MIDDELBURGSCHE C If iff AN T. N°" 8. Zaturdag 1863. 17 Januai'ij. Editie van vrijdag avond B ure. Middelburg 1G jauuarlj. overzigt van het jaar 1862. V. Na in eenige onzer vorige nommers het merkwaardigste wat in ons vaderland op verschillend gebied in het afgeloopen jaar is voorgevallen te hebben opgesomd, nu on dan aan die opsomming onze beschouwingen toevoegende, en ons met het verleden welligt reeds langer te hebben bezig gehouden dan menigen lezer welgevallig was, moeten wij toch nog een woord zeggen over Zeeland en de Zeeuwsche belangen. Waar het gebeurtenissen, bepaalde feiten betreft, die voor geheel onze provincie, maar ook voor haar uitsluitend, van gewigt zijn. kunnen we kort zijn. Slechts zeer weinig kan daartoe gerekend worden. Onze tegenwoordige staatsrege ling geeft aan „de provincie" eene geringe beteekenis en liet is ook in overeenstemming met den geest des tijdsomhet provincialisme meer en meer te doen verdwijnen. Dit ver schijnsel heeft ontegenzeggelijk zijne goede zijde. Het leidt tot eene hetere bevordering der gemeenschappelijke belangen van het vaderland; kleingeestig vasthouden aan verouderde gebruiken wordt er door verminderd en een te groote invloed van enkele magthebbenden gebroken. Maar toch zijn er omstandigheden waarin het raadzaam is dat er een band besta die de verschillende deelen eener provincie omvat. Daardoor kunnen zij waar het noodig is enkele belangen krachtiger voorstaan en tevens beter voor de voorziening in de gemeenschappelijke behoeften zorgen. In Zeeland, dat in menig opzigt in een bijzonderen toestand verkeert, kan het naauwer toehalen van een dergelijken band, althans voor alsnog, welligt meer dan elders zijn nut hebben, maar in tegenstelling daarvan zien wij juist hier de verschillende deelen zich meer en meer van elkander verwijderen. Deze om standigheid luat zich gemakkelijk verklaren. Terwijl alom de middelen van gemeenschap aanmerkelijk verbeteren en de af standen als het ware geringer worden, blijft Zeeland door breede stroomcn gesplitst en kan het in dat voorregt niet dee len. Er heeft in de laatste jaren niet de minste toenadering plaats gehad en het is dus natuurlijk dat wij de verschillende eilanden en den strook met het vaste land verbonden, zich veel naauwer aan andere provinciën zien aansluiten. Dat Schou wen en Duiveland zich sterk tot Zuid-Holland voelen aan getrokken. dat Tholen in zekeren zin als het ware tot Noord-Brabant behoort, dat vooral het voormalig 4e en 5e distrikt in vele opzigten meer en meer met België in betrek king komt. dat alles is daarvau het onvermijdelijk gevolg. Voor eene volledige uiteenzetting onzer gedachten over deze aangelegenheid is het thans het oogenblik niet; we willen dan ook slechts het bestaan konstateren van een verschijnsel dat zeker niet overeenkomstig de gezindheid der bevolking is maar door omstandigheden, welke echter niet onoverwin nelijk zijn. voor het tegenwoordige wordt bestendigd. Onder de middelen waarmede dit voor de belangen van Zeeland nadeelig verschijnsel kan worden bestreden bestaat er, naar het ons voorkomt, geen meer afdoend dan de verbetering vnu de middelen van gemeenschap in de provincie zelve. Veel is er reeds gedaan tot verbetering van wegen tussclien ge meenten op het zelfde eiland of op den vasten wal gedegen, en ook in de laatste najaars-vergadering namen de provinciale staten een besluit waardoor de wegsverbetering op nog groo- ter schaal zal kunnen worden voortgezet. Hoe nuttig wij de plannen nu ook achten tot welker uitvoering weder belang rijke sommen zijn beschikbaar gesteld, het is erechierver van af dat door de verbetering der wegen genoegzaam in de bestaande behoefte zou worden voorzienwanneer ook voor meer geregelde kommunikatie tusschen de verschillende dee len. door de natuur gescheiden, zal zijn gezorgd, eerst dan zal men van de nieuw aangelegde of verbeterde wegen voldoende partij kunnen trekken. Eene geregelde stoombootdienst