meer belangrijk russische rijk, dan bemerken wij dat hier ten minste vooruitgang de bespeuren is, al is het nog in geringe mate. Langzamerhand deed de zon der beschaving ook in het afgeloopen jaar op de uitgestrekte sneeuwvlakten van middel- eeuvvsch vooroordeel en autokratischen willekeur hier enginds wel eenige plekken weg dooijen en wordt de russische maat schappij door het opwekkend gèklep van Hertzens Kolokol wel verder uit den slaap wakker geschud, maar van den ingeslagen weg ter hervorming is nog slechts een klein ge deelte afgelegd en de houding door hetgoevernement tegen over de adressen van den adel vanTwer, Toula.Novogorod en andere plaatsen is ons daartoe tot krachtig bewijs. De russisch-liberale geest die de regering in den laatsten tijd bezielde, scheen zich ook te zullen uitstrekken tot hare handelwijze ten opzigte van het ongelukkige Polen, in de be noeming van grootvorst Koustantijn tot onderkoning van dat gewest. Gelijk het veeltijds bij dergelijke onderdrukkingen gaat: de hartstogtelijke woede welke dezen maatregel in het leven had geroepen, was daardoor niet tot kalmte te brengen en in den aanslag op Konstantijn en in den moord aan eenige russische beambten galmde voor keizer Alexander een treurig „te laatMogt Polen in een zijner zonen een talentvol aan voerder kunnen vinden, welligt dat weder een nieuw Ostro- lenca den laatsten doodsnik van het Polen onzer dagen zou aanschouwen. Allerlei middelen zijn overigens door deze rampzalige bevolking in het werk gesteld, zelfs heeft men de hulp van den paus ingeroepenals of de twee begrippen pausselijke invloed en liberale hervorming niet de sterkste negatiën waren die men zich denken kanPius IX toont het immers in zijne eigene staten, en inogen hem nu op het einde des jaars 1862 hervormingen zijn afgeperst, die voor eeuwen reeds door andere regeringen werden tot stand gebragt, het adres der kardinalen en bisschoppen te Rome tegen de itali- aansche omwenteling is immers zoo duidelijk mogelijk. Italië is intusschen door Pruissen, Rusland en verscheidene andere staten erkend geworden, en worstelt met de rooverijen in de provinciën en (ie partij woelingen van garibaldianen en mazzinisten. Garibaldi zelf had intusschen in den laatsten tijd zijn aanhangers verzamelden wilde nu door eene alge- meene volksbeweging aan Italië zijne hoofdstad doen verkrij gen. Nadat hij in Sicilië de soldaten door de regering tegen hem uitgezonden, had weten te ontkomen, en Catania had bezet, landde hij weldra, op zonderlinge wijze aan de kruis- sers ontkomen, op het vaste land, alwaar bij de heuvelen van Aspromonte eene ontmoeting plaats had tusschen den kolo nel Pallavicini met zijne bersaglieri en de garibaldianen. On der een moordadig peletonvuur naderden de bersaglieri ofschoon de garibaldianen niet in slagorde waren geschaard, terwijl Garibaldi en zijne officieren bevel gaven niet te schieten. Terwijl de bersaglieri steeds vurende voortrukten stortte Garibaldi gewond neder en werd gevankelijk naar Spezzia gevoerd. Na lang dralen en talmen volgde eindelijk eene amnestie, welke toch nietkonde uitblijven en in de eerste dagen na Aspromonte een blijk van de sterkte des kabinets zoude geweest zijn, terwijl zij thans zonder beteekenis bleef misschien zelfs een blijk van zwakheid verraadde. Eene in staat van beleg verklaring der napelsehe provinciën ver bitterde de gemoederen nog meer, en zonder omtrent de toen voorgevallene bijzonderheden breedvoerig uit te weiden, her inneren wij ons slechts hoe het aan Frankrijk onderdanig kabinet Ratazzi.den uitslag van den staatkundigen parlements storm niet heeft willen of durven afwachten en plaats heeft gemaakt voor een ministerie Farini, onder welks bestuur Italië het jaar 1868 intreedt. Garibaldi is intusschen naar Caprera teruggekeerd. Bestaat er thans meer waarschijnlijkheid voor het erlangen van Rome dan bij de intrede van 1862? Wij betwijfelen het. De opvolger van den franschen minister van buitenlandsche zaken, Drouyn de Lhuys, schijnt ons daartoe voor alsnog weinig waarborgen aan te bieden. De romeinsche kwestie begint ook daarbij thans meer voor de