De eindverslagen over deze drie wetsontwerpen worden daarna uitgebragt en de beraadslaging bepaald op den vol genden dag, des voorraiddags ten 11 ure. Gisteren is in de eerste plaats behandeld het ontwerp van wet tot tijdelijke vaststelling van hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbegrooting voor 1863. De heeren van Goltstein en de Brauw hebben daarbij het betoog geleverd, dat de koloniale politiek der regering ver oordeeld was. Een hoofdbeginsel van regeringsbeleid was door de eerste kamer, na blootlegging van beginselen, afge keurd. De heer van Goltstein verheugde zich daarover, want anders had men op de toepassing moeten wachten en intus- schen zou door aanschrijvingen het kultuurstelselondermijnd zijn. De begrooting was in de tweede kamer er doorgehaald, maar onder de voorstemmers bevonden zich leden die ver klaard hadden zich niet met de politiek der regering te ver eenden. Bij verschil omtrent een hoofdbeginsel van rege ringsbeleid behoorde de regering of de vertegenwoordiging te wijken, of wel de regering moest haar beginsel verzaken en dan verdiende zij geen vertrouwen. De heer de Brauw noemde dit parasitische politiek. De regering kon toch zonder op nieuw veroordeeld te worden niet het zelfde stelsel blijven voorstaan. Zij moest dus de liberale beginselen laten varen, die, zoo als de heer van Hall eens zeide, nog nooit een cent aan de schatkist hadden bezorgd. Hij wilde daarom in dien onzeke- ren toestand dat het kabinet zoo spoedig mogelijk werd aan gevuld, en zou liever eene kredietwet voor drie dan voor zes maanden zien, om des te eer tot eene beslissing te geraken. De heer Wintgens wilde zich niet op dat gebied begeven, maar zeide toch dat zelden grooter nederlaag op politiek ter rein was geleden als de koloniale politiek der regering had ondervonden. Hij verlangde dat de regering zoo spoedig mo gelijk in den iinanciëlen nood van Oost-Indië te hulp kwam, evenzeer als in den kritieken toestand van West-Indië. De financiële krisis in Oost-Indië werd door dien heer toegeschre ven aan den verkoop van produkten in Indië. Hij wees ook op den slechten toestand van het regtswezen in Suriname, in verband met de geschillen voortspruitende uit de emancipatie. De heeren Dullerten van der Linden kwamen tegen de be schouwingen van de heeren de Brauw en van Goltstein op. Zij betoogden dat de liberale koloniale politiek volstrekt niet was veroordeeld. Het kon niet aangaan hier te beslissen over de bedoeling van de stemming'in de eerste kamer, want zij, die de begrootingen in de tweede kamer hadden bestreden, wil den ook hervormingen in Indië, maar meenigeen had geen vertrouwen in den minister. Slechts een der voorstemmers daarentegen had wantrouwen in het regeringsbeleid aan den dag gelegd. Wanneer de eerste kamer geene liberale koloniale politiek wilde, had zij de begrooting van den heer Loudon niet kunnen aannemen. Welke feiten waren gebeurd die de houding van de eerste kamer regtvaardigden Zij had de be grooting afgestemd uit vrees voor handelingen, die niet ge beurd waren. Het verschil gold intusschen in elk geval tie toepassing van beginselen en niet het liberaal beginsel zelf. Waarom men nu ook zulk een haast verlangde om een nieuw minister te zien optreden was niet te verklaren. Steeds was eene kredietwet voor 6 maanden toegestaan. Maarboven dien behoorde de kamer niet preventief te werk te gaan. Was er verwarring in Indië, dan was dit het gevolg van het ver keerde regeringsbeleid, door de liberalen sedert vele jaren bestreden. De heer Fransen van de Putte wees aan, dat de financiële krisis in Indic het gevolg was van de verkeerde suikerregeling van den heer Rochussen en van overdreven spekulaiiegeest. De minister van financiën verklaarde dat hij hetoogenblik niet gekomen achtte om thans over de koloniale politiek in diskussie te treden. Ook hij meende dat een liberaal rege ringsbeleid niet was veroordeeld. Hij verlangde zoo spoedig mogelijk van den last die op hem rustte, ontheven te worden, op dat eene beslissing kon plaats hebben. Ilij wenschte even wel geenerlei bewijzen van aktiviteit te geven, maar alle groote vraagstukken ter behandeling aan den nieuwen minis ter over te laten. Men kon van een interimair minister niet vergen, dat hij het regtswezen in Suriname verbeterde. In den loop der diskussie