MIDDELBÜRGSCHE COÜ r 4i. Zaturdag 1863. 4 April. Editie van vrijdag avond 8 ure. Middelburg 3 april. Door Z. K. H. prins Fredenk der Nederlanden, als voor zitter der hoofdkoiomissie voorde oprigting van een nationaal gedenkteeken voor november 1813 enz., zijn tot leden der plaatselijke kommissie alhier benoemd de heerenJ. C. AI- torffèr, F. M. Beunke, jhr.W. R. Boddaert, mr.W. C. Borsius, dr. J. C. van den Broecke, mr. J.F. Bijleveld van Seroos- kerke, mr. A. P. van Deinse, jhr. mr. A. P. van Doorn, W. C. Engelberts, J. Fak Brouwer, A. H. G. Fokker, P. C. Groen, mr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem, V. van Lissa, Joh. Luteijn, W. J. Muller, II. Rekker, ds. A. Slotemaker Czn., Z. Snijder, mr. G. N. de Stoppelaar, mr. S. van der Swalme, mr. C. W. E. Vaillant en mr. M. Verbrugge. De kointnissaris des konings in deze provincie, aan wie voorloopig over deze kommissie het voorzitterschap is opge dragen, heeft de leden uitgenoodigd om morgen des namid dags ten drie uur ten zijnen huize eene bijeenkomst te houden. Wij vernemen uit eene goede bron, dat onze regering op het punt staat den heer Lancelot c. s. de gevraagde koncessie (voor zoo veel het nederlandsche grondgebied betreft) te ver- leenen voor den aanleg van een spoorweg van St. Nikolaas over Hulst naar Neuzen. De berigten omtrent den stand der veldvruchten in deze streken zijn allezins voldoende. Het koolzaad staat vooral zeer schoon en reeds met de bloem in den kop. Wanneer nachtvorsten hieraan geen schade toebrengen, dan mag men op een rijken zaadoogst hopen. Onder een dertiental benoemde leden van het Historisch genootschap te Utrecht, komt o. a. voor de heer J. J. van Toorenenbergen, predikant te Vlissingen. De heer L.K.Turk, hoofd-ingenieur en direkteur van scheepsbouw der marine te Vlissingen, is door Z. K. H. den hertog van Nassau benoemd totkommaadeur der Adolfsorde. Op de veemarkt te Oostburg, maandag gehouden, waren aangebragt 5 paarden. 115 stuks rundvee, 42 groote varkens en 320 biggen. Van het rundvee werden de goede kwaliteiten duuren vlug verkocht, doch afwijkende soorten bleven wegens te booge vraagprijzen meest onverkocht. Ook van de varkens zijn velen, men berekent een derde, onverkocht gebleven, daar houders te hooge prijzen vraagden. In de zitting van den gemeenteraad van 'sGravenhage van eergisteren is de brand in de teeken-akademie aldaar ter sprake gebragt. Daarover heeft eene interpellatie plaats ge had, waaromtrent het Nieuw dagblad van 's Gravenhage het volgende mededeelt „Het woord werd gevraagd door den heer Schmolck, die wenscht te weten, of de schade daardoor aan het gebouw ver oorzaakt, voor rekening van de stad komen zal. „De burgemeester. Ik geloof het niet. „De heer Schmolck. Hoeveel bedraagt de schade „De burgemeester. Ruim f 3000. „De heer Schmolck. Ik wil mij thans niet verder over de zaak uitlaten, genoeg zij het, dat het gerucht algemeen is, dat de burgemeester de belangen der stad niet behoorlijk heeft in acht genomen. „De heer Eyssel wenscht daarentegen lof toe te zwaaijen aan den burgemeester, voor het nemen van voorzorgs-maat- regelen, eu wenscht den blaam van dien heer afgeworpen te hebben. „De burgemeester zegt, alles gedaan te hebben wat zijn pligt hem gebood. „De heer de Pinto acht het wenschelijk, dat er meer licht over die zaak verspreid werd, te meer daar de burgemeester van onvoorzigtigheid beschuldigd wordt. „De heer Maas Geesteranus ondersteunt het voorstel van den heer de Pinto en kan nog niet deelen in den lof, door den heer Eyssel aan den burgemeester toegebragt. „De heer van der Ileim