MIDDELBURGSCHE COURANT. N- 29. Zaturdag 1863. 7 Maart. L.1 r. (i"t8 X^£'0/AXBEl., Editie van vrijdag avond 8, ure, Middelburg j maart. Gisteren en heden heeft de tweede kamer der staten gene raal de beraadslagingen voortgezet over het wetsontwerp tot regeling van het middelbaar onderwijs. De door de heereii van Heemstra en Wintgens in de zitting van woensdag op artikel 1 voorgestelde amendementen zijn verworpen en een ander door den heer Kapeyne van de Copello, in de zit ting van gisteren voorgesteld, is ingetrokken. Artikel 1 van het wetsontwerp is daarop heden aangenomen. De beraadslagingen zijn thans gevorderd tot art. 14. Iets feestelijks was er gisteren op te merken in de stemming der bevolking van Vlissingen en Middelburg. Velen stelden zich een prachtig schouwspel voor van de blikvuur-illumina tie die des avonds op de schepen van het engelsch eskader zou worden ontstoken. Prinses Alexandra van Denemarken zou n. 1. tegen den avond van Antwerpen ter reede van Vlissingen komen en daar gedurende den nacht vertoeven, om heden morgen de reis naar Gravesend voort te zetten. Talrijke gezelschappen maakten zich hier gereed om per rijtuig het schouwspel datVlisssingens reede zou opleveren te gaan bijwonen en een onzer stoombooten deed met een zeer groot gezelschap een togt. naar de reede om daar tot na middernacht te vertoeven. Inmiddels had de bevelhebber van het eskader op den middag, juist toen een aantal dames en heeren, aan boord van een der schepen genoodigd, daar bij een was, het berigt ontvangen dat H. K. H. reeds ten 5 ure zou aankomen, en de reis onmiddellijk wenschte voort te zet ten. Spoedig werd dus alles tot het vertrek gereed gemaakt, en pen gedeelte van het eskader als avant-garde aangewezen verliet reeds dadelijk de reede. Ten 5 ure stoomde dan ook het prachtig koninklijk jagt Victoria and Albert vergezeld van de Osborne in pijlsnelle vaart vooi bij de vesting, onder het lossen van donderende saluutschoten van de engelsche schepen en de batterij. De bemanning der schepen para deerde inmiddels in het want. Een en ander leverde een schoon gezigt op, zoo dat de velen die het bijwoonden niet geheel en al waren teleur gesteld. Veel levendigheid gaf het verblijf van het engelsche eska der in Vlissingen. Woensdag avond was door de officieren en ambtenaren van de marine aan de engelsche officieren een bal aangeboden, hetwelk zeer druk bezocht werd en door beleefd heden van de andere zijde werd beantwoord. De vorstelijke personen zullen zeker heden reeds in den vroegen morgen te Gravesend zijn aangekomen. Daar is een veertigtal groote schepen gestationeerd dat aan de prinses uit 3500 metaalmonden den eersten welkomsgroet van het engel sche volk brengen zal. De spoorweg van Gravesend, langs welken /le prinses met den prins van Wallis Lon/len zal berei ken, is prachtig versierd en in de hoofdstad zijn vele toebe reidselen gemaakt tot eene schitterende ontvangst bij den plegtigen infogt /lie op morgen is bepaald. O. a. zullen 16,000 man van de vrijwillige scherpschutterskorpsen in de straten welke de stoet passeren zal geschaard zijn. Aanstaanden diagstlng zal de voltrekking van het huwelijk plaats hebben. Naar wij vernemen heeft zich de keelziekte, angina diphte- ritica, insgelijks hier ter stede geopenbaard. Ook te Renesse in Schouwen heeft zich een geval voorge daan. Te Bruinisse heeft zich thans de vroeger te Ouwerkerk, in Duiveland, gevestigde geneesheer nedergezet. Voor eenigen tijd hebben wij onze lezers op een belangrijk opstel in de Revue des deux mondes over de crise religieuse in de prolestansche christenheid gewezen. Het doet ons leed dat wij verzuimd hebben op een even belangrijk opstel in het nommer van 15februarij dezes jaars te wijzen dat aan eene