verrigten, gegrond op de konstitutie, gewettigd door de krijgs-
omstandigheden, roep ik het kalm oordeel der menschheid en
het welgevallen van den Almagtige daarover in;
„Ter bevestiging waarvan ik dit stuk heb onderteekend en
met het zegel der Vereenigde Staten doen voorzien.
„Gedaan in de stad Washington op den eersten dag der
maand januarij van het jaar onzes Hf eren 1863 en het 87e
der onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Amerika.
„ABRAHAM LINCOLN.
„WILLIAM H. SEWARD."
Aan de Nieuwe rotterdamsche courant ontleenen wij de
volgende bijzonderheden omtrent het gebeurde mettle stoom
boot Ariel, dienst doende tusschen New-York en Californië,
via Panama, den 7 der vorige maand tusschen Cuba en Haïti
door den zuidelij-ken kaper Alabama aangehouden. Zij
meldt daaromtrent het volgende: In den namiddag van ge
noemden dag, juist toen het diner begonnen was, werd de
gezagvoerder der Ariel gewaarschuwd dat er een schip in het
gezigt was. De gezagvoerder begaf zich naar boven en door
den kijker ziende, meende hij eerst dat het een engelsch schip
moest zijn, doch scheen een poosje later kwaad vermoeden te
krijgen, althans bij gaf bevel om de stoommachine met volle
kracht te doen werken. Dit hielp evenwel niet. Het verdachte
schip had toch altoos nog een veel sneller gang en van daar
werd weldra door een kanonschot het teeken gegeven dat men
eene nadere kennismaking verlangde. De gezagvoerder der
Ariel scheen daarop niet bijzonder gesteld te zijn, maar toen
de ander de zuidelijke vlag in top haalde en hèm twee kogels
over het dek joeg, scheen het toch dat de ontmoeting niet
maar zoo stil weg kon afloopen. Aan boord der Ariel werden
terstond 160 goed gewapende officieren en manschappen op
het dek geplaatst, die misschien gaarne den strijd hadden ge
waagd, zoo niet de talrijke passagiers daartegen waren opge
komen. Deze toch waren er minder op gesteld om zich aan de
gevaarlijke kansen van een zeegevecht bloot te stellen, en
daar buitendien iedere tegenstand blijkbaar vruchteloos zou
zijn, werd clan ook op hun aandrang de noordelijke vlag naar
beneden gehaald en de Ariel overgegeven. Daarop werd van
het kaperschip eene sloep met twintig goed gewapende man
schappen, onder bevel van den luitenant Law, naar de Ariel
afgezonden. Dit was voor de passagiers, vooral voor de dames,
geen aangenaam gezelschap en ieder meende reeds dat het in
allen gevalle op het verlies van eenige kostbaarheden en geld
zou uitloopen; doch dienaangaande werd men al spoedig ge
rust gesteld, daar de genoemde luitenant Law bij zijne komst
aan boord onmiddellijk verklaarde, dat zijne manschappen
geen hand zouden uitsteken naar eenig eigendom der passa
giers, en dat deze ook overigens in al hun doen en laten vrij
zouden blijven, terwijl hij alleen van de officieren en man
schappen eischte dat zij zouden zweren verder op geenerlei
wijze tegen de zuidelijken te ageren. Daarna verlangde hij
inzage van het kognossement en nam alstoen een montant
van bOOO dollars in schatkistbons, benevens 1500 dollars specie
in beslag, terwijl hij alle brieven onaangeroerd liet. Vervol
gens liet bij de geheele bemanning de wa'pens afleggen, die in
de booten geladen en naar de Alabama overgebragt werden.
De kapergezagvoerder gaf daarop eerst bevel om de Ariel
mede te nemen naar St. Domingo. Later veranderde hij even
wel van gedachte en zette koers naar Jamaica, doch op 40
mijlen van Kingston werd hij gepraaid door een schip, van
hetwelk hij eenige mededeelingen ontving, ten gevolge waar
van hij terstond liet wenden. De gezagvoerder der Ariel pro
testeerde daartegen en na langdurige onderhandeling werd
eindelijk schip en lading vrij gegeven, tegen eene door den
gezagvoerder onderteekende assignatie van 260,000 dollars,
betaalbaar dertig dagen na de erkenning der Zuidelijke staten.
