MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°' 12.
Dingsdag
1863.
27 Januarij.
Editie van maandag avond 8 ure.
TUddelburg; 26 januarij.
De eerste kamer heeft heden de kredietwet voor koloniën
aangenomen met algemeene stemmen. Vooraf hadden de
keeren Boreel van Ilogelanden, Fransen van de Putte en
Hartsen, verwijzende naar het algemeen verslag der afïleelin-
gen, verklaard hei koloniaal beleid dei regering thans niet
te willen bediskussiëren. De minister verwees die sprekers
naar hetgeen in de memorie van beantwoording door de rege-
ring is aangevoerd.
In het verslag der kamer blijkens het postmerk zaturdag
tijdig aan ons afgezonden, doch eerst heden avond ontvangen
wordt geklaagd dat het afkeurend yotutn der eerste kamer
door de regering verkeerd is opgevat. „De meerderheid, zoo
lezen we daarin o. a., was eenstemmig van gevoelen, dat zoo
wel het belang der zaak, als de waardigheid der kamer tegen
deze miskenning van haar votum een ernstig protest moet
doen aanteekenen. Zij wilde daarom ten overvloede bij dit
Verslag uitdrukkelijk verklaren, dat hare verwerping der be
grooting van het departement van koloniën de strekking heeft
gehad eene bepaalde afkeuring uit te spreken van de regerings
beginselen op koloniaal gebied, zoo als die meermalen zijn
gebleken uit de mededeelingen, welke de afgetreden minister
van koloniën zoowel mondelingals ingewisselde stukken aan
deze kamer heeft gegeven, welke mededeelingen door geene
zijner ambtgenooten zijn wedersproken en mitsdien geacht
kunnen worden de koloniale politiek van het kabinet te ken
merken."
De schade aan den westkapelschen zeedijk moet in den
nacht van den 24 op 25 dezer weder belangrijk zijn toegeno
men daar op gisteren behalve de gewone dijkwerkers nog
andere manschappen te Westkapelle zijn gerekwireerd en er
ook arbeiders van Domburg en Aagtekerke zijn ontboden.
Dagelijks en ook gisteren werden met een tal van wagens
zoo wel te Middelburg als te Vlissingen de voorhanden zijnde
houtwaren afgehaalddaartoe worden thans de voerlieden
van Domburg gebezigd, daar die van Westkapelle op den dijk
werkzaam moeten zijn. Het meest bedreigde punt is omtrent
dedijkpalen no. 12 en 14. alwaar een beschadiging bestaat
ter lengte van minstens 220 ellen, met eene gemiddelde breedte
van 25 ellen de grootste diepte is omstreeks 2 el.
Hoewel de schade dus aanzienlijk is moet men zich echter
geen voorstelling maken als of er eenig dreigend gevaar be
stond, daar de degradatie nog 50 el van de kruin des dijks
verwijderd is.
Uit de officiële verslagen omtrent den storm van den 20 en
21 dezer ontleent de Staatscourant het volgende betreffende
deze provincie:
„Aan de zeeweringen van Schouwen is veel schade ontstaan.
De oauiiddagvloed van den 20 dezer bereikte aldaar eene
hoogte van 1.95 el boven gewoon hoog water. Bij dijkpaal
no. 37 heeft eene afsehuiving plaats gehad aan bet binnenbe-
loop van den zeedijk te Borrendamme.
„Te Neuzen is aan den Westhavendijk veel grond verloren.
„Aan den zeedijk van Walcheren te Westkapelle is op
nieuw groote schade ontstaan. Er zijn op ongeveer 800 el ten
noorden van het dorp twee gaten in den dijk geslagen het
eene is van weinig omvang, het andere echter zeer groot, en
bet grond verlies wordt op 2500 a 3000 kub. el geschat."
Het schilderstuk van den heer J. F. Schutz alhier, voorstel
lende het oogenhlik, waarop aan Z. M. den koning op den 21
mei 11. bij het Zijpe de eerste welkomstgroet in Zeeland ge-
bragt wordt, en dat door een 600tal inwoners van Middelburg
aangekocht was, om het den koning aan te bieden, zoo tot
bewijs van liefde en hulde als tot herinuering aan die belang
rijke dagen, is in het begin dezes jaars naar 'sGiavenhage op
gezonden, vergezeld van een sierlijk bewerkt album, waarin
alfabetisch opgenomen zijn al de namen van hen die aan het
geschenk deelgenomen hebben, zonder vermelding van eeni-
gen titel en alleen als ingezetenen dezer gemeente.
