MIDDELBURGSGHE
COL
IV T.
N°" 46.
Donderdag
1863.
16 April.
Editie van woensdag avond 8 ure.
PUBLICATIE.
De burgemeester en wethouders van Vlissingen doen te
weten, dat door den raad dier gemeente in zijne vergadering
van den 28 januarij 1863, ziju vastgesteld, de volgende ver
ordeningen
VERORDENING
op de
HEFFING EN INVORDERING DER HEER
en andere verschuldigde kosten
wegens het gebruik van de scheepstimmerwerf
genaamd
ZEEHONDENWERF, TE VLISSINGEN.
Art. 1. Onmiddellijk na het te water laten van eenig schip
of vaartuig, zendt de opzigter van de werf een extract uit zijn
register aan burgemeester en wethouders; hetwelk na geveri
fieerd te zijn, door deze voor gezien geteekend aan den ge
meente-ontvanger wordt toegezonden.
Art. 2. De gemeente-ontvanger geeft van het bedrag der
verschuldigde huur en andere kosten, dadelijk, bij billet, ken
nis aan dengenen aan wien de werf, of een gedeelte daarvan
door burgemeester en wethouders in huur afgestaan is, met
verwijzing op de bepaling in art. 3 voorkomende.
Gelijke kennisgeving geschiedt ook aan den havenmeester,
opdat deze zorge, dat de van de werf gebruik gemaakt heb
bende schepen de haven niet verlatenalvorens het verschul
digde regt te hebben betaald.
Art. 3. Het bedrag der declaratie moet binnen 24 uren na
de kennisgeving ten kantore van den gemeente-ontvanger
voldaan worden.
Art. 4. De artikelen 258 tot en met 262 der gemeentewet,
betreffende de invordering der plaatselijke belastingen, zijn
ten deze toepasselijk.
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Ylissingen,
den 28 januarij 1863.
De voorzitter,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
TARIEF voor het gebruik der hellingen op de
scheepstimmerwerf, genaamd Zeehonden-
werf, te Vlissingen
Art. 1. Voor ieder vaartuig zal, naar mate van den tonnen
inhoud, door den meetbrief geconstateerd, betaald worden,
als volgt
Voor zeeschepen.
Voor de eerste acht dagen,
met gebruik van blokken en
gijns, tot het ophalen en afvie-
van 60
tot
100 ton.
van 101
tot
150 ton.
van 151
tot
200 ton.
van 201
ton en
daarboven
ggo
Tï 'i f
f 70,—
30,—
30,—
3,—
f 90,—
40,—
40,—
f 120,—
50,—
W 50,—
6,—
Voor de tweede acht dagen
Voor de volgende acht dagen
Voor iederen volgenden dag
Yoor binnenschepen.
Voor de eerste acht dagen,
met gebruik van blokken en
gijns tot het ophalen en af
vieren
Voor iederen volgenden dag
beneden
de
25 ton.
van 26 van 51
tot tot
50 ton.100 ton.
f 8
1,—
f 12,80
1,50
van 101
ton en
daarboven
-75
Art. 2. Zon- en bij de wet algemeen erkende feestdagen
worden niet berekend, dan alleen wanneer er, met toestem
ming van den burgemeester, aan de schepen gewerkt wordt.
Art. 3. Voor die dagen gedurende welke een schip, dat, ge
reed om afgevierd te worden, daarin door storm of gebrek
aan water verlrnderd wordt, zal de helft van het regt ver
schuldigd zijn.
Art. 4. Wanneer met verlof van den burgemeester des
nachts dóór gewerkt wordt, zal de belanghebbende verpligt
zijn, de bezoldiging van den door het gemeentebestuur aan te
stellen waker, ad f 1,20 per nacht, te voldoen.
Art. 5. Voor het teren en het doen van kleine reparation
aan roeibooten en sloepen, zal voor iedere sloep tien cent per
dag betaald worden.
Art. 6. Voor huur van de loods zonder verder gebruik van
de werf zal per dag f 1,50 moeten betaald worden.
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen,
den 28 januarij 1863. De voorzitter
J. W. CALLENFELS.
De secretaris
P. FORBES WELS.
Behoort bij het koninklijk besluit van den 22 februarij j
1863, no. 7. Mij bekend,
De minister van binnenlandsche zaken,
Namens den minister
De secretaris-generaal,
(get.) J. SCHRöDER.
Accordeert met het origineel,
De secretaris generaal,
(get.) J. SCHRöDER.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den
1 april 1863.
