der leden of is het, zoo als vroeger is aangevoerd, een prik
kel om ijverig en getrouw op te komen, dan komt spreker er
rond voor uit, dat er bij hem een andere prikkel bestaat dan
eenige stukjes zilver, namelijk de overtuiging der heiligheid
van den door hem als raadslid gezworen eed. Hij kan zich
dan ook niet vereenigen met eene zekere pressie welke men
tegen het hier geldend wettelijk beginsel schijnt te willen uit
oefenen. Het leidend denkbeeld dat den gemeentewetge
ver bezielde is zeker niet om de zelfstandigheid der gemeen
tebesturen in de regeling en het bestuur der inwendige
huishouding buiten hooger toezigt te houden, en ieder zal de
nuttige strekking van het toezigt door gedeputeerde staten
erkennen moeten doch niettegenstaande spreker dat toezigt
eerbiedigt, komt het hem voor dat de motieven van gedepu
teerde staten betreffende het presentiegeld op argumenten
berusten, welke zijns inziens den toets der billijkheid in de
toepassing van een wettig beginsel niet kunnen doorstaan.
Hij zal zijne stem regelen naar de inlichtingen welke het
dagelijksch bestuur hem geven zal.
De voorzitter merkt op dat er bij het toestaan van f400
voor 13 leden, slechts 12 leden in hetgeDot van dat presentie
geld hebben gedeeld.omdat hij als burgemeester daarvan niets
trok; hieruit volgt dat er op dit oogenblik dan ook slechts 1
lid meer dan 13 is.
Volgens den heer Uijttenhooven bestaat hier eene tweele
dige kwestie 1tie niet goedkeuring der gemeentebegrooting
voor 1S63, opgrond van het verhoogde presentiegeld voor de
raadsleden; 2. de zaak van het presentiegeld zelve. Betref
fende het eerste punt moet in aanmerking worden genomen
dat men belemmerd wordt in de administratie; wil men nu
omtrent het presentiegeld de uitspraak der regering inroepen,
dan zou de administratie slepend worden gehouden, waarom
hij het beter acht voor het loopende jaar van het verhoogen
van het presentiegeld af te zien, terwijl gedeputeerde staten
alsdan de begrooting zullen goedkeuren. Maar wat het
presentiegeld zelf aangaat, stelt spreker voor, niet alleen om
bij de begrooting voor 1864 op de verhooging van het presen
tiegeld aan te dringen, maar tevens om zich inmiddels met
deze zaak tot den koning te wenden. De zelfstandigheid van
den raad brengt mede dat hij handelt gelijk hij meent te be-
hooren. Het is billijk dat er vermeerdering van presentiegeld
worde aangevraagd. Zoo de f 400 bij eene geregelde bijwo
ning der vergadering door 13 leden gedeeld worden, dan
krijgt ieder lid, om eene ronde som te noemen, f30. Nu is wel
is waar de burgemeester lid van den raad, maar zoo bij eene
volgende benoeming een nieuwe burgemeester werd benoemd
en deze voor het lidmaatschap van den raad bedankte, dan
zouden er 3 leden meer zijn, waardoor men van zelf tot f 500
opklimt, wanneer deze, even als boven, f 30 ontvangen. Ook
spreker zegt allen eerbied voor het gevoelen van gedeputeerde
staten te hebben, maar de door hen aangevoerde motieven tot
niet goedkeuring van het verhoogd presentiegeld, „omdat
andere gemeenten geen presentiegeld willen of vragen," rus
ten niet op een gezond beginsel. De weinige guldens mo
gen al geen prikkel wezen tot bijwoning der vergaderingen,
zonder het om 't geld te willen zal men door het presentiegeld
toch tot die bijwoning worden aangespoord. De heer Uijt
tenhooven zegt voorts zijne verwondering te moeten betuigen
dat hij zoo menigmalen in de Middelburgsche courant boven
de raadsverslagen van Middelburg, waar de leden geen pre
sentiegeld genieten, de namen van zoo vele afwezige leden
leest; terwijl de raad van VJissingen immer het genoegen
heeft zijne leden alle, zoo zij niet door ziekte verhinderd wor
den, tegenwoordig te zien, zonder dat die getrouwe opkomst
aan eenige weinige guldens die zij ontvangen moet worden
toegeschreven. Eerst moet men voor dit jaar berusten,
maar voor de zaak zelve zich tot de regering wenden uit het
beginsel van zelfstandigheid.
