MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
rr 34.
Donderdag
1863.
19 Maart.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel,
bevattende
1. Verslag der zitting van de tweede kamer der staten
generaal van 16 dezer;
2. Wetsontwerpen, voorloopige verslagen en eindverslagen;
3. Verslag van den gemeenteraad van Vlissingen, zitting
van 14 dezer.
Editie van woensdag avond 8 ure.
Middelburg 18 maart.
De wefsontwerpen betrekkelijk de voorzieningen omtrent
het novaal tiendregt van het kroondomein enz. zijn in de zit
ting van de tweede kamer van gisteren met algemeene stem
men goedgekeurd. Daarop werd met de behandeling van het
wetsontwerp tot afkoopbaarstelling der tienden een aan
vang gemaakt. In de zitting van heden is beraadslaagd over
artikel 1 en het daarop voorgesteld amendement van den
heer de Brauw, strekkende om het regt tot vordering van
afkoop wederkeerig te maken.
Een overzigt van het verhandelde in de zitting van giste
ren deelen wij in een volgend nommer mede.
In de beden middag geboudeD zitting van den gemeente
raad is onder meerder besloten, dat eene kommissie, be
staande uit de heeren mr. J. F. Bijleveld van Serooskerke,
mr. M. F. Lantslieer en A. Caland, zich in persoon tot den
minister van binnenlandsche zaken zal begeven, om zijne exc.
in te lichten omtrent de belangen van deze gemeente betref
fende den zeeuwschen spoorweg en op de bevordering dier
belangen aan te dringen.
Voorts is goedgekeurd de door de kommissie ad hoe opge-
maakte memorie betreffende de kwestie omtrent het armwe-
zen tussehen gedeputeerde staten en het gemeentebestuur,
welke memorie alsnu aan den raad van state zal worden op
gezonden.
Gisteren heeft mr. Jacques Adelbert Haakman, tot dusver
regter-plaatsvervanger in de arrondissements regtbank en
advokaat te Hoorn, benoemd tot substituut-officier van justi
tie bij de arrondissements regtbank te Zierikzee. in de open
bare teregtzittmg voor burgerlijke zaken van het provinciaal
geregtshof in Zeeland de voorgeschreven eeden afgelegd.
Wij vernemen dat de direktie der gasfabriek alhier eene
kleine geldelijke belooning heeft uitgereikt aan de beman
ning der spuit van het burger weesbuis, welke vrijdag 11. zich
het eerst bij bet gebouw beeft bevonden en aldaar werkzaam
is geweest.
Uit Zuid-Beveland meldt men ons dat de waterbemaling
te Hansweert, die men met de lokomobile verleden zondag
heeft moeten staken, gisteren met de vroeger daartoe gebezigde
machine is hervat en vrij goed voortgaat.
Tot wethouder te Hoek, in plaats van wijlen den heer
A. Rieinens, is benoemd de heer P, van Wijk.
Ook te Utrecht zal aanstaanden zondag een volkskoncert
plaats hebben. Het zal gegeven worden door het groot orkest,
onder leiding van den direkteur Richard Hol. De beer Coe-
nen, kapelmeester der dienstdoende schutterij, en de heeren
Stuurke hebben desoio's op zich genomen. Bij afwisseling zal
de meisjes-zangschool der fabriek van den heer Pelletier,
onder leiding van haren onderwijzer, den heer van den Berg,
zich doen hooren.