De burgemeester en wethouders van Vlissingen,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
VEROEDENING,
regelende het toezigt op en het gebruik van de
SCHEEPSTIMMERWERF,
GENAAMD KEEBIONDENWERF.
van den opzigter.
Art. 1. Het toezigt op de werf is onder burgemeester en
wethouders opgedragen aan eenen door hen te benoemen
opzigter.
Art. 2. De opzigter zal in het bezit zijn van eenen inven
taris van al wat tot de werf behoort, dien bijhouden, en be
kend zijn met de waarde die deze voorwerpen hebben.
Art. 3. Hij zal een register houden waarin achtereen
volgens elke ingebruikneming der werf en daarna haar
afloop, in de daarvoor bestemde kolommen door hem zal
moeten worden ingeschreven.
Burgemeester en wethouders zullen den vorm van dat
register vaststellen.
van het gebruik der werf.
Art. 4. Het gebruik der werf wordt op gelijken voet, ten
behoeve zoowel van vreemde als van nederlandsche schepen,
vergund.
Art. 5. Hij, die ten behoeve van eenig vaartuig de in ge
bruik neming van een der hellingen vc >'angt,zal daartoe schrif
telijk aanvraag doen aan den opzigter, die de aanvraag onder
werpt aan de beslissing van burgemeester en wethouders.
Die aanvraag zal moeten vermelden de soort, den naam,
de herkomst en de tonnen inhoud van het schip, alsmede den
vermoedelijken duur der in gebruik neming.
Het vaartuig of de bodem is aansprakelijk, zoo wel voor
de voldoening van het verschuldigde als voor de oplevering in
behoorlijken staat der in gebruik gegeven voorwerpen, en in
geval van daaraan veroorzaakte schade, tot vergoeding dezer
laatste, indien zij niet vóór dat het vaartuig de werf verlaat
is hersteld.
Art. 6. De vergunning tot het in gebruik nemen der werf
of van een der hellingen, wordt door burgemeester en wet
houders in den regel naar de volgorde, waarin de bij art. 5
bedoelde aanvragen ingediend worden, verleend, onder zoo
danige bepalingen als door hen noodiggeacht, en nietin strijd
zijn met den inhoud dezer verordening.
Art. 7. Ingeval gedurende het bezet zijn der helling, be
hoefte mogt ontstaan aan het ophalen van een ander vaartuig
zal, wanneer de herstelling zoo ver is afgeloopen, dat de ver
dere reparatie te water liggende kan geschieden, door burge
meester en wethouders kunnen worden bevolen, dat het op
de helling staande vaartuig daarvan zal verwijderd worden,
om plaats te maken voor het volgende.
Art. 8. Hij, aan wien de ingebruikneming der werf is ver
gund, zal verpligt zijn zorg te dragen dat de ankers en kettin
gen aan wal gedaan worden vóór dat het schip op de helling
wordt gehaald.
Art. 0. Wat het gebruik van vuur en licht aan boord van
de op de helling staande vaartuigen betreft, zullen de bepa
lingen van artikel 19 der verordening van policie op de ha
vens en kaden in deze gemeente van toepassing zijn.
Art. 10. Het koken van pik, harpuis. olie of andere brand
bare sloffen, zal alleen geoorloofd zijn in de daartoe bestemde
pikkeet.
Art. 11. Ingeval van brand op de werf, zullen de man
schappen der schepen, de scheepstimmerlieden en sjouwers
die zich op de werf bevinden, de behulpzame hand tot blus-
sching moeten bieden.
Art. 12. Geen vuilnis, ballast, steenen of andere soortge
lijke voorwerpen zullen op de werf over boord geworpen of
nedergelegd mogen worden, anders dan op de daarvoor aan
te wijzen plaats.
Art. 13. Het branden van planken mag alleenlijk op de
daartoe bestemde plaats geschieden.
I Art. 14. Het werken later dan een half uur na zonsonder
gang of vroeger dan een half uur vóór zonsopgang is verbo-
den, ten ware, op grond van zeer bijzondere redenen, daartoe
schriftelijke vergunning door den burgemeester ware ver-
j leend.
Id het laatste geval komen de kosten van eenen, alsdan
j van wege burgemeester en wethouders op de werf te plaatsen
waker,voor rekening van hem aan wien de in gebruik neming
der werf is vergund.
