De heer van Loghem betoogde dat veel ten gunste van dit ontwerp pleitte, want dat de staat, «1 ie het land met een spoorwegnet overdekte, wel eeoige opofferingen mogt doen om den hollandsehen ijzeren weg aan het europeesch spoor wegnet te verbinden en aansluiting aan den Rijnspoorweg te bevorderen. Ook zou de spoorversmalling aan de holland- sche maatschappij nog veel geld kosten. Maar spreker had een zeer groot bezwaar tegen art. 8 van de koncessie, omdat het onzeker was of daardoor geen monopolie ontstond en de onduidelijkheid dier bepaling tot groote moeijelijkheden zou kunnen leiden. De heeren Gevers DeynootenWintgens bestreden het wets ontwerp in het publiek belang en op juridieke gronden. Het algemeen belang vorderde dat men konkurrentie en niet eene koalitie aanmoedigde. Eene kortere verbindingslijn naar het zuiden en naar Duitschland was noodig en het doel van de overeenkomst was, dat de maatschappijen elkander tegen onderlinge konkurrentie en het aanleggen eener kortere lijn waarborgden, want nu zou noch de lijn Leiden-Woerden, noch 's Gravenhage-Gouda, tot stand komen. De verbin ding te Rotterdam was niet in het belang van den minderen man, want de wagens van de 8e klasse zouden niet doorloo- pen. Het subsidie was veel te hoog voor hetgeen men ver kreeg. De heer van Bosse bestreed hetontwerp op financiële gron den. Hij wilde wel subsidie verleenen, maar niet een zoo aanzienlijk, als thans werd voorgesteld. Hij vergeleek het voorstel van 1859 met het tegenwoordige en ontwikkelde de meening dat de Hollandsche ijzeren spoorweg-maatschappij^ gunstiger voorwaarden in haar eigen belang had weten te bedingen en minder kosten voor de spoovwegsmalling te maken had dan vroeger, toen de kamer een even hoog subsi die weigerde. De beraadslaging is daarna verdaagd tot den volgenden dag. De voorzitter stelde daarna voor, na afloop der diskussie over het in behandeling zijnde onderwerp, te beraadslagen over de wetsontwerpen betrekkelijk het buiteulandsch gedis tilleerd en de wijziging van het traktaat met Frankrijk daar toe betrekkelijk; tol wijziging van hoofdstuk VII der begroo ting voor 18(33, en tot verevening der door de rekenkamer afgewezen betalingen. Daartoe werd besloten. Maar toen de voorzitter voorstelde ook in behandelang te nemen 't ontwerp van wet betrekkelijk de pantsering van schepen, stelde de heer Dullert voor, wegens het gewigt der zaak, de diskussie daarover uit te stellen tot na het reces. De minister van ma rine verklaarde zich daartegen en de heer Storm daarvoor. Ten slotte werd het voorstel van den lieer Dullert aangeno men met 37 tegen 10 stemmen. Voorloopt ge verslagen. Bepalingen omtrent den akcijns op het buitenlandsch gedistilleerd. Algemeen wees men op de omstandigheid dat de wet op het binnenlandsch gedistilleerd nog niet is afgekondigd en no. 62 van het Staatsblad van verleden jaar. waarin zij moest opgenomen zijn, nog niet is uitgegeven, ofschoon dat nominer in het register op het Staatsblad werkelijk vermeld is. Men wist wel dat er redenen voor deze zonderlinge toedragt van zaken bestaan [omdat de vochtwegers nog niet gereed kun nen zijn], maarmen vond het toch een bedenkelijk antecedent. En in verband biermede keurde men het nogmaals sterk af, dat de afkondiging der wetten, of met andere woorden de bepaling der dagteekening waarop zij in het Staatsblad zullen worden opgenomen, wordt overgelaten aan een onverant woordelijk ambtenaar, den direkteur van het kabinet des ko- nings. Waarom, vroeg men, dient de regering daaromtrent geene