ting, zoo als het zich bepaaldelijk in de christelijke kerk en in de christelijke godgeleerdheid openbaarde. Krachtig toonde hij aan, welke naar zijne overtuiging de gebreken waren eener rigting, die aan alles twijfelde, de gewigtigste godsdienstige waarheden op losse schroeven stelde, en de theologie voorstelde als eene sphinx doch eene sphinx welke hierin van de oude thebaansche verschilde, dat zij niet hen verslond, voor wie hare raadselen onoplosbaar warenmaar integendeel die genen. we'ke ze verklaarden. „Den oorsprong van het scepticisme beschouwde de spre ker als van drievoudigen aard: theologisch, politisch en filo sofisch. De verkeerde wijze, waarop vroeger de godgeleerd heid beoefend was en waarop zij hare stellingen had trachten te\erdedigen; het noodlottige streven der revolutionaire rigting, die alle gezag omver wilde stooten; en de dwaal wegen. die de bespiegelende wijsbegeerte in bare verschillende scholen en partijen had ingeslagen: ziedaar de oorzaken, waaruit het hier behandelde scepticisme was ontstaan. „Het regt dezer rigting kon niet absoluut worden betwist, want er was menige zaak, waaromtrent onzekerheid en twijfel regtmatig mogten heeten. Maar toch, zoo als het scepticisme zich deed gelden, stout negerende wat door hooger gezag ge- waarhorgd was, moest z.jn regt worden ontkend, èn om den verkeerden grondslag, waarop het zijne stellingen bouwde,èn om de onlogische wijze waarop het ze verder ontwikkelde. „De vruchten van het scepticisme achtte de redenaar zeer verderfelijk. Wel werden er onder de aanhangers dezer rig ting velen gevonden wier karakter boven alle verdenking verheven was en in wier gemoed ware religieusiteit woonde, maar toch. over het algemeen waven godsdienst en godsdienst zin altijd veel meer en veel sterker hij hare bestrijders dan bij hare verdedigers. Haar nadeelige invloed werd aangetoond, eerst Oji de beoefening van de onderscheidene vakken der theologische wetenschap, vervolgens op de christelijke kerk. „Hoe moet dan het scepticisme bestreden, zijne heillooze werking tegengegaan worden Niet in de eerste plaats door leer, maar door het leven. Krachtiger dan door verstande lijke bewijzen zal de waarheid van het christendom blijken door het leven van hen, die zijne vruchten toonen in hunne woorden en daden. Op het hart moet gewerkt worden, meer dan op het verstand. Niet alleen logisch maar bovenal psychologisch moet het scepticisme worden bestreden. De spreker schetste in trekken, die hij zelf nog veel te zwak noemde, het beeld van een christenleeranr. zoo als hij waar lijk zijn moest. Werden er meer en meer aan dit beeld gelijk, dan zou voor de kerk de spreuk bewaarheid worden, welke geschreven staat in het waj>en der stad die Calvijn heeft zien leven en werken Post tenebras lux „De aanspraken, ten slotte door prof. van Oosterzee gerigt tot de curatoren der hoogeschool, tot zijne ambtgenooten, inzonderheid de verschillende hoogleeraren der theologische fakulteit, en tot de studenten, waren met veel takt en talent zamengesteld en voldeden algemeen. „Gedurende 2^ uur had de spreker zijne hoorders door zijne huilengewone welsprekendheid geboeid. De gehoorzaal was aan het einde van dien tijd iets zeldzaams bij zóó lange latijnsehe redevoeringen nog even vol als in den aanvang. Groote voldoening gaf vooral de rondborstigheid, waarmede prof. van Oosterzee zijn gevoelen uitsprak. Zonder personen te bestrijden of te kwetsen, hield hij zich bijna uitsluitend bezig met de bestrijding van zaken, van meeningen die hij voor verderfelijk hield. Dat hierbij zijn standpunt aan zeer velen als zwak, zijne redeneringen als onjuist, zijne gevolg trekkingen als niet geregt vaardigd voorkwamen, spreekt van zelf. Naar