MIDDELRURGSCHE
COURANT.
N°' 40.
Donderdag
2 April.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel,
bevattende:
1. Verslagen van het verhandelde in de zittingen van de
tweede kamer der staten generaal van jl. vrijdag en zaturdag
2. Voorloop'ge verslagen en memoriën van beantwoording;
3. Verslag van het verhandelde in den gemeenteraad van
Goes, zitting van 26 maart en Zierikzee, zitting van 25 maart.
Editie van woensdag avond 8 ure.
Middelburg 1 april.
Het polderbestuur van Walcheren heeft dezer dagen eene
vergadering gehouden, om te beraadslagen over hetgeen zal
moeten worden verrigt naar aanleiding van de door gedepu
teerde staten dezer provincie ontworpen wijzigingen van het
reglement van administratie der polders in Zeeland.
Het ontwerp van gedeputeerde staten is het gevolg van
een besluit in de jongste najaars vergadering van de provin
ciale staten genomen, strekkende tot het houden, na verkre
gen raagtiging, van eene buitengewone vergadering op den
len dingsdag van april van dit jaar, tot het vaststellen van
een koncept-reglement op het beheerder polders.
Het bestuur van Walcheren heeft, naar wij vernemen, thans
besloten om, bij aanneming van genoemde wijzigingen door
de provinciale staten, overeenkomstig de overgangsbepalin
gen van het ontwerp, een nieuw reglement ter goedkeuring
aan gedeputeerde staten voor te dragen binnen een jaar n&
dat de wijzigingen van het reglement zullen in werking zijn
gekomen.
Zijn wij wel ingelicht dan hebben ook de besturen van de
verschillende polders van Nieuw-en Sc. Joosland benevens
die va.i de öastiaan de Lange en Calandspoldej-s eene ge
meenschappelijke vergadering gehouden, waarop het besluit
is genomen om als bezwaar tegen het meergenoemd ontwerp
aan gedeputeerde staten te kennen te geven, dat men het wen-
schelijk acht een afzonderlijk poldenlistrikt uit te maken en
zoo niet met Walcheren te worden vereenigd.
De rotterdarasche sub-kommissie tot oprigting van een
nationaal gedenkteeken voor november 1813, heeft zich gis
teren gekonstitueerd, onder het nadrukkelijk voorbehoud dat
de hoofd-kommissie een doeltreffende uitbreiding zal onder
gaan.
In de eerste bijeenkomst der groningsche kommissie Vrerd
de vraag, door den kommissaris des konings geste'.d HZaj raen
zich onvoorwaardelijk als kommissie kon°'tjtugren met al-
gemeene stemmen ontkennend be- ntwoord. Daarop werd op
zijn voorstel met IS tegen. 15 stemmen besloten zich te kon-
stitueren onder voorbehoud tot het nemen van zoodanige
besluiten en het stellen van voorwaarden als de kommissie
nader raadzaam zal achten.
Eene deputatie der hoofdkommissie te 's Hage tot oprigting
van een nationaal gedenkteeken voor november 1813, heeft
op 6 en 7 maart aan HH. KK. HH. den prins van Oranje en
prins Hendrik der Nederlanden het officieel berigt van de
vestiging dier hoofdkommissie overgebragt.
De toespraak van den heer J. J. van Coeverden, namens
de kommissie, tot den prins van Oranje luidde aldus:
„Koninklijke prins! Hoewel het doel onzer zending uwer
koninklijke hoogheid reeds in zekere mate bekend kan zijn,
rekenen wij het ons toch tot een bijzonder voorregt ook bij
uwe koninklijke hoogheid ons te mogen kwijten van den ons
opgedragen last.
„Wij doen zulks met te meer vrijmoedigheid, nadat wij
zoo mondeling als schriftelijk, van Z. M., uwer koninklijke
hoogheids geëerbiedigden vader, de verzekering mogten ont
vangen, dat het doel, hetwelk de hoofdkommissie, die wij de
eer hebben bij uwe hoogheid te vertegenwoordigen, zich vleit
te zullen mogen bereiken, door Z. M. met warme belangstel
ling is vernomen.