beschouwing van de crise religieuse in de roomsch katholie ke christenheid gewijd is. Hoewel wij ons hier van heoordeeling onthouden, zoo ge- looven wij niet dat het nog te laat is otn op het met kennis en onpartijdigheid geschreven stuk de aandacht te vestigen. Omtrent het gebeurde aan Ommerschans verneemt hetHan- delsblad het volgende „De personen, uitmakende de bevolking van het gesticht de Ommerschans. waren vroeger altijd gewoon twee maal eiken dag het eten, dat zij overhielden, aan hunne vrouwen of man nen te geven. Uit was met jongelieden (ongehuwden) ook het geval, die alsdan gelegenheid hadden eenige oogenblikken met hunne liefsten te spreken. Volgens eene ontvangen order mogt dit echter niet meer plaats hebben, en den 2 maart zou met deze verandering een begin worden gemaakt. Maandag morgen ging dit zeer goed, doch des namiddags getuigde het geweldig schreeuwen van de opgewondenheid des volks, het welk des avonds in massa de hekken, welke de mannen van de vrouwen afscheiden, op drie plaatsen met geweld omrukte, terwijl sommigen zich met de latten daarvan wapenden. Den heer Hulsebosch, onder-direkteur van het gesticht, die onmid dellijk op de plaats verscheen, gelukte het niet hen tot beda ren te bréngen, dan onder belofte, om met den adjunkt-direk- teur hierover te spreken. Deze werddadelijk door eerstge noemde»! gehaald en begaf zich mede in het midden der menigte. Inmiddels was het aan de brigadiers, bijgestaan dooi de veldwachters.gelukt. het volk met hunne wapenen eenigen tijd tegen te houden, doch daar de hekken op verscheidene plaatsen opengebroken waren, was dit niet langer doenlijk, door de weinige weerbare policie. De doldriftige menigte noodzaakte nu den adjunkt-du'v;! teur aan hunne gewoonte toe te geven, ten einde een bloedbad te voorkomen, waarna alles heenliep om de oude gewoonte te volgen. „Later was alles rustig, doch men laat hen nu hun gang gaan. Het ontbreekt voor het oogenbhk de direktie aan de magt om het besluit tot de bovengenoemde verandering door te drijven." Na de aankomst van het detachement militairen, waarvan wij in ons vorig nommer melding maakten, is de orde eeniger- inate hersteld. Van de kolonisten zijn er 14 gevankelijk naar Deventer overgebragt. De Staatscourant bevat een bij het departement van kolo niën ontvangen regeringstelegram, gedagteekend Buiten zorg 30 januarij jl. Het luidt: „In bijnaden geheelen archipel heerschen kooitsen en dyssenterie. Vooral Patjitan heeft daarvan veelgeleden. Overigens niéts bijzonders." Volgens een brief in het Utrechtsch dagblad opgenomen, heeft men te Curagao weder over twee aanrandingen door venezuelaansche oorlogschoeners te klagen. Bijna overal in ons vaderland is 11. woensdag avond een luchtverschijnsel waargenomen. Een helder licht, waaraan men op de eene plaats een blaauwaehtige, op de andere eene roodachtige kleur toekende, werd na enkele minuten door een knal opgevolgd. „Uit Zeist zoo vertelt ons de heer B(uijs) B(allot) door middel van het Utrechtsch dagblad wordt de tijd opgege ven vijf minuten vóór 7 ure en de knal 1 a 2 minuten na het ophouden van het licht. Uit Utrecht heb ik tot nog toe geene juister tijdsbepaling dan omstreeks 7 ure. Het lichtverschijn sel bewoog zich van het noorden naar het zuiden, deed zich voor als een vuurpijl, spatte in het zuiden, ook even als een vuurpijl, uiteen, en, zoo geeft men hier op, vier minuten daarna hoorde men eene ontploffing. Dat tijdsverloop is waarschijnlijk te laag geschat. Zuidelijk om Utrecht, maar het is niet te bepalen op welken afstand, zal men dus waar schijnlijk raeteuorsteenen hebben zien vallen. Wij hopen dat vollediger beschrijving met juiste tijdsbepaling van elders zal worden gegeven." Omtrent de grootte en den vorm van