onze overtuiging heeft hij eene zaak willen verde digen. die voor geene voldoende verdediging vatbaar is. Maar het is hier de plaats niet een pleidooi te voeren vóór of tegen het orthodoxe standpunt van den hoogleeraar. Van dat stand punt moest hij spreken.en daarnaar moeten zijne woorden be oordeeld worden. In den strijd der meeningen is het goed, ook de zaak der tegenpartij door hare bekwaamste verdedi gers gehandhaafd ie zien. Zóó alleen kan men hopen op een beslissenden uitslag van den strijd. En zeker verdient het waardering, dat de spreker van gisteren, hoewel niet altijd van partijdigheid vrij en somtijds zelfs zeer onregtvaardig in zijn oordeel, zich toch niet schuldig heeft gemaakt aan per soonlijkheden, en het odium theologicuin zoo weinig heeft geopenbaard. „Dat het theologische standpunt van prof. Oosterzee niet door het meerendeel der utrechtsche studenten gedeeld wordt hebben deze door eene hescheidene demonstratie getoond. Zoowel bij het binnentreden als hij liet verlaten der zaal werd de nieuwe hoogleeraar, volgens gewoonte, met luide toejui chingen begroet. Maar beide malen werd ook voor zijn ambt genoot Opzoomer een daverend gejubel aangeheven. Zóó bleek het. dat Utrechts studenten hunne onafhankelijkheid willen bewaren; dat zij achting hebben voor eiken man van talent en genie, doch bovenal het onbesnoeide regt der kritiek de vrijheid van het denken, willen verdedigd en gehand haafd zien." Men schrijft Ons uit 's Gravenhage van 28 januarij „Tot heden toe stelde ik de afzending van mijn jaar lij ksch verslag over de zamenstelling van het opera-personeel alhier uit, omdat er niet veel grond was tot groote ingenomenheid. Op deze wijze zou echter het speelsaizoen langzamerhand verloopen en bovendien staan met de opera een paar onaan gename zaken in verband, waar ik den fakkel der publiciteit wenseh bij te houden Ik acht mij dus verpligt, eindelijk de pen op ie vatten. „Het personeel is in het algemeen zoogoed niet als verleden jaar, ofschoon er loffelijke uitzonderingen zijn. De eerste tenor Mirapelli) is een buitengewoon goed akteuren verwerft daardoor den bijval van het publiek; doch als zanger kan rnen hem weinig lof toezwaaijen, want hij zingt meestal te laag en maakt misbruik van het vibreren, hetgeen, daar hij deze kunstgreep op eiken toon toepast, ten laatste zeer on aangenaam wordt. „De tweede tenor (Chalard), overigens een goed akteur, heeft eene sterke, doch niet frissche stem en schreeuwt, ter wijl zijn voorganger, Warnots, zong. Met dien voorganger heeft dejury hoogst onstaatkundig gehandeld. Warnots, een uitstekend zanger, had bedongen dat hij van zijn engagement ontslagen zou zijn, indien zijne vrouw, die als première chan teuse stohz debuteerde, niet aangenomen werd. Dit laatste gebeurde, en het gevolg was dat Warnots. die reeds zonder bedenken was aangenomen, met zijne vrouw die eene aan gename stem had, doch wat koud in haar spel was vertrok. Beider tegenwoordige plaats\ervangers zijn van veelminder allooi. Warnots heeft er niets bij verloren, want hij kreeg da delijk te Marseille een engagement, waarbij aan hem alleen zoo veel honorarium werd toegelegd, als de beide echtgenoo- ten hier gezamelijk zouden hebben ontvangen. „De jury heeft ook den derden tenor, die een goed akteur en een goed zanger was voor zijn emploi altijd afgewe zen en in zijn opvolger (Comminges) een man van veel minder talenten gekregen. Deze was echter, tijdens de beslis sing der jury hangende was, op reis gegaan en nog niet voor den dag gekomen, zoo dat zelfs eene opera, die men aange kondigd had, in de overtuiging dat hij op het vereisohte tijd stip wel terug zou zijn. is moeten uitgesteld worden. „De baryion (Flachat) is de zelfde