inoedwilligen manslag 30, kindermoord 45, vergiftiging 24, vadermoord 7, moedermoord 1, brandstichting 89, diefstal tnet verzwarende omstandigheden 89, valsche munt enz. 24 en 5 wegens slaan en verwondingen van ambtenaren ofgewa- penden aanslag. Van het gezamenlijk getal doodvonnissen (423) zijn ten uitvoer gelegd 101, zoo nat gratie van de dood strafhebben erlangd 322. Talrijke scharen werklieden uit Friesland zijn in de meer zuidelijke provinciën werk gaan zoeken, ten gevolge van het berigt dat aan de spoorwegwerken aldaar meer loon gegeven wordt. Men vermoedt dat hierdoor in Friesland zelf gebrek aan werklieden zal ontstaan. Wij vinden in een engelsch dagblad eene korrespon- dentie, waarbij de oorzaak van het duel. waarin de sekretaris der nederlandsche legatie te Weenen gevallen is. aldus wordt verhaald „Weenen is bekend als een der steden van Europa, waarin men het meest verzot is op feestelijkheden, en vooral is dit waar te nemen geweest bij het laatst verloopen karnaval. Gedurende een maand lang was men daar slechts vervuld met bals, koncerten en feestelijkheden en de geheele bevolking was met de eenige gedachte vervuld ora zich te vermaken. „Onder de adellijke en rijke inwoners, die aldaar met de meeste pracht hunne gasten ontvangen, onderscheidt zich de baron F., bezitter van een vorstelijk fortuin en aide de camp des keizers. Zijn hotel is als het ware het centrum van een luiterrijken kring van boheemsche en hongaarsche edellieden en van talrijke vreemdelingen, die tot het corps diplomatique behooren. Van deze laatste waren vooral twee gezantschaps- sekretarissen, don E. de M. V. van de spaansche legatie en de graaf van R. v. R. van de nederlandsche op elke soiree bij den baron te vinden; men onderstelde dat beide bekoord waren door de baronnes F., eene jeugdige hongaarsche dame sedert een jaar met den voor haar veel te bejaarden echtge noot gehuwd. Met eene soort van nieuwsgierigheid, door het konventioneel waas der etikette bedekt, sloeg men dan ook de beide vreemdelingen gade. Het verschil tusschen beide was zeer gn-ot. Opmerkelijk door zijne rijzige gestalte, blaauwe oogen en blonde haren fladderde de naauwelijlcs zes en twin- tigjarige graaf v. R. voortdurend om de baronnes heen zonder dat echter zijne bewondering voor haar hem immer de gren zen der strengste welvoegelijkheid deed overschrijden. Min der beschroomd dan zijn vriend en medeminnaar verzuimde don E. rle M. V., een schoon man met olijfkleurig gelaat en ongeveer vijf en dertig jaren oud, niets om zich uitsluitend van het gesprek met de baronnes te verzekeren en haar allerlei oplettendheden tebewijzen. „De gebruiken en gewoonten der weener zamenleving ge doogden dergelijke in het oog springende oplettendheden, ter wijl overigens de jonge baronnes deze nimmer aanmoedigde en de meest strenge kritiek in haar niets te berispen vond; eenige oude dames beweerden echter dat zoo zij eenig verschil maakte dit ten voordecle was van den bleeken beschroomden hollander. „Te Weenen, even als overal is de grootste feestdag van het karnaval de mardi gras. waarop ook de baron F. een prachtig bal masquégaf. Eene menigte gasten bevond zich in de salons, terwijl het aantrekkelijke van dit soort van fees telijkheden bestaat in het geheim waarin zich de verschillende gasten hullen. Het geheim van de maskers was dan ook streng geëerbiedigd en geen uiterlijk teeken verraadde de tegen woordigheid der baronnes en der beide gezantscliapssekreta- rissen. De gasten die op dezen avond alleen met de gedachte vervuld waren om zich te vermaken zouden volstrekt niet aan hen gedacht hebben,zoo niet omstreeks middernacht eene zon derlinge