MÏDDELBURQSCHE COÜBTAN T. r 3i. Donderdag 1863. 12 Maart. r C* 'Oj Editie van woensdag avond 8 ure. puovraeuiiE (jiii.iti.Kiivivfj. De gedeputeerde staten van Zeeland, doen te weten: 1. Dat door de staten dier provincie in hunne vergadering van den 8 november 1862, cider no. 5, is vastgesteld hetgeen volgt A. DE STATEN VAN DE PROVINCIE ZEELAND, Be-*tuiten 1. aan te gaan ten laste der provincie eene geldleening van vijf inaal honderd vijf en twintig duizend gulden tegen eene rente van vier en een half ten honderd in het jaar, op voet en wijze als hij na te melden plan is omschreven 2. goed te keuren en vast te stellen het door gedeputeerde staten daarvoor ontworpen hierboven bedoeld plan van geld leening 3. gedeputeerde staten te magtigen in 1863 de onafgeloste aandeelen der provinciale geldleening van f 220,000 voor de verbetering der wegen in de voormalige districten vier en vijf dezer provincie op de gewone wijze aflosbaar te stellen, bij aldien daarvoor.door de in dat jaar te doene geldleening. deel makende van de onder 1. bedoelde, de vereischte middelen zullen worden verkregen. Genomen in enz. B. Plan eener geldleening van f 525,000 ten laste van de provincie Zeeland. Art. 1. „Door en ten laste van de provincie Zeeland zal in den loop vati de jaren 18631867 bij gedeelten of seriën naar gelang der behoeften eene leening worden aangegaan van vijf maal honderd vijf en twintig duizend gulden, en zulks bij aandeelen van duizend gulden." Art. 2. „Aan die geldleening zal eene rente verbonden wor den van vier en een half ten honderd in het jaar, aanvangende met den eersten dag der maand, volgende op die waarin het verschuldigde wegens de ingeschreven en aangenomen aan deelen is overgestort, en de quitantie van storting ter provin ciale griflie van Zeeland is overgebragt." „Gedachte rente zal bij twee gedeelten, de eerste helft op den eersten julij en de tweede helft op den eersten januarij van elk jaar, ontvangbaar gesteld worden." Art. 3. „Voor elk aandeel in voorschreven geldleening zal in den vereischten vorm worden opgemaakt één obligatie groot duizend gulden, of twee obligation onder A en B, ieder groot vijf honderd gulden, met een doorloopend nummer van 1 tot en met 525, op naain of in blanco, even als de splitsing van een aandeel naar verkiezing der deelhebbers, met een stel halfjarige rente-coupons, en een bewijs tot het bekomen van een nieuw stel, na den vervaldag van het laatste coupon der vroeger afgegevene; de obligatiën onderteekend door den commissaris des konings in de provincie, door een lid van gedeputeerde staten endoorden griffier der staten, de cou pons alleen door laatstgenoemden; en zullen binnen eene maand nadat de ingeschreven aandeelen gestort en de bewij zen van storting ter provinciale griffie overgebragt zijn. tegen intrekking der voor de zoo even bedoelde bewijzen afgegeven renversalen aan belanghebbenden worden uitgereikt, tegen betaling van ren gulden voor het zegel van elke obligatie met een stel rente-coupons, en later dertig cent voor elke stel nieuwe rente-coupons, ter tegemoetkoming in de drukkosten." Art. 4. „Telken jare, minstens dertig dagen vóór de ope ning der inschrijving, zullen gedeputeerde staten bij openbare aankondiging opgeven 1. het getal aandeelen, waarvoor alsdan kan worden inge schreven 2. de gestelde termijn voor het inleveren der inschrijvings- billetten 3. dag, uur en plaats waarop die billetten in het openbaar zullen geopend worden 4. de gestelde termijn voor het doen der storting van het verschuldigde, wegens elk ingeschreven en aangenomen aan deel „Zullende voor de onder 2. en i. bedoelde termijnen tel kens eene week (de zondag uitgezonderd) gesteld worden, met eene tijdruimte tusschen beide van vier weken terwijl in de week, volgende op de sluiting van eerstbedoelden termijn, de opening der inschrijvingsbilletten en de toewijzing der inschrijvingen zal bewerkstelligd, en van den uitslag dier toe wijzing door den griffier der staten aan de inschrijvers kennis gegeven worden." Art. 5. „De in het voorgaande artikel bedoelde inschrij - vingsbilletten moeten inhouden 1. de naam. kwaliteit en woonplaats van den inschrijver; 2. het getal (in schrijfletters) aandeelen waarvoor wordt ingeschreven 3. de sout (mede in schrijfletters) die men bereid is voor elk aandeel te storten 4. de opgave of men de obligatiën op naam of in blanco, van duizend of van vijfhonderd gulden verlangtof dat men de opgave daarvan tor acht dagen na d'e toewijzing ziéh voor behoudt Die billetten, naar vereiseh onderteekend en geslöten, op de buitenzijde aangevende het getal aandeelem, waarvoor ia ingeschreven, moeten door den