van verleden jaar. Hij is een goed zanger en een goed akteur en handhaaft zijn ver worven roem. Hij qiordt als de Wgste aanwinst van het man nelijk personeel beschouwd. ,,'c Ware te wenschen. dat van den bassetaille (Zimmer- raann) met den zelfden lof kon gesjtroken worden, doch dit is het geval in geenen deele. Hij bezit eene fraaije en sterke stem, doch men mogt verlangen dat hij er een beter gebruik van maakte en niet tot schreeuwen verviel, dat hij den toon wist vast te houden en zuiver te zingen. Bovendien kan men ook niet van hem zeggen, dat hij een goed akteur is. „De tweede bassetaille (Alzié) heeft aanspraak op den negatieven lof. dat hij een goed geluid bezit en niets bederft. Hij bezit echter het voor een akteur of zanger lastige gebrek, zich niet uit moeijelijke omstandigheden te kunnen redden; wanneer hij zijne rol niet goed kent. gel ,k eenmaal in den „Prophéte" het geval was, dan is hij hulpeloos en onhandig. In „Le chalet" doet hij zich daarentegen van zijne voordeelig- ste zijde kennen. „De forte chanteuse Falcon (Olivier), nog een jong meisje en door haar bevallig uiterlijk de lievelinge van het publiek, is vroeger eene dugazon geweest, doch door h ire wellui dende stem en hare bekwaamheid in den zang. tot haartegen- woordig emploi kunnen overgaan. Indien zij aan hare talen ten eene meerdere warmte wist te paren, zou zij eene plaats onder de uitstekendste artisten innemen. „De première chanteuse stohz (Pera). opvolgster van me vrouw Warnots, staat beneden deze laatste, die echter werd afgekeurd. De tegenwoordige zingt niet onzuiver, maar be zit geen sympathiek geluidhare stem heeft in de laagte geen klank en is in de hoogte schraal en schreeuwend. „De première chanteuse a roulades anders gezegd chan teuse légère (mail. Rauïs), eene uitmuntende zangeres, is reeds vroeger aan ons tooneel verbonden geweest, en be schaamt de aangename herinneringen niet, die zij had achter gelaten. „De dugazon (mile. Chapuis) is nog zeer jong. bezit eene aardige stem, speelt goed en is over het geheel eene goede zangeres. De liefhebbers vinden echter, dat dit emploi verle den jaar beter bezet was door mail. Schmidt. „De employen van trial (waarin verleden jaar Dubouchet zoo zeer uitmuntte) en mère dugazon zijn nog niet bezet; ten gevolge van deze laatsie onvoltalligheid kunnen sommige stukken, bijv. „Le pré aux clercs" niet gegeven worden, en in „Faust" moet eene koriste de Martha spelen. „Er is dit jaar geen corps de ballet; men doet het maar zonder. Alleen de solodansers zijn belioudtn. waarbij de lieer Holtzer door den heer Zinck vervangen is. De talentvolle danseres der vorige jaren, mile. Maury (thans mad. Holtzer) heeft ons tooneel verlaten. „Dit tooneel (in letterlijken en figuurlijken zin) schijnt na afloop van het saizoen verscheidene veranderingen te zullen ondergaan. Men zal ter zijde van liet schouwburggebouw de aanwezige straat r.aar de Kasuariestraat voor voetgangers toegankelijk stellen. Zij was tot nog toe alleen voor de rijtuigen van de koninklijke famielje en voor de geëmployeer den van den schouwburg bestemd. De schouwburgzaal wordt vergroot, door het tegenwoordige orkest bij hei parterre te trekken en het tooneel evenredig achteruit te zeiten. Tevens is het te hopen, dat machineriën en mise en scène dan ook de noodige verbeteringen zullen ondergaan. De machineriën en de wijze waarop zij in werking worden gebragt. laten zoo veel te wenschen over, dat zij aan eene vorige eeuw herinneren. Door on\olledig toezigt op liet tooneel. vallen er ook dikwijls kleine dwaasheden voor, bijv. dat in de „Trouvère" en den „Barbier de Seville" tooneelen, die geacht moesten worden in het donker voor te vallen, met den heldersten lichtgloed