Dat wij ons bij bet nederschrijven dezer regelen niet door de zich meer en meer verspreidende sympathie voor de polen laten beheerschen blijkt uit het rapport des burgerlijken goe- verneurs van het goevernement Lublin, waarin het volgende voorkomt „Met het oog op de tegenwoordige buitengewone omstan digheden, heb ik de eer uwe excellentie te verzoeken pogingen aan te wenden om zijne keizerlijke majesteit den grootvorst, goeverneur van Polen, eene proklamatie te doen uitvaardigen ter bescherming van het leven en de bezittingen der vreed zame burgerij, daar de bevolking van Hrubieszow teregt vreest dat de door de troepen gepleegde daden in de stad Tomaszow en eenigen tijd te voren in de stad Modliborzyce, twee bloedige tooneelen, welke elkander binnen zoo korten tijd in het zelfde distrikt zijn opgevolgd, zich op andere plaat sen zullen herhalen. „Ik heb tevens de eer u te melden dat ik per estafette on middellijk aan de postdirektie den last heb gezonden om te zorgen dat de overgeblevene regeringspersoon, of zoo geen daarvan meer in leven mogt zijn, de geestelijke dier plaats of eenig ander ambtenaar, wie dan ook, <le in dit geval noodige maatregelen neme tot het doen konstateren der gedoode of verbrande personen en over te gaan tot hunne begrafenis, het opmaken van den inventaris hunner overgeblevene bezittin gen, enz. „Daar ik echter geenzins met eenige zekerheid kon denken dat een der bovenbedoelde personen nog in leven zou zijn, heb ik insgelijks per estafette aan het hoofd des distrikts Zamosc bevel gezonden om zich persoonlijk naar Tomaszow te begeven, zoo noodig met eene eskorte, en aldaar een ge meentebestuur zamen te stellen. „De burgerlijke goeverneur van Lublin, „Boduszynski." Uit andere mededeelingen zien wij dat het antwoord aan den goeverneur van Lubiin op dit rapport aan de autoritei ten te Warschau de aanbiedingvan ontslag is geweest. Om onze lezers in de mogelijkheid te stellen zich een juist denk beeld te vormen van den tegen w oor digen toestand van Polen, moeten wij die tooneelen van moorden plundering, welke eene barbaarschbeid ademen, welke men misschien meenen mogt niet meer in het Europa der negentiende eeuw te zullen aantreffen, in hoofdtrekken mededeelen. Wij laten hier een gedeelte eener korrespondenlie uit Warschau volgen, uit het nommer van het dagblad van Posen, 20 februarij „Op 12 februarij, omstreeks 3 uur des middags, vernam de graaf Leopold Poïetyllo dat eene russische kolonne zijn kas teel Woyslawitze naderde. De graaf gebruikte juist het mid dagmaal met eenige zijner vrienden uit de nabuurschap, met name Titus Woyeiechowskizijn zwager, diens zoon, den kolo nel Dnnin, oud-officier van het poolsche leger ten tijde van het eerste fransche keizerrijk en eindelijk den landeigenaar Kun, eveneens oud-officier van het poolsche leger. „Daar er zich te Woyslawitze noch in de omstreken opstan delingen bevonden, wachtten de graaf en zijne gasten met de meeste bedaardheid de komst af der russische troepen, mee- nende dat hier slechts sprake kon zijn van een doortogt der troepen. Uit voorzorg bragt men evenwel de aanwezige dames en de kinderen van den heer Poïetyllo naar de vertrek ken op de tweede verdieping van het kasteel. „Een kwartier uurs later vielen er echter eenige geweer schoten en weldra zag men het kasteel door infanterie en kozakken omsingelen. Twee veldstukken werden op honderd schreden van den hoofdingang van het gebouw geplaatst, en toen de