te gemoet gezien. Het is overigens thans vrij zeker dat Pruis-
sen eene overeenkomst met Rusland heeft gesloten, en hoewel
de artikelen daarvan nog niet inet volle zekerheid bekend
zijn, blijkt daaruit toch eene zaïnenwerking van beide mo
gendheden in de onderwerping van Polen.
Door deze vrij onhandige politiek van Pruissen, heeft
Frankrijk thans eene beweegreden om, zonder de vriend
schapsbetrekkingen met Rusland geheel te verbreken
welke echter reeds eenigzins verkoeld schijnen daar de fran-
sche dagbladen deze mogendheid ongestraft en zonder waar
schuwingen mogen beleedigeneenige sympathie te betoouen
aan de polen, door bij het pruissische hof tegen alle interven
tie van koning Wilhelm in de poolsche aangelegenheden te
protesteren. Men verzekert dat zij de gelegenheid daartoe niet
zal laten voorbijgaan. Wat zal daarvan het gevolg zijn
Ziedaar de belangrijke vraag van den dag. Men voorziet eene
oorlogsverklaring. Pruissen toch, zal zich niet door Napoleon
laten intimideren, en welligt, wat de heer von Bisraarck-
Schönhausen ook moge verklaard hebben, daarin eene
afleiding zoeken voor de binnenlandsche verdeeldheden.
Frankrijk zal zich niet tevreden stellen niet een ij del protest
en zich aan geen diplomatieke nederlaag blootstellen, zonder
deze door eene oorlogsverklaring te doen volgen. Wil Frank
rijk in een oorlog met Pruissen een voorwendsel zoeken om
de troepen uit Mexiko terug te roepen en deze onderneming
tot later uit te stellen Het kan zijn.
Reeds dikwijls betoogden wij echter dat Napoleons staat
kundige inzigten niet te berekenen zijn en willen het hierbo
ven gezegde slechts als gissingen zien aangemerkt. Het ver
dient evenwel opmerking dat de Moniteur universel een arti
kel heeft overgenomen van een pruissisch dagblad, waarbij de
interventie van Pruissen in de poolsche aangelegenheden in
de scherpste bewoordingen wordt afgekeurd.
Mag men uit dergelijke bijzonderheden afleiden dat de
fransche regering zeer vijandig gezind is tegen de pruissische
interventie, de zelfde kenteekenen zijn in Engeland waar te
nemen, in welk rijk de dagbladen, met name The times en
The daily news, hevig te velde trekken tegen de buitenland-
sche staatkunde van Pruissen betrekkelijk de poolsche aan
gelegenheden.
Een e interpellatie in het pruissisch huis van afgevaardigden,
strekkende om inlichtingen te ontvangen omtrent het pruis-
sisch-russische verdrag, is door den heer von Bismarck-Schon-
hausen in zeer duistere termen beantwoord, en bet bestaan
van een verdrag noch erkend noch ontkend. Dit heeft eene
motie van de zijde der liberale fraktiën in het pruissisch staats-
ligchaam ten gevolge gehad, strekkende ter verklaring dat
het belang van Pruissen niet eischt om Ruslaud op exceptio
nele wijze in de demping der poolsche onlusten bij te staan,
en dat de russen vooral niet het pruissisch grondgebied mogen
betreden zonder ontwapend te worden.
In het engelsch hoogerhuis is dingsdag vrij onverwachts de
romeinsche kwestie wederom aan de orde gebragt door een
oud tegenstander der italiaansche eenheid, lord Normanby,
die het engelsch goevernement beschuldigde veertien jaren
geleden de bezetting van Rome te hebben uitgelokt. Lord
Russell beantwoordde dezen uitval met de verklaring dat
Engeland slechts in de fransche interventie betrekkelijk Italië
had toegestemd. De engelsche minister verdedigde daarop
dit rijk tegen de aanvallen van lord Normanby en verklaarde
dat het kabinet zijne pogingen zou blijven in het werk stellen
om de ontruiming van Rome door de fransche troepeu tot
stand te brengen.
Polen.
