MIDDELBURGSCHE
COUR
Donderdag
22 Januarij.
1863.
r 10.
Editie van woensdag avond 8 ure.
9Ii«l<lelburg 21 jaarna rij.
OVERZIGT VAN HET JAAR 1862.
VI.
Minder verdeeldheid dan bij de kiezers van leden voor de
tweede kamer bestond er bij de provinciale staten," toen deze
den 8 julij een lid voor de eerste kamer moesten benoemen.
De heer C. van der Lek de Clercq werd met 21 van de 32
stemmen herkozen, terwijl op de heeren W. Ph. Vis 4,1. G. J.
van den Bosch 3, rar. W. C. M. de Jonge van Ellemeet 2,
J. A. Risseenw 1 en rar. G. A. Fokker mede 1 stem werden
uitgebragt. Eene betrekkelijk zoo geringe meerderheid was,
waar het eene herkiezing betrof, zeker niet zonder eenige be-
teekenis en toonde althans aan dat elf leden der vergadering
niet volkomen tevreden waren niet de wijze waarop de heer
de Clercq in den laatsten tijd zijn mandaat had opgevat.
Nu we van de provinciale staten spreken, moeten wij wel in
de eerste plaats gewag maken van de kwestie betreffende de
kalamiteiise polders. Na al hetgeen in den laatsten tijd over
deze belangrijke aangelegenheid geschreven en in het open
baar gesproken is, zou het echter een zeer onvruchtbaar werk
zijn hare geschiedenis thans voor onze lezers te resumeren.
Laten wij er dus slechts ter loops aan herinneren dat èn de
bezwaren, die in de tweede kamer jaarlijks te berde gebragt
worden tegen het hooge subsidie hetwelk door het rijk ver
strekt wordt, èn de aandrang van enkele leden der provin
ciale staten, die sedert jaren luide hunne stern verheffen tegen
het ongrondwettige der heffing van opcenten ten behoeve van
het fonds der kalamiteuse polders, er toe hebben geleid de
regeling dezer zaak een stap verder te brengen. In de zomer
vergadering werd een voorstel aangenomen van de heeren
C-iu, Blaau'oeen. Bybau, van den Bosch en Hoogeboom, strek
kende om gedeputeerde staten uit te noodigen met de rege
ring, waterschaps-besturen en allen die bij de zaak belang
hebben in overleg te treden tot eene regeling.
Tot uitvoering van dit besluit kwamen gedeputeerden
weldra met den minister van binnenlandsche zaken in brief
wisseling, waarvan het gevolg was dat de minister te kennen
gaf metgroote voldoening de bedoelde regeling te zullen zien
tot stand komen en tot medewerking daartoe bereid te ziin, ter
wijl hij den koinmissaris deskonings uitnoodigde om alle mo
gelijke bekendheid aangaande de kalamiteuse polders te
verschaffen en het kollegie van gedeputeerde staten te dienen
van raad en berigt. In de najaarsvergadering werd dat ter
kennis van de leden gebragt en tevens medegedeeld dat de
kommissaris des konings onmiddellijk alle stukken welke op
de kalamiteuse polders betrekking hebhen, had doen ver
zamelen ter provinciale griffie, alwaar daaraan met den mees
ten ijver werd voortgewerkt. Naar aanleiding van deze inlich
tingen deden de heeren van den Bosch, de Smit, Kakebeeke,
Mazure, Cau, Moolenburgh.de Jonge en vanDeinse het voor
stel om, na bekomen magtiging, op den eersten dingsdag
van april e. k. eene buitengewone vergadering te houden tot
het vaststellen van een koncept reglement oj) het beheer der
polders in Zeeland of tot het wijzigen der bestaande bepalin
gen. Het voorstel werd zonder beduidenden tegenstand met
33 tegen 5 stemmen aangenomen.
Tot de gewjgtigste resultaten der werkzaamheden van de
provinciale staten in het voorgaande jaar rekenen wij overi
gens de aanneming van het voorstel, in de zomervergadering
gedaan, om met de regering, het gewestelijk bestuur van
Noord-Braband en alle verdere belanghebbenden in over
leg te treden ten einde volgens een te maken plan Schouwen,
Duiveland en St. Philipsland, in eene voldoende gemeen
schap te brengen met de staatsspoorwegenalsmede de be
sluiten der najaarsvergadering tot het aangaan eener geld-
leening en het verstrekken van subsidiën tot verbetering der
wegen, waarover wij reeds in ons vorig noramer hebben
gesproken.