gebeurtenis de aandacht had getrokken. Men zag namelijk een zwarte domino eene herderin achtervolgen en lastig vallen met een aandrang, welke de grenzen der ge woonte geheel te buiten ging. Waarschijnlijk waren haar deze lastige oplettendheden onaangenaam daar zij deze zoo veel mogelijk trachtte te ontgaan en van tijd tot tijd dan ook aan den zwarten domino ontsnapte. Deze scène duurde vrij lang en trok ieders aandacht. Door eene plot selinge beweging van de menigte geraakte de vlugtelinge echter eensklaps in een van de hoeken der salon en vatte de domino hare hand. Eene zwakke kreet werd gehoord en een geweldige opschudding volgde. Een persoon in liet kostuum eens kruisridders uit de elfde eeuw, had namelijk den zwarten domino een krachtigen slag gegeven en een kort maar aller hevigst gevecht volgde nu vóór dat de toeschouwers er aan dachten om tusschenbeide te komen. De policie snelde toe en het verschrikte gezelschap had den tijd in de 'arte domino en den kruisridder don E. de M. V. en graaf v. R. te herken nen. De herderin was intusschen verdwenen. „Aan de oevers van den Donau, een weinig verder dan de zuidelijke voorstad van Weenen, Leopoldstadt, ligt Brigitte- nau, eene aller liefelijkste plaats en in meer dan een opzigt bekend. Van daar slaat men de blikken op de boschrijke vlakten en de golven van den stroom. Brigittenau is eene plaats voor verliefdenen zal overigens steeds bekend blijven door de exekutie of liever het vermoorden van Robert Blum, den dapperen krijgsman, die op 9 november 1848 op bevel van den generaal Windischgraetz werd gefusilleerd. Te Bri gittenau is ook de plaats der tweegevechten. „Op 22 februarij, bij het aanbreken des flags, viel aldaar eene dier sombere treurspelen voor, welke in Weenen zoo wel als elders alle harten van edeldenkenden treffen. De zon was nog half verborgen achter de heuvelen der Donau- boorden, toen men verschillende rijtuigen zag aankomen. Eenige in het zwart gekleede personen verlieten deze, zonden hen terug en namen het terrein op. Zij kozen een gedeelte van het in de laagte gelegen weiland en plaatsten twee perso nen tegenover elkander, na hunne pistolen tc hebben onder zocht. De zou was inmiddels opgegaan en verlichtte dit sombere tooneel met hare schitterende stralen. „Aan de eene zijde stond de jeugdige hollander en op vijf tig pas tegenover hem de Spanjaard. Een weinig naar achter bevonden zich desekondanten. Eene doodschestilte heersehte er, alleen floor het gezang der vogelen in het woud verbroken. Een der sekondanten riep daarop in het fransch „Tout est prêtde graaf v. R. rigtte het pistool met bevende hand als had bij er nimmer een in handen gehadeen sekonde later viel het schot en vloog de kogel over het hoofd van zijn tegen stander. Op zijne beurt nu het wapen opheffende schoot deze, waarop de graaf zonder een enkel woord te uiten voorover viel. Allen snelden naar hem toe, waarop de aanwezige chi rurgijn de hand op het hart legde en verklaarde dat hij dood was. Dit was het teeken tot vertrek en men verspreidde zich naar alle zijden met achterlating van het lijk. De chirurgijn aarzelde nog eenige oogenblikken om dit voorbeeld te volgen maar eene nevelachtige vrees voor policie, gevangenis en scha vot deed hem insgelijks de vlugt nemen. „Twee uren later deed een opzigter van het park zijne ge wone ronde en vond het lijk. In den zak van den overledene bevond zich een brief aan den baron van Heeckeren, neder- landsch ambassadeur aan het oostenvijksche hof, en weldra sloeg een kar, waarop men eenig stroo had gelegd, met het lijk den weg in naar de stad, en vervolgens naar bet hotel van den ambassadeur." Verkoopisigen