De heer Ruijsch vereenigt zich in hoofdzaak met dit voor
stel, doch er bestaat bij hem toch altijd zekere bedenking is
het presentiegeld van de raadsleden eene weldaad, eene be
looning, of is het eene aansporing en aanmoediging Bij ver
meerdering van het aantal raadsleden is het niet regtvaardig
de verhooging van het presentiegeld tegen te gaan.
De voorzitter meent dat het weinig helpen zal of men zich
al of niet tot de regering rigt, en dat zulks geheel en al buiten
wettelijke voorschriften ligt. Het spijt hem echter dat er zoo
vele woorden over eene weinig beduidende zaak gesproken
zijn.
Volgens den heer Winkelman hebben de door den heer
Ruijsch aangehaalde artikelen der gemeentewet wel betrek
king op de bezoldiging van burgemeester en wethouders,
maar niet op de raadsleden.
Zich wenden tot den koning, zegt de heer van Uije Pic-
terse, is zich wenden tot eene onbevoegde autoriteit. De raad
is onderworpen aan de uitspraak van gedeputeerde staten,
aan wier uitspraak de koning zich ook zal refereren. Hij zou
het voegzamer achten om, dit jaar in de uitspraak van gede
puteerde staten berustende, later aan deze de motieven bloot
te leggen waarop de verhooging van het presentiegeld rust,
en wel omdat de wederlegging van gedeputeerde staten thans
zeer inkonsekwent is.
De heer Uyttenhooven neemt hiermede genoegen. Hij is
net echter niet eens dat er bij een geschil tusschen den raad en
gedeputeerde staten geen hooger beroep zou zijn. Hij behoudt
zich dan ook voor om, zoo na de mededeeling der motieven
van den raad de verhooging weder niet wordt goedgekeurd,
op nieuw aan te dringen dat de raad zich ten opzigte van het
beginsel niet van het geld wende tot eene hoogere auto
riteit.
De heer Schmidt zegt niet voor het voorstel der heeren
Uyttenhooven en van Uije Pieterse te kunnen stemmen zon
der inkonsekwent te zijn, omdat hij zich vroeger.tegen de
verhooging van het presentiegeld, welke hij onnoodig acht,
heeft verklaard. Hij meent ook dat art. 58 der gemeentewet
hier geheel buiten werking zou zijn.
Hierop wordt de beraadslaging gesloten, en is bij hoofde
lijke omvraag met algemeene stemmen beslist, dit jaar in de
uitspraak van gedeputeerde staten te berusten.
Ten opzigte van het tweede voorstel, om bij eene volgende
begrooting op het verhoogen van het presentiegeld terug te
komen en zoo spoedig mogelijk de motieven voor die verhoo
ging aan gedeputeerde staten bloot te leggen, ten einde het
volgende jaar niet de zelfde moeijelijkheid te ondervinden,
heeft nog eenige aandrang en toelichting plaats door de hee
ren Uyttenhoovenvan Uije Pieterse, Ruijsch en Hector.
Daarna is bet in omvraag gebragt en aangenomen met 8 tegen
5 stemmen. Tegen stemden de heeren van der Hijden, van
der Os, Winkelman, Schmidt en de voorzitter.
Is ingekomen de begrooting voor den rijweg van Middel
burg Vlissingen voor 1S63, welke bij de leden zal worden
rondgezonden.
Met betrekking tot de verdaagde koninklijke bekrachti
ging van het tarief voor de heffing van begravenisregten is
ingekomen eene missive van den minister van binnenlandsche
zaken, waarin wordt berigt dat bedoelde bekrachtiging eer
lang zal plaatshebben, maar de raad inmiddels wordt uitge
nood igd eene nadere memorie van toelichting in te zenden.
Deze missive is gesteld in handen der kommissie voor het be
lastingstelsel, ten einde bedoelde memorie worde opgemaakt.
Aan eene nadere uitnoodiging tot het vaststellen eener
verordening op het bijhouden der bevolkingsregisters zal
gevolg worden gegeven, daar het gebleken is dat de bestaande
verordening niet voldoende is.
Een verzoek van het algemeen armbestuur tot af- en over
schrijving op zijne begrooting voor 1862, tot een gezamen
lijk bedrag van f 94,35, is toegestaan.
Voor kennisgeving is aangenomen de mededeeling des
voorzitters, dat de wijziging der gemeentebegrooting voor
1862 door gedeputeerde staten is goedgekeurd.