De Ariel alstoen de reis ongehinderd voortzettende, kwam
behouden te Aspinwall en van daar te New-York terug. Naar
men onderstelde was de geheele in beslag neming slechts
eene toevallige omstandigheid, daar de Alabama eigenlijk op
een ander schip jagt maakte, en daarbij onverhoeds de Ariel
in het gezigt kreeg, van welke gelegenheid hij in het voorbij
gaan gebruik maakte om eeu buitenkansje op te doen. Overi
gens komen alle verklaringen der passagiers hierin overeen,
dat zij door den luitenant en de manschappen van bet kaper
schip met de meeste hoffelijkheid werden behandeld, terwijl
die officier, om iedere mogelijke aanleiding tot ongeregeldhe
den te vermijden, terstond allen aan boord aanwezigen ster
ken drank in zee liet werpen. Nu blijft de gezagvoerder der
Ariel nog wel verantwoordelijk voor de overgave van het
schip, doch naar men vertrouwt, zal hem dit geene moeijelijk-
heden op den hals halen, daar het in de gegeven omstandig
heden, naar de eenstemmige verklaring der officieren en man
schappen, ten eenenmale onverantwoordelijk zou zijn geweest
de passagiers te wagen aan een gevecht, waarbij de kans al te
liagchelijk stond. Volgens nadere berigten heeft de Alabama
eenige dagen later het amerikaansclie schip Parker Cooke ver
brand en de amerikaansche schoener Union, meteene aan en-
gelsche huizen toebehoorende lading, in beslag genomen.
Engeland.
De dagbladpers houdt zich gedurende eenige dagen bezi"
met de proklamatie van den heer Lincoln omtrent de vrijver
klaring der slaven in deZuidelijke staten. Nemen dedagbladen
der behoudende partij slechts een diep stilzwijgen in acht, en
lieeftThe times goedgevonden het stuk geheel te ignoreren.de
beoordeelingen der overige organen der engelsche dagblad
pers zijn des te heftiger. The daily news hecht even als The
morning star in de krachtigste bewoordingen de volstrekste
goedkeuring aan bedoeld stuk, waarbij laatstgenoemd blad
betoogt dat er in het vervolg voor Europa slechts twee legers
in de amerikaansche gewesten strijd voeren, waarvan het eene
voor de afschaffing der slavernij, het andere voor het behoud
daarvan alles opoffert, terwijl het herinnert boe de omstan
digheden, welke in het begin des oorlogs dit besluit onmoge
lijk maakten thans verdwenen zijn, en de gekonfedereerden
zich zeiven dezen slag voor hunne begunstigde instellingjieb-
ben berokkend. Hoewel nu gelijk The morning star be
toogt de omstandigheden de geheele vernietiging dezer
instelling nog kunnen vertragen, kan zij onmogelijk wederom
even krachtig als voorheen eene plaats innemen onder de ver
schillende instellingen, welke door de beschaafde volken er
kend zijn.
Wanneer derhalve The daily news en The morning star de
ondubbelzinnigste blijken van goedkeuring geven aan de
laatste belangrijke handeling, welke op het amerikaansch too-
neel van woelingen burgeroorlog is voorgevallen, wordt deze
in de sterkste bewoordingendoor andere engelsche dagbladen
afgekeurd. The telegraph noemt haar nog slechts gevaarlijk
en in de tegenwoordige omstandigheden misplaatst, maar
The morning post en The globe uiten de hevigste afkeuring
en bestempelen de uitvaardiging der genoemde proklamatie
met den naam van laaghartige handelwijze, en hoog verraad.