Door welwillende tusschenkomst van den generaal J. M.
graaf van Lijnden, 's konings eersten adjudant, zijn schilderij
en album dezer dagen aan Z. M. aangeboden en namens
hoogstdeuzelven werd door genoemden graaf van Lijnden
berigt, dat Z. M. op dit bewijs van toegenegenheid hoogen
prijs stelt en steeds eene aangename herinnering behoudt van
zijn verblijf in Zeelands hoofdstad, waarvoor Z. M. steeds de
meest toegenegene gevoelens koestert en waarvan hij aan die
600 ingezetenen gaarne op nieuw de verzekering geeft.
De studie van een onderwerp, welke aan elke voorlezing of
improvisatie behoort vooraf te gaan, kan dikwijls zoo veel stof
ter behandeling opleveren dat het den spreker blijkbaar
moeite kost het merkwaardigste resultaat van zijn onderzoek
in een betrekkelijk beperkt tijdsbestek aan zijne hoorders
mede te deelen. Onduidelijkheid der voorstelling kan daar
van het gevolg zijn. Maar dit gebrek, waartoe menig spreker
vooral bij gemis aan oorspronkelijke opvatting vervalt, heeft,
althans voorzoo ver de onduidelijkheid uitsluitend het gevolg
is van de behoefte om in korten tijd veel te zeggen, dit voor-
regt dat het den hoorder uitlokt tot nadenken, waardoor dan
dikwijls menig duister plint voor hem wordt opgehelderd.
De derde der voorlezingen van den heer Pjccanlt over
zeeuwsche geschiedenis en letterkunde -vrijdagavond alhier
gehouden ging. naar het ons oorkomt. aan het tegenover
gestelde euvel mank. Waar de spreker Jacob Cats als dich
ter trachtte voor te stellen, maakte hij op ons een indruk als
of dat onderwerp h.m zelf g'^elie^eijoegzarae belangstelling
had ingeboezemd om het met ingenomenheid te behandelen.
Het voorafgegaan onderzoek scheen hem niet te hebben ge
ïnspireerd. In den aanvang zijner rede, toen ons de licht-en
schaduwzijde van des dichtersarbpjd werden voorgesteld, aan
het slot, toen over de waardering van Cats door het volk ge
sproken werd, verviel de heer Piccardt menigmaal in herha
lingen zoo niet van woorden dan toch van denkbeelden, het
geen niet bijzonder geschikt was om de belangstelling gaande
te houden en de aandacht te boeijen.
Wij zullen dan ook niet beproeven van deze voordragt een
verslag te geven, waartoe wij ons trouwens vooreen groot deel
tot het naschrijven van fragmenten uit de werken van Cats
zouden moeten bepalen. Wij willen slechts den weusch uit
drukken dat het den heer Piccardt, die er zich in verheugen
raag een groot deel van Middelburgs meest beschaafd publiek
onder zijn gehoor te hebben, bij zijne vierde voordragt ge
lukken zal de verwachtingen te overtreffen die hij door zijne
beide eerste wist op te wekken, maar die, zoo wij ons niet
sterk vergissen, vrijdag avond voor een groot deel dreigden
verloren te gaan.
Yan wege het middelburgsch departement der Maatschappij
tot nut van 't algemeen werd jl. zaturdag avond in de kon-
certzaal alhier de tweede volksvoorlezing over natuurkunde
gehouden. De neer P Coning trad weder als spreker op
en mogt zich verheir u de tegenwoordigheid van een zeer
groot aantal hoorders, waarin hij. zoo hij zeide, het bewijs
meende te zien dat niet alleen bloote nieuwsgierigheid maar
belangstelling velen ook tot bi j woning der eerste lezing had
aangespoord, iets waaromtrent hij tot dusver nog geen zeker
heid had.