grieksche plaats te maken. Toen de wankelende vermolmde troon van koning Otto was ingestort, wilden de grieken tot groote ergernis van Frankrijk aan prins Alfred van Engeland de moeite volle taak opdragen om dit door omwentelingen ge teisterde land tot meer eenheid, bloei en welvaart te brengen. Engelaud heeft echter in de laatste dagen des jaars bepaalde lijk den troon voor prins Alfred geweigerd en daar de aange boden troon ook door don Ferdinand van Portugal en eenige duitsche prinsen is geweigerd, hoort men reeds van de afkon diging der republiek spreken. De indruk welken de afstand der yoniscbe eilanden op de grieken in het algemeen heeft te weeg gebragt is nog niet juist bekend. Mogten de grieksche aangelegenheden eene londpnsehe konferentie waarvan onlangs sprake was in het leven roepen, voorzeker zou dan de geheele oostersche kwestie niet onaangeroerd blijven en Turkije wederom met de verdiende verwijtingen van slecht bestuur, inwendige zwakheid en uitwendige krachteloosheid begroet worden. En waarlijk het turksche rijk behoort niet meer in het Europa van onze dagen te huis; het is ten speelbal van de verschillende mogendheden en wordt nu en dan eens kunstmatig opgeschroefd tot de schijnbare hoogte, waarop Europa staat, om dan weder op wonderlijke wijze terug te zinken, en ook wat inwendig bestuur betreft, door intriges en hofkabnlen te worden van een gescheurd. In de Donau- vorstendommen en nabij gelegen gewesten beginnen overi gens weder woelingen te worden waargenomen, terwijl ook de onderwerping van Montenegro slechts tijdelijk schijnt ge weest te zijn, daar het zich nu wederom tot verzet gereed maakt. De tegenwoordige tijd eischt moed, leven, energie en zelf vertrouwen en daarvan is ons vooral Engeland het nog altijd jong veerkrachtig Engeland ten toonbeeld. Een vrij, Openbaar staatkundig leven, ondernemingszucht zich in alles openbarende, eene sterk sprekende staathuishoudkundige tendenz, trekken ons naar die krijtrotsen heen, waar de grijze lord Palmcrston in zijne vierledige persoonlijkheid zoo geestig door den onverzoenlijksten vijand der regerende aris- tokratie, Whitty, geschetst ondanks zijn ouderdom nog aan het bestuur blijft. Steeds het oog gewend houdende naar de andere zijde van het kanaal, vertaalt hij steeds ondanks de woedende oppositie van Cobden en anderen het „si vis pacem para bellum" voor hetengelsche volk nu eens op waar dige dan weder op geestige, maar altijd op echt engelsche wijze, waardoor hij scharen vrijwilligers heeft doen opdoemen op vaderlandschen bodem, die een zedelijk en materiëel bol werk zullen zijn voor alle pogingen des derden Napoleons om aan de plannen ten opzigte van Engeland des eersten een begin van uitvoering te geven. Kan Engeland den vrede behouden met Frankrijk, ten koste van eenige beleefdheidsbetuigingen of zelfs door zich niet te mengen in de romeinsche kwestie, zeer zeker zal het geen oor log uitlokken en blijft deze mogendheid zich bepalen tot goede wensclien voor Italië's vrijheid op meetings en in ge schriften zonder vooreerst nog krachtdadig te handelen. Het ministerie Palmerston bevindt zich thans overigens weder in eene moeijelijke fase en reeds mompelt men van verandering en wijziging in het kabinet. Zal de grijze staatsman ook dezen storm weder kunnen bezweren, gelijk zoo vele anderen die op zijn hoofd dreigden los te barsten Wij verwachten het antwoord van 1868. Omtrent zoo veel zien wij overigens vragend naar den vol genden jaarkring uit! Welke tooueelen zal ons Napoleon ter beschouwing aanbieden, als hij zijn stelsel volgt om het fran- sche volk met nieuwe middelen van censuur te overstelpen en zich tegen een handvol dukaten, wierook te doen toe- zwaaijen door zijne slaven der officieuse drukpers. Somtijds schrikken wij echter wel eens op bij de gedachte dat deze diepe vernedering en onderdrukking eene schrikwekkende reaktie in het leven kan roepen. Intusschen rigt Napoleon zoo veel mogelijk den blik zijner bevolking naar het buitenland; de interventie-kwestie in Amerika is nu wel op den onwil van Engeland afgestuit, raaarMexiko, waarheen nog voortdurend versterking