vatte de heer Gevers Deynoothet woord op. Hij zeide, dat liij niet voor zijn genoegen Indië had bezocht, maar dat hij dit had gedaan om zijn pligt beter te kunnen vervullen. Hij had met groot leedwezen gezien hoe men over zijne afwezigheid bij de behandeling van het traktaat omtrent de Maas-kwestie had gesproken. Het resul taat van zijne bevinding in Indië was geweest, dat onze kolo niën de grootste behoefte hebben aan een krachtig bestuur, doortastende hervormingen, beschaving en verbetering van de middelen van gemeenschap. Zijn indruk was niet gunstd geweest en hij verklaarde dat naar zijn inzien het boek van Multatuli maar al te veel waarheid bevat. Men mag dus hopen den heer Gevers Deynoot voortaan onder de krachtigste strijders vooreen beter regeringsbeginsel m Indië te zien optreden. Na re- en dupliek werd de beraadslaging gesloten. Over de artt. omtrentOost-Indiëhad geene diskussie plaats. Bij art. 28 (subsidie voor Suriname) konstateerde de heer van Bosse dat dit hooge subsidie een der redenen was geweest, waarom hij de begrooting had afgekeurd. Hij wilde daarover thans geen strijd voeren, maar zou later op de zaak terug komen. De minister antwoordde dat hij wel geene andere som had kunnen voordragen dan door de kamer was goed gekeurd. B De heer van Nispen van Sevenaer gaf bij art. 30 in over- weging slechts de helft van de som voor vergoeding wegens de emancipatie beschikbaar te stellen. De minister bestreed echter dit denkbeeld, omdat op 1 julij die vergoedinggrooten- deels moest worden uitbetaald en zoowel de aanmunting van geld als de overzending naar Suriname een paar maanden tijd eischten. Alle artt. werden zonder stemming en het geheele wetsont werp met algeraeene (47) stemmen aangenomen. 1 Vervolgens werd zonder diskussie met algeraeene stemmen aangenomen het wetsontwerp tot onteigening van perceelen j voor den aanleg van een hulpkanaal door het waterschap Hunsingo (provincie Groningen). Ten slotte werd nog beraadslaagd over het wetsontwerp tot onteigening van perceelen ten behoeve van den spoorweg van Zutphen naar Goor. De heer Dumbar keurde de bij deze wet aangenomeue rigting af, en betoogde dat de lijn over het Joppe verreweg de voorkeur verdiende. De minister van binnenlandsche zaken antwoordde dat de regering door de aangenomene spoorwegwet niet meer vrij was in het doen eener keuze tusschen de twee rigtingen, Het wetsontwerp werd hierop aangenomen met 46 tegen ééne stem, die van den heer Dumbar. De kamer is daarna tot nadere bijeenroeping gescheiden. II UITEN LAN II. Algemeen overzigt. Heden moeten de vergaderingen begonnen zijn van den duitschen bondsdag. De nieuwe pruissische gevolinagtigde de heer von Sydow zal daarbij tegenwoordig zijn. Omtrent de voornemens van Engeland ten opzigte der Ionische eilanden is uien thans door een officiëel dolcument van den heer Elliot aan het voorloopig grieksch bewind ten volle ingelicht. De engelsche regering verklaart daarbij maatrege len te zullen nemen om de toestemming te verkrijgen van de mogendheden, welke het traktaat van 1815 hebben ondertee kend; zij zal de toestemming vragen van het parlement der Ionische eilanden, en eindelijk de gneken overhalen om een vorst te kiezen, gehecht aan vrede en konstitutionele vrijheid en ongezind eene aanvallende staatkunde tegenover Turkije aan te nemen. De gezondheidstoestand van koning Leopold van België schijnt sedert weinige dagen wederom minder gunstig te zijn geworden. De heer Latigenbeck is uit Berlijn ontboden ea men verzekert dat de koning wederom eeue operatie zai m je- ten ondergaan. Terwijl alle middelen om de vroegere koningin van Napels te doen terugkeeren naar haren gemaal te Rome thans vruch teloos blijken te wezen, schijnt er te Munchen ernstig sprake te zijn van pogingen om den gewezen koning van Napels te doen toestemmen in eene ontbinding van dit huwelijk. De toestand van het fransche expeditie-leger in Mexiko is in den laatsten tijd niet verbeterd, misschien zelfs verergerd. Een volkomen gebrek aan levensmiddelen en lastdieren voor de artillerie schijnt voor alsnog alle krijgsbewegingen onmo gelijk te maken. Te New-York zijn fransche agenten aange komen om levensmiddelen aan te koopen, eene daad waarte gen de mexikaanscbe gezant aldaar heeft geprotesteerd. De heer Seward zou hieromtrent echter hebben