graaf Poïetyllo zich gereed maakte om tot den bevel hebber der russische troepen te gaan, opende men het vuur tegen het kasteel. „De zoon van Woyciechowski, aan het hoofd en in de borst getroffen, viel als eerste slagtoffer van deze afschuwelijke moordenarij. Naast hem stortte weldra zijn vader gewond aan hoofd en arm neder, terwijl de overige personen min of meer gekwetst werden. Bij de tweede afvuring der kanon nen tegen de muren van het gebouw, waaruit geen enkel ge weerschot was gevallen, stortten de russen zich door de deuren en vensters in het kasteel, terwijl allen die zich vertoonden door bajonnetsteken getroffen werden. „De kolonel Dunin, een zeventigjarig grijsaard, wachtte op een divan gezeten den doodelijken slag af. welke hem door een russisch officier werd toegebragt, terwijl twee soldaten hunne geweren op hem lostten. De heer Kun, die metde han den de sabelhouwen afweerde, verloor bijna alle vingers en werd door verscheidene bajonetsteken gewond. „In eene andere zaal vermoordden de soldaten twee be dienden en eene vrouw, die het opzigt over de huishouding hied. De graaf Poïetyllo zelf had zich naar (le tweede verdie ping begeven oin zijne kinderen te verdedigen. Bij geluk hield men echter eindelijk met het moorden welke voor plun dering plaats maakte. De kozakken voerden alle zilverwerk, kleinodiën en sieraden weg met eene som gelds van ongeveer 45,000 gulden. „Wij behoeven hier niet bij te voegen dat zij alle meubelen vernielden. Een uur daarna verlieten zij het kasteel. Wij nemen overigens de verantwoordelijkheid op ons voor de waarheid der bijzonderheden van dit afschuwelijk feit, ter wijl zij eer te zacht dan te sterk gekleurd zijn." Door de toevallige omstandigheid dat dekorrespondent uit Warschau van een der fransche dagbladen, de zelfde gebeur tenissen op de zelfde wijze verhaalt, wordt bovenstaand ver haal nog bevestigd. Alleen wordt in dit laatste nog vermeld, dat de graaf Poïetyllo den volgenden morgen aan den bevel hebber der moordenaarsbende in russische uniform, welke nog in de nabijheid was gekampeerd, vergunning liet vragen om zijne kinderen naar Lublin te mogen brengen, hetgeen door dezen onder het betuigen zijner verwondering dat de graaf nog leefde, werd toegestaan. Gelukkig kunnen wij te raidden van dergelijke bloedige tooneelen het gedrag vermelden van een russisch kolonel van een der regementen der garde, die het bevel had ontvangen om de stad Ogrodzienc te doen vernielen en in brand steken, en zich door de vlugt heeft onttrokken aan de noodzakelijk heid om dezen last zijner superieuren te doen volbrengen. Een ander officier van poolsche afkomst joeg zich in dergelijk geval een kogel door het hoofd. In ons vorig nommer maakten wij melding van eene rus sische tijding, waarbij Je nederlaag van Miarowslawski werd gemeld. Dit heeft zich sedert niet bevestigd, zoo dat dit russisch berigt weder op ééne lijn kan worden gesteld met zoo vele anderen, welke nederlagen bevatten, den opstande lingen toegebragt. De „benden," welke kolonel Poponofo- sulo beweerde geheel te hebben vernietigd, dreven drie dagen later eene sterke kolonne onder den generaal Manintine terug en hernamen hunne eerste positie. Het korps onder bevel van Langiewicz, hetwelk „verslagen en vernield" was vinden wij thans weder terug op het slagveld eene afdeeling kozakken terugdrijvende. Met dergelijke overwinningen zul len de russische troepen Polen niet ten onder brengen, terwijl