.200 als eenige dagbladen op de aller naiefste wijze hebben medegedeeld ten voordeele van den poolschen opstand, maar voor de slagtoffers van den katoen-krisis, van verscheidene polen, ten bedrage van ongeveer 10.000 franken. Een vooraf gaand artikel eindigt de heer Nefftzer aldus: Eere dan en dankbaarheid aan de poolsche nationaliteit, aan die edele en roemvolle nationaliteit, waarbij geene rampen in staat zijn geweest om het gevoel van milddadigheid te onderdrukken; aan die van een gescheurde maar nog levende nationaliteit, welke hoewel verminkt nog krachtig is, daar het geweld op de ziel eener natie evenmin invloed kan uitoefenen als op het gemoed van den individu! Neen de poolsche nationaliteit is niet dood en zoo lang zij zich uit, gelijk thans in Polen en in Frankrijk, zal het gezegde niet ijdel zijn, dat zij nimmer zal sterven. In het antwoord op het adres van het praissisch heerenhuis, heeft de koning te kennen gegeveh met zeer veel genoegen de volkomene overeenstemming te hebben waargenomen, welke tusschen hem en dit staatsligchaam bestaat. De regering zal overigens op krachtdadige wijze in de aaugenomene hou ding blijven volharden, daarbij echter geene poging tot toe nadering afwijzende. Gelijk wij reeds in ons vorig nommer mededeelden werd maandag 11. in het italiaansch parlement de interpellatie van den heer Petrucelli verwacht omtrent de poolsche aangele genheden. De minister van buitenlandsche zaken verzocht echter dat daarover thans niet gediskussieerd mogt worden, terwijl de regering niet de noodige inlichtingen bezat om de gebeurtenissen juist te kunnen beoonleelcn. Hij zou overigens aan den vertegenwoordiger te St, Petersburg instruktiën geven ten einde de vriendschapsbetrekkingen tusschen beide staten te doen blijven voortduren, met. bescherming der libe rale beginselen. De heer Petrucelli betoogde vervolgens, daarin door de heeren Crispi en Brofferio ondersteund, dat het niet eervol zoude wezen voor Italië ditpunt onaangeroerd te laten, terwijl in de engelsche, fransche en zweedsche parle menten gevoelens van sympathie werden geuit voor Polen. Op eene aanmerking van den heer Miceli, als zoude het kabinetelke manifestatie der natie ten gunste van Polen willen vermijden, herinnerde de heer Farini dat voorzigtigheid bij dergelijke buitenlandsche kwestiën zeer noodzakelijk was en dat volgens zijne meening de diskussie daaromtrent gevaar lijk is. Nadat de heeren Georgiui en Sanza verklaard hadden bij de meerderheid en de minderheid de zelfde gevoelens ten opzigte van Polen te onderstellen, maar dat de waardig heid van het parlement volgens de meerderheid niet toeliet een nutteloos votum uit te brengen, ging het parlement over tot de orde van den dag. De herigten uit Polen maken steeds melding van de uit breiding des opstands. Men verzekert dat zaturdag 11. eene afdeeling polen van 3000 man tot in de nabijheid van War schau was voortgerukt en zich van den spoorweg naar Wee- nen had meester gemaakt. Overigens schijnt de russische regering een aantal versterkingstroepen naar Polen te zenden welke wegens de vernieling van den spoorweg naar St. Peters burg, over pruissisch grondgebied zullen vervoerd worden. Staat de pruissische regering dit toe, clan geeft zij weder een schitterend voorbeeld van de schending des beginsels van non interventie. Het is trouwens hier weder de eeuwigdurende fabel van den wolf en het lam. Frankrijk. In de zitting van het wetgevend ligchaam, waarvan wij het verslag tot in dit nommer moesten uitstellen, verkreeg de minister zonder portefeuille Billault het woord om de rede voering des heeren Jules Favre, in