wenscht te weten of burgemeester en wethouders de bevoegdheid hebben otn gebouwen, aan de stad toebehoorende en eene bepaalde bestemming hebbende, zonder voorkennis van den raad aan derden tot andere doel einden af te staan. „De burgemeester antwoordt den heer van der Ileim, dat de raad dan alleen gehoord wordt wanneer er sprake is otn gebouwen voor geld m huur af te staan, doch niet wanneer zulks om niet geschiedt, bijv. voor tentoonstellingen als ander zins.Vervolgens deelt de burgemeester mede, dat de tee ken-akademie ook daargesteld is tot het geven van groote partijen, en beroept zich dienaangaande op de diskussiën van den gemeenteraad van 1836. „De burgemeester leest vervolgens voor de gevoerde kor- respondentie omtrent deze zaak, zoowel met de feestkoramis- sie als met den raad der teeken-akademie. Hieruit blijkt dui delijk dat de raad van bestuur der teeken-akademie om verschillende redenen zeer vele bezwaren heeft gemaakt om het gebouw aan de feestkoramissie af te staan, doch alleen daarin toestemde omdat het verzoek daartoe vooral uitging van Z. K. H. den prins van Oranje. „Vervolgens zegt de burgemeester, dat hij daags voor den brand den stads-architekt heeft lateL ontbieden en met hem naar het gebouw der teeken-akadetv?'e is gegaan, om de toe bereidselen voor het bal in oogenschouw te nemen, ten ge volge waarvan ook 's konings architekt, de heer Camp, ont boden is, en alsnu ter voorkoming van brandgevaar besloten werd nog nadere maatregelen te nemen, en blikken voorwer pen om de kaarsen enz. te plaatsen. „Ook het groot aantal waskaarsen maakte den burgemees ter bezorgd, waarom hij ook den opperbrandmeester liet ont bieden en hem uitgenoodigd heeft eenige brandspuiten in het gebouw te doen plaatsen voor het eventuele geval van brand. Hierbij was ook tegenwoordig de zoon van den heer van Gogh, die agent is van de brand-assurantie-maatschappij, waarbij het gebouw verzekerd is; de burgemeester vroeg dezen, of hij geloofde dat indien er heden nacht brand kwam alsdan de maatschappij bezwaar zou maken de schade te vergoeden, omdat de bestemming van het gebouw op de polis n:et ver meld staat als danszaal maar wel als teeken-akademie. Na eenig bezwaar werden later echter door den agent bevredi gende inlichtingen dienaangaande gegeven. „De burgemeester ontkent echter dat de brand met eenige zekerheid te voorzien was, maar dat die ontstaan is door een misslag van een der bedienden, die in plaats van een afge brande kaars uit te doen, daarentegen eene kaars naar bene den getrokken heeft. „De burgemeester eindigt met te herhalen, dat hij alles ge daan heeft wat in zijn vermogen was en dat hij het voorgeval lene diep betreurt. „De heer van Kerkwijk stelt alsnu het navolgende voor „„De raad gehoord de inlichtingen van den burgemeester, betuigt hem daarvoor zijnen dank." j „De heer Polak Daniels wenscht hierbij gevoegd te hebben j ook dank te betuigen aan de wethouders, j „Dit voorstel, aldus gewijzigd, wordt met algemeene stem- men aangenomen. Burgemeester en wethouders hebben zich van die stemming onthouden. „De burgemeester bedankt den raad mede namens de wet houders, waarmede de interpellatie is geëindigd." Naar wij vernemen heeft de direktie der Haagsche brand waarborg-maatschappij aan die der brandverzekeringmaat schappij de Phoenix, te Amsterdam, bij exploit doen betee- kenen, dat zij zich houdt aan de herverzekering, door den agent van Phoenix te 's Hage aangegaan op de meubelen enz. in het gebouwder teeken-akademie en welke agent daar toe, volgens notariële akte, gemagtigd was. De uitreiking van eereblijken aan