inschrijver, of van zijnen f 't wege aan den daarvoor gestelden ambtenaar van de provin- I ciale griffie vertoon.it, en daarna in de ter griffie geplaatste met dubbele sluiting voorziene inschrijvingsbus gestort worden." Art. 6. „Aan de op voorschreve wijze gedane inschrijvingen zullen de voor de provincie meest voordeelige aanbiedingen den voorrang hebben, boven de inschrijvingen a pari, en bij gevolg de laatstbedoelde buiten aanmerking bl.jven, immers wanneer door de hoogste aanbiedingen het vereischte getal aandeelen verkregen wordt." „Doet het geval zich voor dat onder voor de provincie voordeelige voorwaarden voor meer aandeelen is ingeschre ven dan vereischt, zullen de meest voordeelige het eerst, daarna de minder voordeelige. voor zoo veel noodig na voor afgaande loting werden aangenomen." „Is echter, onder voordeelige voorwaarden, voor het ver eischte getal aandee'en niet ingeschreven dan zullen de hoven part gedane inschrijvingen eerst worden aangenomen, en daarna aan de ingeschreven aandeelen van duizend voor dui zend een nummer gegeven, en door loting worden aangewe zen welke van deze, tot aanvulling van liet vereischte getal aandeelen, zullen worden aangenomen." Art. 7' „Na de regeling en toewijzing der gedane inschrij- s ingen, op de in art. 6 bepaalde wijze, en na ontvangen ken nisgeving bedoeld aan het slot van art. 4 zijn de inschrijvers gehouden binnen den in zoo even genoemd art. 4 onder no. 4 bedoelden termijn, de ingeschreven en aangenomen sommen te doen overstorten, en de kwitantiën van storting binnen acht dagen ter provinciale griffie van Zeeland te doen over brengen. voor die kwitantiën zal daar een renversaal worden uitgereikt, om later te worden ingewisseld tegen de in art. 3 bedoelde obligatiën." Art. 8. „De onderwerpelijke geldleening zal in den loop van twintig jaren, te beginnen met I januarij 1870 geheel wor den afgelost, in die tijdruimte jaarlijks met zooveel aandeelen als de provincie daarvoor gelden beschikbaar zal hebben." „De staten der provincie behouden echter aan zich de be voegdheid de leening in eene mindere tijdruimte dan van twintig jaren, zelfs in 1870, geheel af te lossen, en wanneer zij daartoe besluiten, zal zulks door eene openbare aankondiging aan de houders van aandeelen worden medegedeeld, minstens drie maanden vóór tot de aflossing wordt overgegaan." Art. 9. „Ingeval de voorschreven leening niet in eens wordt afgelost, maar de aflossing bij gedeelten wordt bewerk stelligd. zal telkens in de maand september, in het openbaar ten overstaan eener commissie uit gedeputeerde staten, eene uitloting plaats hebben, tot aanwijzing welke van de vijfhon derd vijf en twintig aandeelen op den 1 januarij daaraanvol gende aflosbaar zullen worden gesteld." „Tijden plaats van uitloting. mitsgaders denuitslag dier lotiug zullen telkens bij openbare bekendmaking ter kennis van belanghebbenden worden gebragt." Art. 10. „De rente-betaling zal geschieden tegen intrek king van het betrokken rente-coupon; op het daarin vermeld tijdstip, zoo het een werkdag is en anders op den volgenden dag. De aflossing tegen intrekking van de uitgeloten obliga tie met. de daarbij beliooreudeniet verschenen rente-coupons, op het daarvoor gesteld tijdstip beiden zonder eenige korting." Art. 1. „Ingeval van brand, overstrooming of andere ram pen, obligatiën dezer geldleening mogten vernietigd of ver loren geraakt zijn, kunnen belanghebbenden zich deswege tot gedeputeerde staten wenden, als wanneer de voor derge lijke gevallen bestaande voorschriften met betrekking van nederlandsche schuldbrieven, zoo veel mogelijk zullen moe ten gevolgd worden." Art. 12. „Tot zekerheid der jaarlijksche rentebetaling en van de aflossing der aandeelen in de onderwerpelijke geld leening worden speciaal verbonden de inkomsten en middelen van de provincie Zeeland." Art. 33. „De openbare aankondigingen of bekendmakin gen bedoeld bij art. 4-, 8 en 9 zullen telkens minstens tweema len geplaatst worden in de Staatscourant en in een of meer der zeeuwsche dagbladen." Art. 14. „De overstorting van het verschuldigde wegens de ingeschreven en aangenomen aandeelen dezer geldleening moet door de inschrijvers of hunne gemagtigden gedaan wor den in nederlandsche munt of in zoodanige muntspecie of papier als daarmede wettig is gelijk gesteld, ten kantore van den betaalmeester te Middelburg, of ten kantore van den provincialen comptabele welke den betaalmeester in zijne functiën mogt hebben vervangen." „De betaalbaarstelling en uitbetaling der verschenen ren ten en van het kapitaal der aflosbaar gestelde obligatiën zal op gelijke wijze worden bewerkstelligd." Art. 15. „Aan de