman, van het
korps; bij het 2e regement, de 2eluitenants P. J. C. A. Ro-
mijn, W. M. van Eek, H. J. Verboom en C. A. Rombach, alle
van het korps; bij het 3e regement, de 2e luitenant J. R. Keu-
chenius, van het korps; bij het 4e regement, de '2e luitenants
A. L. A. Gotfin, B. van Erp Taalman Kip en M. W. Jaeger,
alle van het korps; bij het 5e regement. de 2e luitenant W. A.J
van den Hurk, van het korps; bij liet Ge regement. de 2e luite
nant E. B. H. Frackers, van het korps; bij het 7e regement,
de 2e luitenant J. M. Sanders, van het korps; hij het instruk-
tie-bataljon, de 2e luitenant F. J. Meijer, van het korps.
Benoemd tot len luitenant bij het 3e regement vesting
artillerie, naar ouderdom van rang, de 2e luitenant J. B. van
den Heuvel Rijnders, van het korps.
Weder in zijn vroegeren rang en met behoud van anciënni
teit in dienst gesteld, de op zijn verzoek eervol ontslagen offi
cier van gezondheid 2e klasse bij de militaire geneeskundige
dienstin Nederlandsch-Indië W. A.J. Bernard.
MiNiSTERiëLE departementen. Pensioen verleend ten
bedrage van f733 'sjaars. aan den heer S. A. Overgaauw,
eervol ontslagen kommies bij het departement van koloniën.
belastingen enz. Benoemd tot ontvangers der registra
tie en domeinen, te Appingadam mr. B. H. Upmeijer, thans
als zoodanigteVollenhove.en te Wageningen de heer W.W. L.
van Goudoever, thans in die betrekking te Enkhuizen.
Kerk* en schoolnieuws.
De heer I-I. J. den Boer, predikant bij de hervormde ge
meente te Opheusden, heeft voor het beroep naar Wolfaarts-
dijk bedankt.
Op het twaalftal van predikanten voor de vervulling
der vakature bij de hervormde gemeente te Spijkenisse, komt
voor de heer W. van Elden, predikant te 's Heerenhoek.
Gisteren morgen had in de luthersche kerk te 's Gra-
venhage de bevestiging plaats van den heer J. Sander, op
voordragt van de kommissie tot de zaken van de oost- en
west-indische kerken door den koning benoemd tot predikant
bij de talrijke luthersche gemeente te Suriname. De bevesti
ging geschiedde door den heer Meppen, waarna de hervormde
predikant Zaalberg, namens de genoemde kommissie, den
heer Sander gelukwenschte, en de heer Moes, afgetreden
luiherseh predikant van Suriname, eene toespraak tot hem
hield om hem aan het gewigt der taak, die hij op zich nam, te
herinneren. Deze laatste spreker wees er inzonderheid op,
hoe de emancipatie der slaven, die hij steeds had gewenscht,
maar niet had mogen bijwonen, voor zijn opvolger een geluk
en een bezwaar te gelijker tijd was, daar nu eensdeelseen hin
derpaal tegen de verbreiding van het evangelie was weggeno
men, maar anderdeels die nieuwe maatschappelijke toestand
ligtelijk inoeijelijkheden kon doen geboren worden, waarbij
de godsdienstleeraar groote omzigtigheid in acht zou moeten
nemen. Ook de heer Meppen had reeds in zijne rede de eman
cipatie besproken en haar gewigt geschetst uit het godsdien
stig oogpunt.
De kerkeraad der waalsche gemeente te Leiden heeft ter
vervulling der bestaande vakature het volgende drietal van
predikanten opgemaaktde heeren V. H. Guije, te Amster
dam, J. A. van Hamel, te Groningen, en J. F. H. L. Anet, te
Brussel.
Marine en leger.
Naar wij vernemen is het groote drooge marinedok te Wil
lemsoord nagenoeg ledig gepompt, en moet men thans eerst
de belangrijke verwoesting, door het welwater aangerigt, heb
ben kunnen nagaan, en lot de gevolgtrekking zijn gekomen
dat herstelling ondoenlijk zal zijn. Amsterdcour.)
Koloniën.