nederlanders, op de jongste algemeene nijverheids tentoonstelling te Londen bekroond, waarvan we in ons vorig nomraer met een enkel woord spraken, ging met veel plegtigheid gepaard. In den namiddag van dingsdag. omstreeks ten halfeen ure, vergaderden de inzenders, tot genoemd einde opgeroepen, in het lokaal van de eerste kamer der staten generaal, waarvan de inrigting eenige verandering had ondergaan. Voor het levensgroote afbeeldsel van Z. M. koning Willem II zaten de ministers, terwijl de minister van binnenlandsche zaken een weinig meer vooruit plaats nam aan eene daartoe gestelde tafel, waarop de medaljes en eervolle vermeldingen waren nedergelegd. Naast dien minister zat de gezant van Groot-Brittanje. Ter regter zijde der ministers zaten op de gewone plaatsen der leden van de eerste kamer, de voorzitters der beide kamers van de staten generaal, de vice-president van den raad van state, de president van de rekenkamer en die van den hoogen raad, de direkteur van het kabinet des konings, de kotumissaris des konings in deze provincie, de burgemeester en de militaire goeverneur der residentie, en de heer van Brienen van de Groote Lindt. komraissaris van wege het nederlandsche goevernement bij de londensche tentoon stelling ter linkerzijde de leden der hoofdkommissie Ter bevordering van de nederlandsche nijverheid op gezegde ten toonstelling. In het midden der zaal zaten de bekroonden, terwijl op de banken aan de beide zijden de overige inzenders, aan wie eervolle vermeldingen te beurt vielen, gezeten waren. Zoo wel de gereserveerde als de publieke tribunes waren door belangstellenden ingenomen. De minister van binnenlandsche zaken verleende, na de bijeenkomst te hebben geopend, het woord aan den voorzitter der hoofd kommissie, die eenige bijzonderheden betrekkelijk het aandeel dat Nederland in de tentoonstelling had genomen, in herinnering bragt, bijzonderheden meerendeels aan onze lezers bekend. De minister Thorbecke vatte hierop andermaal het woord op en hield de volgende rede „De tweede londensche internationale tentoonstelling heeft, zegt het verslag, vooruitgang der nederlandsche nijver heid en kunst bewezen, en dat zoo wel de nijverheid als de kunst van ons vaderland met die van andere landen kan wed ijveren." „Toen de eerste nationale tentoonstellingen van industrie hier eu elders gehouden werden, zag men daarin niet veel anders dan pronk vertooningen. Ook de eerste algemeene tentoonstelling in. de britsche hoofdstad had in debogen van het groote publiek naauwelijks eenehoogere beteekenis. Maar voor de nijv°rheid zelve werden die instellingen, waarmede Engeland voorging, méér. Men zoinle ze internationale kon- gressen kunnen noemen, waar de gewrochten spreken. Van kongressen, op welke de hoofden der wetenschap of der prak tijk beraadslagen, keert men wel eens met zijne bijzondere stellingen, denkbeelden of vooroordeelen onveranderd naar huis; wisseling van reden en tegenredeu dient niet zeldzaam enkel om ieder in zijne opvatting te doen volharden. Doch het is onmogelijk, dat eene vergelijkende beschouwing van, voortbrengselen van alle oorden en werkplaatsen den blik niet ruimer make, en het oordeel niet verheffe boven den, maatstaf van hetgeen ieder bij zich ziet en waardeert. Men leert, wanneer men zich met alle meet, zich zeiven kennen; men toetst zijne gewoonten, inzigten, bekwaamheden en mid delen aan die van alle landen; men gevoelt waarin men ten achter is. maar ook zijne kracht, en wordt tot gestadig nieuwa inspanning gedreven. „Van waar, mijne heeren, dat in onzen tijd kennis, op de eischen van het