MIDDELBÜRGSCHE COURANT. r 5. Zaturdag 1863. 10 Januarij. 'i «ions V s? - jJpBKIUSSl^'V Editie van vrijdag avond 8 ure. Geldlcenlng. De raad der gemeente Brouwershaven, daartoe gemagtigd door heeren gedeputeerde staten van Zeeland, heeft besloten, ter verbetering van de haven aldaar, eene geldleening aan ta gaan. 1. Die geldleening is groot f 20,000, verdeeld in obligatiën van f 500-, 2. De tijd der stortingen is in den loop van het jaar 1863, en wordt nader bekend gemaakt 3. De aflossing geschiedt jaarlijks met minstens eene obli gatie, bij loting aan te wijzen 4. Zij die voor het minste rentebedrag inschrijven, *Zullen de voorkeur genieten 5. Aan heeren makelaars en commissionairs, wordt van de door hunne tusschenkomst ontvangen gelden, 1/1 pet. provisie toegekend; 5. De inschrijvingen moeten vóór den 30 januarij 1863, bij het gemeentebestuur worden ingezonden, waar ook de noodige inlichtingen te verkrijgen zijn. Brouwershaven, den 29 december 1862. J. M. LOCKER DE BRUIJNE, voorzitter. G. J. SEVEN HU1JSEN, secretaris. BIAIVE^LAN». Middelburg 9 januarij. OVERZIGT VAN HET JAAR 1862. IV. Hebben wij in onze eerste nommers van dit jaar een blik geslagen op hetgeen het vorige in betrekking tot onzen politiekeu toestand heeft opgeleverd, er blijft ons nu nog over met een enkel woord te spreken van hetgeen in andere opzigten in ons vaderland is voorgevallen. Vati rampen waar door het geheele volk of een groot deel er van had kunnen getroffen worden, zijn wij verschoond gebleven. Geen oorlog heeft onze onafhankelijkheid met ondergang bedreigd; geen verwoestende epidomiën zijn tot, ons doorgedrongengeen overstroomingen hebben vruchtbare landerijen verwoest en eene nijvere bevolking tot armoede gebragt. Voor ëéne ge meente echter was het afgeloopen jaar noodlottig. De brand die in de eerste dagen van inei de stad Enschedé grootendeels vernielde, deed een angstkreet opgaan diein aller gemoederen weerklank ondDe milddadigheid, aan ons volkskarakter zoo eigen, vertoonde zich ook toen weder in al haren glansen deed belangrijke geldelijke otters aan de ongelukkigen toestroo- men om de ramp zoo veel mogelijk te lenigen. Op het gebied van kunsten en wetenschappen waren enkele verschijnselen op te merken die we hier in herinnering willen brengen. Den dag nadat Enschedé was in de ascli gelegd, vierden velen te Dordrecht feest. Aan de verdiensten van Ary Scheffer werd in zijne geboorteplaats hulde gebragt door de onthulling van zijn standbeeld, dat sedert dien dagophet marktplein prijkt en teregt bewonderd wordt. Dat het eene nationale hulde was, mogen wij evenwel niet beweren dit kon het ook eigenlijk niet wel wezen. Nederland, wiens grootste dichter, wiens grootste staatsman, wiens grootste geschied schrijver nog te vergeefs op standbeelden wachten, kon, hoe het ook in Schetter den kunstenaar en den mensch vereert, bezwaarlijk de behoefte gevoelen om hem. die hoofdzakelijk slechts door geboorte en banden van bloedverwantschap tot ons in betrekking staat, een dergelijk gedenkteeken te wijen. Maar daarom bleef Nederland toch niet onverschillig bij het geen vele der vereerders en betrekkingen van Schetter, zoo hier als buitenslands, in het werk stelden om tijne nagedach tenis te huldigen. Wie den voortreffelijken mensch waardeert, wie met geestdrift voor de kunst bezield is, heeft met het Schef- fersfeest gesympatiseerd. En dat het aan de hoogschatting der kunst, aan ingenomenheid met hare voortbrengselen, nog niet ontbreekt, was op te merken bij de tentoonstellingen van schilderijen en andere kunstwerken welke in mei te Rot terdam en in september te Amsterdam gehouden werden. Zij getuigden van bevredigende resultaten \an de beoefening der kunst en van toenemende belangstelling bij het publiek. Ook van de waardering onzer tegenwoordige schilderschool in het