Le temps bevat de volgende opmerkingen omtrent de
poolsche onlusten
„De onlangs uitgebroken opstand scheen in den beginne
slechts eene daad der wanhoop. Men verwachtte daarvan
niet veelmen beschouwde haar als eene ijdele en betreurens
waardige agitatie; men dacht dat de jonge lieden, aan de
rekrutering van den markies Wielopolski outkomen, dade
lijk zouden vernietigd zijn men vreesde voor de polen de ge
volgen der onderdrukking, maar berustte er in, daar Europa
ten opzigte van Polen in onverschilligheid was gedompeld en
zich het lot niet aantrok van dit groote slagtoffer, hetwelk niet
wil sterven. Thans zijn deze indrukken geheel veranderd en
wij aarzelen niet te verklaren dat de poolsche opstand op dit
oogenblik de groote kwestie van Europa uitmaakt. Reeds
dadelijk heeft deze opstand zich staande weten te houden, en
dit niet alleen hij heeft zich uitgebreid en doet dit nog dage
lijks. Niet alleen geeft hij blijken van heldenmoed, maar
vertoont kracht; de opstand stelt zich als magt tegenover
Rusland en doet daaraan veel afbreuk. Het zijn niet slechts
eenige wanhopige benden, welke den dood boven de slavernij
verkiezen; rieen. het is de poolsche nationaliteit, welke zicu
onwrikbaar en bloedig weder op nieuw oprigthet is de schim
van Hamlet, die weder onbevredigd verschijnt en aan de
natiën de pligten der regtvaardigheid in herinnering terug
roept, welke zij vergeten hadden.
„Europa heeft steeds volgens regt en pligteen zeergroot
belang gehad bij Polen. Het heeft dit aitijd gehad en altijd
veronachtzaamd. Het heeft aan de verpligtingen niet vol
daan, waartoe het zich had verbonden en welke het vrijelijk
op zich had genomen. Bij zeldzame uitzondering waren de
traktaten van 1815 voor deze ongelukkige natie zoo zacht
moedig geweest, als de omstandigheden zulks veroorloofden.
Zij onttrokken haar nietaan de soevereiniteit der czaren, maar
beloofden aan hare nationaliteit den waarborg eener bijzon
dere konstitutie. Waar is thans die door Europa beloofde
konstitutie?
„In den laatsten tijd en reeds sedert lang was het tot een
overal aangenomen thema geworden om den polen aan te
raden alles af te wachten van Ruslands grootmoedigheid.
Wij willen aan keizer Alexander noch aan den grootvorst
Konstantijn hunne goede voornemens betwisten, uiaar juist
in Polen heeft men door de smartelijke toepassing der laatste
rekrutering kunnen zien, wat het gevolg is der goede voorne
mens van het despotisme. Wat baten overigens goede voor-
1 nemens, zoodra diegenen, op welke zij betrekking hebben en
welke het regt bezitten hen af te wijzen, dit werkelijk volbren
gen De staatkunde van den markies Wielopolski, waarom
trent twee jaren geleden nog verschil van gevoelen kon
bestaan, is thans bepaaldelijk veroordeeldzij is verdwenen
te midden van het bloed en den kruiddamp der slagvelden en
kan niet weder te voorschijn komen.
„Het regt der nationaliteiten bestaat of bestaat niet. Het kan
geenszins aan de italianen wel en aan de polen niet toegekend
worden. Dit regt is thans het volkenregt van Frankrijk
en Engeland, in afwachting dat dit Liet volkenregt der ge-
heele wereld zal worden. Schijnt dit evenwel nog te weinig
gegrondvest of te betwistbaar om de basis te worden van eene
handeling tegen Rusland; schijnen van de andere zijde de
traktaten van 1 SI 5 te verouderd of te geschonden om te wor
den ingeroepen, welnu Rusland zelf heeft aan de westelijke
mogendheden een zeer geldige beweegreden gegeven voor een
protest, door het traktaat hetwelk deze mogendheid met
Pruissen heeft gesloten. Dit traktaat is eene groote onvoor-
zigtigheid van de zijde dier beide mogendheden eene on-
voorzigtigheid van Rusland, hetwelk door den bijstand eener
naburige natie in te roepen of aan te nemen, zijne krachte
loosheid en de kracht der poolsche nationaliteit te kennen
geeft; onvoorzigtigheid van Pruissen, hetwelk zeer gewaagd
spel speelt en bij eene koahtie met Rusland alles te verliezen
heeft. De pruissische bevolking gevoelt dit zeer wel en door
alle liberale dagbladen protesteert de publieke opinie met
eene eenstemmigheid, welke haar tot eere verstrekt, maar de
regering waarschijnlijk van haar besluit niet zal doen terug
komen.
