Gemengde berigten. De wedstrijd voor vederijkers, door het letterlievend genootschap Demosthenes te Deventer in vereeniging met andere kamers gehouden, heeft den volgenden uitslag opge leverd de prijs voor de beste voordragt van een fragment van een oorspronkelijk nederlandsch treurspel (een gebeeld houwde stoel) is behaald door de rederijkerskamer Rheinvis Peith, te Zwolle die voor de beste voordragt van een blijspel (eengebeeldhouwde lessenaar) door Demosthenes, te Deven ter, en die voor de beste losse voordragt (een gouden ring met diamanten) door den voorzitter der kamer Jan van Beers, te Utrecht. Verleden week werd te Londen de volgende diefstal gepleegd Woensdag avond wisten een of meer dieren zich te verschuilen in den kelder van een horologiemaker en juwe lier. Des nachts boorden zij een gat in de zoldering en kwa men daardoor in den winkel, waaruit zij niet minder dan 120 gouden horologiën, 30 diamanten ringen, 350 ringen van allerlei soort, eene hoeveelheid trouwringen, meer dan 200 gouden kettingen, bijna 300 broches, een aantal braceletten enz. benevens 70 a 80 p. st. in geld ontvreemden. In alles rekent men dat de dieven, die men nog niet op het spooris, voor eene waarde van 3000 p. st. hebben medegenomen. Te New-York is zekere Nicolas Longworth overleden. Hij begon zijne loopbaan als schoenmaker en was later advo- kaatook was hij een uitmuntend botanist. Eens pleitte hij voor een paardendief en ontving van dezen uit dankbaarheid twee kleine koperen distilleerketels; deze veruilde hij tegen 33 morgen moestuin en dit was de aanvang van zijne fortuin, die bij zijn overlijden ruim 20 millioen dollars beliep. In de nabijheid van Gouda, in de Gouwe, is maandag avond schipper van Leeuwen met zijn vaartuig door de stoom boot Stad Brussel, varende van Gouda op Amsterdam, in het Baainbrugsche Rak overvaren en verdronken. Hij laat drie weezen achter. De heer Franco, amerikaansch koopman en echtgenoot van de beroemde zangeres Tedesco, heeft aangenomen aan de fransche keizerlijke regering 2000 tot G000 muilezels in Mexiko te leveren. Hij zal die in de republiek Ecuador aan- koopen. Eene dergelijke verbindtenis is onlangs gesloten met een koopman van Costa Rica. Tliermometerstaml ISmaart's av. 11 u. 39 gr. 39 's inorg. 7 u. 40 's midd. I u. 46 's av. 11 u. 36 gr. 20 *s morg. 7 u. 38 's midd. 1 u. 48 gr. Staten generaal. TWEEDE KAMER. In de zitting van dingsdug was aan de orde de voortzetting der beraadslagingen over het wetsontwerp tot voorziening omtrent het novaal tiendregt van het kroondomein en wel over art. 1 met het amendement van den heer Dullert, luidende: „Op dit tiendregt zijn de bepalingen der wet van 6 julij 1S40 (Staatsblad no. 17) en die van 5 mei 1S59 (Staatsblad no. 26) toepasselijk." Dit amendement was naar de sektiën verzonden, maar aan gezien ook op de redaktie van den heer Dullert vele aanmer kingen gemaakt waren, stelden de rapporteurs, zijnde de heeren Godefroi, van Bosse, van Eek, Tutein Nolthenius en van der Linden, de volgende redaktie voor „Het regt dat door het kroondomein kon worden ontleend aan de wet van 26 augustus 1822 (Staatsblad no. 40) op de opbrengst van tienden van ontgonnen woeste gronden of van drooggemaakte, ingedijkte, ingepolderde of bekade gronden, gelegen in de provinciën Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland, zoo als die gronden in de wet van 6 junij 18"40 (Staatsblad no. 17) zijn omschreven, wordt geacht ten alle tijde bij het staatsdomein te zijn gebleven." De heer van Bosse betoogde (lat men het eens was over het doel, maar dat de redaktie van art. 1 van de vorige voordragt verkieselijk was boven de voorgestelde. De kommissie van rapporteurs heeft daarom eene redaktie aangegeven, die de regten van het kroondomein ongeschonden laat en verzekert dat de regten, die thans bestaan, geheven kunnen worden maar geene novale tienden meer zullen in het leven kunnen geroepen worden, waarvoor de vergoeding strekt. De minister van financiën opperde iutusschen op nieuw bezwaren tegen de beide voorgestelde wijzigingen. De regten van het kroondomein werden bij de redaktie van de kom missie slechts negatief uitgedrukt, terwijl het regeringsvoor stel eene scherpe lijn trok tusschen hetgeen het kroondomein zal kunnen doen e:i waarvan het zich moet onthouden. De heer Dullert konstateerde, dat hij