Uit Dordrecht schrijft men ons 16 maart
„Verlangt gij te weten welken indruk de benoeming der
kommissie om den minister van binnenlandsche zaken voor te
lichten bij de vaststelling van de lijn Rotterdam-Dordrecht,
hier gemaakt heeft, dan moetik zeggen dat hij ver van gun
stig is. Ik geloof dat het verreweg voor de meeste dordtenaren
vrij onverschillig is of de brug ten oosten of ten westen van de
stad gelegd wordt, en of de lijn door den Alblasserwaard of
den Zwijndrechtschenwaard gaat, maar zoo veel is zeker dat
de uitslag van het onderzoek der kommissie al vooruit kan
bepaald worden. Alle vier de leden zijn bekend als voorstan
ders van den AlblaSserwaard. Waarom geen voorstanders
van de andere rigting door den Zwijndrechtschenwaard, en
aldaar of in Rotterdam woonachtig aan de kommissie toege
voegd? Zou er dan niet op een onpartijdiger oordeel gerekend
kunnen worden Daarenboven waartoe de kommissie Des
kundigen, en daaronder van onze eerste ingenieurs, hebben
beide rigtingen opgenomen en verklaard dat de rigting door
den Zwijndrechtschenwaard oneindig verkieslijker is, zoowel
om de mindere kosten (de andere rigting zal omstreeks 50 a
60 pet. meer kosten) als om de kortheid en de zekerheid van
niet door overstroomingen, aan welk gevaar de Alblasser
waard steeds hloot staat, te lijden te zullen hebben. Hebben
die deskundigen, zoo als men voorgeeft, onjuiste berekenin
gen gemaakt, dan moest de minister hen als niet berekend
voor hun taak ontslagen hebben. Nog een bezwaar heeft
men. Men vraagt waartoe is de staatskommissie als bij de
vaststelling eener lijn nieuwe kommissies benoemd moeten
worden. Zijn hare leden figuranten of alleen geschikt om
aanbestedingen te doen 't Is waarlijk niet vleijend voor hen
in eene zaak als de onderhavige niet gekend le worden."
Uit Delft schrijft men ons
„Met zekere spanning gaat men hier de lotgevallen na dei-
wet op het middelbaar onderwijs. Délft krijgt zoo goed als
zeker de polytechnische school, maakt de eerste kamer dit
maal niet 't zelfde gebruik van haar „grondwettig regt" als in
de zaak contra Uhlenbeck. Krijgen we de polytechnische
school, dan schijnt, de regering der stad het plan te hebben om
één, twee. drie een hoogere burgerschool met vollen kursus
op te rigten, die ter voorbereiding voor de polytechnische
diene. Dan vervalt van zelf de hybridische zaraenstelling van
ons gymnasium uit een eerste en tweede afdeeling, tl ie men
ook hier. tot groot nadeel der „latijnsche jongens," sedert
I eenige jaren beproeft te vereenigen. Maar we gaan hoogst
waarschijnlijk nog belangrijker veranderingen te gemoet.
Onze akademie is thans, even als 't gymnasium, uit twee zeer
heterogene bestanddeelen zamengesteld. Men komt er öf
om zich te bekwamen voor civiel ingenieur, öf om na volbragt
examen als ambtenaar eerste of tweede klasse naar de Indiën
tegaan. Nu hebben we niets tegen het behoud onzer aspi
rant-ingenieurs; we vinden het uitmuntend dat de polytech
nische school niet voor hen alleen maar ook voor anderen ter
voorbereiding zal strekken; hoe meer hoe liever. Maar we
hebben veel, zeer veel tegen het verlies van onze aspirant
ambtenaren ter iudische dienst. Met hen zouden we een tal
van indische menschen verliezen, die thans om den wille van
zonen of neven of pupillen, hier ter opleiding voor een gelij
ken werkkriog als zij vroeger daar ginds hadden aanwezig, in
Delft hun tente hebben opgeslagen, hun indisch pensioen hier
brengen, onze sociëteiten, onze koncerten en komedies be
volken, kortom leven en welvaart in onze stad brengen. Het
lijdt wel geen twijfel of de raeesten hunner zouden Delft ver
laten, werd de gelegenheid ter opleiding voor de indische
dienst van hier naar elders verplaatst. En juist dit vreezen
we. Men mompelt en wil „uit gnedc bronnen" weten, dat al
de aspirant-ambtenaren, met bun drie professoren aan het
hoofd, over korter of langer naar Leiden zullen moeten ver
huizen. Voor zulk een verlies acht men de uitbreiding van de
eene helft der akademie tot polytechnische school maar een
schrale vergoeding. Intusschen. verder dan tot gissing en ge
rucht kan men 't in dezen natuurlijk niet brengen; er dient
kalm afgewacht of ons de schoonste helft van den rok al dan
niet zal gelaten worden.
