BUITESLAIÏD.
Al gemeen overzigt.
Daar de post over Breskens gisteren in i et geheel niet, en
heden middag eerst laat is aangekomen, hebheu wij ook de
fransche en belgische dagbladen van de beide vorige dagen te
laat ontvangen om daarvan voor dit nommer gebruik te
maken. Uit het Zuiden hebben wij dus niet veel nieuws
mede te deelen, en ook uit andere streken valt heden weinig
te vermelden, zoo dat wij met onze buiienlanuscbe berigten
zeer kort kunnen zijn.
In Pruissen is,zoo als we reeds met een enkel woord gemeld
hebben, het budget voor 1863 bij liet huis van afgevaardigden
ingediend. Liet bedraagt in ontvangst 137.744.159 en in uit
gaaf 139,814.159 thalers (zijnde 133,591.355 thalei-s als ge
woon en 6,252,804 ihalers als buitengewoon) zoo dat het bud
get een te kort oplevert van 2,100.000 thalers. Dat te kort is
sedert verleden jaar verminderd ten gevolge van eene verhoo
ging der inkomsten tot een bedrag van 9 16.000 thalers en ver-
laging van uitgaven tot een bedrag van 163,000 thalers.
De begrooting is, met uitzondering van eenige onderge
schikte en lokale wetten, de eenige belangrijke voordragt
welke tot nu toe door de regering is geschied. De vrijzinnige
bladen verwonderen zich eenparig over de karigheid der voor
stellen, waarmede de regering voor het huis verschenen is.
De verwachting dat de liberale fraktiën in de grondwettige
kwestie aaneengesloten zouden optreden, heefi zich verwe
zenlijkt. Het linker-centrum heeft van een zelfstandig han
delen omtrent de adres-kwestie, alleen met het oog op de
gezamenlijk te voeren beraadslagingen, afgezien. Dit laatste
is vrijdag avond van de zijde der Fortschritt-partij geprovo
ceerd. In eene beraadslaging dezer partij over hec gedurende
de tegenwoordige zitting te volgen plan. verklaarden zich bijna
alle sprekers in uen zin dat de bloot defensive taktiek van de
vorige zitting omtrent de budgets- en militaire vraagstukken
voortaan niet meer vol te houden is. en dat eene aanvallende
houding als volstrekt noodzakelijk moet beschouwd worden.
De gronden, daarvoor in het midden gebragt. laten zich in
korte woorden zamenvattenbij de sinds verleden oktober
bestaande zoogenaamde budgetloosheid, d. i. ongrondwettig
heid, en bij het volhouden van zoodanig stelsel, kan de volks
vertegenwoordiging onmogelijk weder zwijgend aan haren
arbeid gaan. Wat de vorm der aanvallende houding betreft,
was de meening overwegende voor een adres aan den koning,
waarin de toestand des lands onverbloemd zou worden bloot
gelegd. De beslissing is voorbehouden tot na de gemeenschap
pelijke bespreking met het linker-centrum, waartoe zaturdag
zal worden overgegaan. Eene koinmissieder Fortschritt-partij
moet zaturdag reeds een ontwerp-adres zatnengesteld hebben.
Men houdt het er algemeen voor dat het adres zal tot stand
komen.
Te Parijs schijnen de voorstanders van eene erkenning der
Zuidelijke staten van de atnerikaansche unie weder meer hoop
te koesteren dat de regering tot die erkenning zal overgaan.
Zij beweren namelijk dat, sedert de verschijning van het
„geele boek." weder nieuwe gebeurtenissen zijn voorgevallen,
welke Frankrijks optreding in die zaak doen voorzien, welk
plan op dit oogenblik zelfs door den heer Seward wordt on
dersteund. De heer Mercier, Frakrijks gezant te Washington,
schijnt dan ook onafgebroken siafipen in dien geest te doen
bij den president Lincoln, vooral na de nederlaag te Frede
ricksburg geleden.
In den franschen senaat heeft men een aanvang gemaakt
met de verkiezing der kommissie voor het ontwerp-adres.
Ook het wetgevend ligchaam heeft zich maandag daarmede
bezig gehouden.
