van door de russen omsingeld te worden, met al hunne aldaar aanwezige strijdkrachten naar Miechow. Daar had een vrees- selijk bloedbad plaats. üe russen, die zich verschanst hadden in de huizen en in het klooster, schoten de onzen, <1 ie slecht gewapend en slecht gekonnnandeerd werden, als een troep moerasvogels neder. „Derussischesoldaten met juisten blik vurende deden reeds bij de eerste schoten vijf en veertig onzer ongelukkige studen ten sneuvelen. Daaronder bevonden zich de zoon van Mos- zynski 1) uit Krakau, de jeugdige Tomkowicz. Straszewski, Mieta en verscheidene andere onzer kennissen. „De onzen trokken daarop terug op Oicovv. alwaar zij aan de aan vallen der russen bleven blootgesteld, die hen in hun marsch op Miechow vervolgden. God geve dat deze rampza ligen nog kunnen ontsnappen. Een ander gedeelte heeft zijn weg gekozen door de bergen om zich te vereenigen met het detachement onder bevel van Langiewicz. „Gedurende den nacht komen hier heimelijk vele gewon den aan. van den kant van Szyce en Baran, alwaar zich geene russen bevinden. In den afgeloopen nacht zijn de oostenrijk- sche troepen, infanterie en kavallerie in beweging geweest, en hebben zich naar verschillende punten der poolsche gren zen begeven, daar de russische soldaten hier en daar tot op oosienrijksch grondgebied zijn verschenen om te plunde ren, in den waan verkeerende dal zij het regt hadden om overal te moorden en te vernielen. „Gisteren avond heeft men te Krakau een russisch officier binnengebragt, aangehouden door eene oosten rij kscbe pa- troelje. Toen hij door de Florian-straat werd vervoerd, ver zamelde zich eene zoo talrijke volksmenigte rondom hem, dat men verpligt was om hem tijdelijk in een huis te verbergen en aldus tegen de woede der bevolking te beschermen. „Te Zelouki hebben de oosten rij kscbe troepen vijftig kosak- ken onder bevel van een officier, die in staat van dronken schap de grenzen waren overgetrokken, ineen zolder opge sloten en per telegraaf verdere bevelen omtrent deze russen verzocht. „Men kan zich geen denkbeeld vormen van de agitatie, welke in aller gemoederen heerscht. Men betreurt de fatali teit, welke de bloem onzer jongelingschap tot wanhoop heeft gebrag t en ter dood voert. „De rampen die ons-treffen, de talrijke slagtoffers onder de russische kogels gevallen, schijnen de ongelukkige jongeling schap met nieuwe geestdrift te bezielen. Meden nog is een aantal jongelieden, ondanks de waakzaamheid der oostenrijk- sche grensposten, het koningrijk Polen binnengetrokken. „Al die treurige tooneelen wekken overigens de levendig ste sympathie voor ons op in de gelederen van het oosten- rijksch leger.Ware dit vrij in zijne handelingen,dan zou het zich met-de polen vereenigen.om de russen aan te vallen. De hon- gaarsche soldaten vooral branden van verlangen om zich te wreken over de onwaardige behandeling door de russen in 381.0 hunnen landgenooten aangedaan. „Op het oogenblik dat ik u dit schrijf, komen weder ver scheidene wagens met gekwetsten te Krakau aan. Men ver deelt hen in de herbergen, de kloosters en de bijzondere wo ningen. De herigten van de onzen zijn aller ongelukkigst. „Om u een denkbeeld te geven van het enthusiasme der jongelingschap in Galiicië, wil ik u de woorden herhalen van een jong student, waarin ik een levendig belang stel. Bij zijn vertrek naar Oicovv. kwam hij mij vaarwel zeggen. Ik trachtte hem van zijn plan af te brengen, ik had diep medelijden met hem en betreurde dit wegens de goede verwachtingen, die hij ir. zijne studiën gaf. „Weefege wel wat uw lot zal zijn; óf de dooil. óf de slavernij der russen.!" zeide ik hem. Hij ant woordde inij „Ik weet dat ik zal sterven en ben daartoe be reid, maar. ik zweer dat men mij niet levend in handen zal krijgen vaarwel Volgens herigten uit Warschau van de russische regering zou Mieroslawski. mei ver van de pruissische grenzen in het goevernement van Kalisz geheel verslagen zijn. De russen zouden daarbij zijne geheele korresponden tie hebben buit gemaakt, terwijl hij zelf zich ter naauwernood door de vlugt had kunnen redden. Pr nissen. Men vindt in het dagblad van Frankfort de volgende ana lyse van het pruissisch-russisch verdrag van 8 februarij „Het militair verdrag tusschen den koning en den czaar,ge- gesloten door den generaal von Alvensleben en den prins Gortschakoff. bevat artikelen