op de monden der Schelde mag als een eerste vereischte worden aangemerkt, en wanneer in het tot stand komen van den zeeuwschen spoorweg, waardoor slechts enkele plaatsen on middellijk aan het europesche spoorwegnet zullen verhouden worden,door geheel de provincie het levendigste belang wordt gesteld, dan is dit voor een groot deel daaraan toe te schrijven dat men de overtuiging bezit dat de voltooijing van dit werk het in het leven roepen van andere middelen van gemeenschap onvermijdelijk maakt. Het is slechts te hopen dat men met nieuwe ondernemingen niet zal wachten tot dat van de voor deden die ze zullen kunnen opleveren reeds veel zal zijn verloren gegaan. De aanvang van het jaar 1862 bragt voor Zeeland blijder verwachtingen mede dan het vorige; de hoop dat de toestand an isolement voor deze provincie eindelijk voor een groot deel zou ophouden had thans beteren grond dan vroeger. Tot groote opgewondenheid leidden de verhelderde vooruitzigten echter niet. Zoo vaak was men reeds op de bitterste wijze teleurgesteld dat men ook nu op dit tot stand komen der be langrijke werken nog niet met zekerheid durfde rekenen. Zag men in andere streken het werk aanvangen en hier en daar zelfs aanmerkelijk vorderen, de werkzaamheden aan den zeeuwschen spoorweg en hetgeen daarmede in betrekking staat bepaalde zich hoofdzakelijk tot het doen van enkele op metingen en het graven aan het kanaal door Zuid-Beveland. Maar ook aan dat kanaal werd niet gewerkt op eene wijze die geschikt was om veel vertrouwen in te boezemen, of den moed te verlevendigen. Hoe het er mede gegaan is. hebben onze lezers nu en dan van ons vei'v-v.me?-. Voor het jaar ten einde was werd echter een groote stap voorwaarts gedaan, want zoo als we dezer dagen vermeldden werd de aanbesteding in massa van het bouwen der schutsluizen aan de monden van J dat kanaal, bij beschikking van den minister van binnen- landsche zaken van 29 december goedgekeurd, waardoor er nu alle kans schijnt te bestaan dat dit werk met ultimo april 1865 zal voltooid zijn. De aanneming in gedeelten welke volgeus eene vroegere aanbesteding,op 30 oktober had plaats gehad, kon niet worden gegund. Een belangrijk punt blijft nu nog ter beslissing over en in gespannen verwachting ziet men het antwoord te geracet op de aanvraag van koncessie voor de afdamming van het Sloe en het graven van een kanaal door Walcheren. Waarom wij hopen dat mende zienswijze der regering om trent deze belangrijke aangelegenheid spoedig zal mogen ver nemen, hebben wij reeds vroeger te kennen gegeven. Wij zeiden dat voor Zeeland in het afgeloopen jaar slechts weinig gebeurtenissen hadden plaats gegrepen.Onder die wei nige vertoont er zich echter een met bijzonder relief: een die reeds lang was verbeid, die lang vooruit aller gemoederen in beweging bragt, en die zoo als de uitkomst leerde de Verwachtingen niet teleur stelde. Ongetwijfeld denkt een ieder reeds aan de reis die de koning in de laatste dagen van mei door onze provincie maakte, en waarlijk dat was eene gebeurtenis waarin geheel Zeeland deelde. Van de 113 ge- iiieentén werden er 65 door Z. M. bezocht en wat daar zoo al bij voorviel, hoe ieder zich beijverde om tot eene luisterrijke ontvangst bij te dragen, hebben wij onze lezers zoo getrouw mogelijk medegedeeld. Wat we daarbij onwillekeurig mogteu verzuimd hebben is door de onderscheidene gedenkboeken van 's konings verblijf in Zeeland, die sedert zijn uitgegeven of nog te verwachten zijn, zeker genoegzaam aangevuld. Een blijk dat de herinnering aan dat bezoek nog regt leven dig is werd op nieuw dezer dagen door een GOOtal inwoners der hoofdplaats gegeven door de schilderij van den heer Sehutz, waarop 's konings aankomst aan het Zijpeisafge- l beeld en waarvan wij vroeger uitvoerig melding maakten, Z. M. ter gedachtenis aan ce bieden. Naauwelijks was Zeeland tot de gewone kalmte terug ge- j keerd of de geest werd weder wat opgewekt, althans van hen j die