MIDDELBÜRGSCHE
C OTfR A N T.
N°- 33.
Dingsdag
17 Maart.
1863.
Editie van maandag avond 8 ure.
Aflossing' der Provinciale geld leening van
f 220,000.
De gedeputeerde staten van Zeeland,
Gelet op het besluit der staten van den 8 november 1862,
110. 5. goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 13 februarij
1863 no. 51, opgenomen in het. Provinciaal blad onder no. 24;
Gelet op art. 11 van het plan dergeldleening van f 220.000
voor de verbetering der wegen in het vierde en vijfde district
van Zeeland, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 28
junij 1845 no. 62;
Besluiten:
Aan de houders van aandeelen in bovengenoemde geldlee-
ning kennis te geven
1. Dat de tot heden niet aflosbaar gestelde aandeelen in
bovengenoemde geldleening ten getale van vier en zestig
stuks elk van duizend gulden aflosbaar zullen gesteld worden
op den 1 j ui ij 1863, ten kantore van den heer betaalmeester
te Middelburg, en geen verdere rente op die aandeelen zal
betaald worden dan tot zoo even gemeld tijdstip.
2. Dat de aflossing van het volle kapitaal, en de rente
betaling over de eerste zes maanden van 1863, op 1 julij 1863
ten kantore voornoemd zullen geschieden tegen overgifte van
het bewijs van aandeel met de daarbij behoorende rente-cou
pons over 1863 en volgende jaren.
Dit besluit zal in het Provinciaal blad van Zeeland, en bui
tendien bij wijze van openbare aankondiging worden ge
plaatst in de Staatscourant eu in de Middelburgscbe courant.
Middelburg, den 13 maart 1863.
De gedeputeerde staten voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter.
S. VAN DER SWALME, griffijr.
BIMEVLAAö.
middelburg 16 maart.
De tweede kamer der staten generaal heeft heden het aan
de orde gestelde wetsontwerp tot voorziening omtrent het
novaal tiendregt van het kroondomein enz. iu behandeling
genomen. De beraadslagingen waren echter van korten duur,
daar op artikel L door den heer Dullert een amendement
werd voorgesteld dat tot onderzoek naar de afdeelingen is
verzonden. De zitting werd dien ten gevolge verdaagd.
De definitieve begrooting voor het departement van kolo
niën is in deze zitting ingekomen.
De gemeenteraad alhier zal aanstaanden woensdag, des
namiddags ten half twee ure, weder eene openbare zitting
houden ter behandeling der volgende onderwerpenmissive
vari gedeputeerde staten tot goedkeuring van onderscheidene
raadsbesluitenvaststelling der memorie aan den raad van
state, in zake het armwezen.
Het denkbeeld van brand in eene gasfabriek heeft over het
algemeen iets vreeselijk verontrustends. Geen wonder dus dat,
toen vrijdag avond omstreeks 9$ ure het gerucht van een der-
gelijken brand zich door deze gemeente verspreidde, velen
zich in angstige spanning naar het Molenwater begaven. Dit
was vooral het geval bij hen die een hoog opstijgende vlam en
een helder licht in den omtrek der fabriek met eigen oog had
den waargenomen. Gelukkig maakte de angst spoedig voor
volkomene geruststelling plaats. De brand had zich nagenoeg
uitsluitend bepaald tot het vlam vatten van het gas uit een der
gashouders ontsnapt. In de kleine gashouder namelijk was
door eene onbekende oorzaak een lek ontstaan. Het gas
baande zich een weg door de hierdoor ontstane opening, kwam
in aanraking meteen in de nabijheid brandende lantaarn en
deed een ontzagwekkende vlam opstijgen. Men slaagde er in
de opening spoedig te stoppen en daardoor ongelukken te
voorkomen.
Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ont
vangen en liggen voor belanghebbenden ter inzage een over-
zigt van den handel en de scheepvaart van Groot-Brittanje en
Ierland, gedurende de maand en het jaar 1862, benevens een
exemplaar van het nieuwe turksche tarief van regten in het
op 25 februarij 1862 tusschen Nederlanden de Porte gesloten
handelsverdrag.