buitenland ontving men in het afgeloopen jaar een streelend bewijs: in Groot-Brittanje werd haar een eerekrans uitge reikt. ITet in der tijd door ons medegedeelde oordeel door het zoo scherp toeziend tijdschrift The Athenaeum uitgesproken over hetgeen op de londensche tentoonstelling prijkte, was evenzeer vereerend als de bekrooningen die later aan ver scheidene onzer schilders ten deel vielen. En zien we nu den kunstenaar geheel op eigen krachten steunend zich eervol ontwikkelen, dan aarzelen wij te minder ons te scharen aan de zijde van hen die van elke bescherming door de regering weinig goeds maar veel kwaads zich voor spiegelen. Onze nijverheiddie nog geenszins van alle be scherming van regeringswege bevrijd ismaakte, voor een deel althans, juist daardoor een meer nederige vertooning. De voortbrengselen die te Londen aanwezig waren, konden niet den indruk geven dat Nederland in één tak van industrie verre boven andere natiën uitmunt, noch in vele opzigten daarmede gelijk staat. Het eenige waarmede wij ons mogen troosten is dat meer onze schroomvalligheid dan onze onmagt oorzaak is geweest dat slechts een zoo bescheiden deel van den lof, in het algemeen aan de nijverheid toegezwaaid, ons is te beurt gevallenNederland had veel beter kunnen ver tegen woordigd zijn dan nu het geval was. Maar al zien wij op den toestand onzer nijverheid volstrekt niet laag neer, we moeten töcb wel bekenuen datz:j, om ons van woorden uit het dagelijksch leven te bedienen, zich vaak wat al te huisselijk, wat al te speelziek, wat al te knutselach- tig voordoet, waardoor het vermoeden schijnt gewettigd te worden dat zij zich veelal evenmin van het gewigt harer roeping als van hare krachten ten volle bewust is. Onderschei dene tentoonstellingen in den laatsten tijd hier te lande ge houden, gaven tot dat vermoeden grond, en ook op die van meubelen enz. welke in julij 11. te Zwolle gehouden werd, waren weder volgens verscheidene couranten zoo'n massa hijzaakjes en aardigheden voorbanden dat zij een groot gedeelte der plaats innamen. Wij ontkennen echter niet dat in een tienjarig tijdvak be langrijke vorderingen gemaakt zijn, en zoo de verslagen die wij onzen lezers van de wereldtentoonstellinggegeven hebben, die vorderingen te weinig hebben aangetoond en welligt te veel eene dorre opsomming bevatten van hetgeen er te zien was, dan is dit omdat die verslagen, door omstandigheden van onzen wil onafhankelijk, niet geweest zijn wat wij hoopten dat zij wezen zouden. Beter dan door eenige bescherming van wege de rege ring zal onze nijverheid op den duur gebaat worden wan neer allen die daartoe, in welke betrekking dan ook, eeni- germate geroepen zijn, medewerken om de krachten onzer nijvere bevolking zoo veel mogelijk tot ontwikkeling te bren gen. Bij meer algeineene verspreiding van kennis en bescha ving zal ook onze nijverheid een tijdperk van toenemenden bloei te gemoet gaan en zelfs gedeeltelijk die van andere natiën overvleugelen want het nederlandsche volk bezit goede eigenschappen die elders veelal gemist worden. Is het minder ondernemend, het is werkzaam; is het minder vernuf tig, het is nadenkend is het ml.nier voortvarend, het is vol hardend; is het minder levenslustig,het ismatig; is het minder vindingrijk, het is voorzigtig en soms spaarzaam. Wat het noodig heeft is, bij de aankweeking dezer goede eigenschap pen vooral meerder zelfvertrouwen meerdere geestdrift. Tot bevordering daarvan kunnen verspreiding van kennis, opwekking tot levensgenot en van zin van het schoone veel bijdragen. Van harte hebben wij daarom toegejuicht het in junij bij de tweede kamer ingediende wetsontwerp op het middelbaar onderwijs, waartoe het denkbeeld ten grondslag ligt om het verkrijgen van praktische kundigheden voor velen gemakkelijk te maken; ten hoogste zijn we daarom ingeno men