be straald werden, of dat in den „Faust" het rad, waardoor het nagemaakte wijnstraaltje uit het Bacchusvaatje in beweging wordt gebragt, zoo geweldig door den daarmede belasten suppoost gedraaid werd, dat toren en muur er van stondpn te schudden. Dit zijn kleinigheden, maar die eene merkwaardige kracht bezitten om alle illusie te verstoren en de lachspieren in werking te brengen. „Ook de hoogere direktie over den schouwburg levert stof tot bespreking op. De heer Jahn, die nu twee jaren achtereen het hier zeldzame voorbeeld van een ijverig en eerlijk fransch direkteur heeft opgeleverd, heeft in het laatst des vorigeu ja ars een brief van het stedelijk bestuur ontvangen, dat hem daarbij zijne ontevredenheid over den gang van zaken te kennen gaf. Doch de minder gelukkige zamenstelling van den troep was meer de schuld van dejury. dan van den direk teur. Waarom spant dejury in een stadje als den Maag hare eischen aanhoudend zoo hoog, dat zij bruikbare artisten af wijst. en men dus later wel genoodzaakt is zich met andere van veel minder allooi tevreden testellen? Men geeft voor dat de direkteur geene artisten moest aanbieden op welke gegronde aanmerkingen konden gemaakt worden. Doch de direkteur kan daar weinig aan doen hij wordt te laat aange steld. Hij moest reeds in den voorafgaanden winter benoemd worden, om de artisten te kunnen gaan hooien aan eenige goede buitenlandsehe tooneelen, en aldus in de gelegenheid te zijn om te oordeelen of hunne stemmen, nadat deeampagne théatrale reeds drie of vier maanden geduurd heefr, nog stand gehouden hebben. Zoo als het lot nog toe ging, kon de haag- sehe direkteur hen eerst gaan hooien wanneer zij juist na eenige maanden rust weder tot krachten gekomen waren; zij voldeden dan zeer wel en vielen eenige maanden later te^en. Dit is-verleden jaar het geval geweest met den toen ook door mij geroemden heer Tallon, die eerst later bleek, niet meer tegen een langdurig speelsaizoen bestand te zijn. Om tof den heer Jahn terug te kt-eren, er werd hem zoo duidelijk te ver staan gegeven dat men gaarne zijne diensten voor hei volgende saizoen missen zou, dal hij dien onduhbelzinnigen wenk ge volgd heeften zich terugtrekt. Men wil dai hei plan zou be staan, om de opera voortaan regtstreeks voor rekening der geirieenie te exploiteren, gelijk nu reeds met liet badhuis geschiedt. Eerst liep het gerucht, dat zeker herwaarts over gewaaid framch direkteur met de nieuwe direktie begunstigd zou worden; doch de informatiën, die men aangaande hem heeft ingewonnen in zijn geboorteland, zijn zoo fraai uiige- vallen. dat daarvan niets meer komen zal. „Indien de heer Jahn (die te gelijk orkestdirekteur is) weg gaat, zal het orkest van de opera veel aan hein verliezen, 't geen te meer te bejammeren is. omdat het wel een bescher mer en voorstander noodig heeft en dik wij ls zeer onheuscll behandeld wordt. Ettelijke maatregelen, die men o|nle leden van dat orkest toepast, zijn stuitend en onregtv aardig. Ook hier ter stede bestaat, gelijk in de meeste plaatsen, een „koti- cert" bij uitnemendheid, het koncert Diligentia. eene geheel partikuliere onderneming, die met de opera niets ie maken heeft en geheel op zich zelve staat. Welnu, men dwingt de artisten van het opera-orkest om zich, bij hunne kontrakten met het stedelijk bestuur, te gelijk te verbinden tot medewer king aan dat koncert Diligentia, en wel met dien verstande, dat, als zij op D.ligentia niet willen spelen, zij tegelijk geacht worden voor hunne betrekking aan den schouwburg, die na tuurlijk de voornaamste is. te bedanken. Welk regi hebben de ojiperbestuurderen van den schouwburg, om hunne artis ten tot deelneming aan eene partikuliere onderneming te dwingen? Zeker is