Reeds in de eerste dagen van het jaar trof onze provincie
een zwaar verlies. Wat R. B. van den Bosch, wiens overlij
den wij heden juist een jaar geleden moesten vermelden, voor
zijne woonplaats, voor Zeeland, voor gansch Nederland ge
weest is, wat de wetenschap in hem verloren heeft, hoeveel hij
tot eene betere waardering der toonkunst in ons gewest heeft
bijgedragen, dat alles zullen wij thans niet in herinnering
brengen, wij hebben daarover vroeger met eenige uitvoerig
heid gesproken. Maar we mogen hier niet onvermeld laten
dat aan een ander verdienstelijk man regtmatige buide werd
gebragtden eersten november werd het monument onthuld,
door vrienden en vereerders van J. ab Utrecht Dresselhuis te
Wolfaartsdijk opgerigt, oiu voor tijdgenoot en nakomeling
tot opwekking en navolging te strekken.
Zeer weinig hebben wij overigens te zeggen van hetgeen op
het gebied van wetenschappen en schoone kunsten zich heeft
voorgedaan. De openbare instellingen die lot bevordering
daarvan kunnen strekken eu bepaald als zeeuwsche mogen
aangemerkt worden, zijn slechts twee in getalde openbare
provinciale bibliotheek en het Zeeuwsch genootschap der
wetenschappen. De eerste, welker bestaan slechts van de laat
ste jaren dagfceekent, onderging weder aanzienlijke uitbrei
ding en is, hoe onvolledig ook nog. bij gemis aan elke andere
openbare boekerij, van ontzaggelijk veel nut. Het Zeeuwsch
genootschap onderging eene hervorming,waarbij het wensche-
lijke werd in acht genomen om het meer en meer te doen
strekken tot eene vereeniging van alle Zeeuwen die de weten
schap liefhebben en beoefenen, om hunne kennis aan onder
ling en algemeen nut dienstbaar te n.-ti n.
In hoeverre aan die begeerte zul voldaan worden zoo lang
Zeeland in den tegenwoordigen toestand blijft, is ons zeer
raadselachrig. Zoo lang de botanicus of geoloog uil het zuide
lijk deel van het 4e en 5e distrikt zich met meer gemak en
minder kosten naar Gent kan begeven, zoo lang voor den
oudheidkenner of geschied vorscher uit Zierikzee of Tholen de
reis naar Rotterdam verkiesselijker is dan naar Middelburg,
zoo lang zal men althans van het deelnemen aan de werk
zaamheden op de vergaderingen en.het gebruik maken van
het tnuseum zich weinig kunnen voorstellen, en zal het nut
door het Zeeuwsch genootschap te weeg gebragt, zich wel
voor een groot deel uitsluitend tot de hoofd plaats bepalen.
Wij spreken dus niet te stout wanneer we beweren dat ook
met betrekking tot de beoefening van wetenschap en kunst
onze insulaire toestand van groot nadeel is.
Tot bevordering van intellektuele ontwikkeling, tot aan
kweeking van kunstzin is een gemakkelijk verkeer niet min
der noodzakelijk dan voor de nij verheid. Voor de nijverheid.
Laat ons zien of wij althans ten opzigte van deze verblijdende
verschijnselen te vermelden hebben. Een harer hoofdtakken,
de landbouw, heeft ontegenzeggelijk weder gunstige resulta
ten opgeleverd. Over het algemeen zag de landbouwer zijne
bezittingen vermeerderen en mag hij zich alzoo in materiëlen
vooruitgang verblijden. Dat de zeeuwsche bodem echter veel
meer zou kunnen voortbrengen als de lessen der wetenschap
beter werden gekend en toegepast, mogen wij op verzekering
van allezins bevoegden gernstelijk aannemen en daartoe zal
men vermoedelijk komen zoo de intellektuele ontwikkeling
onzer landbouwers met de vermeerdering van hunne materiële
welvaart meer gelijken tred houdt. Handel en handwerks-
nijverheid leverden minder verblijdende uitkomsten op. In j
Middelburg en ook elders, zag men onderscheidene groote I
fabrieken stilstaan en slechts weinigen schijnen zich in betee-
kenenden bloei te mogen verheugen, terwijl ook de hand- j
werkstand bij het verminderen van den algemeenen voor
spoed noodzakelijk lijden moet. Hoe bedroevend dit ook zijn
moge, verwonderen kunnen wij ons daarover niet.