met volksvoorlezingen die in aantrekkelijken vorin een spoorslag zijn tot nader onderzoek, met koncerten tot lageu entreeprijs waar de opvoering van goede muziek den smaak veredelt. Hoe meer men met deze middelen de lagere standen weet te bereiken, des te grooter zal liet nut zijn dat men stich ten kan. Want de opheffing onzer lagere standen wordt in ónze dagen een dure pligt. Niet alleen door zuivere menschen- liefde, ook door heteigenbelang der meer aanzienlijken wordt zij dringend voorgeschreveu. Zij is de zekerste waarborg voor behoud van orde en rust, zonder welke het geen natie kan wel gaan. De ongeregeldheden waaraan de residentie in de laatste da gen van december het tooneel is geweest, hebben weer duide lijk doen zien hoe nog in het maatschappelijk leven dezer eeuw de mensehen verre van elkaar verwijderd staan. In som mige oogenblikken. die gelukkig slechts zelden voorkomen, is de ontwaakte hartstogt of het tergend verzet der menigte voor geenerede vatbaar,en hoe afkeurenswaardig de pogingen van kwaadwilligen of onbedaehtzamen om onrust te verwekken, ook wezen mogen, zij stellen ons in een helder licht, het nood zakelijke van elkander te steunen en op te heffen. Er is in onze zamenleving eene grooie, eene onafzienbare klove, die door geen stroomen gouds te derapen is, tot welker aanvul ling de menschenliefde geroepen en alleeu in staat is. Wel willende toenadering, goede raad maar vooral een goed voorbeeld zijn daartoe voortreffelijke middelen.In den laatsten tijd is door velen in dien geest gearbeid. Op een aantal plaat sen zijn, met zeer verschillenden uitslag, volksvoorlezingen gehouden; met het geven van volkskoncerten gingen Arnhem en Arasterdam voor, en, wat we vooral niet uit het oog mogen verliezen,in het karakter van vele onzer weldadigheids-instel lingen, die thans wel niet anders dan aarzelend een stap voor waarts kunnen doen, is eene belangrijke wijziging waar te neinen. Moge men echter, bij het bevorderen van beschaving en het veredelen van den smaak, het aankweeken van echt neder landsche gezindheid niet uit het oog verliezenmoge men er steeds op bedacht zijn het goede dat bij ons volk schuilt op te wekken en niet voor het minder goede, maar vreemde, te doen plaats maken. Waar zoo veel schijn-beschnving uit Frankrijk ons wordt opgedrongen is de beoefening onzer taal- en letterkunde een heilzaa«wiegenmiddel. Van welken invloed de nederlandsche taal korfmessen daarop zijn kunnen, zou ons moêijelijk vallen aan te wijzen. Voor onze vlaaiusche naburen leveren zij welligt heilzamer vruchten op dan voor ons omdat het gevaar hen meer van nabij bedreigt en zij lang zamerhand overtuigd worden zoo als een volkstribuun onzer dagen zich onlangs uitdrukte „dat men trachten moet de fransche koorts met hollandsche kina te genezen." Toen we in de eerste helft van september onze ?.aal te Brugge hoogtijd zagen vieren, was zij reeds op het punt door belangrijke verliezen te worden getroffen. Mannen die ten haren opzigte elk hunne bijzondere verdiensten hadden, wer den door den dood weggenomen. De maand november was haar bijzonder noodlottig: Abrara de Vries, Geel, Lublink Weddik en Brester zag zij weinige dagen na elkander ten grave dalen. Maar niet alleen onze taal,andere wetenschappen en kunsten troffen zware verliezen een aantal mannen die op verschillend gebied uitmuntten zijn ons ontvallen. Onder de geleerden noemen wij slechts de professoren Bleekrode, de Vriese, Blume, Suerraan, Hulleman. Schroder van der Kolk en Vinke, onder de schilders J. A. Kruseman en B. C. Koek koek, terwijl de tijding van het overlijden van Bernbard vau Saksen Weiraar op 31 julij door gansch Nederland met smart werd vernomen. Maar wij willen met deze treurige opsomming ons overzigt niet eindigen: we gaan weer terug tot het tijdstip waarmede wij heden