en clausulen, welke eene groo- tere belangrijkheid hebben, dan men wel denkt.. „Het verdrag is in twee gedeelten te splitsen, het eerste van dadelijke toepassing, het laatste met betrekking tot de toekomst en hare eventualiteiten. „Het eerste gedeelte bevat de drie volgende houfdbepalin- Sen „1. De keizerlijke legerkorpsen zijn bevoegd om de pruis sische grenzen over te trekken ter vervolging der poolsche opstandelingen, tot dat zij eene genoegzame pruissische krijgsmagt zullen ontmoeten, waaraan de zorg kan worden opgedragen oin de opstandelingen te ontwapenen; de koninklijke legerafdeelingen kunnen in de zelfde oinstandig- digheden op dergelijke wijze handelen ten opzigte van het poolsch grondgebied, toebelioorende aan Rusland. „2. De regeling der voorwaarden waarop de doortogt over pruissisch grondgebied aan de russische troepen wordt open gesteld. als de russische generaals dit noodig oordeelen voor den goeden uitslag hunner krijgsoperatiën om den opstand in Polen te dempen. „3s De vaststelling der maatregelen omtrent den in-en (1Dc vader van dezen gesneuvelde, de graaf Moszynski. is een zeven tig.jarig grijsaard, die onder keizer Nikolaas tot ballingschap in Siberië ver oordeeld werd, alwaar hij twintig jaren bleef en vervolgens opgesloten in de citadel Fetropowloski, te St. Petersburg. Bij zijne vcroordeeling wer den zijne bezittingen verbeurd verklaard en hij zelf burgerlijk dood. De keizer dwong daarop zijne echtgenoote met een rus iu het huwelijk te treden. (De redaktie van Lc temps.) uitvoer en omtrent de bewaking der wederzijdsche grenzen, óm aan de opstandelingen de mogelijkheid te benemen uit den vreemde wapenen, munitie enz. te verkrijgen en in het algemeen de worsteling te blijven volhouden. „Het- tweede gedeelte des ver drags bevat geheime clausulen. „Geen énkel kabinet is met de bijzonderheden daarvan bekend, maar toch is er iets van uitgelekt. Te Londen, te Parijs en te Weenen meent, men dat deze betrekking hebben op de houding der beide regeringen, in geval van diploma tieke interventie der westersclie mogendheden ten gunste der polen. Sommigen gaan zelfs nog verderen tneenen dat deze geheime clausulen de houding van Rusland en Pruissen rege len in geval eener direkte, indirekte of andere dan diploma tieke interventie van eenige mogendheid. Men begrijpt dat dit niet alleen eene bepaalde oorlogsverklaring, maar zelfs iedere openlijke ondersteuning betreft aan de opstande lingen om hen middelen te verschaffen de worsteling te ver lengen. „Gedurende den oorlog in het oosten was er kwestie om aan de fransche troepen te veroorloven het grondgebied van den duitschen bond over te trekken om het oostenrijksche leger in de Donau-vorstendotninen te versterken. Pruissen verzette zich toen tegen dit plan, hetwelk zij eene grove schending noemde der neutraliteit .u Duitschland; zij pro testeerde daartegen dan ook zoo hei 'g dat Oosten; ijk het op gevatte voornemen moest opgeven. „Frankrijk, hetwelk altijd een goed geheugen bezit omtrent dergelijke precedenten, meent zich. naar het voorbeeld van Pruissen, ten volle bevoegd om thans aan deze mogendheid te herinneren dat, zoolang inde aan Fredertk Wilhelm toebe- hoorende poolsche provinciën de orde niet bepaaldelijk ver stoord is, alle verdragen in den zin als bovengenoemd eene schending zijn der regelen van ware en loyale neutraliteit.Ove rigens bewijst de zoo geheel andere houding van Oostenrijk, hetwelk toch niet minder belang heeft bij eene poolsche be weging, al het abnormale en gevaarlijke der staatkunde van het pruissisch kabinet." Twee depeches, een uit Berlijn en een ander uit Krakau maken melding van een feit, hetwelk zoo het bevestigd werd, aan de pruissische politiek ten opzigte van Polen nog meer belangrijkheid zou geven. In den nacht van woensdag op donderdag der vorige week zou namelijk een pruissisch leger korps Polen zijn binnengerukt en de tusschen Strassburg eu Thorn gelegene grensstad Dobrzyn, gedurende acht uren heb ben bezet, daar eene afdeeling opstandelingen tegen deze stad oprukte. ItOEKBESCIIOUWIliG. van Lennep, Leven van C. en D. J. van Lcnnep, 2 deelenAmsterdamFreder ik Muller1862 en 61. „Is de politieke geschiedenis van ons land in de vorige eeuw weinig algemeen bekend, even weinig, ja misschien nog min der weten over het geheel de thans levenden van het maat