Wanneer men zich verwonderen mogt over de schijnbare
tegenstrijdigheid welke tusschen het ministerieel orgaan en
den minister Palmerston bestaat, dan herinneren wij slechts
aan de bekende omstandigheid dat het engelsch ministerie bij
de handhaving der politiek van non-interventie, en bij de
weigering van het interventie-voorstel van Frankrijk, eene
zekere soort van zelfopoffering heeft gedaan aan de sterk
sprekende publieke opinie in Engeland, doch daarom toch
alle pogingen door liare organen in het werk stelt om de pu
blieke opinie te wijzigen. Men verzekert overigens dat lord
llussells denkbeelden omtrent de amerikaansche aangelegen
heden overeenkomen met de algemeene opinie der engelsche
bevolking daaromtrent.
Frankrijk.
Terwijl wij in ons vorig nommer mededeelden dat Le
temps eene waarschuwing bad ontvangen, kunnen wij thans
berigten dat dit ook met La revue nationale het geval is ge
weest. De maatregelen der regering omtrent de dagbladpers
schijnen voortdurend strenger te worden, daar ook L'indë-
pendance beige vrijdag, even als gedurende eenige vorige
dagen, te Parijs in beslag is genomen. Bij deze willekeurige
gestrenge houding van het fransch goeverneraent, hebben
verscheidene organen der onafhankelijke drukpers het voor
nemen opgevat, ora bij gebrek aan de juiste afbakening der
grenslijnen binnen welke zij in hunne beschouwingen en
vertoogen moeten blijven, zich voortaan te onthouden van
alle beoordeelingen der regeringsdaden. Reeds heeft L'opi-
nion nationale, welk dagblad toch reeds zoo vele blijken
beeft gegeven van gehechtheid aan de bestaande keizerlijke
regering, maar daarom niet altijd gezind is om alles goed
te keuren wat van bet goevernement uitgaat, daaromtrent
bet voorbeeld gegeven, terwijl dit reeds door La presse is na
gevolgd, gelijk uit het artikel omtrent de keizerlijke troon
rede, door ons medegedeeld, kan blijken. De niet-officieuse
dagbladpers zal derhalve in bet vervolg slechts de volstrekt
noodige regeringsdaden vermelden, zonder daarbij in eeni-
gerlei beoordeeling te treden, waardoor des te meer de zou-
telooze loftuitingen der officieuse dagbladen in de oogen
van het verstandig publiek in al hare laagheid zullen uitko
men. Dit zelfde voornemen bestond onlangs reeds bij de
redaktie van Le courrier du dimanche, na het ontvangen der
waarschuwing voor het door ons in hoofdzaak medegedeelde
vertoog omtrent de verkiezingen in Frankrijk van den heer
Prevost-Paradol, toen hij voorstelde voortaan geene binnen-
landsche berigten meer op te nemen en zich alleen op letter
kundig gebied te bewegen; deeigenaars van dit blad wilden
echter hiertoe niet overgaan om de regering niet nog meer tegen
zich te verbitteren. Vrij belagchelijk komt ons overigens bij dit
alles de beschouwing omtrent de fransche drukpers van The
morning post voor, in zijn artikel omtrent de keizerlijke ope
ningsrede der wetgevende vergadering, waarbij dit blad de
„meerdere vrijheid" ter sprake brengt aan deze verleend ge
durende de laatste vijfjaren. De voorstelling van dit dagblad
omtrent de vroeger bestaan hebbende vrijheid der drukpers
moet dan al bijzonder somber zijn geweest. Wij gelooven
liever dat het orgaan van lord Palmerston deze gelegenheid
heeft te baat genomen om den franschen keizer eenigen vrij
onverdienden wierook toe te zwaaijen.
De waarschuwing aan Le temps wordt overigens in vele
dagbladen besproken. La France, La presse en Le siècle be
vatten daaromtrent artikelen, waarvan wij die der beide eerst
genoemde dagbladen hier laten volgen:
La France: Wij kunnen noch willen de waarde dezer han
delwijze der regering nagaan, welke wat de drukpers betreft
eene daad van administratievejurisdiktie zonder appèl is. Wij
willen alleenlijk een blijk van sympathie geven aan een dag
blad, waarvan wij zoo zeer in meening verschillen, maar het
welk zich steeds door onafhankelijkheid en eerlijkheid zijner
polemiek de achting heeft weten te verwerven van zijne te
genstanders.