en aanbestedingen. Jl. woensdag en donderdag zijn alhier de volgende percee- len ten verkoop aangeboden 1. Een kapitaal woonhuis met tuin, genaamd de Gouden poort, staande in de Wagenaar- straat, wijk D no. 84. Opgehouden. IL. 3. bund. 36 roed. 10 ellen bouw-, weiland en sprink, gelegen in de gemeente Oost- kapelle. Verkocht voor f 2879. III. I bund. 37 roed. weiland, gelegen in de gemeente St. Laurens. Verkocht voor f1062. IV. I bund. 77 roed. weiland, gelegen in de gemeente Vrou wepolder. Verkocht voor f1416. V. Een huis en erve, staande in den Langendelft, wijk B no. 127. Verkocht voor f2650. VI. Een twee en dertigste aandeel in het barkschip Minerva. Verkocht voor f 1100. Staten generaal. TWEEDE KAMER. De zitting van woensdag begon op nieuw meteen incident. De heer Storm van 's Gravesande namelijk stelde wederom voor liet wetsontwerp betrekkelijk de bekrachtiging der kon- cessie Poolman niet vóór het reces te behandelen, waartoe dingsdag besloten was. De heer Mijer ondersteunde dit voor stel met het oog op het groote belang, dat het hier gold en het geheel nieuwe van het onderwerp. De heer Poortman daaren tegen verklaarde zich tegen uitstel, terwijl de heer Dirks het onderzoek wilde onmiddellijk na de terugkomst der kamer na paschen. De heer van Bosse vroeg hoeveel tijd gevorderd werd tot het drukken der stukken, die in deze zitting door den minister van koloniën, met betrekking tot het bedoelde wetsontwerp, waren ingezonden, waarop de voorzitter ant woordde dat de meest belangrijke nog donderdag avond ge drukt konden zijn en de overigen in drie dagen tijds. De minister van koloniën verklaarde zich te zullen onderwerpen aan de beslissing der kamer over het onderzoeken van het wetsontwerp tot bekrachtiging der koncessie Poolman. De door hem overgelegde stukken bevatten in hoofdzaak alles, wat tot hel onderzoek vereischt werd. Hij heeft slechts een beroep gedaan op de kamer, maar nimmer ile stukken over gelegd onder de voorwaarde, dat de kamer de wet nog vóór het reces zou onderzoeken. De heer van Bosse merkt op, dat onder de overgelegde stukken ook behoort een rapport van den kommandant van het indische leger dat van groot belang is, als betrekking hebbende op de defensie van Java. Dit stuk wenschte hij ook te doen drukken, maar stelde overigens voor, alleen de twee eerste rapporten voor 's hands te doen drukken en de overigen ter griffie te deponeren. Het voorstel van den heer Storm van 's Gravesande werd hierop verworpen met 27 tegen 23 stemmen, en dat van den heer van Bosse aangenomen met 32 tegen 18 stemmen. Daarna werden na korte diskussie goedgekeurd de navol gende wetsontwerpen 1. tot aanvulling der wet van 20 augus tus 1859 (Staatsblad no. 94) betreffende het verleenen van pensioenen aan schippers, loodsen enz.; 2. tot verhooging van hoofdstuk VIII der staatsbegrooting voor 1862 (loodsgelden) en 3. tot hekvachtiging eener ordonnantie van den goever- neur-generaal van Nederlandsch-Indië tot vrijen invoer van padie en rijst op Java en Madura. Alsnu was aan de orde de konklusie van het verslag omtrent het adres van den advokaat Schillemans, te Amsterdam, over den zich noemenden graaf d'flombres. De heeren van Lijnden en Godefroi bestreden de konklusie van het rapport, die, naar hunne beschouwing, in strijd is met de gronden daarin vervat. Zij deden uitkomen dat hier ontdekking op heeter daad had plaats gehad; dat de vreemdelingenwet teregt was toegepast en dat van wetsverkrachting de reden niet kon zijn. De konklusie had, zoo de kommissie logisch had geredeneerd, moeten zijn een verzoek aan den minister om den officier te Amsterdam te vervolgen, maar de thans voorgestelde