schappelijk en huisselijk leven van die dagen." Deze woorden, ontleend aan de zeer lezenswaardige voor rede, waarmede onze beroemde landgenoot mr. J.van Lennep het levensberigt van zijn groot vader C. van Lennep bij ons publiek heeft ingeleid, geven als't ware het thema aan waarop in de bovengemelde boekdoelen op onderhoudenden trant wordt gevarieerd. Van Lennep bezit meer dan iemand de gave van boeijend en aangenaam te kunnen vertellen. In harten nieren amster- dammer, doorkneed in alles wat van verre of van nabij;de ge schiedenis van Neêrlands hoofdstad betreft, heeft hij hier bovendien te putten gehad uit de schriftelijke nalatenschap van twee mannen (des schrijvers vader en grootvader) die beide, deftige en gezeten arasterdammers van ouder tot ouder, in de politieke gebeurtenissen van liet laatst der vorige en het begin van deze eeuw geene gansch onbelangrijke rol hebben gespeeld, en wier huisselijk leven eenigzins als een type mag worden aangemerkt van die oud-vaderlandsche comfort, degelijkheid en gezelligheid, die meer eu meer tot des schrijvers leedwezen in onze eeuw van stoom en vooruit gang beginnen te verdwijnen. Wij duiden het van Lennep, tegen wiens luim en door gaande jovialiteit geen strak gelaat op den duur bestand is, niet euvel dat hij, on<\ r de partij der reaktionairen zich scha rende, schertsenderwijze nu en dan het goede opsomt van de staatsregeling vóór 95. Trouwens voor de mannen die toen op het kussen zaten, die, leden der heerschende staatskerk, schier uitsluitend de inagt in handeu hadden, die 's winters in hun welbetimmerde erven op Heeren- of Keizersgracht, 's zomers op hun bevallige hofsteden het vette der aarde in betamelij- ken overvloed genoten, waren die tijden dan ook lang niet onaardig. Jammer slechts dat die kostelijke prerogativen onder het bereik waren van zoo weinigen, en dat niet ieder, ora over de rampen en wederwaardigheden van bet leven zich te troosten, zulk een comfortable buiten en zulk een heerlijke vinkebaan bezat als de amsterdatnsche regent, die blijkens het aangetee- kende op blz. 128, 132, 137—139,175, 178, 179, 181 enz. vooral in laatstgenoemde, zelfs bij 'i gieren der staats-orkanen nog al menig gezellig en aaugenaara uurtje wist door te brengen. Ware de schrijver uit een minder met tijdelijke voorregten gezegend, meer tot de onderliggende partij, behoord hebbend geslacht gesproten, en had zijn oor dus van jongs af al de zware klagten en grieven opgevangen die met volle regt tegen de voormalige staatsregeling waren in te brengen, hij zou dan misschien aan de beginselen door de patriotten of' zoo genoemde keezen met warmte voorgestaan.'}) een weinig meer regt hebben doen weervaren en ze althans niet voor een deel aan mode of veranderingszuebt hebben toegeschreven. (Deel 11 blz. 69). Niet weinig, verhaalt hij dan ook regt grappig, in zijn stu dententijd eens op zijn neus gekekeu te hebbeu toen zijn vader, de professor, verontwaardigd over een schimpscheut die de zoon zich op de „keezen" veroorloofd had, hem toe riep „Ook uw grootvader was een kees en ik zal zeer te vreden zijn indien gij slechts half zoo knap wordt als hij is geweest." Het kost inderdaad velen moeite (en daarom zijn wij den heer van Lennep voor de uitgave dezer boekdeelen hoogst dankbaar) in onze dagen van openbaarheid en onder het ge not van een konstitutionelen regeringsvorm, zich eenjuist denkbeeld te vormen van de schandelijke misbruiken.onregt- vaardigheden enz. die onder een vorig regeringsstelsel werden geduld niet alleen, maar om zoo te spreken geakkredueerd waren. „Wanneer de regent A, die te Amsterdam woonde, drie of meer zonen had, kon hij niet verwachten dat die juist allen in de regering van die stad zouden worden opgenomen; het was daarom dan niet ongewoon, dat hij er een naar elders, bijv. naar Hoorn of Gouda zond, waar de jongeling dan het groot-poorterschap bekwam en, ten gevolge der konventie met de hoornsche of goudsche vrienden, in de regering aldaar getrokken icerd. Maar wederkeerig stuurde dan ook B, die te Hoorn, of C, die te Gouda woonde, een zijner zonen naar Amsterdam, om op gelijke wijze behandeld te wordenvan daar vinden wij bij 't vergelijken van de regeringshjsten der verschillende steden, de zelfde namen zoo dikwijls op onder scheidene daarvan terug." Kwamen er niet tal van onkundige en nietsbeteekende