het een uitnemend vernuftig middel om te zorgen, dat dat koncert steeds een goed orkest heb'oe maar ieder partikulier zou wel wenschen van overheidswege op zulk eene w ze in zijne zaken gesteund te wordenwant dit is eene bescherming van dat jiartikulieie koncert, waartegen geene konkurrentie mogelijk is, die toch volgens onze instel lingen mogelijk moet zijn. Verbeeld u een ondernemer, die, naarmale de siud aanhoudend volkrijker wordt, ook een kon cert zou willen opzetten, dat natuurlijk afbreuk zou kunnen doen aan Diligentia. De man kan geen orkest zarnensiellea, want de zelfde inagt, die thans de artisten durft dwingen hunne medewerking aan Diligeutia te verleenen op straffe van anders hun post te verliezen, kan hun met even veel regt namelijk dat van den sterkste verbieden eenigengagement met den konkurrerenden ondernemer te sluiten. Diiigentia wordt zoo otigeloofelijk beschermd, dat de direkteur der opera zelfs niemand van het orkest voor eene repititie kan krijgen op njdstipjien wanneer er repititie moet zijn ten be hoeve van Diligentia! „Maar hierbij houden de grieven nog niet op. Art. G van een reglement van orde voor het opera-orkest, door burge meester en wethouders den 19 oktober 1S57 vastgesteld, be paalt dat de artisten, wanneer zij van eene uitvoering in den schouwburg zouden wenschen afwezig te blijven, in de eerste plaats schriftelijk verlof van den orkestmeester moeten vra gen, en dit dan in de tweede plauis b;j het gemeentebestuur moeten laten viseren, alles onder gehoudenheid, volgens art. 5 van het reglement, om zich. als de orkestmeester het noodig oordeelt, door een ander artiste te laten vervangen. Aan dat voorschrift van visering heeft de overheid nooit de hand gehouden. Al dien tijd is eenvoudig mondeling verlof door den orkestmeester gegeven, zonder dat er ooit aanmer king op is gemaakt, tot in het laatst van verleden jaar, toen een koncert te Delft het voor achttien leden van het orkest, die daar zouden spelen, wenschelijk maakte zich van de voorstelling dien avornl in de opera te versohoonen. Het gevraagde veilof werd door den orkesmeester verleend, en bovendien was het woensdag avond, de avond dat er nooit dun bij buitengewoon verlof van overheidswege gespeeld mag wor den en dien de leden van het orkest dus altijd vrij hebben als Diligentia hen met opeischt. Maar het trok bij deze gele genheid de aanducht van sommige liefhebbers, dat eenige partijen in het orkest zwak bezet waren, en daaroji barstte (ie wrekende Nemesis los; het opperbestuur beriep zich op het artikel van het reglement welks toepassing het al die jaren zelf verzuimd had, en gaf niet alleen bij brief zijne hooge ontevredenheid aan de betrokken leden van het orkest te kennen, maar liet ook bij de laatste traktementsbetaling op ieders bezoldiging de bij art. 10 gestelde boete van f3 inhou den. Dat de beboeting althans ten aanzien van sommigen vol slagen willekeurig was, kan daaruit blijken, dat er waren, voor welke er dien avond volstrekt geene partij wus uit te voeren, en die toch beboet werdenMaar 3 X 18 is f 5 uit gewonnen. Het kan nu wel niet tegengesproken worden, dat de meesten het reglement overtreden hadden maar was het edelmoedig hen eerst jaren lang, door de toepassing te ver- waarloozen, in slaap te wiegen en in den waan te brengen dat zij zich met zulk eene ijdele formaliteit niet behoefden op te houden, en daarna als een leeuw uit het hol te schieten en eene gansche kudde in eens te bemagtigen? De ontevreden heid van het ojiperbestuur is overigens inet dubbele ontevre denheid van de zijde van het orkest vergolden, zoo dat dit tegen elkander opweegt. Als de raagthebbeuden op deze en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2