de vorige zitting uitgespro ken, te beantwoorden. Na eene korte voorafspraak, waarin hij de vormen van het amendement aan de orde gispte, en verklaart dat hij de expeditie naar Mexiko, met de oorzaken waarvan zij het gevolg is geweest, naauwkeurig en uitvoerig zal nagaan, vervolgt hij aldus: „Men bestrijdt de oorzaken der expeditie. Zult gij dan ont- kenuen dat wij ons jegens het goeverneraent van Juarez om trent drie opeenvolgende overeenkomsten van 1853,1859 en 1861 te beklagen hadden? Zult gij ontkennen dat bij die over eenkomsten de voldoening was bepaald vooral de moorden, plunderingen en diefstallen, welke bedreven waren Zult gij ontkennen dat een gedeelte van de opbrengst der regten van in- en uitvoer tot die schadevergoeding was bestemd Zult gij ontkennen dat Juarez die overeenkomsten heeft gezonden, geweigerd deze ten uitvoer te leggen en de fondsen in beslag te nemen, welke tot deze plegtig beloofde schadevergoeding bestemd waren „Zult gij ontkennen dat de fransche bevolking het slagt offer is geweest van brutaal geweld, knevelarijen en afpersin gen van allerlei aard „Wij hebben in het begin van 1861 een gezant naar Mexiko gezonden. Wij zonden hem met de meeste welwillendheid en met de beste inzigten vervuld ten opzigte van dat land. Wij wenschten gaarne alle vroegere gebeurtenissen te ver geten en van ganscher harte mede te werken tot het herstel der orde, en juist door de kwade trouw en eene opruijing tot anarchie van de zijde der mexikaansche regering zelve, heb ben wij eerst die welwillende houding laten varen en zijn ver volgens tot krachtige onderdrukkings-maatregelen overge gaan. Keurt gij dit af „Men heeft gezegd dat de genoemde feiten niet toereken baar waren aan het bestaande goevernement in Mexiko, maar aan de vroegere goevernementen. Leest dan de depe- ches, waarvan er geene enkele is, die niet schending van ge zworen trouw en moordaanslagen vermeldt." De spreker leest tot staving van zijne bewering depeches voor van Ch. Wyke aan de engelsche regering. „Er was in de oudheid eene natie, die het voorregtbezat dat door het gezegde: civis roman us sum elke gewelddadigheid ten opzigte van een harer burgers vervangen werd door eer bied. In de nieuwere wereld is er een ander volk, hetwelk op de geheele oppervlakte des aardbols zich weet te doen eerbie digen, met eene energie, welke zich nimmer verloochent, dit volk is het engelsche. Welnu, mijne heeren. keurt het dan ook niet af dat Frankrijk evenzeer als Engeland zijne burgers tracht te doen eerbiedigen." (Levendige toejuichingen.) De spreker treedt vervolgens in het betoog dat er geen land zwak of weifelend genoeg zou te vinden zijn geweest om dergelijke beleedigingen ongestraft te laten, hetgeen ook blij ken moet uit de eenparigheid van handeling wat het zenden van troepen betreft door Engeland en Spanje, terwijl daarbij Frankrijk zelfs de eerste rol niet speelde maar de spaansche regering, waardoor ook de gezindheid des keizers bleek om alle vermetelheid of avontuurlijkheid te vermijden en ver standig en staatkundig te werk te gaan. „Bestond er derhalve vermetelheid dat driegroote mogend heden een tyranniek goevernement tot billijkheid zochten te dwingen? (Goedkeuring). Bestonden er genoegzamegronden om ons te beschuldigen bloed en geld te verspillen? Gij hebt ons iets verweten, waaromtrent ik nog meer bepaald moet spreken. Toen de mexikaansche kwestie in het afgeloopen jaar in de kamer besproken werd gaf het goevernement daaromtrent inlichtingen, welke door den geëerden heer Jules Favre gisteren herinnerd werden met de woorden èf gij hebt toen de kamer bedrogen öf gij waart