„Een onlangs verschenen boekje van dr. Pijnappel, proffes-
sor aan de indische helft der akademie, in 't raaleisch en de
land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië heeft bij
dezen stand van zaken al de verdienste der aktualiteit. „Drie
stellingen,zoo luidt de wel wat oorlogszuchtige titel. over
de opleiding der indische ambtenaren." 't Boekje zelf is vol
strekt niet oorlogszuchtig. Zeer kalm, zoo niet altijd zeer
duidelijk en klaar, tracht de schrijver te betoogen 1. Dat een
bijzondere inrigting ter opleiding van indische ambtenaren
niet wenschelijk is. 2. Dat het bijzonder onderwijs, aan de
indische ambtenaren te geven, voor zoo ver het voor allen het
zelfde is. zich behoort te bepalen tot de land- en volkenkunde
van Nederlandscb-Indiëde beginselen der maleische en
javaansche talen en de geschiedenis en staatsinrigting der
nederlandsch indische bezittingen. 3. Dat indisch onderwijs
van regeringswege ook voor hen die geen ambtenaren wen-
schen te worden, moet worden gegeven aan een der hooge-
scholen en aan de op te rigten polytechnische school. De
konklusies, waartoe dr. Pijnappel komt, gaan nog eenigzins
verder dan zijn stellingen. Hij wil de gelegenheid om. laat
ons 't noemen, indisch onderwijs te ontvangen, zien openge
steld niet voor aanstaande ambtenaren alleen maar voor een
ieder, die 't zij uit weetlust 'tzij om zich voor een partikuliere
betrekking in Indië voor te bereiden, van maleiseh enja-
vaansch enz. wat kennis wil nemen. Daarom, geen afzonder
lijk instituut ter kweeking van ambtenaren, maar dat insti
tuut verbonden aan eene der scholen, waar men 't zij een
geleerde 't zij een industriële opvoeding komt ontvan
gen. Voortreffelijk! Maar de schrijver idealiseert een weinig,
wanneer hij ons in 't verschiet zelfs hoogere burgerscholen
laat zien waar zulk indisch onderwijs verkrijgbaar zal
zijn 't zij van rijkswege't zij van wege de gemeenten,
die zulke scholen oprigten en met de landsmrigtingen wil
len konkurreren. We gelooven niet, dat de ambtena
ren uitgezonderd, voor wie het verpligtend is zoo heel
velen voor alsnog behoefte gevoelen om zich van indische
talen en toestanden op de hoogte te stellen. Tweeërlei gele
genheid daartoe is voorshands overvloedig. En bovendien,
waar de specialiteiten te vinden? Want een specialiteit is
zeer zeker nog in dezen tijd hij die van de javaansche of ma
leische taal of van mohamedaansch regt enz. genoeg zijn
werk heeft gemaakt, om als docent in een dier vakken te
kunnen optreden. We ontmoeten hier het zelfde bezwaar, maar
nog in veel hoogeren graad, dat bij de oprigting der burger
scholen zich zal doen gevoelen. Zulleu de leeraars voor al die
vijftien rijks- en nog heel wat stedelijke burgerscholen als
paddestoelen uit den grond opkomen Me dunkt, een doc
tor philosophias wordt haast zijn gewigt in goud waard een
literarum doctor, die wat van geschiedenis weet, wordt ook
al een kostbaar mensch een akte voor nieuwe talen of ma
thesis gaat den bezitter in zeer goeden doen zetten. De gou
den eeuw, waar nu reeds de geëmployeerden bij het lager
onderwijs een voorsmaak van krijgen, breekt waarlijk en
werkelijk aan voor wie maar tot middelbaar onderwijs zich
I bekwaam en geroepen voelt! Doch ik dwaal af. Professor
j Pijnappel dan idealiseert een weinig in dit eene punt. Voor
het overige vinden we zijn betoog zeer juist en voor ons zeer
praktisch, want hij wil de aanstaande ambtenaren der tweede
klasse aan de polytechnische school hun opleiding laten ont-
vangen. Mogen we nu die behouden, enfin, aan aspirant-
ambtenaren eerste klasse, d. i. meesters in de regten, die zich
het radikaal voor de indische dienst komen verschaffen, is. nu
reeds de delftsche akademie arm, en zal de leidsche nimmer
zoo heel rijk worden, omdat nog altijd wie naar Indië gaat, er
heen gaat om den gelde, en het radikaal voor ambtenaar
tweede klasse, dat met veel minder omslag en «tudip en kos
ten te verkrijgen is, even zoo goed als dat der gepromoveer
den, de meest lukratieve betrekkingen binnen iemands bereik
brengt.