Dirigerende leden der teeken-akademie gaven 11. vrijdag
avond weder eene kunstbeschouwing, de derde gedurende
dezen winter. Eene portefeuille van meerendeels kostbare
teekeningen tot de fraaije verzameling van den heer de Jonge
van Elleineet behoorende, was tot dat einde ter beschikking
gesteld.
Naar wij vernemen, zal Z. M. de koning omstreeks den 9
april de hoofdstad bezoeken. Handelsblad
HH. KK. HH. prinses Frederik en prinses Marie zijn
zaturdag morgen met de dames en heeren der hofhouding en
gevolg naar Berlijn vertrokken.
Jl. zaturdag voormiddag is het engelsche jacht Osborne
Vlissingen gepasseerd, van Londen komende, om de vorste
lijke famielje van Denemarken naar Antwerpen over te bren
gen. Van de marine-batterij werd het gebruikelijk aalvo
gelost.
Naar wij vernemen wordt het nieuwe drooge dok te Wil
lemsoord van tijd tot tijd eenige palmen leeggepompt, maar
geeft spoedig door de scheuren weder eene massa water terug
het zal in het laatst dezer maand worden leeggepompt en
onderzocht worden, hoezeer de uitslag van dat onderzoek
gemakkelijk vooruit is te berekenen. Naar wij hooren is men
niet vreemd aan het plan om een geheel ijzeren dok te maken,
dat is te zeggen het gemetselde dok van een massief ijzeren
bekleedsel te voorzien. Arnhemsche courant.)
Men verzekert algemeen, dat dezer dagen door den heer
Jager van de ministers van binnenlandsche zaken en van
financiën de voorafgaande, bij de koncessie gevorderde, goed
keuring is ontvangen op het door hem ingezonden ontwerp
der statuten voor de amsterdamsche-kanaalmaatschappij
(doorgraving van Holland op zijn smalst en landaanwin
ning).Ook verneemt men, dat binnen kort de gelegenheid
tot deelneming zal worden opengesteld.
Omtrent het luchtverschijnsel, dat zich in den avond van
den 4 dezer in ons geheele landen ook in Duitschland en
België heeft vertoond, verneemt men nog gedurig nadere bij
zonderheden. De heer K. heeft in het Utrechtsch dagblad
een uitvoerige beschouwing er over geleverd, waaruit wij het
volgende overnemen
„Verschijnselen zoo als dat van den 4 dezer, dat zich door
eene buitengewone lichtsontwikkeling onderscheidde zijn
vrij zeldzaam. In vele gevallen vielen er kort nadat zich een
vuurbol vertoond had, een of meerdere steenen neêr die som
tijds diep in den grond sloegen, en als zij spoedig werden uit
gegraven nog warm waren. Kort mi het van een springen
verneemt men gewoonlijk een slag, die sterker of zwakker
is naar mate men zich digter bij of verder van de plaats be
vindt waar het geluid ontstaat. Vuurbollen hebben zich zeker
reeds sedert het bestaan der aarde vertoond en het nederval-
len daarvan is mede even zoo lang voorgekomen.
„De vuurbollen zijn ligehamen die niet tot deze aarde
behooren. Zij zweven volgens de wetten der traagheid en der
aantrekkingskracht in bepaalde banen in de hemelruimte otn.
Doorsnijden deze banen die der aarde en bevindt deze zich
gelijktijdig met zoodanig ligchaam in de nabijheid van de
doorsnede, dan wordt het ligchaam door de aarde aangetrok
ken en valt, na allengs tot de oppervlakte genaderd te zijn,
daarop neder. Waarschijnlijk worden deze ligehamen eerst
lichtend wanneer zij in den dampkring der aarde komen,
dat is op 5 tot 18 mijlen boven hare oppervlakte, Zij voeren
geene onbekende stoffen aan de aarde toe, want de scheikunde
heeft bij de ontleding der meteoorsteenen geene stoffen ge
vonden die niet reeds op aarde bekend waren. De rangschik
king en verbinding der bestanddeelen wijkt echter min of
meer van die der bekende mineralen af. In eenige gevallen is
het bijna zuiver ijzer, en daar dit zelden op aarde voorkomt,
(behalve in enkele stukken die hier en daar, soms van zeer
groote massa, worden aangetroffen), vermoedt men dat deze
ook eenmaal als vuurbollen of meteoorsteenen uit de lucht
zijn gevallen.