in geen enkel opzigt de regten van het kroondomein wilde beknibbelen, maar hij achtte de redaktie der komraissie beter om het doel te berei ken dat allen wensebten. Hij trok daarom zijn amendement in en stelde de redaktie door de kommissie aangegeven als zoodanig voor. De minister en de heer van Nispen van Sevenaer bestreden deze redaktie, die op nieuw door de heeren Dullert, van Bosse en van Goltstein werd verdedigd. Eindelijk vroeg de heer Kappeyne van de Copello of de regering het kroondomein als staatsdomein beschouwde, want werd deze verklaring afge legd, dan bestonden geene zwarigheden met het oog op de wet van IS40, oin deze of gene redaktie aan te nemen. De minister van financiën beantwoordde die vraag toestemmend, want na 1856 is het kroondomein op het kadaster als staats domein ingeschreven. Daarop werd het amendement van den heer Dullert ver worpen met 48 tegen 11 stemmen art. 1 aangenomen met 50 te^en 10 stemmen en na eenige woordenwisseling over de redaktie van art. 4 tusschen den heer van Bosse en den minis ter het wetsontwerp, even als dat omtrent het beheer der kroondomeinen, met algemeene stemmen goedgekeurd. Daarna is de algemeene beraadslaging geopend over het wetsontwerp tot afkoopbaarstelling der tienden. De heeren Heemskerk Az., de Raadt, van Lidth de Jeude en van Goltstein bestreden deze regeringsvoordragt. Hoezeer zij allen verklaarden overtuigd te zijn van de wenschelijkheid van eene goede regeling der zaak, betoogden zij, dat een hoofd- bezwaar was het gemis van bet beginsel van reciprociteit. Zij i vreesden dat de eerste kamer het ontwerp op nieuw zou ver werpen, omdat alleen aan den tiendpligtige het regt om den afkoop te vorderen was gegeven. Ten tweede meenden zij dat het ontwerp onvolledig was, omdat geene voldoende rege len waren gesteld voor den afkoop van novale tienden, de grootste belemmering voor den landbouw en dat de regten van derden niet behoorlijk waren gewaarborgd. Ook de pro cedure zou tot groote moeijelijkheden aanleiding geven. Zij namen voorts aan dat het dekreet van 1813 nog regtsgeldig was en dat de konversie van tienden in grondrenten billijker was in het belang van den tiendheffer. Met deze wet zou bo vendien het doel niet worden bereikt, want vele bepalingen waren niet geschikt om den afkoop te bevorderen. De heeren van Eek en van Nispen van Sevenaer verdedig den daarentegen het beginsel van bet ontwerp, vooral, omdat bij de onzekerheid van het bestaan van het dekreet van 1813, het voor den tiendheffer van het grootste belang was, dat goede regelen voor den afkoop werden gesteld, terwijl ook dat dekreet volstrekt niet was in het belang van den tiend heffer. Men deed dus verkeerd de belangen der tiendheffers in verband te brengen met het dekreet. Beide sprekers had den intusschen bezwaar tegen de wijziging, in art. 2 gebragt, omdat naar hunne raeening de tiendphgtjge in een blok, die niets deed, maar wachtte tot de meerderheid, afkocht, in de gunstigste positie zon geraken. De minister van justitie verdedigde de wetsvoordragt tegen de ingebragte bezwaren. Hij bestreed het beginsel van reci prociteit, dat reeds sedert lang door de meerderheid der kamer was veroordeeld. De tiend is toch slechts een last voor den tiend pligtige en daarom is de positie niet gelijk. De regering kon geen dwangmiddel in de wet schrijven, zoo als sommigen verlangden, om het doel beter te bereiken, maar de last, dien de tiendpligt oplegde, was prikkel genoeg, om tot afkoop te nopen. Konversie van tienden in grondrenten, zou aan den staat te groote bezwaren opleggen. Het gemeen overleg moest niet bevorderd worden ten koste van overtuiging. De minister verdedigde voorts het ontwerp tegen de bezwaren van onvol ledigheid en dat daarbij niet voor de regten van derden was gemaakt. Na replieken van de heeren Heemskerk Az. en van Lidth de Jeude werd de beraadslaging tot den volgenden dag ver daagd. In deze zitting is uitgebragt het eindverslag op het wets ontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIII der staatsbe- grooting voor 1862. De dag der diskussie zal later bepaald worden. Voorts heeft de heer Poortman rapport uitgebragt namens de kommissie in wier handen gesteld waren 4 adressen, be trekkelijk de bekende zaak van den graaf d'Hombres. Over de konklusie, waarbij de kommissie volhardt bij de vroeger uitgedrukte