Is ingekomen een verzoek van regenten van het arra-gast-
en weesbuis, tot wijziging hunner begrooting voor 1862, roet
eene verhooging van f223,64 na af- en overschrijving van
verschillende posten.
Dit verzoek is met algemeene stemmen toegestaan, nadat
eerst daaromtrent eenige diskussie heeft plaats gehad. De
heer van Uije Pieterse vraagt waartoe eene begrooting dient,
wanneer er meer wordt uitgegeven dan zij bedraagt. Hij
meent dat men hier het paard achter den wagenspantin
plaats van er voor, zoo als behoort, door eerst over de gelden
te beschikken en daarna de vergunning van den raad tot die
beschikking in te roepen. Men had nu even goed een extra
subsidie kunnen aanvragen, daar zulks het zelfde wezen zou.
Hij acht het wenschelijk om bij de kennisgeving der inwil
liging van het verzoek de uitnoodiging te voegen, om in het
vervolg tijdig de verhooging te vragen rn de vereischte pos
ten. Verschillende leden (de heeren Schmidt, Winkelman,
Hector en de voorzitter) erkennen het wenschelijke maarniet
het gemakkelijke of zelfs niet het mogelijke eener admini
stratie gelijk de vorige spreker verlangt, vooral bij eene zoo
groote uitgebreidheid als de hier bedoelde of in het algemeen
eener armen-inrigting.
Een van de schoolkommissie ingekomen rapport betref
fende den stand van het onderwijs in het jaar 1862, zal bij d®
leden worden rondgezonden.
Is ingekomen een vooistel van burgemeester en wethouder®
tot het doen van af- en overschrijving op de gemeentebegroo
ting, tot een bedrag van f 500, ten behoeve eener verdere her
stelling van het dak van het raadhuis. De heer van U/je Pie
terse doet ook thans de vraag, waarom de raad niet vroegef
heeft mogen kennis dragen van het bestaande gebrek, waar
door eene verhooging van f 500 tot herstel gevorderd wordt.
De voorzitter zegt dat zulks eerst later is bekend geworden,
terwijl de heer Hector meent dat daaromtrent reeds vroeger
in den raad is gesproken. De heer Winkelman beaamt dit
laatste ten deele, hoewel er toen meer bepaald over een
ander gedeelte van het dak het woord is gevoerd. Daar hij
zich echter persoonlijk van het gebrek en de urgence tot her
stel heeft overtuigd, kan hij de verzekering geven dat niet
anders kon worden gehandeld. In antwoord op eene vraag
vau den heer de Kruijff, zegt hij dat met deze f 500 hetge-
heele dak van het raadhuis hersteld zal zijn.
Op voorstel des voorzitters is daarop met algemeene stem
men besloten, de af- en overschrijving toe te staan.
Voor kennisgeving is aangenomen de mededeeling des
voorzitters* dat gedeputeerde staten de aankoop van terrein
ten behoeve der gasfabriek, waartoe in de vorige zitting is
besloten, hebben goedgekeurd.
Wordt overgegaan tot de benoeming eener kommissie voor
de gasfabriek, waarbij de heeren van Uije Pieterse en Hector
met den voorzitter en sekretaris het stembureau uitmaken.
De heer Winkelman verzoekt weder, even als bij de vorige
benoeming, voor eene mogelijke herbenoeming niet in aan
merking te komen. De heer Hector wil de benoeming eener
nieuwe kommissie uitstellen tot dat de bestaande rekening en
verantwoording zal hebben gedaan, waartegen de heer Win
kelman aanvoert dat de tegenwoordige kommissie zulks toch
moet en waarschijnlijk spoedig zal doen. Volgens eepe
herinnering van den heer Schmidt moet er in de plaats van
den heer Winkelman een ander lid van het dagelijksch be
stuur als voorzitter der kommissie worden benoemd.
Bij de opening der biljetten blijken stemmen te hebben be
komen de heeren van Uije Pieterse 12, van der Os 12,
Schmidt 11, de Kruijff 10, Callenfels 9, Winkelman 4, de
Groof 4, Wels 1, Hector 1 en Ruijsch 1. De vijf eersten zijn
alzoo gekozen en laten zich die keuze welgevallen.
Na eenigen tijd met gesloten deuren te hebben zitting ge
houden, sluit de voorzitter de openbare vergadering.
SNELl'ERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.