te kennen gege ven dit niet te kunnen beletten. De nederlaag der gefedereerden bij Fredericksburg heeft in de laatste dagen wederom aanleiding gegeven tot geruch ten van eene franseh-engelsciie interventie. Mag men echter het dagblad La France geiooven dan zou hetengelseh kabinet verklaard hebben dat deze gebeurtenis geene de minste wijziging zou brengen in zijne neutrale, ainerikaansche staatkunde. Amerika. Generaal Burnside die in den slag bij Fredericksburg de troepen der noordelijken koraraandeerde, heeft in zijn rap port omtrent die gebeurtenis verklaard dat hij den Rappa hannock was overgetrokken vóór dat het oogeubnk daartoe volgens den president en het ministerie van oorlog geschikt was, en dat hij dien overtogt over genoemde rivier op een ander punt gedaan heeft dan overeen gekomen was. JNa de redenen te hebben ontvouwd, welke hein geleid hadden de plannen, welke te Washington beraamd waren, te wijzigen en te hebben erkend dat de aanval geheel mislukt is ondanks de dapperheid zijner troepen, voegt hij er het volgende bij„Ter wijl ik Warenton verlaten heb en deze opera tie-lijn gekozen tegen de meening van den president, den sekretaris van het departement van oorlog en u zeiven, en terwijl gij mij het bestuur hebt gelaten over elke beweging, zonder mij daarom trent bevelen te geven, ben ik voor dit alles allée'n verant woordelijk." Volgens den Courrier des Etats-Unis heeft eene kom missie van enquête uitspraak gedaan over de nederlaag van 13 december en deze geheel aan de kansen des oorlogs toe geschreven. Eene deputatie van vier en twintig leden van den senaat der noordelijken heeft zich gewend tot den president Lincoln om hem te verzoeken het geheel ministerie te ontslaan, ten einde de publieke opinie te doen bedaren. De heer Lincoln zou daarop echter geantwoord hebben „wat de bevolking wil, is eene overwinning, en ik zie niet in hoe deze door eene ver andering van ministerie zou kunnen verkregen worden. Een ministerie uit engelen zacnengesteld, zou ons geene overwin ning kunnen bezorgen." Frankrijk. De graaf von der Goltz, opvolger van den heer von Bismarck- Sehonhausen als vertegenwoordiger van Pruissen aan het fransche hof, onder den titel van ambassadeur, is te Parijs aangekomeu. Heden heeft de begravenis moeten plaats hebben van den overleden aartsbisschop van Parijs, waarbij alle ministers, de leden van den geheimen raad.de presidenten van de °roote staatsligchamen en alle kardinalen tegenwoordig zouden zijn, Aan La France wordt uit Brussel geschreven dat konmc Leopold van België den direkteur van zijn kabinet.,-den heer Devaux, naar Lissabon heeft gezonden om koning J^eYdinand van Portugal nogmaals te verzoeken zijne weigerió'g om den griekschen troon te aanvaarden, in te trekken. De koning vanBelgië zouhierbij in overeenstemming gehandeld hebben met lord Palmerston, daar het engelsche kabinet geen ande ren kandidaat voor den griekschen troon daartoe geschikt j acht en den hertog van Aosta min gaarne op den ledigen troon 1 van koning Otto zou zien plaats nemen. Italië. De toespraak van den paus tot den generaal de Montebello en de hoofdofficieren van het fransch bezettingsleger op de receptie bij gelegenheid van den nieuwjaarsdag, luidde aldus: „lk ben zeer getroffen door de woorden, welke de generaal zoo even uit naam van het leger tot mij heeft gerigt. Ik neem. die met eene vaderlijke genegenheid aan. Ik gevöel mij ge lukkig thans in de gelegenheid te zijn oin aan het fransche leger mijn dank te betuigen voorde wijze waarop het omtrent mijn persoon handelt. „Het fransche leger is beroemd door zijn dapperheid en zijne overwinningen, maar zijn grootste glorie dit kan ik u betuigen is cie last welken u door uwen keizer is opgedra gen om namelijk in mijn persoon den stedehouder van Jezus Christus te verdedigen, want hoe onwaardig ik ook ben, ik bekleed thans die plaats op de wereld, en hem te verdedi gen tegen de vijanden van God. „Gij zijt het, mijne kinderen, die de stad bewaakt, welke van alle eeuwigheid bestemd is de residentie van den stede houder van Jezus Christus te zijn, de stad geheiligd door het bloed der martelaren, gewijd door de ascb van alle heiligen. Van deze stad zouden zondige meoschen die slechts bewe ren de wereldlijke raagt van den stedehouder van Jezus Chris tus aan te vallen, maar