La presseEene waarschuwing te geven aan een dagblad
is eene daad waardoor de regering de magt der drukpers er
kent; de drukpers, welke aan hare magt gelooft, heeft der
halve geen grond zich daaromtrent te beklagen. De soldaat,
die op het slagveld eer zoekt te verwerven, is fier op de ont-
vangene wonden; hij verbindt ze en beklaagt zich niet. Wij
beklagen daarom ook het dagblad Le temps niet wegens de
ontvangene wond, maar bepalen ons tot het uiten der vol
gende opmerking: waartoe hebben ons de 7200 regels ge
diend, van 1 tot 31 december 11. geschreven om de onmagt der
vrije drukpers te betoogen en de onstrafbaarheid voor haar te
verzoeken. Wanneer al deze regels, waarin wij zoo veje onbe
twistbare feiten op een stapelden, zoo vele duidelijke bewijzen
vermeldden, nutteloos zijn geweest, hoe is het dan qrogelijk
dat eenige weinige regels van Le temps de strekking van een§
rede hebben kunnen „vervalschen," welke dit dagblad in het
vorig nommer getrouw had gebragt onder het oog der leaéfs,
eene rede, welke geheel Europa reeds gelezen had toen den
volgenden dag het „lasterlijk" artikel verscheen? Naauwe-
lijks toch was de keizerlijke toespraak uitgesproken of, ten
gevolge der verbazende snelheid van den telegraaf, las men
haar twintig minuten daarna in alle groote steden van Frank
rijk, en te Londen, Berlijn, Weenen en Petersburg
Is dan La presse zoo magteloos? Is dan Le temps zoo in
vloedrijk? Arme Presse! gelukkige Temps!"
Men leest het volgende in L'opinion nationale:
„Men weet dat don Ferdinand, vader van koning Lodewijk
van Portugal, voor de derde maal daartoe aangezocht den
griekschen troon heeft geweigerd. Men berigt ons heden dat
ook de hertog van Saksen-Coburg op bepaalde wijze het aan
bod der engelsche regering van de kandidatuur voor degriek-
sche kroon heeft afgeslagen. Men verzekert echter dat lord
Palmerston nog eene poging zal wagen ora den hertog van be
sluit te doen veranderen en een zijner sekretarissen naar het
hertogelijk hof heeft gezonden."
België.
In de kamer van afgevaardigden heeft de heerdeVrière het
volgende gezegd omtrent den afkoop der Scheldetollen
„Ik wensch den minister van buitenlandsche zaken eenige
opmerkingen te maken aangaande den Joop onzer ouderhan
delingen met Nederland. Uit de dagbladen hebben wij gezien
dat de tweede kamer de regeringsvoorstellen heeft verworpen
ten opzigte van de Maasaftappingen. Wat echter opmerking
verdient is de houding in deze kwestie door het kabinet te
's Gravenhage aangenomen. De minister van buitenlandsche
zaken van dat rijk had eenig uitstel gevraagd om bij slot van
rekening eene houding aan te nemen, welke de verwerping
der voorstellen ten gevolge moest hebben. Ziedaar hetgeen
blijkt uit de redevoeringen van verschillende Jeden der tweede
kamer. Dit is ook bevestigd door de woorden van den mi
nister.
„Ik betreur het dat hij bij bet uiten van de woorden, welke
hij sprak.de allereerste beginselen van hetstaatsregt heeft ver
geten. Wanneer eene regering een wetsontwerp voorstelt dan
is zij verpligt alle pogingen in het werk te stellen om dit te
doen aannemen. Zij moet zich dan vooral met geene per
soonlijke kwestien bemoeijen. Men heeft zich niet ineer bij
onderhandelingen van regering tot regering in te laten met
deze of gene personaliteit, er zijn dan alleen maar onderhan
delaars meer met volstrekte volmagt. Ziedaar de ware begin
selen.