Volgens La patrie zijn te Parijs weder berigten ontvan
gen van eene schitterende overwinning op de mexikanen be
haald. Zij zijn echter te onbestemd en te onwaarschijnlijk om
onze lezers mede bezig te houden. Eerst later zal het blijken
wat er waar is van de bewering van genoemd blad dal een
korps van 5000 franschen 25,000 mexikanen zou hebben ver
slagen.
In de engelsche politiek beginnen zich thans weer nieuwe
teekenen van leven te vertoonen en de tories en whigs berei
den zich voor op een grooten parlementairen strijd. Van ver
schillende zijden wordt reeds beweerd dat de oppositie beslo
ten heeft het uiterste aan te wenden oin het kabinet Palmersion
omver te werpen en dat men den afstand van de Ionischeeilan-
den aan Griekenland als middel daartoe zou bezigen. De
tories beweren namelijk dat de konstitutie geschonden is door
over Engelands bezittingen te beschikken zonder toestem
ming van het parlement. De afstand der Ionische eilanden
schijnt echter in Engeland zeer populair te zijn, zoo dat het
nog alles behalve zeker is dat de pogingen der torie-partij
tullen gelukken.
BOEKBESCHOUWING^
Mr. G. A. FokkerGeschiedenis der loterijen
in de Nederlanden. Amsterdam bij Fre-
derik Muller 1862.
Men zegt dat de godin der hebzucht en die der luiheid
oudtijds in voortdurenden onmin leefden. Inderdaad, zij had
den er redenen voor. Die de eerste aanbad kon de tweede
niet huldigen; die aan de laatste zijne hulde bragt kon de
eerste niet dienen, en zoo zagen de beide godinnen zich steeds
door elkander hare volgelingen betwist. Ook de kwade ge
niën kennen de spreuk „eendragt maakt magt." De beide
godinnen hadden eene zamenkomst en hare tweedragt loste
zich op in de uitvinding van het spelHet spel, de vrucht
van twee ondeugden; het spel, het eenige middel, waardoor
de mensch hebzucht en luiheid te gelijker tijd bevredigen kan.
Van alle ondeugden, van alle hartstogten is de speelzucht
de gevaarlijkste en de verachtelijkste. Een dronkaard kan
zich bekeeren, een dief kan 'zich bekeeren, een speler bijna
nooit. Wie eens dien weg betreden heeft, aan welks ingang
elk die denkt de woorden van Dante „Laat varen alle hoop
i gij die hier ingaat" fonkelen ziet, hij is menscbelijker wijze
gesproken verloren. En wie heeftop medelijden minder
aanspraak dan hij? Zoo het geoorloofd ware dén naaste'te
verachten, voorwaar men behoeft slechts eenmaal in't leven
aan eene speelbank te hebben gestaan, men behoeft slechts
éénmaal die \erwrongen trekken, die koortsachtige opgewon-
denheul.die verschietende gelaatskleur, die fonkelende oogen,
die woeste vreugde, die akelige wanhoop te hebben aan
schouwd, om het spel het graf van alle deugden en den speler
het beklagenswaardigste van alle wezens te noemen.
Maar hoe bekomen de speelbanken haar jaarlij ksch kon tin
gent Of meer in 't algemeen gesproken höe is het mo
gelijk dat de mensch zóó diep zinken kan als hij, bij wien de
speelzucht alle deugd, alle schaamte en alle verstaud heeft
opgeslorpt? Wij antwoorden: door de loterijen, door dé
staatsloterij.
Dit immers is de wet en de weg des kwaads, dat mén niét
op eenmaal, maar langzamerhand tot de die,pste verdorven
heid afdaalt. Om een groot zondaar te kunnen worden is
het noodig dat er vooraf gelegenheid zij een klein zondaar
te zijn. De staatsloterij is het, die den speler deze laatste'ge-
legenheid aanbiedt. Zij toch heeft deze du'óbele eigenschap,'
dat de speler daarbij betrekkelijk weinig verliest en niet aan
die onophoudelijke gemoedsbeweging bloot staat die met an
dere spelen gepaard gaat. Deze dubbele eigenschap waarin
onnoozele lieden eene verdienste der loterijen zien heeft
ten gevolge dat velen, te goed om op eenmaal eigenlijke „spe
lers" te worden, er geen bezwaar in zien deel te nemen aan de
staatsloterij. En als er slechts eenige weinige jaren op dien,
door de regering gebaanden, weg is voortgewandeld, dan ziet
men den man uit de volksklasse tot den bedelstaf gebragt;
den nij veren burger (gelijk onlangs dien groninger landbou
wer) zijn goed vei koopen of verpanden om toch maar loterij
briefjes te kunnen nemen;en den hoogwelgeboreu heer,
die aan het volk een voorbeeld van arbeidzaamheid en zede
lijkheid geven moest, zijne kotters pakken om het erfgoed
zijner kinderen en de rust van zijn gemoed te vernietigen aan
de groene tafel te Wiesbaden of te Homburg.'
