MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 17.
Zaturdag
1863.
7 Februarij.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
Middelburg G februarij.
De Staatscourant van gisteren deelt het koninklijk besluit
van den 14 januarij jl. mede betreffende de overeenkomst van
het reglement voor de vaart op het kanaal van Gent naar
Terneuzen, dezerzijds met België gesloten.
Het verslag aan den koning over den toestand der telegra
fen in Nederland over 1861, onlangs in druk verschenen,
bevat een aantal bijzonderheden welke we ook voor onze
lezers niet van belang ontbloot achten. Wij ontleenen daar
aan het volgende
Op 1 januarij 1862 bedroeg het aantal mijlen telegraaflijn
in Nederland 1622,4-met 3701,3 mijlen draad, terwijl die cij
fers op 1 januarij 1861 nog slechts bedroegen 1511,7 mijlen
lijn en 3525,9 mijlen draad.
Onder de nieuwe lijnen welke in 1861 zijn aangelegd komt
voor de lijn van Zierikzee naar Brouwershaven. Het kantoor
te Brouwershaven, met beperkte dagdienst ingerigt, werd den
14 oktober geopend.
Gedurende 1861 heeft het personeel der telegrafisten en
leerlingen eene vermeerdering ondergaan van 12 personen
het bedroeg op 1 januarij 1862 een getal van 217.
In april 1861 is beproefd den kabel door het Sloe, nevens
welken in 1860 een nieuwe werd gelegd.te ligten, ten einde te
onderzoeken of hij voor herstelling vatbaar was en weder in
dienst zou kunnen worden gesteld, om den nieuwen kabel
tot reserve te bestemmen. Met de meeste omzigtigheid is het
niet mogen gelukken den kabel geheel boven te krijgen, en
men is er alleen in geslaagd eenige gedeelten, gezamenlijk
ter lengte van 726 el, op te halen. Vermits het inlasschen
van eene gelijke lengte nieuwen kabel zeer kostbaar ware
geweest, en er grond bestond voor het vermoeden dat het
niet opgehaald gedeelte spoedig onbruikbaar zou worden
is een nieuwe kabel door het Sloe gelegd, ongeveer 30 ellen
noordwaarts van dien, welke in 1860 werd gezonken. Hier
door en door het in de plaats stellen van drie eendraads-
kabels voor even zoo vele gebrekkige in de haven te Middel
burg, alsmede door het vernieuwen van70elderstadgeleiding
aldaar, is thans de ongestoorde gang van het verkeer met de
zeeuwsche kantoren behoorlijk verzekerd. Voor de haven te
Middelburg zijn 180 van de 726 el uit het Sloe opgehaaltlen
kabel gebezigd; de overige gedeelten zijn te Fijenoord ge
borgen.
Den 2 september werd een derde draad in dienst gesteld
van Roosendaal naar de belgische grens, in verbinding met
een nieuwen belgischen draad van Esschen naar Antwerpen,
langs welken de berigten worden overgebragt die Zeeland en
bijzonder Vlissingen met België wisselen.
De voortzetting van den draad RoosendaalBergen-op-
ZoomZierikzee tot Brouwershaven is ondernomen omdat
daardoor onderscheidene kantoren in Zuid-Holland en Zee
land langs twee wegen bereikbaar zouden worden.
Tot het verbinden van den nieuwen kabel door het Sloe
met de kokerpalen aan de oevers is eene proef genomen met
getah-pertja-draad in eene orakleeding van geteerd touw,
afkomstig uit de fabriek van Feiten en Guilleaume te Keu
len, welke naar de meeuing van den ingenieur van den rijks
telegraaf beter dan de gewone getah-pertja-draad tegen de
werking der lucht bestand is.
Het aantal der in 1S61 in de provincie Zeeland verzonden,
ontvangen en overgenomen berigten bedraagtMiddelburg
8,575; Vlissingen 8,283Zierikzee 3,669 Goes 2,817Neu
zen 2.219; Brouwershav en 2,150.
Gedurende het vierde kwartaal zijn naar verschillende
plaatsen hier te lande verzonden uitMiddelburg 1033, Vlis
singen 479, Zierikzee 454, Goes 300, Brouwershaven 250 en
Neuzen 125 berigten en naarhetbuitenland uit: Middelburg
561, Vlissingen 3,1 IS, Zierikzee 138, Goes 155, Brouwersha
ven 17 en Neuzen 1,259 berigten.