wet in, daar er toch reeds onder het vorige kabinet eene wet op dat stuk in gereedheid wasgebragt. Sommigen meenden dat de tussclienkomst der wetgevende magt noodig was om in het tegenwoordig geval te voorzieu. Vrij algemeen keurde men af, dat dit wetsontwerp omtrent het buitenlandsch gedistilleerd meer bevat dan waartoe zijn titel betrekkelijk is. Het bevat toch bovendien in art. 7 eene wijziging van de nog niet afgekondigde wet opliet binnen landsch gedistilleerd, in art. 8 eene bepaling betreffende de gemeente-akcijnsen en in art. 9 eene wijziging van het tarief van invoerregien. Men wenschte dat die afzonderlijke onder werpen bij afzonderlijke wetten zouden geregeld worden. De gelijkstelling van den akcijns,op buitenlandsch gedis tilleerd met dien op binnenlandsch, vond bij de groote meer derheid geen bezwaar, ofschoon sr- nrnigen de bedenking maakten dat nu een vrij belangrijk offer van de schatkist wordt gevraagd, juist op een tijdstip dat de verhooging van den akcijns op sterken drank door de regering als eene zeer nuttige en wenschelijke zaak wordt voorgesteld. Men meende ook dat, alles wel bezien, het voordeel voor onze branderijen, in wier belang de schatkist nu benadeeld wordt, niet groot zou zijn. Een lid oordeelde bovendien, dat er uit het wetsontwerp bezwaar zou voortvloeijen voor den invoer van rum uit Su riname. M1TMLAKO. Algemeen overzfgt. Onder „Frankrijk" zal men een artikel aantreffen van Le constitutionnel, waaruit blijken kan hoe de officieuse dagblad pers nog wankelende is omtrent de interventie van de euro- pesche mogendheden bij het russische hof in de poolsche aan gelegenheden. Wij wezen er eenigen tijd geleden op hoe zij telkens hare uitspraken verandert en wijzigt; wordt zij daarbij van hooger hand geinspireerd dan blijkt het dat deze insge lijks alle vastheid mist. In bedoeld artikel is thans de tendenz tot een kongres op te merken. Ook La France bevat een arti kel, waarin van een europeesch kongres wordt gesproken en bevyeert wordt dat de oostenrijksche regering daartoe niet on gezind zou wezen. Of de geduchte nederlaag van den poolschen diktator het einde zal wezen van den opstand in Polen en de russische troepen de verspreide afdeelingen thans spoedig na eene wanhopige verdediging zullen hebben vernietigd, blijft nog het vraagstuk waaromtrent verschillende dagbladen verschil lende betoogen leveren. Wij hebben hieromtrent in het vorig nommer ons gevoelen uiteen gezet, maar willen hier nog kor- telijk een oordeel bespreken van de Wiener Presse, hetwelk aldus luidt„Ziet men in de poolsche beweging eene georga niseerde raagt welke met goed geluk de russen kan weerstand bieden, dan moet men thans gelooven dat uit de nederlaag van Langiewicz de vernietiging van den opstand moet voortvloei jen. Merkt men echter het wezenlijk karakter op van deze beweging, de vreesselijke hartstogten, waardoor in alle deelen van Polen lieden zonder wapenen 'of van zeer slechte voor zien, zich vereenigen in eene wanhopige worsteling, dan ziet men in dat zelfs de geheele vernietiging van de benden onder bevel van Langiewicz niet als heteinde van dit sombere drama kan beschouwd worden." Men haalt dit oordeel van een dagblad „hetwelk zekerlijk wel in staat is om een juisten blik te werpen in den toestand, welke zoo nabij is" met zelfvertrouwen aan, otn te betoogen dat de opstand volstrekt niet als geëindigd moet beschouwd worden. Wij putten uit dit oordeel van de Wiener Presse juist eene tegenovergestelde opinie omtrent de polen en vinden daarin geheel ons eigen