Art. 15. Door de gemeente zal ten behoeve van hen die
van de werf wenschen gebruik te maken, worden verschaft
zware reepen, broekreepen, dennen voor slagbedden, stop-
blokken, dubbele kelderwinden, enkele dito, mosterdpotten,
kaapstanders, koning met palplaat, zaagbokken, bokbeenen,
groote schragen, drieling schragen, gewone schragenvier
kante schijfblokken, gewone groote 2 schijfsblokken, vijzels,
sluitijzers met ketting, dubbele schalm, windbooraen, juffers,
draaisteen, bankschroeven, schoren.
Art. 16. Bij het einde der in gebruik neming zullen de voor
werpen in het vorig artikel omschreven, weder in goeden staat
door of van wege de gebruikers aan den opzigter overgeleverd,
en door hen of van hunnentwege ter behoorlijke plaats ge
borgen worden.
Indien de schade aan de in art. 15 vermelde voorwerpen
veroorzaakt, niet voor rekening van hem aan wien de inge
bruikneming der werf is vergund, hersteld is voor dat het
schip de helling verlaat, zal hij verpligt zijn vooraf borg te
stellen voor de kosten, die het herstel van de zijde der ge
meente zal vorderen; voorts om de vermiste goederen door
andere van gelijke waarde en bruikbaarheid te vervangen, of
wel den prijs van het vermiste te voldoen, volgens de waarde
daaraan toegekend bij het door burgemeester en wethouders
vast te stellen tarief, van hetwelk op de werf ten allen tijde
inzage zal kunnen worden genomen.
Het verrigten der herstellingen aan de hiervoren bedoelde
voorwerpen tijdens het gebruik der werf van de zijde der
genen aan wie het gebruik is gegund, zal niet geoorloofd zijn,
zonder voorkennis van den opzigter, ten wiens genoege zoo
danige herstelling moet plaats hebben.
Bovenstaande bepalingen zijn ook van toepassing op de
gijns of reepen, die, in geval van springen, door nieuwe moe
ten vervangen worden.
Art. 17. Alle schade veroorzaakt aan vaartuigen of kaai
muren bij het opwinden of afvieren van schepen, is ten laste
van het opgehaalde of afgevierde vaartuig.
Art. 18. Hij, aan wien de in gebruik neming der werf is ver
gund, is verpligt om 24 uren vóór dat het schip zal worden
afgelaten, daan an kennis te geven aan den opzigter der werf
en aan den havenmeester.
Art. 19. Het opslepen, herstellen en afvieren der vaartui
gen geschiedt door of van wege hem, aan wien de vergunning
tot ingebruikneming der werf is verleend.
Hij voorziet almede in de daartoe benoodigde werklieden,
als ook in de behoefte aan de vereischte gereedschappen, voor
zoo veel deze niet volgens art. 15 van de gemeente zijn in ge
bruik genomen.
Art. 20. Van de werf zal ook kunnen gebruikgemaakt
worden tot het kalefaten, herstellen, afschuren, teren ea
branden van ligte vaartuigen of sloepen.
De eigenaars zullen zich daartoe vooraf mondeling moeten
wenden tot den opzigter der werf.
Art. 21. Wanneer roei- of zeilsloepen, naar het oordeel van
den opzigter beletsel geven voor de werkzaamheden aan op
de helling staande schepen, zullen deze op diens bevel moeten
worden weggeruimd.
Art. 22. leder die van de werf of van een der hellingen ge
bruik maakt, is verpligt zich te onderwerpen aan de bepalin
gen dezer verordening, en onder beroep op de finale beslissing
van burgemeester en wethouders, na verhoor van den gezag
voerder van het schip, aan de bevelen die in het belang der
goede orde door den opzigter gegeven worden.
Art. 23. Elke overtreding van de bepalingen dezer veror
dening zal worden gestraft met eene boete van tien gulden.
Art. 24. Tot het constateren der overtredingen zijngereg-
tigd de opzigter, de havenmeester en de ambtenaren of be
ambten van policie.
Aldus vastgesteld door den gemeenteraad van Vlissingen,
den 28 januarij 1863. De burgemeester.
J. W. CALLENFELS.
De secretaris.
P. FORBES WELS.
Zijnde deze verordening aan de gedeputeerde staten van
Zeeland, volgens hun berigt van den 6 februarij 1863, in af
schrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort,
den 1 april 1863.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
P. FORBES WELS.
Aanbesteding te Brouwershaven.
Burgemeester en wethouders van Brouwershaven zullen»
op vrijdag den vijftienden mei 1863, des middags ten 12 ure,
ten raadhuize aldaar, in het openbaar aanbesteden
Het aanleggen van eene spuisluis en verdere
werken voor de verbetering der haven van
Brouwershaven