niet geheel daarmede bekend. Heeft hij die woorden wel overwogen? De kamer te bedriegenAls een minister des keizers zich der gelijk feit veroorloofde, zou men hem in staat van beschuldi ging moeten stellen, en ik herinner mij niet, wat mij zeiven betreft, gedurende mijne loopbaan ooit grond te hebben op geleverd tot dusdanige verdenking." Na eene uitvoerige beschouwing hieromtrent, herinnert de minister hoe hij den aanvang de regering van Juarez slechts tijd zocht te winnen en de krijgsbewegingen te doen aan vangen in het jaargetijde, waarin de vomito negro het vrees- selijkst woedt. De oneenigheden van de konferentie te Soledad waren echter de oorzaken van verdere vertraging, waarvan men de schuld derhalve niet op Frankrijk moet wer pen. Ten gevolge daarvan bleef de fransche regering alleen in Mexiko, met een handvol soldaten te midden van een land opgeruid door de tyrannie en met verwachting van het slechte saisoen en de vomito negro. Terugtrekken was op dit oogen- blik, volgens den heer Billault, onmogelijk, en de handelwijze van Spanje te volgen ware belagchelijk, die van Engeland ware nutteloos geweest, zoo dat de houding der fransche regering het eervolst en voordeeligst is geweest. „De oppositie zoo gaat de spreker daarop voort heeft overigens slechts twee omstandigheden gezien in de mexi kaansche expeditie: den troon van den aartshertog Maximi- liaan, welke daaraan vreemd is, en de schuld vordering Jecker welke daarmede evenmin in betrekking staat. Toen men een ultimatum moest formuleren, heeft men <le geldige schuld vorderingen onderzocht en daarvan het totaal opgemaakt. Engeland heeft gemeend slechts te moeten vorderen wat toe gekend was bij geslotene traktaten. Onze laatste traktaten waren van 1861. sedert welk tijdstip de diefstallen, plunde ringen en afpersingen steeds hadden voortgeduurd en ons noopte de regtvaardigheid alle nadeel onzer medeburgers te doen vergoeden. Onze gezant te Mexiko. onze haven-konsuls aldaar hebben den staat van al de verschuldigde schadever goeding opgemaakt, en op deze wijze is men tot twaalf milli- oen piasters gekomen. De geëerde heer Jules Favre verwon dert zich over dit cijfer; hij beschouwt dit te hoog; schathij derhalve het bloed onzer medeburgers en de onverdragelijke afpersingen, waaraan zij bloot stonden, zoo laag? (Teekenen van bijval.) Al ismen zoo gunstig gestemd voor de regering van Juarez, moest men toch niet vergeten dat een ander goe vernement ons nog nader is, namelijk dat van Frankrijk." (Toejuichingen.) Na eene wijdloopige beschouwing over de beschuldiging van „onbezonnenheid" aan de fransche regering door Jules Favre, ten opzigte der berekening van de som der aan fran sche onderdanen verschuldigde schadevergoeding, en het ongerijmde te hebben getracht aan te toonen dezer beschul diging van overdreven eischen, waartoe Engelands voorbeeld wordt aangehaald, hetwelk bij dergelijke gelegenheid altijd de schaal deed overslaan ten gunste van zijne burgers, wordt de vergadering een kwartier nurs geschorst. Na de heropening wordt door den heer Billault eene aller gunstigste voorstelling gegeven van „den milddadigen en ge- achten heer Jecker, die door berigten van de mexikaansche zijde geheel verkeerdelijk is beschreven en daarin zeer gelas terd is. De regtmatigheid der beruchte schuldvordering wordt daarop door den spreker met veel takt, gevatheid in Tart de grouper les chiffres en met zeer veel uitvoerigheid op den voorgrond gesteld. „Gij ziet het derhalve, mijne heeren. er was eene negotiatie begonnen, welke door het raexikaansch goevernement in be ginsel was goedgekeurd. Dit had derhalve