regenten zoodoende vaak op het kussen? Natuurlijk, maar verzekert de heer van Lennep zulks schaadde volstrekt niet, integendeel de zaken liepen er vluggeren beier door af dan tegenwoordig. Men zorgde slechts „den rooster van zitting zoodanig in ie rigten, dat er altijd een der bekwame leden nevens den zwakkeren broeder kwam te zitten, welke laatste dan eenvoudig paradeerde." Vóór 't aangaan der vergadering keken zij op de klok, als de geijkte uitdrukking was, en zetten daarop hun horologie gelijk; rnet andere woorden, zij poogden van hun vrienden te weten te komen „in welken geest zij hun stem hadden uit te brengen." Was er soms geen meerderheid, en hing de be slissing eener zaak alzoo van een stem af dan redden zich zulke „niemendallen" 2) gewoonlijk met de bescheiden uit drukking „konform den heer voorzitter of als den heer A.of B." „In groote vergaderingen," dus luidt het sofisme van den schrijver, „kwam men er zeker spoediger tot een besluit dan heden ten dage, nu nien er louter (is dit „louter" niet wat ondeugend?) knappe lieden in aantreft, waarvan ieder het zich aan zijn kommittenten verschuldigd ekent, op of buiten zijn beurt over elke questie te advizeeren." Wie van dergelijk curiosa, te vele om te vermelden, nog meer wil weten, neme het aangekondigde werk zelf ter hand en ver- zuime vooral niet de hoogst belangrijke verzameling brieven te doorsnuffelen. Het moet al een zwaar pessimist zijn zoo hij, na kennisne ming van al de zeer gedetaljeerde bijzonderheden uit den zoogenaamden keezentijd niet tot de overtuiging komt, dat wij in onze dagen toch wel wat zijn vooruitgegaan. Het „leven van mr. D. J. van Lennep" is vooral, behalve de belangrijke bijzonderheden die het bevat over koning Lo de wijk, Falck eu eene menigte andere historische personen uit het begin dezer eeuw, rijk in mededeelingen van huisse- lijken aard. Menigeen zal welligt onder het lezen bij zich zelf de opmerking maken dat van Lennep met die mededee lingen wat kwistig is geweest. Hoewel wij het tegendeel juist niet willen staande houden, moeten wij toch erkennen dat ons de veelheid geen oogenblik heeft gehinderd. Vooreerst is de biograaf daardoor aan een gevaar ontsnapt, waarin hij anders zoo ligtelijk zou vervallen, van droog te worden. En dan wie weet te vertellen zoo als van.Lennep dat doet is per se geabsolveerd. Niemand meesmuile daarenboven over Weinigheden of' noeme ze beuzelingen, want juist uit die zoogenaamde „klei nigheden" leert men een tijdvak goed kennen. Het is niet behulp van haar qu'on fait l'histoire. Maar vooral het karakter van de personen wier geschiede nis men behandelt ontvangt daardoor het meeste ltcht. Dat licht behoeven G. eu D. J. van Lennep, en 'tstrekt hun groo- telijks tot eere, niet te schuwen. En zoo ons ook een oogen blik een glimlach ooi de lippen moge zweven bij de vermelding van het huisselijk overleg over „(ie broek van Cootje" en meer intirae bijzonderheden van dien aard, die glimlach verdwijnt zoodrawij. denkende aan het bekende fransche spreekwoord „Niemand is een held voor zijn kamerdienaar," gevoelen dat de getuigenis van den sehrij ver ten opzigte van de helden van dit boek waarheid bevat: „Dubbel, ja tienvoudig groot is hij te noemen, die ook zelfs aan zijn kamerdienaar achting en eerbied heeft weten af te dwingen." 1) Dat de dolheid en heethoofdigheid niet alleen bij de patriotten maar ook bij de stadhoudersgeziaden werd aangetroffen blijke uit het medege deelde in de noot deel 11 bladz. 106. Daar het dragen van otanjeleuzen en het zingen van Wilhelmus verboden was, tergden beide partijen elkan der iu den schouwburg en op auderc plaatsen van openbare vermakelijk heid, de prinsgeziuden door met joujou's, hun tegenstanders door met bilboquet's te spelen. Erge heethoofden vertoonden zich dan soius met twee ja met drie joujou's, waarvan zij een met elke hand en het derde met den mond bespeelden. 2) Men was gewoon de zes en dertig leden van de amsterdamsche vroedschap te rerdeelen in XII allen, XII mallen en XII niemendallen. Het barkschip Stad Middelburg, gezagv. D. D. Ouwehand, vertrok gisteren morgen vanNew-Castle naar Batavia. Alles wel aan boord. HWöELiÖÊRMim. Graanmarkten enz. Amsterdam 25 februarij. Tarwe en gerst onveranderd. Raapolie op zes wéken f 53^Lijnolie op zes weken f 44J.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3