overigens de onwaarde der russische legerbulletins daardoor Vrij wel bewezen wordt. Na de bovenbedoelde overwinning op de russen bij Stra- kow op 17 februarij, heeft de meer en meer bekend geworden aanvoerder der polen, Langiewicz, die zoo wel wegens zijne veldheerstalenten als wegens zijne persoonlijke dapperheid en deelnemende zorg voor de gekwetste manschappen, zich het vertrouwen zijner soldaten heeft verworven, de volgende dagorder uitgevaardigd „Krijgsmakkers! „Eene kompanjie kozakken, een eskadron dragonders en eene afdeeling jagers hebben het gewaagd ons kamp aan te tasten. Volgens hunne barbaarsche gewoonte hebben de rus sen, vóór den aanvang des gevechts, op verraderlijke wijze de stad in brand gestoken, om duizende huisgezinnen van koude en honger in de bosschen en vlakten te doen omkomen. „Krijgsmakkers! uwe dapperheid heeft de stad gered en den vijand tot eene schandelijke vlugt gedwongen. „Nog slechts weinige dagen onder de wapenen zijnde, wordt gij reeds door mij als soldaten beschouwd, die in den strijd vergrijsd zijt. ten gevolge van uw moed, vastberadenheid, krijgstucht, geestdrift en den schrik welken gij den russen in boezemt. Idelnia, Szydlowiec, Bodzentyn, Suchedniovv, Baro- nawa, Gora, Wontchocz, Sainte Croix en Strakow hebben u gedurende zeven en twintig dagen den grootsten roem doen verwerven, u allen, hoewel gij daarbij slecht gekleed en slecht gevoed waart, half bevroren en uitgeput door de marschen en het bivak. „Een land dat dergelijke soldaten oplevert moet vrij en magtig wezen; krijgsmakkers, het vaderland en de geschie denis zullen den 17 februarij niet vergeten." Volgens de laatste berigten uit Breslau had er een ge vecht plaatsgehad tusschen de polen en russen, hetwelk acht uren duurde, waarin de russen geheel werden verslagen en naar de pruissische grenzen de wijk hadden genomen. Vol gens regeringsberigten had kolonel Rymski bij Jaline Swierze 500 opstandelingen uiteen gedreven, terwijl een aanval der opstandelingen op de russen bij Biala was terug geslagen. Frankrijk. Verscheidene parijssche dagbladen hebben inteekenlijsten geopend ten voordeele der polen. Terwijl La patrie, waar- schijnlijk, daartoe door de regering gemagtigd, het eerst daar toe zijne kolommen opende, heeft Le siècle nog een stap verder gedaan, door namelijk zijne inteekenlijst als eene be paalde ondersteuning van den opstand zeiven voor te stellen. De fransche regering heeft echter den heer Havindoen weten dat hij moest blijven binnen de grenzen van een werk der filanthropie. Le temps, die bekent reeds vroeger tot dezen maatregel te moeten zijn overgegaan, terwijl toch de polen aan dit dagblad hunne geldelijke bijdragen voor de katoen- krisis hadden toegezonden, regtvaardigt zich echter met de verklaring dat de vrees van de inschrijving voor de slagtoffers der katoeu-krisis te benadeelen, in het eerst eenige weifeling had doen ontstaan. Le temps heeft overigens even als Le siècle voor 1Ü00 franken op de lijst voor Polen ingeschreven. Te midden van de spanning, welke te Parijs omtrent de poolsche aangelegenheden heerscht en waarbij afwisselend geruchten, welke aan Jena en Friedland doen denken, of welke de aftreding van den heer von Bismarck en zelfs de abdikatie van koning Wilhelm vermelden, alle gemoederen bezig houden, hebben de tijdingen uit Amerika slechts weinig belangstelling gewekt. Toch waren zij hoogst gewigtigzij bevatten namelijk het antwoord van den president Lincoln