„Volgens de bepalingen van het traktaat, welke echter nog
niet officieel bekend zijn, maar zich reeds door hare toepas
sing hebben doen kennen, zouden de grenzen tusschen Pruis
sen eu Rusland als tijdelijk opgeheven beschouwd worden.
De russiscbe troepen zouden vrij van Polen in Pruissen en
van Pruissen in Polen kunnen rukken, ten gevolge waarvan
de polen b j de verdediging van vaderland en nationaliteit in
den rug of in de flanken zouden kunnen worden aangetast.
Dit is nog niet alles: mogen wij Le siècle gelooven dan zou
koning Wilhelm de zekerheid hebben verkregen dat het pruis
sisch leger weigerde oui gezamenlijk met de russiscbe troepen
le strijden, eu derhalve met den czaar eene overeenkomst
hebben gesloten, gelijk aan die, welke Rusland in der tijd met
Oostenrijk heeft geiroffen betrekkelijk de onderwerping van
Hongarye. Werden de russische legerscharen om de een of
andere reden naar Rusland teruggeroepen, dan zou de pruis
sische armee alleen belast blijven met de onderwerping van
Polen.
„Het behoeft geen betoog dat dergelijke bepaling de afkeu
renswaardige onvoorzigtigheid der pruissische regering ten
toppunt zou voeren, maar al bestond zij niet, dan is reeds
het feit der deelneming van Pruissen aan de demping der
poolsche onlusten, van dien aard, dat het ten sterkste de aan
dacht der westersche mogendheden moet bezighouden, en de
krachtigste prolesten moet uitlokken. Werd op deze protes
ten geen acht geslagen, dan zouden wij alle redenen hebben
om ons niet te bepalen tot „ijdele bedreigingen", welke de
heer Billault teregt afkeurt, en waarmede eene groote natie
zich nimmer moet tevreden stellen en dit ook nooit doet."
Uit Warschau wordt het volgende gemeld
„Men heeft hier in de laatste dagen een bulletin der op
standelingen in omloop gebragt. Het is gedrukt en draagt
den titel van Nieuwstijdingen van het oorlogstooneel, no. 1,
10 februanj 1863. In de inleiding leest men
„„Om aan het publiek de wapenfeiten onzer krijgslieden te
doen kennen, welke door de ziennick en andere russische
dagbladen valschelijk worden voorgesteld, hebben wij het
voornemen van tijd tot tijd, zonder daartoe bepaalde dagen
te kiezen, tijdingen te vermelden van de voorgevallene ge
vechten."" Hierop volgt een rapport omtrent het gevecht van
Raw a
„„De russen telden bij die gelegenheid ongeveer 160 man
schappen, de opstandelingen iets minder. Bij het aanrukken
dezer laatsten, verschansten de russen zich in de kasernen en
vuurden uit de vensters op de insurgenten; weldra ontstond
er echter brand in het gebouw en begonnen zij te vlugten.
„„Om hen te belenen zich door de vlugt te redden vatte
een aantal jongelieden bij den uitgang post, waarop een hard
nekkig gevecht met de russen volgde, en een enkele onzer
dapperen gedurende eenigen tijd geheel alleen den uitgang
verdedigde, hoewel gewond door negen bajonuetsteken. Toen
hij eindelijk bebloed ter neder stortte, wierpen de russen zich
op de opstandelingen.