„Ter gelegenheid namelijk van het aanstaande halve eeuw
getijde van Nederlands herboren onafhankelijkheid, wenscht
de hoofdkommissie, waarvan Z. K. H. prins Frederik der
Nederlanden het voorzitterschap wel heeft gelieven te aan-
VaardeÜ, een nationaal gedenkteeken te stichten, en daaraan
lê verbinden eene zijner waardige vereering van de nagedach
tenis van uwer hoogheids zaligen overgrootvader, Neérlands
eersten koning, Willem I.
getuigenis te schenken v an de liefde en dankbaarheid van
het thans levend geslacht jegens het dierbaar stamhuis van
Oranje, is geen gelegenheid meer gepast, geen oogenblik ge
lukkiger gekozen dan dat van het vijftigjarig feest van Neder
lands herstelling in de rij der staten van Europa.
„Doorluchtige prins, die mede den eernaam voert van prins
van Oranje, en die eeqg||£fe zoo G-.ü uwe hoogheid het leven
spaart, geroepen zult worden, ook als koning over Nederland
te regeren, wij bedriegen ons niet, wanneer wij beweren, dat
de oprigting van dat nationaal gedenkteeken voor uwe hoog
heid eene driedubbele waarde zal bezitteneene waarde voor
het verledene, eene waarde voor het tegenwoordige, maar ook
eene waarde voor het toekomende.
„Het honderdjarig feest van Nederlands bevrijding te vie
ren kan uwe koninklijke hoogheid gegeven zijn.
„Moge ook dan Nederland en Oranje met welgevallen
kunnen terugzien op eene zegenrijke regering over een ge
lukkig en dankbaar volk, als waaraan het gedenkteeken voor
november 1313 enz. zijn aanzijn zal verschuldigd zijn, wan
neer, gelijk wij met uwer raajesteits koninklijken vader dur
ven vertrouwen,degansche natie onze pogingen zal schragen.
„Als eerste onderdaan des konings zal Nederlands geliefde
prins van Oranje, de hoop zijner toekomst, ook de eerste wil
len zijn om 's konings verwachtingen te helpen vervullen.
Wij stellen alzoo met vertrouwen de pogingen der hoofdkom
missie onder bescherming der vaderlandsliefde van uwe ko
ninklijke hoogheid."
De toespraak aan prins Hendrik gerigt, was van den
volgenden inhoud
„Koninklijke prins! Hadden wij reeds het voorregt tot
Z. M. onzen geëerbiedigden koning in persoon de mededee-
ling over te brengen van de vestiging onzer hoofdkommissie
te dezer stede, niet minder achten wij ons gelukkig, thans ook
bij uwe koninklijke hoogheid ons van dezen vereerenden
last te mogen kwijten, nu de Voorzienigheid, de bede der
natie verhoorende, uwe hoogheid met uwe koninklijke ge-
raalinne in welstand in ons midden heeft doen wederkeeren.
„Al wat getuigenis geeft van den eeuwenouden band tus-
schen Nederland en Oranje, en al wat strekken kan om dien
band voor het tegenwoordige en in de toekomst te bevestigen,
heeft steeds bij uwe koninklijke hoogheid den warmsten bij
val mogen ontmoeten,
„v,j mogen ons dus verzekerd houden, dat het ontwerp
van een nationaal gedenkteeken ter herinnering aan de on
vergetelijke dagen van november 1813, en dat gepaard met
eene waardige vereering der nagedachtenis van Neérlands
eersten koning, Willem I, ook door uwe koninklijke hoogheid
zal zijn aangemerkt als een nieuw en sprekend getuigenis van
den heerschenden volksgeest.
„De hoofdkommissie, die zich onder goedkeuring van Z.M.
den 3en februarij 11. tot dat doel heeft gekonstitueerd, mag
zich zoo gelukkig heeten, van in uwer koninklijke hoogheids
hooggeëerden oom, zijne koninklijke hoogheid prins Frede
rik der Nederlanden, haren president te bezitten, en heeft
ons opgedragen haar bestaan en bedoeling, op officiële wijze,
aan uwe koninklijke hoogheid kenbaar te maken.