gevoelen terug. De poolsche opstand toch had in den laatsten tijd als eene vrij goed georgani seerde magt in vele ontmoetingen met de russen „met goed geluk weerstand geboden" en hen overwonnen. Door de Bederlaag van den diktator echter is deze georganiseerde magt totaal vernietigd zoo dat de opstand „als-georganiseerde magt" thans verdwenen is en nu slechts eenige toongelen van moord en verdelging in het verschiet zijn, maar de eigenlijke krachtige opstand gebroken en vernietigd is. Overigens ligt hierin een vrij nutteloos woordenspel. Volgens londensche korrespondentiën hebben er in de en- gelsche katoendistrikten ongeregeldheden plaatsgehad onder de fabriekarbeiders. Te Asthon heeft een detachement husa- ren de menigte uiteen gedreveD. De vernieling van een bak kerswinkel en het plunderen van eenige graanzolders leveren het bewijs dat gebrek de drijfveer is geweest van deze slagt- offers van den amerikaanschen burgeroorlog. Men vertrouwt door goede maatregelen de herhaling van dergelijke onlusten te voorkomen. De ziekte van prins Alfred, wat daarvan dan ook de oor zaak moge geweest zijn uien heeft zijne ongesteldheid wel eens de grieksche koorts genoemdis thans geheel geweken. Hij heeft Malta verlaten en wordt morgen te Marseille ver wacht. De griekeu schijnen geene pogingen meer aan te wen den om de engelsche regering van besluit te doen veranderen ten opzigte van de aanneming der kroon door prins Alfred volgens uiededeelingen uit Athene wordt thans als kandidaat voor den griekschen troon genoemd prins Wilhelm, tweede zoon van prins Christiaan van Denemarken, en broeder van de tegenwoordige prinses van Wallis. De gezondheidstoestand van den paus schijnt volgens La presse dagelijks ongunstiger te worden, zoo dat hij zich zelfs in een fauteuil naar de zaal, waarin het laatste konsistorie is gehouden, heeft doen brengen. I'olen. Men schrijft uit Miloslaw (een pruissische stad in Posen), 21 maart, aan de Posener Zeitung het volgende „Eergisteren werden wij door het geroep„Daar komen de kozakken!" in opschuddinggebragt. Er kwam dan ook werkelijk uit het koningrijk Polen een door de kozakken ge- ëskorteerde koerier door deze stad welke kort daarop alleen weder verder ging. Het gerucht liep dat deze eene russische krijgskas in veiligheid bragt, ofschoon de russische grenswacht voor geen overrompeling der polen behoeft te vreezen en in den laatsen tijd zeer versterkt is. Ouder de grenswacht te Peisern (poolsche stad) behoort ook het zoogenaamde schira- melregementeen regement husaren die allen schimmels berijden." Men schrijft uit Krakau aan de Ost-deutsche post: „Het berigt der overwinning door de opstandelingen be haald op den linkeroever der Nida bij Chroberz bevestigt zich. De volgende gevechten liepen echter in het voordeel der russen af. Na het gevecht bij Chroberz, hetwelk op 17 maart voorviel, vereenigde Langiewicz zijne strijdkrachten op het boschachtig terrein ten zuiden van Poguzetze en kampeerde gedurende den nacht niet ver van Grochowiska. Reeds zeer vroeg in den morgen van 18 maai t berigtten de uiterste voor posten der polen dat de russische posten te Wlocliy stonden. „De russische leger-afdeelingen waren te Pinczow gekon- centreerd, maar hunue sterkte was onbekend. Weldra ver nam men ook dat de russische troepen van de zijde van Galow in aantogt waren. Ten twee ure begon van beide kanten het gevecht. De opstandelingen hadden hunne positie bij Gro chowiska behouden, terwijl de russen langs Pinczow en Chor- celnik lot den aanval aanrukten. Eene kleine