Landgenooten, kunt gij gedoogen dat in uwen naam, en
zoo het heet tol uw voordeel, geschiedt wat ge u, ieder indivi
dueel, tot misdaad zoudt aanrekenendat de regering in
uwen naam baant en met bloemen bestrooit den weg, langs
welken tallooze uwer broeders armoede, verderf, wanhoop, ja
zelfmoord soms, tegensnellen
Hoe het zij in een konstitutioneel land is ieder bevoegd
en verpligt alle bestaande instellingen aan eigene overtuiging
te toetsen; met ieder regt gaat een pligtgepaardwieden
pligt vaneen vrij burger verwaarloost is der vrijheid onwaard.
Als dus zoo velen uwer landgenooten u toeroepen dat de
staatsloterij eene deu mensch onwaardige instelling is, verder
felijk voor uw stoffelijk, uw geestelijk, uw zedelijk welzijn,
dan zijt gij. op straffe van hoofdelijke verantwoordelijkheid
voor al het kwaad dat uit die loterij voortspruit, verpligt om
de gronden die gij daarvoort (mort aanvoeren te wikken en
te wegen.
De schrijver van het hierboven aangekondigde werk heeft
u zoodanig onderzoek willen gemakkelijk maken, door u met
de geschiedenis der loterijen in ons vaderland bekend te ma
ken. Inderdaad, gelijk men geene wonde doorgronden kan
zonder haar te hebben gepeild, zoo kan ook een maatschap
pelijke kanker eerst dan volkomen naar waarde geschat wor
den, als men bekend is met de wijze waarop, en den omvang
waarin hij in het maatschappelijk ligchaam heeft ingevreten.
Even veidienstelijk als het doel 't welk rar. Fokkers pen
bestuurde, is de uitvoering. De schrijver geeft wat bij op den
titel belooft en laat op eene voorrede die de grootste zedigheid
verraadt een doorwrocht werk volgen dat eene eereplaats ver
dient in de bibliotheek van alle denkende nederlanders.
Voor den staatsburger die zich van straks geraelden pligt
kwijten wil is de „Geschiedenis der loterijen m de Nederlan
den" onmisbaar. L)at zij hoogst belangrijk is voor allen die
zich met staatshuishoudkunde of zedeleer bezig houden volgt
reeds uit het onderwerp zelf. Maar vooral voor den beoefe
naar der vaderlandsche geschiedenis, althans voor dengeen
die in de geschiedenis iets anders ziet dan eene geschiedenis
der vorsten en der legers voorziet zij in eene bepaalde be
hoefte. Zelfs letterkundigen,godgeleerden en regtsgeleerden
zullen uit tallooze opmerkingen en mededeelingen, waarmede
de schrijver zijn werk doorkruid heeft, vruchten trekken voor
hunne bijzondere studiën.
Zoo teekent rar. Fokker h. v. aan, dat het woord „lot" oor
spronkelijk de beteekenis had, die wij thans hechten aan het
woord „prijs." Kan er sterker bewijs zijn voor de stelling:
„de taal is gansch ecu volk?" De oneigenlijke beteekenis van
het woord is eene trouwe afspiegeling van het dwaalbegrip
dat tot deelneming aan de loterij aanleiding geeft. Die een
biljet koopt of huurt doet dit in den waan dat hem een prijs
zal ten deele vallen en zoo ging men reeds aan dat biljet den
naam van „prijs" (lot) geven.