„Terwijl wij uwe koninklijke hoogheid onzen dank betui
gen voor de gelegenheid ons daartoe verschaft, zij het ons
tevens vergund, de zuiver nationale taak der hoofdkommissie
aan te bevelen in de bijzondere bescherming van uwekonink-
lijke hoogheid, zoowel wat aangaat uwer ho ogheids aanzien
lijke betrekking tot zijner majesteits zeemagt, als in opzigt
tot uwer hoogheids stedehouderschap in 'net Groothertogdom
Luxemburg, waar er voorzeker veler^ n0o-zullen gevo°nden
worden die, niet minder dan wij, de gr0otet'diensten en opof
feringen zich dankbaar herinnere n jie Nederland, maar die
ook wel inzonderheid het gro' jtherto»dom Luxemburg van
koning Willem I genoten heef
„Het is een eigenaardige t*rek doorluchtige prins, van de
schuld der dankhaarhe. |la[ - nimmer „is volkomen ge-
kweten kan worden r ^gemerkt: maar hiervan durven wij
ons verzekerd houd'" natje eene gelegenheid als deze
met de meeste geF„-sti\rift zal aangrijpen, om te doen blijken
van hare er'<ep.\eIij»Kheid aan de groote mannen, die, Neder-
.and als uit zijn^ assche hebben doen herboren worden, en
aan den pVjns r aQ Oranje inzonderheid, die eerst als soeve-
rein vorst, F.iter als koning der Nederlanden, het dierbare
v'aderland tot zoo grooten zegen is geweest.
t „Var, a\]e takken van volksbestaan hebben voorzeker nij
verheid koophandel en scheepvaart den meest weldadigen
..I i, l ^,-,1,,1,1-i^on hooi) oall gflifPll 111 ÏIOVG111-
Frederik der Nederlanden met het voorzitterschap der hoofd
kommissie was bekleed, dewijl hij van de mannelijke telgen
van het huis van Oranje de eenig overgeblevene was die de
onvergetelijke dagen van november 1813 persoonlijk had
bijgewoond, en naar eigen indrukken en ervaringen de waarde
der gebeurtenissen kan beoordeelen, waaraan bij hare 50ste
verjaring een nationaal gedenkteeken zal gewjjd worden.
„Was in die dagen" zoo ongeveer sprak 2. K. H.. „Eendragt
maakt magt" tie leus, zij is onder alle omstandigheden de
kernachtige zinspreuk der nederlandsche natie geweest, en
ook in deze nationale daad zal zij toonen daaraan steeds ge
trouw te zijn." Z. H. gaf nog te kennen dat de zanienstelling
der hoofdkommissie en de wijze waaropzij baar ontwerp bij
het koninklijk huis bekend gemaakt en zich tot een zijner
oudste leden in betrekking had gesteld, hem bijzonder ver
heugde. Z. H. koesterde de beste wenschen voor het welsla
gen barer pogingen en zou geene gelegenheid verzuimen om
daartoe het zijne oij te dragen.
Gisteren heeft te 's Gravenhage in het lokaal voor de zit
tingen van de eerste kamer der staten generaal de uitreiking
der onderscheidingen plaats gehad aan de bekroonden uit
Nederland op de tentoonstelling te Londen. De minister van
binnenlandsche zaken heeft de plegtigheid met eene redevoe-
ring geopend.
Zoo even ontvangen we het voorloopig verslag der tweede
kamer over het wetsontwerp nopens de exploitatie der staats
spoorwegen. Wij kunnen er thans alleen uit mededeelen dat
van de 50 leden die aan het onderzoek in de afdeelingen heb
ben deel genomen 25 zich bepaald ten gunste van het
ontwerp hebben verklaard terwijl 21 leden uitdrukkelijk
exploitatie door den staat verlangden.
„Heeft uwer hoogheids oiKolprezen voorzaat, prins^/illem in?)oetl'gevoeld van den gelukkigen keer van zaken in novem
van Oranje, den grond gelegd voor de vrijheid van. den dier- be r iglif.
baren vaderlandschen grond bij de afschudding van het spaan- Geen wonder derhalve dat uit hun midden eene eerste
sch'e juk, hij was de prins van Oranje, wiens krachtig stem is opgegaan, om, ter gelegenheid van het aanstaand feest
optreden als soeverein vorst, bij de afschudding der fransclv j zjjnei. vijftigjarige herdenking, dat merkwaardig tijdstip te
overheersching en sedert als koning der Nederlanden, ond er
de leiding der Voorzienigheid, volk en vaderland die he w on_
nen vrijheid ten zege heeft doen strekken
„Tot in het verste verleden waren de belangen van Va
en Oraujeéén. Die band, waarvan de geschiedenis gee atvJee(ie
voorbeeld kan aanwijzeu, zal zich tot in de verste foekomSt
uitstrekken. En otn ook aan den laten naneef r
„m blijvend
zijner vijftigji--.D- -
huldigen door een nationaal gedenkteeken.