De opbrengst is als volgt: te Middelburg f2,461,69; te
Vlissingen f 2.364,56; te Zierikzee f 1,070,02; te Goes
f 6S0.724te Neuzen f539,85, en te Brouwershaven f 157,55.
Bij eene vergelijking met vorige verslagen blijkt dat de op
brengst was te Middelburg in 1855 (den 10 april geopend)
f1040,99en inlS60 f2,320,62; te Vlissingen in 1855 f 1451,41
en in 1S60 f l,994,7Qi; te Zierikzee in 1S60 (den 15 julij ge
opend) f 566.97ite Goes in 1855 (den 20 december ge
opend) f 40,S9 en in 1S60 f745,22te Neuzen in 1859 (den
17 november geopend) f70,62 en in 1860 f 469,75.
De opbrengst van den rijks-telegraaf in het geheel bedroeg
in 1861 f342,5S8,23i.
Men schrijft ons heden uit Vlissingen
„Zr. Ms. stoomfregat „Zeeland" is jl. woensdag wel door
de sluis gehaald, doch al weder niet uit de haven gekomen en
dus in de voorhaven blijven liggen. Eindelijk den volgenden
dag is dit dan Joch gelakt.
„De onaangename woorden, bij die gelegenheid over den
toestand der haven luide gesproken, ga ik liefst met stil- j
zwijgen voorbij zij verdienen geen wederlegging. Alleen
acht ik het niet onbelangrijk te melden dat het fregat don- j
derdag middag ten 12 uren 55 minuten de haven, zonder
eenige verhindering verliet; dus een vul uur vóór hoogwa-
ter. Het water teekende op dat oogenblik aan de peil- j
schaal der doksluis 7,10 el, dat is het gewoon hoog water peil,
hetwelk echter in het springtij zeer dikwijls U,20 a U,60 el
hooger is,. Bij .het biutfthfckmtfn van de Zeelandden 29
oktober 1862 is het hoogste water 7,20 el geweesthet schip
is toen in e'én tij van de reede in het dok op zijn ligplaats
gekomen. Wanneer men nu in aanmerking neemt dat er de
vorige dagen telkens meer water is geweest, dan thans op J
het oogenblik van vertrek, dan komt toch onwillekeurig de
vraag bij ons op: Is de vertraging in het uithalen van het
fregat Zeeland alleen aan den toestand der haven te wij-
ten
ln het berigt uit het voormalig vierde distrikt dezer provin
cie, betreffende eene aanvrage bij de regering tot vestiging
van een rijkstelegraaf-kantoor te Oostburg, voorkomende in
ons nommer van jl. dingsdag, is o. a. gemeld dat liet vierde
distrikt eene bevolking van 14,000 zielen telt. Onze berigt-
gever verzoekt ons te melden dat dit cijfer moet zijn ruim
24,000.
Van een onzer korrespondenten uit de residentie ont-
vingen wij den volgenden brief, gedagteekend 4 dezer. Hoe
wel de beschouwing aan het slot geheel overeenkomt met onze
eigene zienswijze omtrent de aanvulling van het kabinet, in
ons vorig nommer ontwikkeld, plaatsen wij, om den gang der
redenering niet af te breken, den brief in zijn geheel.
„Gedurende de onderhandelingen over den opvolger van
den heer Uhlenbeck heb ik mij van het raededeelen der daar
omtrent in omloop zijnde geruchten onthouden, omdat zij
zóó uiteenloopende en zóó talrijk waren dat ik gedurig in de
noodzakelijkheid zou geweest zijn tegen te spreken, wat ik u
den vorigen dag als waarschijnlijk voorstelde. Thans, nude
zaak haar beslag heeft, wil ik u van al die geruchten diegenen
opgeven waarvan mij de juistheid uit nuauwkeurige informa
ties gebleken is. Het komt mij n. 1. voor dat het, tot juiste
beoordeeling van 't geen wij op koloniaal gebied thans van
het ministerie te wachten hebben, noodzakelijk is de namen
te kennen van hen, tot wie het hoofd van het kabinet zich
achtereenvolgens gewend heeft.