belangstellen in den landbouw of wel zich voorstelden te I genieten van de feestelijkheden die het 17e landhuishoud- j kundig kongres. dat in de tweede helft van junij hier moest gehouden worden, zouden vergezellen. Aan dat kongres, den 1 17 junij geopend, namen velen deel.Van de 1136 leden waren er 990 uit Zeelaud, waaronder fi 11 uit Middelburg. Deze cij fers getuigen tot op zekere hoogte van eene belangstelling in de landhuishoudkunde, die dan ook in Zeeland, waar de land bouw de voornaamste tak van volksbestaan uitmaakt., het allerminst mogt ontbreken. Die belangstelling was natuur lijk van zeer verschillenden aard en leverde daardoor verschil lende resultaten op. Vertoonde zij zich bij hen die ineer on middellijk met dezen tak van nijverheid in betrekking staan, in het levendig deel nemen aan de beraadslagingen, of wel, bij hen die zich daartoe niet geroepen achten, aan het getrouw bijwonen van sektie-vergaderingen, velen stelden zich natuur lijk met deelneming aan dealgeiueene vergaderingen tevreden, terwijl enkelen zich waarschijnlijk met het afstaan hunner geldelijke bijdrage of het bijwonen van de feestelijke bijeen komsten zullen hebben vergeuoegd. Het nut te schetsen 't welk het kongres voor de verschillende kategoriën van leden die we daar vrij willekeurig maakten, kan hebben op geleverd ligt geheel buiten ons plan we willen slechts opmer ken dat vermoedelijk voor niemand, hoe gering zijne deelne ming ook moge geweest zijn, het kongres geheel nuttleloos zal zijn voorbij gegaan. Vooral zal de schoone redevoering waarmede de voorzitter, de heer Sloet tot Oldhuis, de alge- meene vergadering opende, hij zijne talrijke toehoorders gewis een gunstigen indruk hebben achtergelaten. Behalve het nut 'twelk kongressen en dergelijke bijeenkomsten altijd opleve ren voor hen diein de te behandelen onderwerpen een levendig belang stellen, omdat deze betrekking hebben op hetgeen in het bijzonder tot hun maatschappelijken werkkring behoort, hebben zij voor een ieder dit weldadige gevolg, dat zij door het bijeenbrengen van raenschen van zeer uiteenloopende maatschappelijke positie en uit de meest verwijderde gedeel ten van liet land, velen de gelegenheid aanbieden tot wisse ling van gedachten en daardoor lot vermeerdering van kennis en verruiming van den gezigtskring, terwijl zij tevens tot gezamelijk genieten en verbroedering aanleiding geven, j Het 17e landhüishoudkundig kongres maakte op den alge- meenen regel geen uitzondering en wij gelooven dat het j vooral nuttig is geweest voor de zeeuwsche leden die minder dan de bewoners van andere provinciën in de gelegenheid zijn zich nu en dan te verplaatsen, maar welligt thans eeni- gen prikkel zullen hebben gevoeld oüï ook elders de kongres sen te gaan bijwonen. Op een onderwerp van geheel anderen aard moeten wij thans de aandacht vestigen en daarbij, wat de chronologische orde betreft, enkele dagen achteruit gaan. Bij de verkiezingen van leden voor de tweede kamer der staten generaal moest, zoo als we reeds aanstipten, ook ia het hoofdkiesdistrikt Middelburg gezorgd worden voor de ver valling eener vakature, ontstaan door de aftreding van den heer mr. J. J. Slicher van Domburg, die ziju verlangen had te kennen gegeven om niet meer in aanmerking te komen. Het liet zich verwachten dat zich eenige meerdere belangstel ling zou vertoonen dan bij de laatst voorgaande verkiezingen het geval is geweest, en die verwachting werd niet geheel en al beschaamd. 