maatschappelijke leven toegepast, en voort brengende arbeid zoo verwonderlijke vorderingen maken? Zonder twijfel moet men dat voor een groot deel dank weten aan de onderlinge aantrekking en gemeenschap, waarin, over alle politieke grenzen heen, ieder steeds met hetgeen door duizend anderen verrigt wordt zijn voordeel kan doen. „De wedstrijd, voorleden jaar te Londen op nieuw gevierd, mag wel een beeld heeten van het kosmopolitisch karakter, dat de nijverheid meer en meer aanneemt. „Waar de voortbrengselen aller landen zich aldus, nevens elkander geschaard, aan het openbaar oordeel der wereld on derwerpen, daar is het besef levendig, dat de oude slagboo- men zijn gevallen; daar beschouwt men de nijverheid eeuer natie niet meer als een afzonderlijk, gesloten huishouden, te gen aanraking met de ontwikkeling van vreemde volksvlijt te beveiligen daar is in de plaats van uitsluiting vrije cnede- dinging getreden. En geene aanmoediging, geene gunst, geene bescherming vermag het leven te schenken, dat uit vrije mededinging geboren wordt. „Ik behoef hiervan, in het gezigt der eereteekenen, door onze industriëlen behaald, niets meer te zeggen. „Onze kunst heeft de plaats, welke Nederland te Londen, bekleedde, in hooge mate opgeluisterd. Zij heeft geene per soonlijke prijzen weggedragen, omdat ze niet waren uitge loofd, maar de bijval, die aan hare verschijning in de britsche hoofdstad van alle zijden wedervoer, was vernieuwing vau een ouden roem. „Ik verzoek nu de blijken van onderscheiding, die ik met groote voldoening zal uitreiken, in ontvang te nemen. liet lid der kommissie nevens mij gezeten, gelieve de namen voor te lezeu." De minister van binnenlandsche zaken besloot de plegtig heid met deze woorden: „Het goevernement, mijne heeren, heeft zich nu nog van een aangenameu pligt te kwijten, het heeft dank te betuigen. „Vóór alles, een woord van erkentelijke hulde te wijen aan de regering, welke de gelegenheid tot tentoonstelling opende, de regering der magtige natie, die in nijverheid aan allen tot voorbeeld is. Engeland heeft de taak van een groot volk vervuld, en de nijvere wereld, waarvan het zelf midden punt is, aan zich verpligt. Ik acht mij gelukkig, de uitdruk king dezer gevoelens, namens het goevernement en namens het land, aan den vertegenwoordiger der koningin van Groot- Brittanje onmiddellijk te kunnen aanbieden. „Betuiging van erkentelijkheid aan de hoofdkoraraissie en aan den koninklijken kommissaris voor het beleid, voor de moeijelijke, uitnemende zorg, waarmede zij de belangen van onze nijverheid en van onze kunst hebben behartigd. „Eere en dankbetuiging aan allen, die door hunne bijdra gen, door de gewrochten hunner kunst of nijverheid tot glorie van het land hebben medegewerkt. Uit Stockholm wordt gemeld dat aan den graaf C. M. G. E. Bylandt, buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister van Nederland aldaar, een afscheidsbanket is aangeboden door eenige aanzienlijken en het corps diplomatique, daar zijn zevenjarig verblijf in die hoofdstad door de opheffing dier legatie weldra ten einde spoedt. Wij vernemen dat de heeren die onlangs te 's Hage de 200 treurig geëindigde soiree gaven een nieuw feest voorbereiden, dat op 28 dezer zal gegeven worden en waartoe de prins van Oranje zijn paleis heeft beschikbaar gesteld. Door sommige dagbladen is opgenomen een aan de Köln. Zeitung ontleend berigt, volgens hetwelk de nederlandsche regering een praktisch jurist naar Berlijn zou hebben gezon den, met den last om zich naauwkeurig bekend te maken met

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1