„Wat nu de vuurbol van den 4 dezer aangaat, niet alle be-
rigten zijn daaromtrent even juist. Wij kunnen alleen tot
eene meer naauwkeurige kennis daarvan geraken door de
onderlinge vergelijking, rangschikking en beoordeeling van
veleberigten uit onderscheidene, zelfs zeer verwijderde plaat
sen. Daaruit kan blijken waar zich het verschijnsel het eerst
heeft vertoond, welken weg het heeft genomen en waar het
kan zijn nedergevallen. Dit alles kost echter eenigen tijd,
en indien uit de ons toegekomen berigten belangrijke bijzon
derheden mogten voortvloeijen, hopen wij spoedig op dit
onderwerp terug te komen."
Uit Zuid-Beveland schrijft men ons van 13 dezer
„De onlangs voor de waterbemaling te Hansweerl gebezigde
machine staat, wegens reparatiën aan de ketels, sedert 4 dezer
werkeloos. In het laatst der vorige maand is zij geïnspekteerd
en het voorloopig gebruik is er den aannemer van toegestaan,
onder anderen met bepaling van een niet zeer groot gewigts-
bezwaar op de veiligheidsklep, en dat zij voor 1 april a. s.
voorzien zij van eene alarmfluit. De uitpomping, die na dien
tijd met de nieuwe aangevoerde lokouiobile van Spaarden-
krachten geschiedt, had verleden zaturdag reeds zoo veel
water verzet, dat zij een weinig van haren feilen arbeid moest
rusten, om het water door eene grep naar den zuiger te leiden.
Gisteren had zij weder hare werking hervat. De vroeger ge
heide palen en achteloos achtergelaten heistellingen steken,
na eene lange onderdompeling, hunne hoofden boven.
„Met het bouwen van den steiger, waarvan ik u onlangs
sprak, is men reeds druk bezig.
„De werkzaamheden aan de suatiesluis bij Hansweert, die
in de vorige week weder zijn aangevangen, bestonden in het
uitmalen van het water, hetgeen zoo ver gevoTderd is, dat
men heden het vroeger gemelde baggenverk kan hervat
ten. Met het graven der waterleidingen, die met deze sluis in
verbaud staan, zal hedeu inede een aanvang gemaakt worden.
„Bij den postweg bepalen dc vorderingen aan het kanaal
zich tot de vervoering vau grond, dat met ruim 20 paarden
plaats heeft. Over de herstelling der afscbuivingen, die daar
in den afgeloopen zomer ontstaan zijn, bestaat tusschen het
rijk en den aaunemer sedert lang geschil. Thans is zij, voor
rekening der in het ongelijk gesteld wordende partij, per kub.
el onderhandsch besteed aan den heer Bolier.
„Te Wemeldinge heeft de waterbemaling mede door her
stellingen aan de ketels der machine stil gestaan. Zij wordt
thans weder voortgezet.
Uit 'sGravenhage schrijft men ons onder dagteekening
van 13 dezer
„Het berigt dat de minister van justitie de invoering der
wet op deregterlijke organisatie wenschtte hebben ui gesteld
tot den herfst van het volgende jaar, is door de oppositie-pers
als een wapen tegen dien staatsman aangegrepen. De mede-
deeling van eenige weinige feiten zal voldoende zijn om den
heer Olivier volkomen te regtvaardigen.