wanorde onder de zouaven van Rochebrune werd spoedig door den bevel hebber hersteld, die hen tnet de tiraljeurs in het vuur bragt. „Twee charges,door Langiewicz bevolen, deden de aanruk kende russen stand houden. Daarop marcheerde de infan terie met zeissen gewapend op den vijand aan en klonk het aanvalskommando op de geheele linie der poleu. De russen moesten met achterlating van dooden en gek wetsten terug trekken, waarvan het aantal, volgens een ooggetuige, aide de camp van Rochebrune, ongeveer 400 bedroeg. Weldra keerde zich echter de krijgskans ten voordeele der russen. Langiewicz had namelijk aan de kavallerie bevel gegeven om de nederlaag der russen te voltooijen deze echte/ moest vol-- gens sommigen in wanorde terugtrekken, volgens anderen was zij reeds bij den aanvang des gevechts aan het wijkenl^: bragtin allen gevalle konden de russen zich weder vereémi- gen en ontvingen ten vier uur het garnizoen van Stubnica ipt versterking. „Zij vielen de opstandelingen aan van de zijde van Busko en drongen hen tot den aftogt met een verlies van 120 of 150 man. De polen sloegen hun bivak op te Welce in den nacht van 18 op 19 maart. Omtrent de gebeurtenissen, welke op den 19en zijn voorgevallen, zijn nog geene bijzonderheden bekend." Uit Weenen wordt aan het agentschap Havas het vol gende geschreven „Volgens de laatste rapporten, door de militaire autoritei ten van Lemberg en Krakau aan de oostenrijksche regering gezonden, bedraagt het aantal van vermoeijenis en ontbering uitgeputte polen, die in Oostenrijk een toevlugtsoord hebben gezocht, reeds meer dan drie duizend. Men kan zich verze kerd houden dat dit cijfer binnen weinige dagen nog zal toe nemen, waarom ook de burgerlijke en militaire autoriteiten in alle aan de grenzen gelegene steden en dorpen van Gallicië talrijke maatregelen van voorzorg en veiligheid nemen. Na tuurlijk worden de opstandelingen bij hunne betreding van oostenrijksch grondgebied onmiddellijk ontwapend. Zelfs de generaal Langiewicz heeft zijn degen moeten overgeven aan den oostenrijkschen kominandant van het distrikt, waarin deze heldhaftige krijgsman genoodzaakt werd de wijk te ne men. De steden Krakau en Lemberg zijn zoo opgehoopt met poolsche vlugtelingen dat het somtijds onmogelijk is om hen een geschikt verblijf aan te wijzen en de levensbehoefte en zorgen te verschaffen, welke hun ellendige toestand vordert. Men kan overigens in dit opzigt niet genoeg lof toezwaaijen aan de gevoelens van tnenschlievendheid en edelmoedigheid, waarmede de bewoners van beide steden zonder onderscheid van stand of godsdienst jegens de vlugtelingen vervuld zijn." De laatste telegrafische berigten melden dat de polen te Ziosmensk onder Czochowski, te Krosnobrod bij Zauios'c ondev Lelewel en nog in eenige andere steden geheel zijn verslagen en uiteen gedreven, terwijl beide genoemde bevel hebbers sneuvelden. Volgens de Breslauer Zeitung zouden de polen bij Konin eene overwinning op den prins Wittgen stein hebbeu behaald, waarbij deze zelf gekwetst in hunne handen viel. Langiewicz is thans naar Gratz gebragt. Fra::!irijk. Het officieus dagblad Le constitutionnel bevat het volgende artikel „In Engeland, Italië en Zwitserland hebben manifestatiën plaats gehad ten gunste van Polen. Tot nog toe zijn deze merkwaardig geweest wegens den geest van orde, welke daarbij geheerscht heeft. Niet alleen waren deze volksvergade ringen zeer talrijk, maar in ieder land werden zij bijgewoond door uitstekende mannen wier beginselen niets gemeen had den met die van revolutie