„„Het gevecht duurde slechts korten tijd, verscheidene
russen sneuvelden, terwijl de overigen hunne geweren weg
wierpen er: vlugtten. Na deze overwinning te hebben be
haald marcheerden de opstandelingen op Pilicaaan. Hun
verlies had bestaan uit verscheidene gesneuvelden, waaronder
helaas ook de dappere Godlewski, door zijne kameraden
betreurd even als door allen, die bekend zijn met de diensten
door hein aan het vaderland bewezen.
„„De afdeeling,welke zich naar Pilica had begeven werd in
de omstreken van Lubocliraa door de russen aangevallen.
Met kracht dreven de onzen de russen terug en doodden of
kwetsten er cetiigen. Wij verloren bij die gelegenheid ook
eenige manschappen en de russen sloegen op de vlugt.""
„Vervolgens wordt er een verhaal gegeven van den-slag bij
Wengrowo op den 3cn geleverd.
,,„üe czarewtch Konstantijn had besloten onr de in wöhers
van Podiachye geheel te vernietigen en Jaardoor een beslis-
senden slag toe te brengen aan den opstand. Zelf bepaaldg
hij het plan van aanval ea trok van alle zijden het leger te
zaaien, bevel gevende aan vier kolonnes van' verschillen Jé;
kanten aanrukkende om zich ter zelfder tijd (.dqs mo^na
ten drie uren) op eene bepaalde plaats bij Wengrowo te be
vinden.
„„Voor deze expeditie werden troepen gedetacheerd van
de bezettingen uit Siedles, Minsk in Podiachye, Warschau
Modlin, Ostrolenka en Lowzo, bestaande uit: soldaten van
de garde, infanterie, ulanen, artillerie en kosakken. Langs de
groote wegen en spoorweglijnen rukten de russen op onze
kleine afdeeling aan, welke zich in de stad Wengrow had
zamengetrokken.
„„De kolonne van Minsk-Kolaszy, zamengesteld uiteen
bataljon infanterie, drie stukken geschut en honderd kosak
ken, was te Dobre en Jernica; de kolonne van Siedleg, za-
mengesteld uit twee bataljons infanterie, drie eskadrons ula
nen, drie honderd kosakken en drie kanonnen, trok de stad
Mokobody door, onder bevel van den kolonel Papafanaso-
pulo. De derde kolonne, bestaande uit een bataljon dergarde,
drie honderd kosakken en twee stukken geschut, kwam per
spoortrein onder bevel van den kolonel Bontemps.
„„De vierde kolonne, waarvan inen tot nog toe noch sterkte
noch aan\ oerder kent, had in last om door de steden Skerdyn
en Mudzna op te trekken. De opperbevelhebber van ons na
tionaal leger, Joseph Sokal. die niet ter zelfder tijd deze vier
kolonnes te zaraen kon bestrijden, zond 1000 man naar Mo
kobody en een even groot aantal naar Ludwinow om de ko
lonnes, welke van Siedle^ en Sochow aanrukten, tegen te hou
den.
„„De kolonne, welke door Skerdyn en Mudzna aanmar-
cheerde, werd door een detachement opstandelingen aan de
overzijde van de Bug tegen gehouden. Men wilde in de eerste
plaats vóór de overigen <le kolonne Minsk-Kolaszy aantas
ten en verhinderde haar dus niet op den marsch tot de nabij
heid van Wengrowo.
„„Deze kolonne kwam derhalve het eerst ten drie ure in.
den morgen op haren post. Daar zij ons niet durfde aanval
len nara zij eene positie in. die wij zeiven niet geraden vonden,
aan te tasten en wachtte aldus de overige kolonnes af. De
kolonne van Siedle£ werd op haren marsch omstreeks raidder-
nacht onverwachts, door S00 met zeisen gewapende man
schappen, 200 jagers en eenige ruiters onder bevel van een
jeugdig krijgsman, aangevallen.
„„Voor dat de vijand zich eenigzins in tegenweer kon stel
len waren zijne voorposten nedergeveld. Ter zelfder tijd deed
onze jeugdige bevelhebber eene schijn-aanval op de flauk der
vijandelijke kolonne, welke daarop zich met kracht op onze
troepen wierp.