Maar geen wonder ook. dat wij daarbij durven rekenen
op'de sympathie der gelieele natie, want tot geen schooner
doel kunnen aller krachten samenwerken.
Z K II <r»f hierop in de warmste bewoordingen te ken-
nen,' dat hij deee meciedeeling met groot genoegen had aan
gehoord dat het hein vooral verheugde dat Z. K. H. prins
Men verwacht dat het reces van de tweede kamer der sta
ten generaal, met het oog op de ontwerpen van kolonialen
aard die behandeld moeten worden, niet lang zal duren.
Gedurende haar laatst bijeenzijn heeft de tweede kamer
aangenomen en naar de eerste kamer verzonden, de volgende
wetsontwerpen: 1. regeling van het middelbaar onderwijs
2, afkoopbaarstelling der tienden3. houdende voorzieningen
omtrent het novaal tiendregt van het kroondomein4. op het
beheer der kroondomeinen 5. onteigening van perceelen,
ten behoeve van het station van den staatsspoorweg te Zwolle;
6. naturalisatie van C.T. de la Chaux en acht anderen; 7. aan
vulling der wet van 20 augustus 1859 (Staatsblad no. 91), be
treffende het verleenen vun pensioen en onderstand aan
schippers enz.; 8. uitbreiding van art. 17 der wet van 19
augustus 1S61 (Staatsblad no. 72), betreffende de nationale
railieie 9. onteigening van perceelen ten behoeve van. den
spoorweg van Zutphen naar Deventer10. onteigening van
perceelen ten behoeve van den spoorweg van Leeuwarden
naar Groningen; 11. bekrachtiging eener overeenkomst van
den goeverneur-generaal van Nederlandsch-Indie, betreffende
den vrijen invoer van padie en rijst op Java en Madura;
12. verkoop van 's rijks grond aan de maatschappij vanspoor-
wegmateriëel13. onteigening van perceelen ten behoeve van
den spoorweg van Goor naar de duitsche grenzen 14. bepa
lingen omtrent den akcijns Op het buitenlandschgedistilleerd;
15. verhooging van hoofdstuk VIII der staatsbegrooting voor
1S62 (loodsgelden enz.); 16. goedkeuring van eene schikking
tot wijziging van het verdrag van handel en scheepvaart met
Frankrijk; 17. voorziening in de verevening van door de
algemeène rekenkamer afgewezen vorderingen en 18. wijzi
ging van hoofdstuk VII der staatsbegrooting voor 1862.
Door haar is verworpen het wetsontwerp tot toekenning
van een subsidie nan de Hollandsche ijzeren spoorweg-maat
schappij.
Terwijl aanhangig gebleven zijn de volgende wetsontwerpen:
1. vier ontwerpen tot regeling van het geneeskundig staatstoe
zicht, enz.2. regeling van het regtsgebied der regterlijke kol-
leeiën, enz.; 3. vereeniging der gemeenten Haarlemmerliede
en Spaamwoude, Houtrijken Polanen en Zuid-Schalkwijk;
4. heffing der grondbelasting in de provincie het hertogdom
Limburg 5. nadere regeling van het gebruik van het koloni
aal bal tg slot van 1S60 6. regeling van de exploitatie der
staatsspoorwegen; 7- bekrachtiging van sommige artikelen
eener koncessie van exploitatie der staatsspoorwegenS. ver-
hoocinn- van hoofdstuk VI der staatsbegrooting voor 1863
voor de pantsering van schepen9. goedkeuring van eentge
bepalingen van het verdrag van vriendschap, handel
scheepvaart tusschen Nederland en de Hawai-eilanden;
10. goedkeuring van eenige bepalingen van het handelsver
drag tusschen Nederland en Zwitserland gesloten 11. nadere
reeling van het tijdstip, waarop de wet, houdende eene
nieuwe°regterlijke inrigting, zal in werking treden 12, kon
cessie tot het aanleggen en exploiteren van eenen spoorweg
van Samarang over Soerakarta naar Djokjokarta 13. defini
tieve vaststelling van het lXde hoofdstuk (koloniën) der
staatsbegrooting voor het dienstjaar 1S63; 14. vrije invoer I
in Nederlandsch-Indie van grondstoffen voor de n.j verheid
15 onteigening van perceelen voor de verbetering van den