en anarchie. „Men kan zonder twijfel een der oorzaken van deze demonstratiën, welke ter zelfder tijd in verschillende streken van Europa voorvallen, zoeken in de herinneringen welke de poolsche ballingen, overal waar zij ontvangen werden, sedert dertig jaren hebben achtergelaten. Deze, welke men de fran- schen van het noorden heeft genoemd, hebben eene gezellig heid van karakter, eene innemendheid van geest, en eene edelaardigheid van gemoed, waardoor inen moet erkennen dat zij zich in hunne ballingschap populair hebben weten te maken. „Langdurige rampen hebben de fouten des verledens uit- gewischt, en het Polen van vroeger voor geen geregeld bestuur vatbaar, aan hofintriges en eerzuchtige plannen van staatslie den en aan de wufte ligtzinnigheid der volksmenigte prijs gegeven, is thans gelouterd door proskriptie en ongeluk en in onze dagen eene natie, welke het regt bezit om te bestaan, daar zij de kracht heeft betoond om niet te gronde te gaan. „Men zou zich echter bedriegen als men meende dat dit de eenige oorzaak was der verschillende manifestatiën, waarvan de telegraaf ons telken dage berigten aanbrengt. Er is iets meer dan levendige sympathie voor ongelukkigen, dan krach tige protestatiën voor eene edele zaak in het spel, namelijk een belangrijk europeesch belang. „Gedurende vijftig jaren zijn de volken bij elke beweging van Polen in onrust en in hunne vreesbij eiken opstand aan de boorden van den Weichsel, dat de wereld in vuur en vlam zal gezet worden, verlaugen zij eene oplossing der kwestie. Zij vragen aan hunue regeringen om een middel te zoeken tegen deze periodieke ernstige ziekte. Zou men thans misschien redenen hebben om te hopen dat aan deze verlangens einde lijk zal voldaan worden. „Zoo is het bij voorbeeld niet te ontkennen dat Oostenrijk ondanks de bijzondere moeijelijkheden, waarmede het daarbij te worstelen heeft, in de tegenwoordige omstandigheden blijk geeft van een geest van kalmte en regtvaardigheid, welke aan eene staatkunde tot eer strekken. „In Rusland zeiven dragen zeer kenmerkende verschijnse len het blijk dat men zich geene illusiën maakt omtrent de telkens terugkeerende gevaren van den gevvelddadigen anor- malen toestand in Polen sedert 1815 gevestigd ook daar doet zich het wenschelijke eener oplossing dringend gevoelen. „Uit de manifestatiën, welke te Londen, in Ierland, in Zwe den, te Bern, te Genua, te Turijn, te Milaan hebben plaats ge had, uit die eenheid der verlangens en begeerten van de na tiën, kau men besluiten dat uien niet moet wanhopen om ook de regeringen zich te zien vereenigen in eene gezamenlijke poging, waaruit het middel tegen de rampen van Polen en de onrustige spanning van Europa zou voortvloeijen. Wij be hoeven niet te zeggen dat om dit doel te bereiken en in het belang van eene zaak, \velke den keizer ter harte gaat, gelijk hij in zijn brief aan den heer Billault verklaart, Frankrijk alles zal doen waartoe het verpligt is." „T3- L'opinion nationale en Le siècle hebben het volgend „communiqué" ontvangen: „Sommige dagbladen volharden bij hunne bewering dat, in ^srtrtjd met de verklaringen geuit door zijne excellentie den -•^er Billault jn de seuaatszitting van 19 maart, het pruis- sisch goeveTHément ter uitvoering van tie 'konventie op 8 februarij gesloten, aan de russische troepen de bevoegdheid Jieéft verleend om het pruissisch grondgebied binnen een om trek van 12 tot 15 mijlen te overschrijden. Dit berigt, reeds gelogenstraft, is ten eenenraale onjuist."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3