Als vervolg op het bij de eerste lezing besprokene, behan-
delde de heer Koning thans in de eerste plaats de aantrek- j
I king tusschen de verschillende deelen waaruit een ligchaam I
bestaat, door proeven bevattelijk gemaakt. Vervolgens han
delde hi) over de toepassing van al het gesprokene op voor- j
werpen welke in het dagelijksche leven worden gebruikt. Hij J
gaf eene beschrijving van den thermometer, deed de drie
soorten van hefboomen en hunne werking kennen. Vooral
gaf hij een duidelijke voorstelling van die werking in de bas-
kule, het windas, den kaapstander, de katrol, den takel, de
wig enz. Met de aanwijzing der toepassing van het hellend
vlak op de schroef werd de lezing besloten.
Een en ander werd door voorbeelden of teekening verdui
delijkt, doch de mogelijkheid onderstellende dat sommige
hoorders hein niet voldoende mogten begrepen hebben, gaf
de spreker de verzekering zijner welwillendheid om ten zijnen
huize op daartoe gedaan aanzoek nadere ophelderingen te
geven, in de hoop dat zijne pogingen met die van het Nuts-
departement hebben mogen bijdragen om den lust op te wek
ken voor de beoefening van eene zoo schoone wetenschap als
de natuurkunde.
Door de te 'sGravenhage gevestigdeafdeeling der Vereeni-
ging ter bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid in
Nederland zal in augustus e. k. aldaar eene nationale ten
toonstelling gehouden worden van metalen en daaruit ver
vaardigde voorwerpen. Ten einde de roedewerking ook in
Zeeland te bevorderen is alhier eene sub-kommissie benoemd
bestaande uit de heeren jhr. W. R. Boddaert, jhr. A. W.
Teding van Berkhout en W. II. Muntendam.
Deelden wij onlangs mede dat een gezelschap schotsche
klokkenspelers te Utrecht zeer de aandacht trok, thans verne
men wij dat dit gezelschap vermoedelijk op het laatst dezer
week zich ook hier zal doen hooren. De vlugheid dezer zon
derlinge toonkunstenaars in het bewegen van een groot aan
tal schellen welke op eene tafel zijn geplaatst brengt, volgens
door de dagbladen daaromtrent medegedeelde berigten, een
uiterst zuiver koncert te weeg. Hun programma vermeldt
vele stukken van de beste meesters.
B/j beschikking van den 23 januarij jl. is de vergunning
voor eene stoombootdienst tot vervoer van reizigers, goederen
en vee tnsschen Goes en Rotterdam, vroeger verleend aan de
Goessche maatschappij voor stoom-en. zeil vaart te Goes, o ver
geschreven ^ten name van de Goessche stoomboot-onderne
ming aldaar.
De Staatscourant van vrijdag deelt het verslag mede dat de
direkteur van het rijks-herbarium, de heer F. A. W. Miquel,
aan den minister van binnenlandsche zaken heeft medegedeeld
betreffende den staat dier inrigting en de aldaar verrigte werk
zaamheden gedurende 1862.
Volgens de Nieuwe rotterdamsche courant heeft de burge
meester van Rotterdam, de heer J. F. Hoffman, zaturdag mor
gen -even na elf ure een telegram ontvangen van den volgen
den inhoud
„De koning gelast mij u te berigten, dat Zijne majesteit de
wet op de waterwegen van Rotterdam naar zee met genoegen
geteekend heeft.
„De direkteur van 's konings kabinet,
„DE KOCK."
De stad gaf hare vreugde over de aanneming de wet door
het uitsteken der vlaggen van de publieke en vele purtiku.iere
gebouwen te kennen, terwijl de schepen in de havens door
hun vlaggendos een schoon gezigt opleverden.
Ook te Amsterdam was de vreugde algemeen. Zaturdag
avond werden door Arastels mannenkoor, onder leiding van
den heer Richard Hol, en Amstels harmoniekapel, onder lei
ding van den heer E.Jansen, serenades met chinesche ver
lichting gebragt aan den burgemeester, den heer Jager en den
heer van Heukelom.
Een dankadres aan Z. M. den koning heeft zaturdag op de
beurs ter teekening gelegen.
De verschillende dagbladen blijven ook niet achter met be
tuigingen van blijdschap over de aanneming en koninklijke
goedkeuring van het wetsontwerp.
Uit Vlissingen schrijft men ons heden
„Zr. Ms. stoomfregat Zeeland is tot heden toe nog niet uit
het dok gehaald, uithoofde de gelegenheid daartoe niet gun
stig was. Men zal daarmede wachten tot de volgende week.