„Vóór dat de invoering der gemelde wet mogelijk zij, moet
niet alleen emie wet op de regterlijke indeeling gemaakt
maar moeten ook de wetboeken van strafvordering en burger
lijke regtsvordering geheel hei zien worden. Met dezen voorbe
reidenden arbeid nu is men op verre na nog niet gereed, kon
men thans nog niet gereed zijn en zal men stellig niet vóór
de helft van 1864 gereed wezen. Het ontwerp van het wet
boek van strafvordering bij v. werd, gelijk behoorlijk was, den.
hoogen raad ter overweging aangeboden. Dit hooge vegtskol-
legie nu heeft zich van die taak zoo uitmuntend en zoo volle
dig gekweten, dat er een lijvig rapport, houdende vele gewig-
tige bedenkingen, aan den minister is ingediend. Natuurlijk
was daarvan bet gevolg dat het ontwerp andermaal door den
minister bestudeerd en naar ik verneem hier en daar
gewijzigd werd, om ten slotte naar den staatsraad verzonden
te worden, waar het, zoo ik goed ben ingelicht, thans nog
aanhangig is. Is het dan niet onbillijk den minister van zijn
dralen een verwijt temaken? Zou de natie niet veeleer vegt
tot beklag hebben wanneer een zoo gewigtige arbeid in over
ijling werd verrigt?
„Stel nu dat het wetboek van strafvordering nog in deze
zitting wordt afgedaan (wat zeer onwaarschijnlijk is), zal het
dan nog niet minstens een groot half jaar waarschijnlijk
wel een geheel jaar moeten aanhouden alvorens men met
het andere wetboek gereed kan zijn? Want ook dit laatste
zal waarschijnlijk den hoogen raad ter overweging worden
aangeboden. En bedenkt men dan nog daarbij dat het ont
werp op de regterlijke indeeling tot langdurige diskussies
helaas ook over lokale belangen zal aanleiding geven, dan
kan niemand ter goeder trouw gelooven dat de wet op de
regterlijke organisatie vóór september van 1864 kan worden
ingevoerd.
„Dat men, in 't algemeen, aan het ministerie vau justitie
niet bijzonder voortvarend is stem ik toe. Doch men behoeft
slechts het „Bijblad" ter hand te nemen om te zien dat hier
over sints 1848 altijd geklaagd is. Thans evenmin als
onder het bestuur van rar. Godefroi heeft men geen regt
tot klagen; er wordt gearbeid aan vele zoo gewigtige ont
werpen dat het feitelijk onmogelijk was dat deze reeds aan de
openbare diskussies in de kamers zouden zijn ouderworpeu.'
Uit Haarlem schrijft men ons van 11 dezer
„De haarlemsche gemeenteraad had onlangs een onderwerp
te behandelen, dat, tueer dan gewoonlijk met de handelingen
van dien raad het geval is, algemeeue belangstelling wekte.
Het gold de regeling van het lager onderwijs en voornamelijk
van het „meer uitgebreid lager onderwijs".
„De raad had in april van het vorige jaar eene kommissie
benoemd om de regeling van het openbaar lager onderwijs in
deze gemeente (in 1859 vastgesteld) te herzien. Die kommis
sie bestond uit den burgemeester, een wethouder, een lid van
den raad, twee leden der plaatselijke schoolkommissie, den
distrikt-schoolopziener en den geraeente-sekretaris. Zij
leverde in oktober van het afgeloopen jaar haar rapport in.
„In het aantal en de inrigting der armenscholen behoefde
naar hare meening geene verandering te komen en de tus-
schenschool, die tijdelijk door het rijk is overgenomen, bleef
buiten verdere beschouwing. De jaarwedden der hoofdon
derwijzers, f 1000 en f 1100 bedragende, stelde de kommissie
voor te brengen op f1200. De gemeenteraad heeft met 12
tegen 7 stemmen aldus besloten. (Er bestaat eene vakature
in den raad, door overlijden, en een der raadsleden was af
wezig.)
„Wat voornamelijk de belangstelling van het algemeen
had gaande gemaakt, van ieder althans die het gewigt van
goed onderwijs beseft, was de regeling van het meer uitge-