1206 kiezers namen aan de stemming deel; in 1S60 was dat getal 1084, in 1858 slechts 929. Was er bij de vorige verkiezingen strijd tusschen kandida ten van de vrijzinnige rigting en konservatieve, tusschen de konstitutionele en ar.ti-revolutionaire partij; stelde men in 1852 aan den heer Slicher van Domburg, den heer Groen van Prinsterer, in 1S56 den heer van Eek de heeren van der Brugghen en «f. F. Schuurbeque Boeije tegenover, thans werd geen enkele kandidaat gesteld van wien men verwach ten kon dat hij zich aan de zijde van het behoud scharen of aan de anti-revolutionaire partij aansluiten zou. En als wij nu zullen trachten meteen enkel woord den strijd te schet sen die hier gestreden werd, dan hopen wij dat te doen met die onpartijdigheid welke wij waar het de voorstelling van feiten betreft met de meeste naauwgezetheid trachten in acht te nemen. Reeds vrij lang voor dat de verkiezing moest plaatshebben was het bekend, of althans met grond te vermoeden, dat de stemming slechts over drie personen loopen zou. Alleen mr. W. Pit. Vis, mr. S. baron van Heemstra en jonkheer mr. J. G. II. van Tets van Goudriaan waren openlijk aanbevolen, beide laatstgenoemden in ongeteekende advertenties, door „eenige kiezers, vele kiezers" enz., terwijl de heer Vis als kandidaat door de kiesvereeniging De grondwet was aangenomen. Het doel dat deze vereeniging beoogt is geen geheim, zij heeft haar reglement voor een ieder verkrijgbaar gesteld en kan er dus aanspraak op maken met open vizier in het strijdperk van konstitutionele regten op te treden.Volgens het le artikel van haar in december 1S61 gewijzigd reglement stelt zij zich ten doel „de benoeming te bevorderen van zulke vertegen woordigers voor de algemeene, voor de provinciale en voor de plaatselijke belangen, die door kunde, door onafhankelijk heid en zelfstandigheid van karakter, het vertrouwen en de achting hunner medeburgers verdienen, en van wie met grond de opregte en eerlijke uitvoering van de beginselen onzer grondwet in vr/jgevigen sin mag worden verwacht." De beteekenis die men dus aan de aanbeveling van den heer Vis hechten moest, kon voor niemand raadselachtig zijn, maar anders was het met die der beide andere kandidaten. Om tot de kennis te komen, voor zoo veel dat mogelijk is, der bedoelingen waarmede deze waren aanbevolen, hebben wij te letten op de gronden voor het wenschelijke hunner benoe ming in de adverteniien door „eenige kiezers en vele kiezers" aangevoerd, eu dan trekt liet dadelijk onze aandacht dat ten opzigte van den heer van Tets geene enkele reden wordt op gegeven waarom zijne verkiezing boven die van een ander wenschelijk is: eene opsomming zijner verdiensten hadden zijne vrienden niet noodig geoordeeld. Niet alzoo met den heer ran Heemstra; deze werd aanbevolen: door „eenigen" op grond van zijn ijver, kunde, juiste kennis van Zeelands belangen en behoeften en den wil om die te bevor deren, om zijn zedelijken invloed, zijne ervarenheid als staats man door „eenigen" (vermoedelijk anderen) omdat hij was een der negen mannen die het eerst een voorstel tot grond wetsherziening deden omdat hij ook later getoond he^ft vrijzinnig te zijn, zich als kommissaris des konings in Zee land verdienstelijk heeft gemaakt en door meerdere ervaring, meer dan vele anderen aanbevelenswaardig was. Indien men nu op deze aanbevelingen acht slaat en daarbij in aanmerking neemt dat zoo wel de heer van Tets als de heer van Heemstra in hunne betrekking van kommissaris des ko nings menig blijk hebben gegeven van eene zeer geavanceerde vrijzinnige rigting te zijn toegedaau en zich in velerlei opzig ten de dankbaarheid der zeeuwen hebben verworven, dan zou men al ligt tot de vraag komen of dan waarlijk in het hoofdkiesdistrikt Middelburg de voorstanders van elke andere rigting dan de vrijzinnige, uitgestorven of tot deze bekeerd zijn. Laten we ons geen illuzies maken. Laat ons liever de zaken trachten voor te stellen zoo als de dagelijksche ervaring ze ons leert kennen. Ons kiesdistrikt bezit even als elk ander voorstanders van het behoud en volgelingen van de leer der anti-revolntionnairen. maar en hier spreken wij natuurlijk onderstellende!' wijze de aanhangers van genoemde rig ting in hare verschillende nuancen en de adepten van ge noemde partij kunnen vooraf berekenen dat zij vooreen kan didaat geheel in hunnen geest de sympathie der meerderheid

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1