het meteoor zijn de opgaven zeer verschillend. De een noemt het een zon in vol len glans, een ander een vuurklomp met een ontzaggelijk licht, dat boven het maanlicht uitblonkeen ander weder een bol ter grootte van een kinderhoofd enz. Sommige beweren den bol nabij Loenen op den grond te hebben zien vallen. Niet minder talrijk en uiteenloopend z;jn de vergelijkingen omtrent het geluid. Er zijn heiigten die gewagen van een knal als van een schot uit een dertig ponder, andere van een slag die deed denken aan het springen van een kruidmaga- zijn, weder van andere die het geluid als dat eener aardbeving voorstellen. Men schrijft ons van deMosselbaai (zuidkust van het Kaap land) het volgende onder dagteekening van 18 januarij jl. „Het zal uwen lezers zonderling m de ooren klinken, dat wij ons hier in het midden van januarij in het hartje van den zomer bevinden, en wel een zomer waarvan gij u in Neder land bezwaarlijk een denkbeeld kunt vormen. Alle vruchten hebben haar vollen wasdom bereikt, en de abrikozen, per ziken, pruimen, appelen enz. heeft men maar voor 'tsehudden van de booinen. Het wemelt hier van insekten van allerlei aard en de lastigste eigenschappen; vooral is het sprinkha nen ras, door exemplaren van een vinger lengte en alle kleuren van den regenboog, rijk vertegenwoordigd. Slangen zijn er dit jaar weinig; het eene jaar verschilt niet het andere in dat opzigt aanmerkelijk. De hitte is ontzettend en de droogte beantwoordt daaraan. Het regent niet veel, en het weinige water, dat den eenen dag valt, is den anderen dag spoorloos verdwenen en in den grond getrokken. Op vele plaatsen boort men naar water, maar het is niet zelden brak, want de bodem van hot Kaapland bevat zeer veel zoutdeelen. Som mige boeren, door de ondervinding wijsgewordeu, hebben tegen de hellingen der bergen waterleidingen doen metselen die in vergaarbakken uitloopen, en bevinden zich daar wèl bij, want zij hebben hierdoor een voorraad water opgespaard, die een paarjaar duren kan,al regende het in dien tijd niet meer. Doch het ziet er bitter uit voor degenen, die deze voorzorg niet genomen hebben, omdat hunne vaders en grootvaders het ook niet doen: want de kaapsche boer is eigenzinnig en ouderwetsch. Wat zouden wij hier niet geven voor die stort- buijen, waarover menigeen in Nederland zoo ontevreden is Bij ons zou dat geen „slecht weêr," maar „heerlijk weer" hee- teu. Water is hier altijd de groote behoefte men heeft slechts twee of drie belangrijke rivieren, en dat nog op zeer verren afstand. Het water, dat mensehen en beesten hier drinken, en waarmede ook het land moet besproeid worden, wordt ge leverd door zoogenaamde „fonteinen". Men moet hierbij echter niet denken aan tritons, dolfijnen of Neptunnssen, die het water met den sierlijksten bogt uit schelp, bek of drietand omhoog werpen. De kaapsche fonteinen zijn plaatsen in de beigvaiieijen, waar het water uit den grond opwelt. Deze be ginnen nu voor en na hare dienst te staken, zoo (lat men tot de bovenvermelde boringen de toevlugt heeft moeten nemen. „Door de droogte is alle goederenvervoer op groote schaal onmogelijk geworden, want het geschiedt op groote wagens met een aantal ossen daarvoor gespannen, en deze vinden nu geen voedsel onder weg, want al het gras is verdord en de aanzienlijke massa voeder, die uien op dergelijke togten noo- dig heeft, kan niet medegenomen worden, omdat het te veel plaats op de wagens zou beslaan. Naar schatting liggen er op de dorpen in deze streken een kleine 20,000 pd.st.. alleen aan wol. op gelegenheid tot vervoer te wachten. Geschikte ver voermiddelen, die van geen saisoen afhankelijk zijn. behoo- ren tot tie eerste vereischten. om aan de talrijke hulpbronnen van dit land de ontwikkeling te