Wij hebben in de laatste dagen reeds zoo dikwerf over het
nadeel dat aan Zeeland door een voortdurend isolement be
rokkend wordt gesproken, dat het ons hindert op nieuw dat
woord te moeten neerschrijven. Maar toch, we mogen het
niet terughouden, want we hebben de vaste overtuiging dat
daaraan voor het grootste deel onze min gunstige toestand in
velerlei moet worden geweten. Zoo vaak toch zien we bewij
zen dat de ondernemingsgeest nog niet geheel is uitgeblnscht.
In de laatste jaren hebben we kostbare fabriekgebouwen zien
verrijzen, waartoe groote sommen met bereidwilligheid zijn
bijeengebragt, waarvoor verdienstelijke mantien met den
raeesten ijver waren bezield, en velen daarvan hebben een be
droevende uitkomst opgeleverd. Maar hoe kon het anders?
De nijverheid kan zich slechts onder zekere omstandigheden
ontwikkelen. Vergeten wij echter niet dat aan deomsian-
digheden niet uitsluitend de schuld mag worden gegeven
enkele ondernemingen toch, in den laatsten tijd tot stand ge
komen, hadden reeds de kiem eener slepende ziekte van de
geboorte af bij zich.
Oin industrieel te wezen is het niet genoeg het te willen,
men moet het ook kunnen zijn. Het toonen van goeden wil,
het bezit en verkrijgbaarstellen van kapitalen is niet vol
doende de industrie vordert van hare beoefenaars eigen
schappen die niet op eens maar slechts na langdurige oplei
ding kunnen verkregen worden. Welken uitslag zou men
kunnen voorspellen aan den man die reeds op rijpen leeftijd
gekomen zich door de beoefening der toonkunst een middel
van bestaan zou willen gaan zoeken? Welke toekomst zou
men voorspiegelen aan hem die zonder eene wetenschappelijke
opleiding te hebben genoten, lessen in scheikunde of wijsbe
geerte wilde geven? Wat eindelijkom onze voorbeelden
niet onnoodig te vermeerderen zou men zeggen van iemand
die als ambtenaar groot gebragt, na zijne beste jaren aan de
schrijftafel te hebben gesleten, door den landbouw zijne wel
vaart trachtte te vermeerderen Het antwoord is niet twijfel
achtig. En nu vragen wij of het met de nijverheid anders is
gesteld. Wanneer we nu en dan mannen met goede eigen
schappen toegerust, na eene moeitevolle oefenschool te heb
ben doorloopen, met ondervinding grijs geworden, ten slotte
in hunne ondernemingen zien falen, dan wordt het ons dui
delijk dat het gebied der nijverheid niet zoo gemakkelijk ie
betreden is, en we slaan met schroomvalligen blik de pogin
gen van het dilettantisme gade. Onzeker komt het ons dus
nog voor of men, zoo de omstandigheden gunstiger zullen zijn
geworden, reeds dadelijk onze nijverheid reuzen stappen zal
zien afleggen. Van liet tegenwoordig geslacht mag inen wel-
ligt niet veel meer verwachten dan dat het de jongeren op
den goeden weg brengt, hen leert dat arbeid den mensch niet
tot schande maar tot eer verstrekt en dat duurzame, onge-
sioord te genieten welvaart slechts de vrucht kan zijn van
onvermoeide werkzaamheid. In ftat geval kan een schitte
rende toekomst voor Zeeland aanbreken. Met den wensch
dat zij verwezenl.jkt worde eindigen wij dit overzigt.
De eerste kamer der staten generaal heeft gisteren hare
werkzaamheden hervat. In deze zitting is bepaald dat de be
raadslagingen overliet wetsontwerp tot den aanleg van een
kanaal door Holland op zijn smalst en «le verbetering van den
waierweg van Rotterdam naar zee, donderdag zullen aan-
Degemeenteraad alhier zal aanstaanden vrijdag, desnamid
dags ten half twee ure, eene openbare zitting houden, waarin
de volgende onderwerpen zullen behandeld worden missive
van hei burgerlijk armbestuur, betrekkelijk den financiëlen
toestand van hei armwezen idem van gedeputeerde staten,
goedkeuring au verschillende raadsbesluiten; adres van deu
onderwijzer P. Verhoeven om b sluiting zijner school eene
jaarlijksche gratifikatie te mogen ontvangen missive van
koinmis>arissen «Ier wisselbank, af-en overschrijd ug op de
begrooting 1862.