Niettegenstaande bij de aankomst der vorige mail de Staats
courant, gelijk wij in ons nonimer van 30 april mededeelden,
de verzekering gaf dat de uitslag der expeditie naar Nias nog
niet bekend kon zijn en derhalve het daaromtrent medege
deelde in de nieuwsbladen als voorbarig moest worden be-
scnouwd, is dit „voorbarig" berigt thans in allen opztgte be
vestigd. De rij der mislukte expeditiën is derhalve wederom
meteen vermeerderd, en de bataviasche couranten wijzen er
weder op hoe nadeelig het is wanneer dergelijke expeditiën
uit te weinig strijdkrachten worden zamengesteld. „Ons ge
zag toch zegt meer in het bijzonder de Java-b, de lijd ter
niet alleen een gevoeligen slag door en gelden worden noode-
loos verspild, maar wat nog het ergste is, vele onzer beste
officieren en soldaten worden roekeloos opgeofferd." Reeds
zoo menigmaal zijn er èn hier. èn in Indië stemmen van af
keuring opgegaan over dergelijke onbekookte maatregelen,
maar het schijnt dat het aantal slagtoffers nog niet groot ge
noeg is geweest om het indisch bestuur de overtuiging te doen
erlangen dat men de nederlandsche krijgsmagt niet zoo roe
keloos aan gevaren moet bloot stellen. „Wij weten een goed
middel zegt bovengenoemd blad om zulke ongelukkige
togien te voorkomen. De ontwerpers er van dienen bij elke
eerste expeditie niet alleen tegenwoordig te zijn, maar zich
zelfs vooraan te bevinden. Waarachtig, dan zullen er wel
beter voorzorgmaatregelen van welslagen worden genomen
wegens la préservation personelle
Regtszakcn.
Het provinciaal geregtshof in Zeeland heeft heden, in eene
zitting voor korrektionele appèlzaken, behandeld het hooger
beroep zoo van den officier van justitie als van J. G. de Kos
ter, kommies der Centrale direktie van Walcheren, wonende
te llitthein, van het vonnis der arrondissements regtbank al
hier van 13 maart jl. Daarbij was de laatstgenoemde wegens
twee eenvoudige diefstallen onder verzachtende omstandig
heden veroordeeld tot eene gevangenisstraf van driemaanden
en in de kosten der procedure, met vrijspraak van het hem
mede ten laste gelegde feit van diefstal in dienstbaarheid.
Na het uitgehragt verslag van den raadsheer-rapporteur
jhr. mr. de Jonge en het hooren van den heklaagde. nu appel
lant, heeft het openbaar ministerie, bij monde van den proku-
reur-generaal mr. M. Verhrugge, gerekwireerd verbetering
van het vonnis der regtbank en schuldigverklaring van den ap
pellant aan het derde feit, .diefstal in dienstbaarheid, hetwelk
als bewezen moet worden aangenomen en valt in de termen van
art. 386 3» wetboek van strafregt en art. 14 der wet van 29
junij 1S54, en veroordeeling tot de daarbij bepaalde straffen,
terwijl er volgens den prokureur-generaal geene verzachtende
omstandigheden in aanmerking zullen kunnen worden ge
nomen
De verdediger mr. J. Snijder konkludeerde, na eene pleit
rede van ruim twee uren, tot bevestiging van het vonnis des
eersten regters voor wat de vrijspraak van het derde feit, dief
stal in dienstbaarheid, betreft en voor de beide eerste feiten
tot ontslag van alle regtsvervolging.
De verdediger beeft aan het hof overgelegd eene op zegel
geschreven en geregistreerde verklaring van den president
der Centrale direktie van Walcheren, dat de kommies de Kos
ter. onder verantwoording aan de Centrale direktie van
Walcheren, bevoegd is tot het. doen verrigten van hetgeen
in het belang der buurtwegen gevorderd wordt, en met de
door hem gelaste afgraving van gronden enz. deze zijne be
voegdheid niet is te buiten gegaan en daarmede ook geen
nadeel aan de Centrale direktie heeft loegehragt.
De uitspraak is bepaald op aanstaanden vrijdag des mor
gens ten 10 ure.
De dienstbode A. P. Pabst, die wegens diefstal door een
loonbediende jegens zijn meester, bij vonnis der arrondisse
ments regtbank alhier van 24 april, tot driejaren gevangenis
straf en in de kosten der procedure is veroordeeld, is van dit
vonnis in hooger beroep gekomen.
De arrondissements regtbank te Amsterdam heeft jl. don
derdag een meisje van 13jaren wegens brandstichting veroor
deeld tot opsluiting in een verbeterhuis voor den tijd van vijf
jaren. Zij wordt beschuldigd van twee brandstichtingen^
den avond van 23 januarij en op 2-1-januarij en twee op 26 ja
nuarij jl., met gevaar van menschenlevens in den door hare ou
ders bewoonden kelder. Het gevaar was echter telkens spoe
dig te keer gegaan. De verstandelijke ontwikkeling liet bij het