opinie, dat in dezen de wet is geschonden, zal later beraadslaagd worden. Wetsontwerpen. Definitive vaststelling van hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbegrooting voor 1863. Deze begrooting is gelijk aan die welke de eerste kamer verworpen heeft, behoudens drie verhoogingen 1. eene van f 5000 voor belooningen aan mannen met spe ciale kennis toegerust, inzonderheid zoodanigen die sedert korten tijd uit de overzeesche bezittingen zijn teruggekeerd, en wier hulp de minister wil inroepen ter behandeling van zaken aan zijn departement; 2. eene van f 1800 als traktement voor den heer Meinsma, die den 19 augustus 1861 door den koning benoemd was tot leeraar in de taal-, land-en volkenkunde van Nederlandsch Indië aan de akademie te Delft, doch wiens bezoldiging de tweede kamer den 20 december van dat jaar desniettemin van de begrooting geschrapt heeft 3. eene som van f 135 wegens verpleging van een militair in het invalidenhuis te Leiden. Het totaal dezer begrooting bedraagt f 15,2S7,580,56i (waaronder f 12,404,000 wegens de emancipatie in West- Indië). Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van 18 maart. Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke. Afwezig de heeren N. J. C. Snouck Hurgronje en van Dig gelen, ongesteld, alsmede de heeren van de Graft, Damme en van Deinse, zonder kennisgeving. Na goedkeuring der voorgelezen notulen wordt voor ken nisgeving aangenomen: o. de mededeeling des voorzitters van de afwezigheid der bovengenoemde leden b. eene missive van gedeputeerde staten dezer provincie, houdende goedkeuring der onderhandsche verhuring van de drie gebouwen, waartoe de raad in zijne zitting van 25 febru- arij jl. heeft besloten c. eene missive van de zelfden, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 25 februarij tot verhooging der jaar wedde van den len hulponderwijzer op de school A, voor ge woon en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens d. van de zelfden, eene missive tot goedkeuring van het besluit tot af- en overschrijving op de begrooting der dienst doende schutterij voor 1862, in meergenoemde zitting geno men e. eene missive ter begeleiding van twee exemplaren van het door hen goedgekeurde reglement en de vrachtlijst voor het beurtveer van Middelburg op Neuzen. Van de kamer van koophandel en fabrieken alhier is inge komen een afschrift van het jaarlijksch verslag omtrent den handel, de fabrieken en de scheepvaart in deze gemeente over 1862, hetwelk voor de leden ter inzage wordt gelegd. De voorzitter opent de beraadslaging over het in de vorige zitting voor de leden ter inzage gelegd rapport der kommissie ad hoe betreffende de aan den raad van state in te zenden me morie ten opzigte van het geschil tusschen gedeputeerde sta ten en het gemeentebestuur aangaande het armwezen. Nie mand voert hierover het woord, terwijl de voorlezing van dit uitvoerige stuk, even als in de vorige zitting, door geen der leden verlangd wordt. Met algemeene stemmen is de memorie goedgekeurd, welke alsnu zal worden opgezonden. Namens de kommissie, welke in de vorige zitting benoemd is om advies uit te brengen ten opzigte van het den raad door eenige ingezetenen aangeboden adres betreffende den spoorweg en de kanalisatie in deze provincie, legt de voorzit ter een rapport over, dat door den sekretaris wordt voorgele zen. De kommissie zegt daarin in hoofdzaak dat zij, ten op zigte van de in het adres geuite klagt over de weinige vorde ringen welke aan den zeeuwschen spoorweg gemaakt worden, voor zoo ver zulks in dien korten tijd mogelijk is geweest zich met den stand der werkzaamheden aan dien spoorweg iu kennis heeft gesteld. Daaruit is het haar gebleken dat, hoewel met de kanalisatie begonnen is, de werkzaamheden niet vol doende vorderen. Zij heeft gemeend het oog te moeten vesti gen op het Vijfde verslag der kommissie voor de staatsspoor wegen aan den minister van binnenlandsche zaken over de tweede helft van het jaar 1862 (Staatscourant van 24 febru ari) jl.) en speciaal op hetgeen daarin omtrent de sektie Goes Vlissingen gezegd wordt, [Medegedeeld in bet nommer dezer courant van 3 dezer.] Daar in leest men „De rigting voor deze sektie wordt onderzocht; nadere opnemingen worden nog vereischt, alvorens een voorstel daar omtrent kan worden gedaan. „Bij missive van den 24 oktober, no. 