volstrekt geene betrekking tot den later aangevangen oorlog. Toen vervol gens de gewelddadigheden tegen de franschen eene expeditie noodzakelijk maakten moest toch ook, denk ik, de schuldvor dering Jecker in het ultimatum worden opgenomen. Men eischte dat de bons van het huis Jecker voortdurend tot af doening van een vijfde der tolregten zouden strekken. „Ik herhaal dus: men vroeg aan Juarez geen dollar maar slechts de handhaving van het dekreet zijns voorgangers. Na eenige onbeteekenende argumenten tegen de grieven omtrent de in allerijl verleende naturalisatie van Jecker te hebben aangevoerd, zegt de minister: „Het amendement hetwelk thansdoormij wordt besproken valt echter nietalleen de mexikaansche expeditie aan. Het geheel systeem der fran sche staatkunde wordt daarin afgekeurd, eene staatkunde waarmede gij, mijne heeren, u hebt vereenigd door uwe stmn* raingen en toejuichingen. Gisteren rigtte men de vragefftvtot ons: Wat wilt gij? Welke staatkunde volgt gij De rfgesiiïg? tot wie deze woorden werden gerigt is diegene, welke-?dm*r tien millioen stemmen is in het leven geroepen, diegene-welk#' hetwetgevend ligchaam door die zelfde stemmen zamen^esteld», met warmen bijval gedurende meer dan tien jaren onder steunt. diegene, welke in geheel de wereld de eer en de belan gen van Frankrijk verdedigt." Een blik op de buitenlandsche staatkunde in het algemeen besluit de rede, welke aldus eindigde „Mogen wij dan allen in naam des keizers en der natie ver klaren dat wij door eene vaderlandsliefde onwrikbaar verbon den zijn, dat de oorlog, waarin wij thans gewikkeld zijn, een regtvaardige en loyale strijd is, ter voldoening van onze ge- schondene waardigheid en bescherming onzer medeburgers ondernomen en tot blijk dat er volgens de woorden des keizers geen gewest bestaat, ver genoeg om de schendingen onzer eer ongestraft te doen blijven. Mogen wij te Mexiko insgelijks de beschaving brengen en als onze soldaten dat land verlaten, zullen zij vergezeld worden door de zegenin gen der (luizende franschen der nieuwe wereld.waaraan zij de veiligheid zullen hergeven hebben: bij hun terugkomst op onze kusten zullen zij worden verwelkomd door eene geheele natie, dankbaar voor het bloed voor de eer van Frankrijk ge stort en ter handhaving van zijn gced regt." De minister gaat zitten onder drie maal herhaalde dave rende toejuichingen. De heer J ules Favre staat op om het woord te vragen. Een groot aantal leden. „Stemming stemming Sommige leden. „Spreek Spreek De president. „Geene enkele geschrevene wet kent het regt toe om een minister te antwoorden, inaar dit is een tradi tioneel regt. Volgens mijne meening is het gepast om ook thans, terwijl de regering en hare verdedigers op zulke on waardige wijze beleedigd zijn, dit te doen plaats hebben, hoe groot ook het ongeduld der kamer moge wezen." (Teekenen van goedkeuring.) Na verklaard te hebben dat de imputatie in de zoo even door den president gesprokene woorden niet in staat zijn hen te bereiken, die hun pligtdoen en dat hij slechts feiten heeft ingeroepen en deze aan bet oorileel der kamer omlerworpen, zegt Jules Favre dat hij den minister eenige opmerkingen wil maken, noodig om den waren toestand te kenschetsen en de kamer in de gelegenheid te stellen een oordeel uit te spreken met juiste kennis der zaak. „Ik heb het voornemen op zeker gedeelte van de uitgespro- kene redevoering niet te antwoorden en dit wel op liet ge deelte, waarin de minister eene verouderde en welbekende taktiek heeft gebezigd, steeds door de regering tegen de oppo sitie aangevoerd. Deze taktiek bestaat in de verklaring dat zij, die de daden der administratie afkeuren, oproerig zijn." (Beweging.) Eenige leden. „Men heeft dat niet gezegd." Jules Favre.