konklusie zou hoegenaamd geen doel treffen. De heer Schimmelpenninck verklaarde er geen bezwaar in te zien het verslag aan den minister te zenden, maar wilde geenszins een blaam werpen op den officier te Amsterdam, wiens han delingen slechts van ijver in zijne ambtsbetrekking ge tuigden. De heer de Meester beweerde dat het verslag der kommissie ten gevolge had, dat de vreemdelingenwet onuit voerbaar zou zijn, want dat geen vreemdeling over de grenzen kon worden gezet, zonder aanhouding. De heer Godefroi verdedigde met den meest en nadruk den officier; het gold hier een doortrapten schelm. Met het oog op het doel ver dienden de ambtenaren geene afkeuringde onwettigheid der uitzetting was niet aangetoond. De spreker beweerde dat de opeisching geschied was door een regterlijk ambtenaar dat de in beslagneming der goederen van den graaf wettig was geschied. Er bestond ook geene verpligting tot het ver leenen van regtsb ij stand, hoewel spreker erkende dat de uit zetting den schijn had van uitlevering. Maar men moest in het oog houden dat hier tegenover stond het belang der maat schappij. De heer "VVintgens meende ook^dat hier eene on wettige uitlevering had plaats gehad, want er was gehandeld in strijd met het traktaat van 1845, met Frankrijk gesloten, waarbij wegens opligting niemand kon worden uitgeleverd. Hij wenschte daarom algemeene regelen op het stuk van uit levering. De heeren Cornelis, van Eek en Poortman, die de meerderheid der kommissie hadden uitgemaakt, verdedigden daarentegen met nadruk de konklusie van het rapport en de 1 gronden die daartoe hadden geleid. Zij betoogden dat in verschillende opzigten de grondwet en andere wetten waren geschonden dat het hier een algemeen belang gold en dat de regering moest zorgen, dat in het vervolg dergelijke han delingen niet konden geschieden. De minister van justitie verdedigde daarna de officier te Amsterdam, die hij kende als een hoogst verdienstelijk ambtenaar en die slechts in het be lang der maatschappij had gehandeld. De minister zou echter zorgen, dat in het vervolg een streng toezigtop de ambtena ren zal worden gehouden, maar geloofde tevens, dat de dis kussie van heden een heilzame les voor hen zoude zijn. De heer van Heukelom stelde ten slotte eene motie voor, waarbij de kamer, vertrouwende dat de minister zou zorgen voor eene trouwere naleving der vreemdelingenwet,overging tot de orde van den dag. Donderdag is de beraadslaging voortgezet over de konklu sie van het verslag der kommissie over de inlichtingen op het adres van mr. Schillemans te Amsterdam, betrekkelijk de uit leiding van den zich noemenden graaf d'Hombres en de wijzi gingen van den heer van Heukelom, op die konklusie voorge steld, luidende„De kamer vertrouwende uat de minister van justitie zal blijven zorgen voor de getrouwe naleving van hare tetter en geest, der wet van 13 augustus 1849, tot regeling der loelating en uitzetting van vreemdelingen, gaat over tot de orde van den dag." Eene langdurige diskussie werd op nieuw overeen en ander gevoerd. De heer van der Linden bestreed de motie van den heer van Heukelom. Hij meende dat men met den persoon niets te maken had en dat het eenig punt van onderzoek hierin bestond, of de wet was geschonden. Spreker betoogde op grond vair de feiten, dat de vreemdelingenwet niet was ge handhaafd, het geheim der brievenposterij geschonden en dat tegen de vrijheid van den betrokken persoon onwettige han delingen waven gepleegd. De motie van den heer van Heuke lom w-as onaannemelijk, omdat deze minister met de zaak niet had te maken en omdat de handhaving \an de wet op de brie ven posterij vergeten was. De heer Heemskerk