die in waarheid hem van alle geeste lijke magt zouden willen berooven de hoofdstad willen, maken, die ongelukkigen van het een of ander onmogelijk koningrijk. Neen, dit zal niet geschieden. Gij zijt daar, mijne kinderen, en houdt de dienareu van de hel verwijderd. „Toen God de aarde en de zee schiep, zeide hij tot de woe dende golven des oceaans: tot hiertoe en niet verderDit is oo u opgedragen mijne kinderen. Gij zijt hier om degodde- locze menschen, vijanden der kerk, te beletten verder te gaan, hen, die de heilige bisschoppen en geestelijken in geheel Italië in de gevangenis werpen, die de heilige kloosterbroeders en kloosterzusters, welke hun leven aan de dienst des Heeren hebben gewijd, in de schamelste kleeding op straat zetten. Gij zegt tot hen Gij zult niet tot den heiligen vader komen „Weest dan gezegend! Ik ben tevreden u heden dien zegen te kunnen geven, lk zegen uwen keizer, lk zegen uwe keize rin. Ik zegen het geheel keizerlijk stamhuis, en vooral den jongen prins met wien ik in het bijzonder door een geestelij ken band verbonden ben. „Ik zegen geheel uw vaderland, Frankrijk, uwe huisgezin nen, uwe vrienden, de geestelijkheid en de inillioenen goede katholieken in Frankrijk en op den geheelen aardbodem, die mij zoo veel vereering en liefde hebben bewezen in mijn smar telijk lijden. „Ja ik zegen alle katholieken der wereld! Waarom is het mij niet vergund ook aan degoddeloozen mijn zegen te geven? „De heilige schrift leert ons dat de heilige patriarch Jakob gedurende een geheelen nacht legen een onbekenden vijand streed zonder hem te kunnen overwinnen. Toen de dag aan gekomen was, zag hij dat het een engel was en riep toen uit: lk laat u niet gaan voor gij mij gezegead hebt. Non dunittam te nisi benedixeris inihi. „Dat de genade Gods, welke groot is, bun de oogen openc en hen doe kennen dat ook zij tegen engelen strijden, die slechts hun geluk willen en hen slechts op den goeden weg verlangen te zien wandelen. „Met de oogen ten hemel gerigt, zegen ik u in naain van God, den almagtigen vader; in naam van Jezus Christus, waarvan de kerk heden het feest viert en in naam der heilige maagd, bij welke ik uwe voorspraak zal wezen om u alle goddelijke gunsten door haar te doen erlangen." Onder den titel„Over de pausselijke soevereiniteit in Italië" heeft de heerEugène Rendu een brochure uitgegeveu te Parijs, waaraan geene belangrijkheid mag ontzegd worden. „Onder welken vorm en in welke mate zegt de schrijver o. a. kan de wereldlijke magt -- terwijl de staatkundige en zedelijke gesteldheid der goevemementen van het Europa der negeutiende eeuw bekend zijn worden aangenomen uit vrije verkiezing door de italiaansche bevolkingen Zie daar de geheele kwestie." Overigens herinnert de schrijver waarin dan toch het mo dern staatsregt bestaat, thans in strijd met het pausdom, en brengt dit tot deze drie beginselen terug: burgerlijke gelijk heid, staatkundige vrijheid en vrijheid van geweten. Wat moet nu het pausdom bij dergelijkeu strijd, waarin aan geene overwinning te denken valt, doen: „Que le pape règne sans gouverner schreef de markies Gino Copponiin 1845, dit is het eeuigste middel om eene tot nog toe onoplosbare moeijelijk- heid te overwinnen." Dit is ook de oplossing van den heer Rendu. MENGELINGEN. BETREKKINGEN VOOR VROUWEN. Onder de gewesten waar men het meest doet, om den toe gang tot eervolle betrekkingen ook voor vrouwen te openen, 'oekleeden de Vereenigde Staten eene eerste plaats, waar men reeds gepromoveerde vrouwelijke doctoren (meer dan 200), vrouwelijke telegrafisten enz. heeft. Uit een onlangs openbaar gemaakten staat blijkt nu ook, dat men daar ruiui 400 postmeesteressen beeft, waarvan het meest in den staat Pennsylvania, namelijk 98, en in Kansas slechts êe'ne. Enkele van die postmeesteressen tellen reeds meer dan oOjaren dienst, doch de meeste zijn in de laatste jaren aangesteld. Onlangs is in den staat Iowa zekere dame Nancy Smith, te üscaloosa, tot burg^meesteres gekozen. Daarentegen heeft de geneeskun dige "fakulteit te Edinbnrg, in Schotland, besloten dat zij, al mogtcn'vrouwenalle examens van die fakulteit kunnen door staan,'haar toch geen diploma als doctor zal uitreiken. BEHOEDMIDDEL. TEGEN STOF. In Bordeaux zijn naar aanleiding van eene waarneming,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3