Karakteristiek is het godsdienstig karakter, dat de loterij
in de openbare tneening behield, zelfs toen de uiterlijkegods-
dienst-plegtigheden waaronder zij oudtijds getrokken werd
hadden opgehouden. De loterij werd beschouwd als „een
Gode welgevallig werk," waarbij „God, de Heer die het lot
stiert, onmiddellijk en regtstreeks werkzaam was." De zelfde
vaderen derhalve, die den val van het eerste menschenpaar en
de deswege opgelegde straf als het uitgangspunt van hunne
dogmatiek aannamen, zagen er geen bezwaar in om de loterij
eene instelling waardoor de mensch zich aan „de straf van
den arbeid" te onttrekken hoopt te plaatsen onder godde
lijke goedkeuring. Het geloof kwam in botsing metbelang-en
hartstogt; de laatsten zegevierden en hielden zich achtep'het
masker der vroomheid.
Voor den regtsgeleerde is in hooge mate belangwekkend
eene vraag door rar. Fokker op nieuw in herinnering gebragt.
Bij alle loterijen in liet maatschappelijk verkeer zijn de kan
sen voor den ondernemer beter dan die van de deelhebbers.
Ware het anders, wie zou als loterij-ondernemer willen optre
den? Alle regeringen nemen dan ook hare loterijen even.
als de. befaamde Fiildner 1)den hoogsten prijs voor zich
zeDe in besiag. De partikuliev-b. v. kan hier te lande hoog
stens f 85,000 trekken de staat daarentegen, die niets
waagt, heeft altijd eén vaste jaarlijksche winst van 4 ton.
Hét maakt geen onderscheid' of deze kans-ongelijkheid regt
streeks wordt bewerkt', gelijk bij het lottospel, of wel
gelijk bij de klasseuloterijindirekt door de bepaling, dat
wel is waar het totaal bedrag der prijzen aan dat der loten zal
gelijk staan, dóch de ónderneuier zich eene vaste korting op
de prijzen voorbehoudt.- De mate der ongelijkheid moge ver
schillen, de ongelijkheid van kans bestaat bij beide soorten
van loterij 'evenzeer en het is ons niet regt duidelijk, waarom
rar. Fokker haar alleen tegen het lottospel aanvoert. Nu ont
staat de vraagof deze kans-ongelijkheid onregtmatig is, en
of volkomen gelijkheid van kans door de beginselen van regt
gevordetd wordt. De schrijver beantwoordt, raet een beroep
opTufendorff, de vraag toestemmend. Zoo dit gevoelen juist
Ware d'an zou er een nieuw argument tegen de staatsloterij en
tegen alle loterijen in-het maatschappelijk verkeer gevonden
worden. Wij twijfele'il echter of velen het zullen omhelzen.
Wij hooren reeds zeggen „wanneer het aantal en de prijs der
loten en evenzoo het aantal en de grootte der prijzen vooraf
zijn bekend gemaakt, dan kan uieraaud eenig nadeel lijden
't welk hij niet vooruit kon berekenen en zich niet vrijwillig
op den hals haal de: dan kan dus ook het regt niet geschonden
z ,n." Wij willen hier geene uitspraak doen doch vermelden
de kwestie om te doen zien dat ook de regtsgeleerde als zoo
danig van rar. Fokker stof tot nadenken bekomt.
Zoo derhalve de „Geschiedenis der loterijen in de Neder
landen" de aandacht verdient zelfs van diegenen bij wie het
pligtbesef als staatsburger geen voldoende prikkel raogt we
zen om haar te overpeinzen, men late zich niet afschrikken
door de gedachte dat het bedroevend en pijnlijk is de ontwik
keling eeuer onzedelijke instelling te doorloopen. Want
naast het vele treurige staat ook veel dat stof tot blijdschap
geeft en ons op nieuw overtuigt hoe het geweten vau den
mensch eerst langzamerhand en door de kracht der gewoonte
kan worden in slaap gewiegd. Gelijk in Italië de oorspron
kelijke afkeer van de loterijen zich afspiegelde in het volksge
loof volgens 't welk de raadsheer Benedetto Guitile, die in
1620 het genuësche lottospel invoerde, tot straf voor die
rampzalige uitvinding zijn naam nooit weder uit de stembus
zag te voorschijn komen en zelfs weinig later door den duivel
werd weg gehaald; even zoo deelt ook mr. Fokker feiten
mede die dit zelfde van onze voorouders bewijzen. Reeds in
1598 moesten de staten van Holland erkennen, dat de loterij
aan „merckelijke opsprake" onderworpen was, en derhalve
(virtus post nummos!) „niet zonder goed profijt behoorde
te worden gepractiseerd."