aanvingen. Aan de onthulling van Sehefters stand beeld waren wij verschuldigd dat een der diepzinnigste wijs- geeren en een der beroemdste historieschrijvers onzer dagen ons land bezochten. Den 9 en 10 mei treffen we Ernest Renan en Iienri Martin te Leiden aan we zien hen omringd van professoren die hen waardig ontvangen en eerstgenoemden ook begroet door eene deputatie vau studenten in de theolo gie, tot wie hij eenige hartelijke en schoone woorden rigtte. Hij zeide hen o. a. „dat naar zijne ineening de godsdienst het best kon gehandhaafd worden in hare christelijke waarde door haar van alle tijdelijke vormen onafhankelijk te stellen." Mogten wij allen die in het afgeloopen jaar bijna op elk ge bied veel hebben zien verdwijnen dat ons lief was, veel heb ben zien veranderen waaraan we gehecht waren, steeds be denken dat boven den vorm het wezen, boven het werkelijke het ideaal staat! Leeourrier du dimanche bevat onder den titel van „een ge lukkig volk," een artikel waarin Nederland wordt geschetst. Wij ruimen daarvoor hier eene plaatsonder het„binnenland" in, niet om onzen nationalen trots te streelen welke daar door ook al op bijzonder zonderlinge wijze zou te bevredigen zijn maar om wederom een bewijs te geven hoe er bij den vreemdeling nog altijd een tooverachtigen geheimzinnig waas over ons vaderland ligt uitgespreid, waardoor wij den naam van „de chinezen in Europa" hebben verworven. Het zal ove rigens onnooilig zijn ouzen lezers te herinneren dat dit stuk geschreven is inet het doel om op bedekte wijze het verkeerde van Frankrijks inwendig bestuur te gispen, terwijl eene on- bemantelde beoordeeling daarvan ten zachtste eene waar schuwing ten gevolge zou hebben. „Er wordt op de aarde een land gevonden, hetwelk sinds de laatste dertig jaren niet van zich heeft doen spreken de slaatlieden die het besturen hebben tot beginsel aangenomen, dat eene natie zich met de behartiging harer eigene zaken moet bezig houden, en het overig gedeelte der wereld naar verkiezing laten handelen. Het plekje gronds waarvan wij thans spreken, smaakt in allen deele het geluk der natiën, welke geene geschiedenis bezitten. „In dit buitengewoon land is het staande leger zeer klein en de hoofdsteden van Europa herinneren zich niet ooit het geluid van de trommen daarvan te hebben gehoordmen be taalt er dan ook weinig belastingen, iets dat zekerlijk niet onverschillig is, en de konstitutionele konflikten zijn er onbekend, hetgeen de koning van Pruissen zonder twijfel met eene aangename gewaavwording zal vernemen. „De openbare gebouwen zijn er in het algemeen van vrij armzalig voorkomen en de paleizen op armoedige wijze ver sierd; de steden zijn er oud en blij ven er oudde bewoners en hunne bestuurders vergenoegen zich voor het grootste ge deelte met woningen door hunne grootvaders gebouwd. In de straten ziet men echter zeer vele rijke lieden, hetgeen niet kwaad is, en zeer weinig arme lieden, wat nog beter is. „In de steden hebben de feesten welke men er geeft geen bijzonder vrolijk aanziende toiletten der dames zijn ver van schitterend; koffijhuizen en plaatsen van uitspanning zijn schaarsch; vreemdelingen vervelen zich in dit land en het is den edelman uit Mexiko of Walachye nimmer in de gedachte gekomen om aldaar te verblijven. Wat comfortable is ver vangt daar de luxe, en alle klassen der maatschappij vinden er eene oplossing van het probleem om goedkoop te leven. „Alle burgers zijn bevoegd om goevernements betrekkingen te vervullen zonder onderscheid van godsdienst of geslacht, ledereen heeft de vrijheid om God te bidden gelijk hij wil of zelfs om in het geheel niet te bidden, daar deze laatste vrijheid al bijzonder groot is, zegt men dat weinig personen daarvan gebruik maken. Toch zijn er in dit land katholieken

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1