„„Weldra vielen echter onze jagers, die eene uitmuntende
positie hadden ingenomen, den vijand in den rug, ten gevolge
waarvan verwarring en verbijstering in zijne gelederen
kwam: nu deden onze met zeisen gewapende manschappen
hun aanval op de russen, die zich dapper verdedigden. Een
hardnekkig gevecht volgde daarop hetwelk aanhield tot des
morgens vijf ure.
„„Ons verlies was onbeteekenend maar treurig, de bevel
hebber der onzen werd gekwetst. Het gevecht werd daarop
gestaakt en wij retireerden langzaam en in de volmaaktste
orde naarSzarath op den weg van Wengrowo. Daar pos
teerde onze kommandant 200 man om den aftogt te dekken
en trok naar het dorp Grochow, waartoe hij last had beko
men. De vijand had honderd man verloren, terwijl het aantal
zijner gekwetsten ons onbekend is.""
„Het bulletin treedt daarbij in eene uitvoerige beschrijving
van het hardnekkig gevecht bij Wengrow en de inneming de
zer stad. De vijand verloor daarbij 400 man, de opstandelin
gen 150, die zich op Grochow terug trokken."
De laatste berigten uit Krakau van 18 februarij melden
dat twee russische kolonnes op den I5en Minchow hadden
verlaten om Oicow aan te tasten. Voor hunne aankomst had
den de opstandelingen deze plaats ontruimd, eu deden nu den
I6en een aanval op Minchow. De eerste aanval was vruchte
loos, maar eene depêche van den kommaudant aldaar, welke
door de opstandelingen onderschept is te Michalowice. hield
in dat deze dringend versterking noodig had.
Langiewicz, een der meest bekende aanvoerders der polen,
is na eenig voordeel te hebben behaald op de russen Staszow
binnengerukt. De opstand breidt zich overigens in de pala-
tinaten van Kalisch en Augustowo voortdurend uit.
Pruissen.
Omtrent het verdrag tusschen Pruissen en Rusland zegt de
Börsenhalle van Hamburg, het volgende:
„Berigten uit eene zekere bron geput, melden dat er tus
schen de hoven van Weenen en Londen eene volkoinene een
stemmigheid bestaat betrekkelijk hunne plannen en inzigten
omtrent de overeenkomst van Warschau. Beide kabinetten
zouden vooral het gevoelen aankleven dat bedoelde overeen
komst minder met het oog op de gevaren van de zijde der po
len dan wel met het oog op de veelomvattende verwikkelin
gen der oostersche kwestie was gesloten. Men zou te St. Pe
tersburg zelfs volstrekt niet ongerust zijn omtrent den uitslag
der poolsche onlusten, welke men spoedig meent te zullen
hebbeu gedempt, maar het hoofddoel zou wezen om te kunnen
rekenen op de gewapende medewerking van Pruissen om Po
len te bedwingen, van het oogenblik af dat Rusland vrij moet
zijn in zijne bewegingen wegens zekere gebeurtenissen, welke
in het oosten worden voorbereid."
Men leest in de Norddeutsche allgeraeine Zeitung
„Aan Polen gunstig gezinde dagbladen hebben berigt dat
het engelsch kabinet zich reeds krachtig had uitgesproken
tegen eene mogelijke interventie van Pruissen. Wij meenen
deze mededeehng te kunnen logenstraften. De interventie is
evenwel reeds begonnen: Pruissen heeft reeds eenige russi
sche gelden in bewaring genomen, het heeft russische troepen
op zijn grondgebied toegelaten en deze niet ontwapend, maar
aan de bevelhebbers zelveu overgelaten om hen weder over
de grenzen te doen trekken. Daardoor is het terrein der on
zijdigheid verlaten en de iuterveutie aangevangen. Wat nu
het voornemen betreft om de pruissische troepen in het koning
rijk Polen te doen rukken, gelooven wij dat eene gewone
interventie-overeenkomst tot zoodanigen maatregel-nog geene
bevoegdheid zou geven, maar daartoe het sluiten van een
bijzonder verdrag zou noodig wezen, waarvan voor alsnog
geen sprake is. r