Dank zij haar geldelijk voordeel voor den staat, heeft de
staatsloterij haar leven kunnen rekken in dat Nederland,
't welk van ouds boven andere landen èn in zeden èn in
toepassing van staathuishoudkundige beginselen uitmuntte,
in slaap is thans op dit punt het openbaar geweten. Het is
waar, men bereidt hier aan de bestrijders der staatsloterij niet
het lot dat onlangs in Hessen-Homburg te beurt viel aan den
heer Wiesenbach die zijn strijd tegen de homburgsche
speelbank met ontslag uit 's lands dienst beloond zag, maar
erger nog men laat hunne aanvallen onopgemerkt voor
bijgaan.
Mr. Fokker heeft zich voorgenomen eerlang „de verderfe
lijkheid der staatsloterij uit een regts- zede-, en staathuishoud
kundig oogpunt" aan te toonen. Het is eene schande voor de
natie dat zoodanig betoog in onze dagen nog noodig is, doch
eere den man die, op 't gevaar af niets nieuws te kunuen zeg
gen, nogmaals eene poging wil wagen om zijne landgenooten
te nopen den smaad uit te wisscheu die zij èn door de uitvin
ding èn door het langdurig behoud van de klassen-loterij heb
ben op zich geladen.
In de hoop dat de schrijver aan zijn voornemen gevolg zal
geven, drukken wij den wensch uit dat hij ook bij die gelegen
heid zijn onderzoek niet tot de staatsloterij zal bepalen, maar
de loterijen in 't algemeen, vooral de zoogenaamde liefdadig
heids-loterijen, in het ware licht plaatsen zal; in het wezen
der zaak even onstaathuishoudkundig en even ongerijmd als
elke improduktieve werkzaamheid, hebben zij nog ditgroote
gebrek, dat haar schoon doelen onschuldig uiterlijk tot eene
deelneming verleidt die niet zelden de kiem wordt waaruit
zich later de speelzucht ontwikkelt. Gelijk de staatsloterij
den weg baant tot de speelbank, zoo wordt de weg tot de
staatsloterij gebaand door die valsche lilanthropie die, tot
ondersteuning van den een, spekuleert op de begeerlijkheid
van den ander.
Ten slotte bevelen wij der aandacht van mr. Fokker de vol
gende redenering aan, waarmede wij, juist uit zijne „Geschie
denis" een argument voor het behoud der staatsloterij hoor
den ontleenen. „Mr. Fokker zoo werd ons tegengeworpen
„bewijst dat de staatsloterij eene over-oude instelling is, die
langzamerhand in het volksleven heeft wortel geschoten. Daar
zij nu eene belasting is en elke oude en in het volksleven
ingeweven belasting de voorkeur verdientboveneene nieuwe,
zoo zou het ongerijmd zijn haar af te schaften." Uit het op
pag. 159 geplaatste vraagteeken leiden wij af dat mr. Fokker
deze redenering zou willen wederleggen door aan de staats
loterij het karakter van belasting te ontzeggen. Wij geven
hem bescheidenlijk in overweging zich van deze zwakke stel
ling niet te bedienen maar zich veeleer te bepalen tot een be
roep op de onbetwistbare waarheid: „de tijd kan van kwaad
geen goed en van onregt geen regt maken!"
1) In Kantbarg (een stadje in Saxen- Altenburg) werd vuur 40 jaren
door zekeren Fiildner eene loterij van boeken aangekondigd, waarbij als
hoogste prijs een schoon meisje werd uitgeloofd. Lo opligter lu'eld de
Scliooue Zorgvuldig in zijn liuis verborgen cn voerde haar in 't geheim als
zijne VMtnVliïur liet altaar. Natuurlijk kou nu de «zaak" niet meer gele
verd woMcn, doch het publiek had zich werkelijk door dit bedrog tot deel
neming laten bewegen 1