„In 't algemeen moet ik verklaren, dat het Nieuw dagblad
zijne hatelijke uitdrukkingen daargelaten de geschie
denis der bedoelde onderhandelingen vrij naauwkeurig in
zijn nommer van heden heeft opgegeven. Men heeft zich
'teerst gewend tot den heer Steinmetz, daarna tot den heer
van Heukelom en ontwierp, na beider weigering, de bekende
kombinatie Betz-Bachiene. Deze laatste oplossing der kwes
tie is afgestuit niet alleen op den heer Baehiene, die weinig
lust betoond moet hebben zijne betrekking in den staatsraad
met het ondankbare en wisselvallige minister-ambt te verrui
len, maar ook opZ.M. den koning zeiven, van wien men, zelfs
in ministeriële kringen, verhaalt dat hij het voorstel, om den
heer Betz tot minister van koloniën te benoemen, zou hebben
afgeslagen, op grond dat Z. M. dezen staatsman eerst zijn be
lastingstelsel wilde doen verdedigen.
„Dat de heer Thorbecke zich vervolgens andermaal zou ge
wend hebben tot den heer Duymaer van Twist, die hem reeds
in het vorige jaar in den steek liet en „den avond voor den
veldslag" degelederen verliet waarin hij vroeger inet zoo groot
talent streed, daarvan is mij niets gebleken. Doch wel durf
ik als juist onderschrijven, de mededeeling, het eerst in de
Rotterdamsche courant gedaan, dat de heer Thorbecke van
het onverwijld optreden van een .minister van koloniën het
behoud van zijne eigene portefeuille zou hebben afhankelijk
gemaakt, en in verband hiermede, verklaren datde heer Fran
sen van de Putte alleen om deze reden is opgetreden en eigen
wensch aan 't behoud van hel kabinet heeft tea offer gebragt.
„Uit dit alles volgt: vooreerst, dat het kabinet niettegen
staande het votum der eerste kamer, zijne liberale koloniale
politiek onveranderd zal voortzetten; ten tweede dat de
nieuwe minister van koloniën zich trouw aan zijn vaandel
heeft betoond en, welk lot hem ook beschoren zij. de hoogach
ting verdient van ieder die trouw aan begiuselen is en zelf
verloochenende vaderlandsliefde weet te waarderen.
„Intusscheu mag men vragen of het voordeel, dat het kabi
net in de vervanging van den heer Uhlenbeck door den lieer
Fransen van de Putte te beurt valt. niet wordt opgewogen
door het zedelijk nadeel dat daaraan door het niet-ontbinden
der eerste kamer berokkend is. Alle opregte vrienden van het
ministerie en alle opregte voorstanders der liberale koloniale
politiek moeten het hetreuren dat men den hoogsten eiseh van
liet konstitutioneel staatsleven door eene willekeurige uitleg
ging van het bekende votum heeft ontdoken. De ontbinding
der eerste kamer zou de oplossing der groote kwestie bespoe
digd hebben; thans is er niets gewonnen en zal er op nieuw
een konflikt en eene krisis ontstaan zoodra de eerste kamer
weder bijeen komt.
Uit Groningen wordt ons van 4 dezer'gemeld
.„Het hier bestaande Garibaldi-komitee heeft dezer dagen
het volgende schrij ven ontvangen van den beroemden italiaan.
„Aan het Garibaldi-komitee te Groningen:
„Gij hebt mijn naam gekozen voor het door n opgerigte
„komitee. Ik zeg u dank voor dit bewijs van sympathie.
„Ik houd rnij overtuigd, dat gij veel doen zult voor de hei-
„lige zaak der vrijheid. Ontvangt -mij be opregtn weyischen
„voor uwe edele zending en voor de voltooijing van de een-
„heid van ons schoone vaderland.
„Uw broeder en vriend
„G. Garibaldi."
„Deze brief geeft ons weder een afdoend bewijs, hoe men
in de verte alleen op den naam afgaande, de rollen verkeerd
besehouwc. Het bedoelde komitee heeft hier namelijk nog zoo
weinig blijken van leven gegeven, dat een ieder, die met de
zaak bekend is, bovenstaande letteren niet zonder lagchen
zal kunnen lezen."