gepatenteerde of erkende makelaars, commissionairs en zaakwaarnemers wordt, voor provisie of courtage, een vierde ten honderd toegekend van de door hunne tusschenkorast ingeschreven, aangenomen en overge- storte aandeelen, waarvan de voldoening z,.l plaats hebben na de afgifte der in art. 3 bedoelde obligatiën, en zulks tegen kwitantie, waarvan het zegelregt ten hunnen laste komt." Aldus vastgesteld" enz. 2. dat bovengemeld besluit en plan zijn goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 13en februarij 1863, no. 51. Gegeven te Middelburg, den 20en februarij 1863. De gedeputeerde staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter. S. VAN DER SWALME, griffier. Provinciale geldleening van f 535,000 (eerste gedeelte). De gedeputeerde staten van Zeeland, Gelet op het besluit der staten van den Sen november 1862, no. 5, en op het daarbij vastgesteld plan eener geldlee ning van f 525,000, tegen eene jaarhjksche rente van vier en een half ten honderd, ten laste van de provincie Zeeland, beide goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 13en febru arij 1863, no. 51, en geplaatst in het Provinciaal blad van 1863, no. 24, Besluiten: In voldoening aan art. 4 van bovengenoemd plan ter ken nis te brengen van belanghebbenden 1. dat op bovengenoemde geldleening, in na te melden tijdvak, kan worden ingeschreven voor een ho 'er.' tcht en zestig aandeelen, elk van duizend gulden 2. dat de termijn voor het inleveren van de inschri j vings billetten is vastgesteld van vrijdag den l5en mei 1863 toten met vrijdag den 22en daaraanvolgende, dagelijks (de zondag uitgezonderd) des voormiddags van negen tot twaalf en des namiddags van een tot vier ure en dat die billetten. achter volgens art. 5 van meergemeld plan, na vertoon aan den daar voor gestelden ambtenaar, zijnde den heer D. Je ras, commies ter provinciale griffie van Zeeland belast met de comptabili teit, moeten gestort worden in de ten dien einde op de vierde afdeeling der genoemde griffie geplaatste inschrijvingsbus 3. dat de zoo ever.genoemde inschrijvingsbus en do daarin aanwezige inschrij vingsbilletten in het openbaar zullen wor den geopend op donderdag den 28en mei 1863 (lesnamiddags ten één ure in de raadzaal van gedeputeerde staten, en de uit slag der toewijzing daarna zoo spoedig mogelijk door den griffier der staten aan de inschrijvers zal worden medege deeld 4. dat het bedrag der gedane inschrij vingen (voor zoo veel die zijn aangenomen) moet overgestort worden ten kantore van den heer betaalmeester te Middelburg in het tijdvak van maandag den 22en junij 1863 toten met maandag den 2')en dier maand (de zondag uitgezonderd) op de gewone kantoor uren 5. dat exemplaren van het plan der onderwerpelijke geld leening kosteloos kunnen verkregen worden, op franco aan vrage aan den hierboven onder 2. genoemden ambtenaar. Dit besluit zal in het Provinciaal blad van Zeeland, en bui tendien bij wijze van openbare aankondiging, worden ge- plaats in de Staatscourant en in de Miildelburgsche, Goessche en Zierikzeesche couranten, mitsgaders in bet SIuissche week blad en het Algemeen nieuws- en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Middelburg, den 6en maart 1S63. De gedeputeerde staten voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter. S. VAN DER SWALME, griffier. BEIÏ EXBM AKIX& De commissaris des konings in de provincie Zeeland, maakt bekend, dat volgens beschikking van zijne excellen tie den minister van binnenlandsche zaken van den 7 dezer no. 217, 3de afdeeling, het kanaal van Neuzen, op Neder- landsch grondgebied, in het belang van de uit. te voeren wer ken, zal worden afgetapt van der. 1 tot en met den 15 mei aanstaande. Middelburg, den 11 maart 1863. De commissaris des konings voornoemd. R. W. VAN LIJNDEN. BTOMLAm Middelburg 11 maart. Gisteren en heden is in de tweede kamer de behandeling voortgezet van het wetsontwerp tot regeling van het middel baar onderwijs. De beraadslagingen zijn thans gevorderd tot art. 83 (overgangsbepalingen). Een door den heer Begratn op artikel 20 (onderwijs aan de landbouwschool) voorgesteld amendement, strekkende om een nieuw programma voor de landbouwschool vast te stellen, is werworpen. In de heden middag gehouden zitting van den gemeente raad is voorlezing gedaan van een ingekomen adres van eenigo ingezetenen dezer gemeente, waarvan wij reeds in het notn- mer dezer courant van 3 maart hebben melding gemaakt. Het houdt in een dringend verzoek dat het den raad moge beha gen zich te wenden tot de regering om op eene spoedige aanvanging der spoorwegwerken, met inbegrip der on ver mij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1