Az. daar entegen was van meening, dat men moest letten op de bedoe lingen, waarmede de ambtenaren hadden gehandeld tegenover een man als d'Hombres, welke naam Charles Guy als valsche speler had aangenomen. Er was ook geen sprake van hande lingen van de justitie, maar van de policie, die somtijds op bloote aanwijzingen moet ageren. Wat had men gezegd, indien eenvoudige uitleiding had plaats gehad? Wat het schenden van het geheim van aan de post toevertrouwde brie ven betrof, spreker beweerde dat de ambtenaren slechts hun pligt hadden gedaan. Hij verklaarde zich voor de motie van den heer van Heukelom. De heer van Golistein betreurde dat de wet gesehonden was, maar was geneigd een bill van indem niteit te verleenen. Hij verklaarde zich, na de rede van den minister, evenwel vóór de konklusie van de kommissie,omdat, zeide spieker, de minister de onregtmatige handelingen der ambtenaren had verdedigd en zij daarin aanleiding zouden vinden om in het vervolg weder 7.00 te handelen. De heer van Heukelom bestreed dien spreker, terwijl li ij verder in het breede zijne motie verdedigde. Handhaving der wet betee ken de, dat men de vreemdelingenwet toegepast wilde zien, niet zoo als (lil geschied is, maar zoo als dit zijn moet. De heer van Goltstein had door zijne rede niets bewezen dan dat hij een geacharncerd opposant was, want het was onwaar dat de minister de ambtenaren had verdedigd. De heer Poortman, als steller der verslagen, verdedigde in den breede de houding der kommissie. 11ij verklaarde zich tegen de motie van den heer van Heukelom, ook omdat daarin sprake was van hand having der vreemdelingenwet, en de minister wenschte te onderzoeken of die wet aanvulling behoefde. Ten slotte wijzigde hij de konklusie aldus „Dat de kamer besluite een afschrift van het verslag te verzenden aan den minister van justitie, verwachtende dat hij daaraan die bijzondere aan dacht zal wijen, welke het gevvigt der zaak vordert." De heer Godefroi en de minister voerden insgelijks het woord naar aanleiding van het gesprokene. De laatste ver klaarde nog bepaaldelijk dat het ridderkruis niet voor deze zaak aan den heer Havtogh was geschonken, maar het gevolg was van de uitlevering van den bankroetier Jozeph Petit, waarvoor de fransche regering, hetgeen anders nooit ge beurde, aan ons goevernement dank had betuigd. Toen eindelijk de heer Groen van Prinsterer opstond, stelde de heer van Bosse als motie van orde voor de beraad slagingen te sluiten. Hierover ontstond diskussie tusschen de heeren van Goltstein, Groen van Prinsterer en den voorzit ter de twee eersten verklaarden zich tegen de sluiting der debatten; de heer Groen van Prinsterer wenschte vooral voortzetting der diskussie, omdat hem de gelegenheid werd benomen een voorstel te doen, luidende de kamer gehoord de inlichtingen van den minister van justitie, gaat over tot de orde van den dag. De motie werd evenwel aangenomen met 30 tegen 25 stem men. Vervolgens werden de konklusiën van de kommissie met 30 tegen 25 stemmen en de wijziging van den heer van Heuke lom met 33 tegen 22 stemmen verworpen, zoo dat de zaak iu handen eener nieuwe kommissie moet worden gesteld. Voorts zijn aangenomen de konklusiën op de verslagen over de staatsrekeningen van 1859 en 1860over de inlichtin gen op het verslag der kamer betrekkelijk kontrakten niet inlandsche vorsten; over het traktaat met Siam, en over de overeenkomst met België, betrekkelijk de uitlevering van misdadigers. Daarop is de beraadslaging aangevangen over het ontwerp van wet tot het verleenen van subsidie aan de hollandschc ijzeren spoorweg-maatschappij.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2