Uit Dordrecht schrijft men ons 4 dezer
„Men is hier in gespannen verwachting omtrent den uitslag
van de bemoeijingen der kuratoren in zake de hervorming van
het gymnasium. Gelijk ik u voor eenige maanden berigtte, is
het kollegie van kuratoren grootendeels vernieuwd en na de
door den gemeenteraad uitgesproken overtuiging, dat die
inrigting niet beantwoordt aan zijne bestemming en weinig
of geen bevredigende resultaten afwerpt, belast met voor
stellen te doen omtrent een herziening van het reglement
betreffende het gymnasium. Een koncept-reglement is nu
ingediend. Het werd ter visie gelegd voor dc leden van den
gemeenteraad. We zullen dus nog eenige dagen geduld moe
ten hebben eer we iets naders omtrent de inzigten der kura
toren vernemen. Wenschelijk blijft het echter dat er niet
getransigeerd worde, maar dat men fiksch de hand sla aan
een radikale verbetering van het euvel. Men fluistert van een
opheffing en een verandering der inrigting in een latijnsehe
school om dan daarbij te voegen een school van middelbaar
onderwijs. Er zijn er echter die meenen dat er geheel andere
plannen bestaan. Hoe het zij, een ieder beaamt den wensch,
dat het gymnasium, hetwelk slechts ongeveer twintig leerlin
gen telt en ik meen f 15 a f 16,000jaarlijks aan de stad kost
zóó weide gereorganiseerd dat ten minste grooter aantal per
sonen vooral uit de burgerij er partij van kunne trekken voor
de opvoeding hunner zonen, al worden ze niet opgeleid voor
de hoogeschool, en dus ook iets genieten van de belangrijke
opofferingen welke dc stad zich getroost en waarin zij toch
ook hun aandeel moeten dragen.
„Het gaat toch al zonderling in de militaire wereld. Het
duelleren is gestreng verboden en wordt gestraft. Als een
officier niet duelleert, waar hij, naar het oordeel zijner chefs,
die dwaasheid had moeten doen. dan wordt hij ook gestraft.
Een tegenspraak of protest helpt niet. Lijdelijk moet hij zich
onderwerpen, terwijl hij zich blootgesteld ziet aan allerlei on
aangenaamheden van de zijde van kameraads, die van de
voorgevallen zaak niets of slechts gedeeltelijk iets weten. We
hebben hiervan dezer dagen te Dordrecht een proev.e gezien,
welke velen leed doet om den wille desgenen dien het betreft en
die zich veler vriendschap heeft verwon cn.gedurende den tijd
dat hij alhier garnisoen heeft gehouden. Een jeugdig luite
nant der artillerie had eenige weken geleden, tegen het einde
van een feest op de sociëteit de Harmonie, toen de hoofden
ietwat verhit waren, om een onbeduidende reden twist ge
kregen met een der aanwezige jongelieden, die zoo hoog liep
dat zij handgemeen werden en dat in de worsteling de epaulet
van den eerstgenoemde los raakte. Den volgenden dag heeft
de laatste aan den officier geheel vrij willig zijne excuses ge
maakt, eu de excuses later herhaald, zoo dat de gausehe zaak
als geschikt en bijgelegd beschouwd werd. Nietalzoo dachteu
de superieuren des genoemden officiers. Eerst ontving hij acht
dagen arrest, omdat hij zich onbehoorlijk op een publieke
plaats gedragen en zich ongeregeldheden veroorloofd had
die gestreng af te keuren waren en gestraft moesten worden.
Dit was billijk en niets valt daartegen te zeggen. Maar nu
komt 11. zaturdag een aanschrijving van hooger hand, die
zijdelings een blaam werpt op den betrokken officier, wiens
carrière hierdoor welligt benadeeld kan worden, maar ook op
zijn kameraden en de inwoners dezer stad. waarbij de eerste
gelast werd terstond naar Delft zich te begeven teneinde
aldaar onder het onmiddellijk toezigt van den regements chef
te blijven. Iedereen is verontwaardigd over de harde bejege
ning die een algemeen gezien jongmensch ondergaan moest,
omdat hij zoogenaamd in een zaak van eer zich niet naar be-
hooren gedragen had. Een groot aantal jongelieden hebben
hem bij zijn vertrek 11. maandag uitgeleide gedaan en hem
een album met hunne handteekeningen voorzien ter gedach
tenis aangeboden als blijk van sympathie.
„Wanneer toch zullen de inuldeleeuwsche denkbeelden
verdwijnen omtrent de herstelling van iemand in zijn eer, als
of dat alleen geschieden kon door den beleediger een houw
over bet aangezigt te geven, hem een arm af te hakken of
een kogel door den kop te jagen, en behoorlijke excuses niet