„Volgens de gedane waarnemingen van het meteorologisch
instituut wordt er weder storm verwacht."
De aanbesteding van den verderen opbouw der cellulaire
gevangenis te Goes schijnt goedgekeurd te zijn, althans men
is met de voorbereidende maatregelen aangevangen. Men
berekent dat voor de voltooijing .thans nog omstreeks een
halve ton zal gevorderd worden, zoo dat ue geheele gevan
genis ongeveer f250,000 kosten zal.
In de zitting van den gemeenteraad van Rotterdam van
jl. donderdag zijn de beraadslagingen voortgezet over het
stelsel van afvoer van faecale stoffen. Even als wij in ons
voorlaatste nommer mededeelden, vond het systême libre ook
thans voorstanders en bestrijders; de eersten hadden echter
de meerderheid. Het stelsel van fosses mobiles (verplaatsbare
tonnen) werd over het algemeen onuitvoerbaar geacht. Ten
slotte is dan ook met 29 tegen 1 stem besloten, zich in begin
sel te vereenigen met het systême libre, onder bepaling dat de
plannen van uitvoer nader aan het oordeel van den raad zul
len worden onderworpen. Tot de bevordering van het plan
voor eene inrigting tot distributie van versch drinkwater door
de gemeente is door den voorzitter nieuwe toezegging gedaan.
Woensdag heeft mejufvrouw Royer de Lausanne in Felix
te Amsterdam het woord gevoerd en besproken „le röle éco-
nomique de la femme." Zij betoogde, dat zoo lang in Grieken
land en te Rome aan de vrouwen eenige invloed werd gela
ten, die staten hebben gebloeid, maar dat bun verval dagtee-
kent van het tijdstip, waarop de vrouwen naar het gyneceum
werden verwezen. De invloed der vrouw in de middeneeuwen
op landbouw, nijverheid, kunst en wetenschap werd door haar
in het helderste licht gesteld. Vervolgens toonde zij aan dat
ook de vrouwen door haren invloed de zaak der hervorming
krachtig hebben bevorderd. De invloed der vrouwen in de
I6e en 17e eeuw op kunsten, Ietteren en wetenschappen werd
door haar met levendige kleuren geschetst. Daavna trad zij
in eene meer uitvoerige beschouwing van de 18e eeuwzij
besprak den geest welke toen heerschte, de koortsachtige drift
voor de denkbeelden welke dien tijd kenmerkten, die zucht
naar vooruitgang en nieuwe zaken, waardoor hij de eeuw
heeft voorbereid waarin wij leven. Zij schetste de rol welke de
vrouw in dien tijd heeft gespeeld, zij sprak van de letterkun
dige en wijsgeerige bijeenkomsten, waarin zij voorzaten, o. a.
de salons van mevr. du Chatelet, mevr. du Defiant en mevr.
Geoffroy. Zij deed opmerken dat de meeste belangrijke wer
ken der 18e eeuw aan vrouwen werden opgedragendat Vol
taire, Diderot, Fontenelle, Condillac voor vrouwen hunne
meest wetenschappelijke werken hebben geschrevenzij deed
den invloed uitkomen welken de vrouwen op de maatschappij
in het algemeen en in den huisselijken kring kunnen uitoefe
nen en verdedigde de 18e eeuw tegen het verwijt van onzede
lijkheid daaraan zoo dikwerf toegevoegd, maar dat met meer
regt aan het hof van Frans I, het tijdvak der ligue en den tijd
van Lodevvijk XIV te last kon worden gelegd. Vlugtig schet
ste zij de rol der vrouw tijdens de omwenteling en het keizer
rijk deed den nadeeligen invloed uitkomen der werken van
de zoogenaamde romantische school, door mevr. de Stael ge
sticht, vooral op de vrouwen in het tijdperk dat op de groote
oorlogen volgde, welke het begin dezer eeuw hebben geken
merkt. Ten slotte ging zij pa welke rol de vrouw thans ver
vult en behoort te vervullen, vooral met het oog op landbouw,
nijverheid, kunsten en letteren. Zij toonde aan dat men ten
onregte beweert, dat de vrouw tot krachtvereischende werk
zaamheden ongeschikt is, door er op te wijzen dat in vele