op het door ons in der tijd medegedeelde voorstel van Frankrijk om eene vergade ring van afgevaardigden der Noordelijke en Zuidelijke staten op onzijdig grondgebied bijeen te roepen en voorstellen te doen indienen bij de oorlogvoerende partijen tot grondslagen voor vredesvoorwaarden. De regering der Vereenigde Staten heeft op de meest be paalde wijze verklaard in geene onderhandelingen te kunnen treden omtrent eenig voorstel, hoegenaamd, door eenige vreemde mogendheid ten opzigte der binnenlandsche aange legenheden van de Vereenigde Staten gedaan. Woensdag 11. heeft de kommissie voor petitiën uit den senaat eeue vergadering gehouden. Verschillende adressen omtrent de poolsche onlusten zijn door de heeren St. Mare Girardin, Gatry. de Montalembert, de Lasteyrie en anderen, bij dit staatsligchaam ingediend. De kommissie heeft in over eenstemming met de regering te kennen gegeven dat de (lis- kussiëu daaromtrent eerst in de volgende week zullen plaats hebben, daar men de depeches aan het hof van St. Petersburg aan den senaat wil mededeelen, en dien ten gevolge wachten tot dat zij hare bestemming kunnen hebben berejkt, alvorens daaraan publiciteit te geven. Op de parijssche beurs liep een gerut&Ld&t Jfopoleotj III een brief had ontvangen van den keize/^tt'>Ri«tand^vaq3|\bij hij hem tot scheidsregter inriep in de ppqjsefiVaangelegenhe den. Dit gerucht had eene oniniddellijke-ipy&ing te weeg ge- bragt. V, J Italië. De italiaansche dagbladen bevatten bet volgende stuk van Garibaldi „Aan de volken van Europa! „Laat Polen in de worsteling niet hulpeloos! „Alle natiën zijn verpligt dit ongelukkig volk bij te staan, hetwelk der wereld bewijst wat wanhoop vermag. Ontwa pend, verstoken van de kern der jongelingschap, welke in ballingschap of gevangenis zucht, in bedwang gehouden door eene talrijke krjjgsinagt, heft het zich met reuzenkracht op. De mannen verlaten de steden en werpen zich in de bosschen om te overwinnen of te sterven de vrouwen storten zich op de moordenaars, die haar hunne kinderen ontvoeren en steken hen de oogen uit. „Laat Polen in de worsteling niet hulpeloos! „Wacht niet tot gij zeiven even als deze natie tot wanhoop zult gebragt zijn laat het huis van den nabuur niet onder uwe oogen verbranden, als ge wilt dat men ubeJpeomden brand te blusschen, welke uwe eigene woningen zal verslinden. „Roumanen van den Donau. magyaren, germanen, scan- dinaviërs, gij maakt de krijgshaftige voorhoede uit der natiën, in den doodstrijd welke thans gestreden wordt op den bodem der Sobieski's en der Kosciusko's.getuige van zoo vele heldendaden. „Die worsteling is de strijd van despotisme tegen regt, het is weder eene droevige episode uit den diefstal door de drie gie ren van het noorden gepleegd, tennadeele van de vrijheid en de levenskracht van eene der belangrijkste europesche natiën. Het is de teugelloosheid van het brutaal geweld tegen de rustige gezindheid van den mensch, die onder eigen dak van eigen handwerk wil leven barbaarschtieul, welke zal duren, zoo lang ieder slechts zijn eigenbelang zal raadple gen, en zijn ongelukkigen nabuur zonder bijstand zal laten ouder den knods van een gekroonden beul. „Laat Polen in de worsteling niet hulpeloos! „Neemt ten minste uwe tyranuen zelve ten voorbeeld, zij verlaten hunne slagtoffers niet:de dappere hongaren hebben daarvan niet lang geleden het bewijs ontvangen; overwinnaars van het Habsburgerhuis, zagen zij zich ten onder gebragt door