4019, bragt de kom missie verslag uit over het haar door uwe excellentie om advies gezonden advies van de kamer van koophandel en fa brieken te Middelburg met betrekking tot de afdamming van het Sloe en op eene aanvrage om koncessie voor die afdam ming. „De kommissie deed uwer excellentie als haar gevoelen kennen, dat het voor het belang van den spoorweg onver schillig is of het Sloe met een dam dan wel door middel van eene brug zal moeten worden overgegaan. Alleen dan, wan neer de afdamming van het Sloe mogt geacht worden nadee- lig te kunnen werken op de veiligheid van de reede van Ram- mekens, zoude er bedenking tegen die afdamming te maken zijn, omdat de veiligheid van de haven van Vlissingen en van de reede in hare nabijheid de hoofdvoorwaarde is voor het toekomstig verkeer op den spoorweg. „Het uitvoerig te dezer zake door den betrokken eerstaan- wezenden ingenieur opgemaakt rapport werd tevens uwer excellentie aangeboden om, zoo noodig, ten dienste gesteld te worden van ambtenaren en autoriteiten, die geroepen mogten worden otn over deze aangelegenheid advies uitte brengen." De kommissie ontveinst het niet dat zij uit boven aange haald verslag aan den minister met leedwezen heeft gezien, dat de noodzakelijkheid eener afdamming van het Sloe be twijfeld en eene overbrugging niet minder doeltreffend geacht werd, terwijl de afdamming reeds in het jaar 1845 bij een uit voerig rapport eener kommissie van wege de departementen van binnenlandsche zaken, oorlogen marine, aan het gemeen tebestuur in der tijd medegedeeld, als eene noodzakelijkheid is aangetoond. Met dit rapport vereenigt de kommissie uit den raad zich ten volle en zij deelt het gevoelen dat het al of niet afdammen van het Sloe en het daarmede in verband staande graven van een nieuw kanaal door Walcheren eene levens kwestie voor deze provincie en in het bijzonder voor deze ge meente is, en heter voorgehouden mag worden dafMiddelburg, bij den verachterden toestand van het tegenwoordig havenka naal, daardoor sta of valle. Zij acht het onnoodig het in meer gemelde rapporten enz. aangevoerde betreffende de afdam ming van het Sloe nogmaals in een adres te herhalen doch de zaak is te gewigtig dan dat men een stil aanschouwer zou mogen blijven bij hetgeen gebeuren kan of zal. In liet verslag der kommissie voor de staatsspoorwegen is sprake van eene overbrugging van het Sloe, waarvan misschien het gevolg zou kunnen zijn dat een kanaal door Walcheren den minister minder noodzakelijk zou "voorkomen, welke zienswijze des ministers echter niet met het gevoelen der kommissie dezer zijds strooken zou. Zij acht het daarom wenschelijk den mi nister hieromtrent in te lichten en aan te dringen op de verwe zenlijking van hetgeen in het drieledig rapport van 1815 is voorgesteld. Daarom stelt zij voor, eene kommissie uit den raad te benoemen, om persoonlijk die inlichtingen aan den minister te verschaffen en verder de belangen omtrent den spoorweg en daarmede in verband staande werken te bevor deren. Op voorstel van den heer Sifflë, ondersteund door eenige andere leden, is besloten de konklusie van dit rapport onmid dellijk te behandelen. 4 De heer Caland zegt tot nadere toelichting van het voorstel der kommissie, dat in het aan den minister overgelegd rapport geene motieven zijn aangegeven, zoo dat het wenschelijk is die persoonlijk op het ministerie te verkrijgen, vooral ter be vordering van spoed. Bij hoofdelijke omvraag is met algemeene stemmen beslo ten eene kommissie van drie leden te benoemen. De heer Siffle' geeft in overweging, daartoe de zelfde leden af te vaardigen, die deel der kommissie tot het uitbrengen van advies omtrent deze zaak hebben uitgemaakt. De leden vereenigen zich een parig met dit voorstel, zoo dat als afgevaardigden zijn aange wezen de voorzitter, benevens de heeren Lantsheeren Caland. Nadat deze heeren zich tot de hun opgedragen taak bereid hebben verklaard, drukt de voorzitter de hoop uit dat de kommissie zich gelukkig van hare taak in het belang dezer gemeente en der burgerij kwijten moge. Aan de orde is de beraadslaging bij resumtie over de in de vorige zitting ingekomen begrooting voor den rijweg van Mid delburg-Vlissingen, waarbij (zoo als wij in ons vorig raads- verslag mededeelden) f1800 zijn uitgetrokken voor eene bui-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2