verschatten, waarvoor zij vatbaar zijn. „Het leven alhier levert, gelijk in zulk eene weinig bevolkte en bergachtige streek natuurlijk is, weinig afwisseling op. Er bestaat hier echter een sterke godsdienstige band onder de bevolking, grootendeels van oude hollandsche afkomst en de „echte gereformeerde religie" belijdende. Er wordt hier alleen des zondags voormiddags kerk gehouden, en de preek is altijd in 't hollandsch. „De dagelijksche levenswijze rigt zich natuurlijk naar het bijna tropische klimaat. Men eet hoofdzakelijk vleesch van schapen of kaapsche bokken, maïs (hier populair tot „melies" verbasterd) en veel komkommers en bieten, beide laatste met azijn toebereid. Eene eigenaardige, zeer smakelijke spijze zijn de pompoenen, die gekookt en met suiker gegeten wor den. De maïs stampt men tijn en kookt er pap van gerst en tarwe worden op de zelfde wijze behandeld. „Een uur van mijne woonplaats ligt het dorp Zuid-Ali wol aan de Mosselbaai. dat inet der tijd eene schoone toekomst kan te geinoet gaan want de Mosselbaai. die zelden door schepen aangedaan werd, omdat men met hare klippen, zand banken. diepte enz. niet naauwkeurig genoeg bekend was, is thans gepeild en opgenomen, van vuurbakens voorzien en naauwkeurig op speciale kaarten omschreven, die van wege het engelsch bestuur alom verspreid en bekend gemaakt wor den. De veilige vaart in de Mosselbaai kan den handel met de zuidkust van het Kaapland eene groote uitbreiding doen verkrijgen." Benoeniiiiücu en besluiten. Leger. Op verzoek pensioen verleend, ten bedrage van f 1050 's jaars, aan den kapitein A. W. Mosselmans, magazijn meester der artillerie 2e klasse te Gorinchem, met toekenning van den rang van majoor. Benoemd bij den staf van het wapen der artillerie tot ma gazijnmeester 2e klasse te Gorinchem de 1ste luitenant C. Ouwendijk, magazijnmeester 3e klasse te Wierickerschans; tot 2den luitenant en magazijnmeester der artillerie 3de klas se te Wierickerschans. de sergeant M. Ytsma, van het 1ste re- gement vesting-artillerie. MiNiSTERiëoE departementen. Eervol ontslag verleend behoudens aanspraak op pensioen of wachtgeld, aan de vol gende ambtenaren bij het departement van financiën; op verzoek aan den hoofdkommies W. A. van der Jagt Pz.; en voorts aan de hoofdkoramiesen D. Ribbe en J. A. Èngelbert van Bevervoorde; de kommiesen A. van Hasselt, A. P. Smit, L. A. van den Ende. M. Botvier Az., H. J. Furstner en den adjunkt-kommies J. J. Kips. Bevorderd tot hoofdkoinmies, de lieer W. G. Denick Patijn, thans kommies; tot kommiesen, de heeren M. Meijers, P. J. van der Kloot, A. J. W. van Diepen ,J. II. Mulleraeister, J, O. Belinfante, C. van Vliet Cz.en L. Samuels, thans ad- junkt-kommiesentot adjunkt-kommiesen, de heeren J. A, W. Hustinx, J. Boumeester, H. W. Everts. II. van den. Hoonardt, C. J. Wesselingh, jhr. F. G. W. von Speicher, A. Tielenius Kruijthoff. L. Vermeulen. T. A. van Zeggelen, L. C. Clant. J. W. H. M. Lies. jhr. A. C. Gevers, C. A. F. J. van der Noor/laa en H. G. W. Briedé, thans eerste klerkenen do heer J. M. Gevers Leuven, thans surnumerair bij de posterijen, Iierk- en schoolnfeuws. De kerkeraad der nederduitsche hervormde gemeente te Rotterdam heeft uit het vroeger gemelde zestal van predikan ten het volgende drietal gevormd dr. F.Rauwenhoff.te Zalt- Bommeldr. C. P. Hofstede de Groot, te Dvvingelo, en dr, H.G. Hagen, te Leiden. Heden middag is dr. F. Rauwenhoff beroepen. Beroepen tot predikant bij de nederduitsche hervormde gemeente te Oudewater, de heer G. D. Kruijf te Koudekerke. De groote kerkeraad der waalschegemeente te Delft heeft, uit het bevorens opgemaakte drietal, tot predikant be roepen de heer R'ochedieu, voormalig hulpprediker te Sédan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1