zijn noordschen tnedepligtige. „En gij, natie, die de Alpenbewaakster zijt hoofd van Europa, nakomelingen der mannen van Grütli, werp uw republikeiuschen karabijn in de schaal van Europa en gij zult zien welk gewigt hij bezit. In onze dagen moeten de vrije natiën de orde der wereld herstellen verstoord door de wegstervende krachtsinspanningen van het despotisme. „Laat Polen in de worsteling niet hulpeloos! „Als wij allen hulp verleenen, gelijk onze pligt het eischt, zullen wij eene heilige roeping vervuld hebben,en aldus zal de wereld zich kunnen vormen tot welzijn van het men schel ijk geslacht, onder den zegen des Allerhoogsten. „Caprera 15 februarij 1863. „G. Garibaldi." ZEE TIJ SÖFV «E,\ In den uauiiddag van deu 25 februarij jl. is ter reede van Vlissingen aangekomen het barkschip Commercie compagnie van Middelburg, gez. G. J. Bruker, bevracht voor de neder» landsche handelmaatschappij met 6002 pikols koffij, 7497 pikols suiker, 277 pikols tin en 350 pikols rotting. Schip en ekipage waren in goeden staat. lEA^ilÉLSISÊÏtitiTBMi Graanmarkten enz. Amsterdam 27 februarij. Tarwe en gerst prijshoudend. Raapolie op zes weken f 53^. Lijnolie op zes weken f 44$, Dordrecht 26 februarij. Tarwe bleef prijshoudend. Rogge en gerst gingen 10 cent en koolzaad 40 cent lager. Haver, boonen, erwten en boekweit waren williger. Oostburg 25 februarij. De aanvoer van granen washe- den niet zoo ruim als vorige week, eu de vraag veel ffaauwer, zoo dat men om te kunnen verkoopen lager afgeven moest. De meeste artikelen konden dan ook vongen prijs niet op brengen, doch gerst werd iets duurder betaald, altbausde wigtige soorten. De prijzen waren als volgttarwe f u t'9,25, gemeene eu blaauwe f 8 a f 9. Rogge f 6 a f 6,30. Wmtergerst f 5a f5,70; zomer dito f 4,75 a f 5,10. Haver f2.3ö a f 3,10. Paardenboonen f 5,50 a f 5,ö0. Groene erwten f 6 a f 6,25. Middelburg 2ö februarij. De aanvoer uit onze naburige eilanden was heden niet groot, doch uit Walcheren was er nog al veel graan ter veil. Naar tanve bestond goede vraag, doch weinig ging daarin om, daar houders algemeen te hoog ge stemd waren.Rogge bleef met kiemen handel aan vorige n prijs. Gerst was alleen m puike soort gezocht, mindere of ligte soor ten hadden geen nemers. Walchersche witte- en brumeboo- nen waren aan vorigen weekprijs, ofschoon beperkt, gevraagd. Paardenboonen bleven prijshoudend. Groene erwten die weinig meer voorkomen, hadden genegen koopers. Men kocht puike nieuwe zeeuwsche tarwe f y,25 a f 9 naar deugd. Jarige walchersche tarwe alleen vau deu zolder ter veil, doch bleef zonder handel. Puike nieuwe walchersche tarwe hield uien meestal op f 9,75 en f 9.60 vast, doch meer dan f 9,5U a f 9,25 werd daarvoor niet geboden. Puike zeeuwsche rogge t' ge houden. Puike wintergerst f 5,30, gewoue f 5, mindere onver koopbaar. Puike walchersche zomergerst f 5. Dito zeeuwsche f 4,75, gewone f 4,50, geringe f 4. Walchersche witteboonen f 8,75 a f8,25 de mud. Walchersche bruineboonen f 9, min dere f 8,75. Walchersche paardenboonen f 6,50 gehouden en f 6.25 geboden. Walchersche groene erwten f7,50, f7,25, mindere f7 de mud. Zeeuwsche paardenboonen bijua niet aan en aan f 6 gekocht. Zeeuwsche erwten niet ter veil. Kool zaad niet getoond. Raapolie f53. Patentolie f55. Lijnolie f46,50 a f -47 per vat op 6 weken op kontant 4arde raapkoeken t 84 per 1040 stuks. Harde/^rflöfe.^^J^^^achte f 15 per 104

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3