„Dergelijke wijze van handelen is bekend ea zal op uw oordeel geen invloed hebben. (Beweging.) Ik he'o gisteren niets gezegd zonder mij te gronden op de dokumen- ten, welke het doel en de gevolgen der mexikaansche expe ditie kenschetsen. Wat het eigenlijk doel betreft, heb ik aangevoerd dat dit in het afgeloopen jaar voor de kamer werd geheim gehouden. De minister had zich toeu slechts ver schanst achter de grieven onzer medeburgers, maar hij had alle deelgenootschap van Frankrijk aan voornemens ten gunste van een vreemden prins ontkend. Toen ik te dien opzigte den minister interpelleerde had hij slechts gezegd dat al deze geruchten laster waren. Welnu juist op dit zelfde oogenblik had de minister eene depeche van den minister van buitenlandsche zaken kunnen gelezen hebben, waarbij ver klaard werd dat er met overleg en toestemming an andere regeringen onderhandelingen waren geopend met den aarts hertog Maximiliaan. „M.jnheer de minister beproeft dus de kwestie te verplaat sen en anders voor te stellen (heftige beweging), als hij u tel kens herhaalt dat de expeditie slechts ondernomen is om de eer en veiligheid onzer medeburgers iu Mexiko, terwijl het overigens onbillijk is aan de regering van Juarez alle hande lingen toe te schrijven, welke de expeditie tengevolge hebben gehad. Juarez is slechts in december 1860 aan het bestuur gekomen en de meeste der aangevoerde daadzaken waren van veel vroeger dagteekening. Daarbij moet ik doen opmerken dat een groot aantal personen, die schuldig waren aan deze diefstallen en plunderingen, thans beschermd worden door onze vlagen aan de zijde van onze soldaten strijden. (Leven.) Gij ontkent het mijne heeren! (Ja! ja!) Welnu herleest dan de depeche van den heer Wyke, waarvan de minister straks slechts een gedeelte heeft herinnerd. Uit dit gedeelte volgde dat in de oogen van den engelschen gezant de zaïnenstellmg van een krachtig bestuur bij den tegenwoordigen stand van zaken in Mexiko onmogelijk was. ik vinei echter in deze de peche nog een ander gedeelte betrekkelijk de beruchte Mar- quez. die, zegt de heer Wyke, 50,000 dollars had geplunderd in een etablissement, hetwelk aan de engelschen toebehoorde. Welnu, mijne heeren, die zelfde Marquez. bevlekt met euro- peesch bloed, die zelfde Marquez, berucht wegens zijne wreedheid, heeft zich naar het fransch legerkamp b geven; hij is door onze generaals met welwillendheid ontvangen, en is thans onze bondgenoot. (Beweging.) Derhalve is het doel der expeditie niet alleen verkeerd voorgesteld. (Genoeg nu!) maar men heeft aan Juarez al die daden van plundering ge weten." (Nieuwe heftige beweging.) Verscheidene leden. „Stemmingstemming Andere leden. „Spreek! spreek Jules Favre. „Men heeft vervolgens een ultimatum ge steld. hetwelk een der oorzaken was van het afbreken der onderhandelingen en zeer juist geloof ik aan onze vertegen woordiging in Mexiko te hebben verweten onmogelijke eischen te hebben gedaan. Heeft nu het antwoord des minis ters uwe harten tevreden kunnen stellen? (Ja! zekerlijk!) Dan tent gij nog de geheele waarheid niet. (Leven.) De minister heeft verklaard dat het ultimatum nietformeel twaalfmiJhoen piasters had geëischt, maar integendeel de reserve bevatte; dat 'de'•■sq^ul&torderingen door eene kommissie van handelaars 2ÖU$en worden onderzocht.De berinneringen van den minister zijndeehter onjuist. Het woord ultimatum beteekent een eisch welltb niet meer te verminderen is; men moet aannemen of

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3