„Ik moet hier nog iets bijvoegeneen traktaat moet om van
kracht te zijn, worden geratificeerd. Nu had de nederland-
sche minister van buitenlandsche zaken te kennen gegeven
dat, indien de kamer het wetsontwerp aannam, het toch niet
bekrachtigd zou worden. Ook daarbij heeft hij de ware be
ginselen van het staatsregt uit het oog verloren. De bekrach
tiging is verpligtend ten ware de gevolmagtigden de grenzen
hunner magt waren te buiten gegaan, of wel de toestand waar
door het traktaat in het leven werd geroepen, eene wijziging
had ondergaan. In elk ander geval zou het vertrouwen op
houden. Tot deze opmerkingen zal ik mij bepalen, zonder
antwoord te vragen aan den minister van buitenlandsche za
ken die, zoo als ik mij verzekerd houd, zal gehandeld hebben
op eene wijze waardoor de waardigheid van België volkomen
beveiligd zal zijn gebleven.
„Overigens is het mij aangenaam te konstateren dat in den
boezem der tweede kamer verschillende leden woorden van
sympathie ten opzigte van ons hebben doen hooren en dat
meer dan een zijn verlangen heeft te kennen gegeven de ban
den welke beide rijken vereenigen, naauwer te zien toehalen.
Ook wij, belgen, verlangen dat de innigste banden beide rijken,
mogen vereenigen; maar juist daarom moeten wij elke han
delwijze betreuren, welke zou kunnen strekken om de betrek
kingen van vriendschappelijke naburigheid met Holland te
verkoelen.
„De minister van buitenlandsche zaken in Nederland heeft
een zamenhang trachten tot stand te brengen tusschen de
Scheldetol en de wateraftappingen van de Maas. Welke ove
rigens de afloop moge zijn der onderhandelingen oratrentden
afkoop der Scheldetol, ik ben verzekerd dat deze tol door
den drang der omstandigheden zal verdwijnen. Niemand zal
voorzeker de traktaten schenden, maar binnen korten tijd zal
deze afwijking van het beginsel der vrijheid van stroomen
niet meer bestaan. Eindelijk zou het onmogelijk zijn, dat het
belgiseh goevernement, hoe ook het ministerie mogt zijn
zamengesteld, de meer en meer impopulaire uitkeering der
Scheldetollen bleef handhaven, als de tegenwoordige onder
handelingen niet tot eene billijke schikking mogten leiden."
Te Brussel is thans eene tentoonstelling geopend die veel
opgang maakt. Zij bevat de schilderijen van belgische mees
ters, welke ter internationale tentoonstelling te Londen wa
ren ingezonden. Zij zijn weinig in getal maar uitmuntend
door verdienste: o. a. zijn er acht van Gaillait en negen van
Leys.
BOEKBESCHOUWING.
Handboek der natuurkunde door A. Ganot. Volks
uitgave, naar het fransch door dr. Th. van Hoes-
burgh. Rotterdam, H. Nijgh.
Dat de beoefening der natuurkunde niet enkel tot eene
zoogenaamde beschaafde opvoeding behoort, maar ook uit
vrije beweging in het volksonderwijs wordt opgenomen en hoe
langer hoe meer beschouwd wordt als een krachtig middel
om het volk te beschaven en op te voeden, bewijzen de nu en
dan zoo zeer aangeprezene volksvoorlezingen en de van tijd
tot tijd in het licht verschijnende populaire boekjes over die
wetenschap. Beide èn volksvoorlezingen èn populair ge
schrevene werkjes kunnen krachtig medewerken ter bereiking
van het zoo zeer gewenschte doel. Zullen ze evenwel geheel
aan het doel beantwoorden, dan zijn de eischen daarvoor niet
gering,^ Populair te spreken en te schrijven op zuiver weten
schappelijk gebied is toch geene alledaagsche zaak, en wordt
daarom ook dikwijls zeer verkeerd begrepen en uitgevoerd.
Er bestaan b. v. in onze taal verschillende popuIarreMHck-
jes over de natuurkunde, en toch voldoen slechts enkele
van voor een gedeelte aan de regtmatige eischen van een
pulair werk. Het was voor ons daarom een bij zonder gpnoeg
met bovengenoemde volksuitgave kennis te maken, door de