,,'t Onderwijs, vooral het indisch onderwijs, is onze question
bruiante. Als thema van discours werd het echter den laat-
sten tijd wel wat op zij gedrongen dooreen ander, de ten
toonstelling van oudheden. Ér wordt ongeloofelijk veel
moeite hesteed. er worden verbazend veel konnekties aange
knoopt of geutiliseerd, om die expositie zoogoed, zoo interes
sant, zoo volledig mogelijk te maken. En aller waarschijn
lijkst zullen hoofd - en sub-kommissiën alle reden hebben om
zich voor haren ijver beloond te achten. In één opzigt althans
zal onze tentoonstelling met regt uniek mogen heeten ik doel
op de rijke kollektie van Delftsch aardewerk, die van allerlei
kanten nu reeds toevloeit of reeds is toegezegd. Het fabrice
ren van aardewerk was in de 17de en 18de eeuw een rijke
bron van welvaart voor onze stad. Maar de grondstof moest
haar van elders, met name uit België en Limburg, toegevoerd
worden. Sedert de ontwikkeling van dezen tak van industrie
op de plaatsen zelf. waar de grondstof aanwezig is, vervielen
de delftsche fabrieken. Thans bestaat er nog maar eene;
slechts grover soort van aardewerk wordt daar vervaardigd.
Maar 't echte fabriekaat uit den goeden tijd, dat hetchineesch
en japansch zoo verleidelijk in vorm en kleur en schildering
wist na te bootsen en zich slechts door grootere dikte daarvan
onderscheidde, blijft zeer gezocht en zeer veel waard, 't Is
natuurlijk in deze stad, in allerlei vormen en uit allerlei tij
den, bij patricische famieljes en oud-delftsche burgers nog in
grooten voorraad te vinden. Voor vele eenvoudige burgers
was hun bezit tot nog toe een schat in den akker. Ze hadden
hun potten en schalen en koppen van ouders geërfd het wa
ren famieljestukken. dat was er voor hen de eenige waarde
van. Maar naauvvelijks is de tentoonstelling geannonceerd of
„de joden" loopen de huizen hier af, om delftsch aardewerk
op de koopen, en besteden hooge prijzen, f 100 voor eene
schaal enz., natuurlijk omdat ze hegrijpen dat nu langzamer
hand de oogen der eenvoudige burgers opengaan en deze,
ziende wat het aardewerk een chique slaat op de tentoonstel-
ling, geweldig eigenwijs zullen worden met hetgeen ze er van
bezitten. De burgers, van hun kant, beginnen op de hoogte
te komen, slaan doorgaans het aanbod af, brengen hun stuk
ken aan de kommissie en meenen dat ze na de tentoonstelling
minstens wel even veel als thans er voor zullen kunnen bedin
gen. Met mei begint de inzending der voorwerpen uit
plaatsen buiten deze stad. De hoofdkommissie had aanvan
kelijk het jaar 1813 eenvoudig weg als termijn opgegeven van
hetgeen ze onder oudheid verstond. Ze is sedert op de ge
dachte gekomen om de tentoonstelling nog meer nationaal te
maken door er de herinnering aan den franschen tijd en aan
Neêrlands herstel mee te verbinden. Voorwerpen die den
patriottentijd en 't fransche régime voor den geest herroepen,
zullen haar bijzonder aangenaam zijn.
„Welligt verg ik te veel ruimte van uzoo niet, nog een
enkel woord over een kolossale mystifikatie, dezer dagen hier
gepleegd. Twee vrienden zouden duelleren met de pistool.
Te Wassenaar had de ontmoeting plaats. De een schoot den
ander neer en vlugtte naar Leiden, waar men zegt dat hij zich
twee dagen lang bij een kennis in een kelder schuil hield.
Intusschen werd bij door telegrammen op de hoogte gehou
den van den toestand des anderen. „Bedenkelijk," luidden de
inlichtingen „hij deed misschien niet onverstandig met naar
Engeland te vlugten." Een laatst bezoek aan Delft, een bede
om vergiffenis aan den gewonde, en dan het vaderland voor
goed verlaten! De ongelukkige keerde naar Delft terug, vond
zijn vriend met den linkerarm in een doek, werd gansch ont
daan toen hij van waarschijnlijk afzetten hoorde, zag ver
volgens boe een zijner sekondanten zich, uit spijt dat hij tot
de daad had meegewerkt.beel koelbloedig voor den kop schoot
en als lijk op een kanapé werd gelegd, en vond eerst daarna
barmhartigheid bij de dartele vrienden, die hem met los kruid