De hollandsche jiost is gisteren avond eerst ten zeven ure
alhier aangekomen. Heden middag is hij tegen vier ure van
Bergen op Zoom vertrokken, en zal dus vermoedelijk heden
avond niet vóór elf ure hier aankomen.
Bragt de storm der vorige maand in verschillende streken
van ons land en niet het minst in deze provincie schade eu
ongelukken te weeg. het is te vreezen dat het stormachtige
weder der drie laatste dagen niet minder treurige gevolgen
zal hebben.Voor alsnog zijn onsdaarvan echter weinig bijzon
heden hekend.
Alleen vernemen wij dat de westkapelsche zeedijk, welke
nog niet geheel hersteld was van de jongste schade, thans op
nieuw hevig geteisterd werd.
Dp sioomhooi van Roiierdam is,gisteren middag in plaats
van ten twee ure ten half vier ure hier aangekomen. Niette
genstaande. het ruwe weder heeft zij de reis alzoo betrekkelijk
zeer voorspopdig v<dhragt.
Onder Tho en werd van de boot een schuitje in den grond
zittende ontdekt, waarvan alleen de mast zigthaar was.
Uit Vlissmgett meldt men ons dat de storm aldaar geluk
kig zonder helangrijke schade aan terigten voorbij is gegaan.
De Slijk en Breewaterstraten hebben weder van het wa
ter nog al te lijden gehad dai over den Westdijk sloeg; men
was evenwel behoorlijk gewapend om dien lastigen gast het
indringen in de lage gedeelten der stad te beletten. Uitne
mende diensten bewijzen tot dat einde de vloeddeuren dei-
sluis in den inond der Koopmanshaven, waardoor de geheele
Nieuwedijk en Poitekaai beveiligd zijn, zoo dat niet meer
kracht voor de overige hiuheigde punten gezorgd kan worden.
Zr. Ms. stoomfregai Zeeland had gisteren moeten verhalen
naar de vo «rhaven. maar zulks kon natuurlijk niet geschieden.
Als eene jiroev e van de zonderlinge werking en kracht van
den golfslag deelt men ons nog uil Vlissingen mede dat een
dekzerk van blaauwen steen, lang 1.50. breed 0.60 en dik 0.20
ned. el. liggende op den bekleedingsmuur bij den gevangen
toren, ongeveer ter hoogte van 5 ned. ellen boven gewoon
hoogwaiei', door het zeewater losgeslagen, het onderste hoven
gekeerd eu juist op de zelfde plaats weder ishlij ven liggen, zoo
dat. ware het met duidelijk zigthaar aan den steen zeiven, men
niet zou kunnen gelooven «lat daaraan eenige verjdaatsing
geschied is. Vier dergelijke dekzerken zijn losgeslagen en
naar beneden gerold.
Naar wij vernemen hebben gedeputeerde staten goedge
keurd ile Verordening op de nummering der huizen en de
aangifte van verhuizingen in de gemeente, ter bevordering
van het regelmatig bijhouden der bevolkingsregisters, welke
den 2i december ji. door den gemeenteraad werd vastgesteld
en den 1 februarij a. s. in werking zal treden.
Tot heamhie ter gemeente sekretarie, heiast met de kon-
tióle der naleving van die verordening, hebben burgemeester
en wethouders benoemd den heer J. de Soruer, alhier.
H. M. de koningin heeft honderd gulden naar Stuttgart
gezonden, om ze te voegen bij de ojibrengst eener in den hof-
schouwburg aldaar gegeven tooneelvoorstelling ten behoeve
der oprigting van een gedenkteeken voor wijlen den grooten
dichter Uhland.
In de zitting van jl. donderdag van den gemeenteraad van
Rotterdam zijn de beraadslagingen gevoerd over het stelsel
van afvoer van fa< cale stoffen. Met deze belangrijke zaak
staat eene niet mindei belangrijke in verhand, namelijk eene
inngting tot het distribueren van versch water door de geheele
gemeente, waaromtrent later voorstellen aan den raad zullen
worden gedaan.
Er schijnen drie wijzen te bestaan waarop de afvoer van
faecale stoffen kau geschieden door fosses mobiles (ver-