wordt heengezonden, is nog altijd eene „veelom vattende" buitenlandsche expeditie. En wat zal ons Pruissen bieden, waar koning Wilhelm tel kens verder daalt van de hoogte waarop hij bij de bevolking stond aangeschreven. Deputatiën, adressen en toespraken, even wonderlijk zamengesteld als beantwoord, blijven aan de orde van den dag, en het kleingeestig verplaatsen of op non- aktiviteit stellen der ambtenaren, die als leden der kamer van afgevaardigden zich op de banken der oppositie bevinden, vindt overal afkeuring. Tegen half januarij zijn de kamers weder bijeen geroepen en zal Europa den strijd kunnen zien hervatten in 's lands vergaderzaal te Berlijn. Pruissen heeft overigens in den laatsten tijd weder een woord gespro ken in de sleeswij k-holsteinsche kwestie, hetwelk echter waar schijnlijk weder geene gevolgen zal hebben, Denemarken schijnt ten minste zonder eenige vrees duarointrent de toe komst tegen te gaan. Van meer belang voor deze mogendheid is het weder opgevatte plan om de drie Scandinavische rijken onder ée'n scepter te vereenigen, waartoe zich thans een ge schikt oogenblik schijnt aan te bieden door een huwelijk van prinses Louise van Zweden en Noorwegen en prins Christi- aan van Denemarken. En nu nog een woord over onze belgische naburen, welke in het afgeloopen jaar nu en dan de opmerkzaamheid op zich gevestigd hebben. De vergaderingen van het letterkundig kongres te Brugge en die van la socie'té internationale pour les sciences sociales, behoeven wij slechts aan te stippen om naar de brieven en uitvoerige beschouwingen daaromtrent te verwijzen, door ons medegedeeld. Wij willen ons slechts be palen tot eene vlugtige beschouwing omtrent den algemeenen toestand des lands. Die toestand was niet vrij van onrust. De ziekte de» konings, welke een oogenblik voor het ergste deed vreezen, bragt eene woelige stemming te weeg bij de bevol king, welke vooral hare aanleiding vond in de verschillende opiniën omtrent troonopvolger en troonopvolging. Gelukkig dreef deze wolk voorbij, en restte alleen de fortifikatie-kwestie voor de bevolking van Antwerpen met het afkoopings-vraag- stuk der Scheldetollen en de voortdurende strijd tusschen vlamingen en walen, welke in den laatsten tijd niet vermin derd is. Wat het eerste betreft meende de antwerpsche han delsbevolking dat ook zij, even als Rotterdam en andere han delsteden, van vestingwerken en garnizoen moest bevrijd blijven, ofschoon zij vroeger eene andere meening was toege daan. Bijzonderheden, welke wij hier met stilzwijgen voorbij gaan, wierpen de lont in het kruid, en onder de wufte bevol king van Antwerpen hoorde men mompelen over eene heree- nigmg met Nederland, over eene onafhankelijk verklaring der stad, waarvan zelfs een penning werd geslagen, en der gelijke onbekookte plannen meer. Het bereenigmgs plan gelooven wij dat thans na de mislukte proefneming wel voor altijd is weggeschrapt van alïe staatkundige program- mata der wereld. Intusschen hebben de burgemeester en ver scheidene raadsleden van Antwerpen, ten gevolge der verkie zing van verscheidene meetingsmannen, hun ontslag genomen en gaat men voorzeker aldaar eene woelige toekomst te ge- moet. Omtrent de Scheldekwestie slaan de belgische bladen nog steeds een heftigen toou aan, en als dit insgelijks uiet de belgische onderhandelaren het geval is, dan is het vrij duide lijk dat deze afkoopingskwestie nog zoo spoedig niet kan worden opgelost. En hiermede willen wij ons overzigt van het afgeloopen jaar eindigen. Overal zijn belangrijke vraagstukken, welke min of meer dringend voorziening eisschen. Naar welke zijde men ook de oogen rigt, overal zijn verwikkelingen lijkhcden wier oplossing nog in de nevelen der toekomst ver borgen ligt. Zijn liet dus belangrijke jaren die vótir ons lig gen. zijn er tallooze ingrijpende gebeurtenissen te vóórspellen op het wereldtooneel -- vergeten wij niet dat er somtijds lievige schokken nootlig zijn voor de menschheidin's werelds leerschool, welke ondanks hunne bloedige en schrikwekkende zijde, toch in de gevolgen heilzaam zijn te noemen. Frankrijk. De receptie op de tuileriën bij gelegenheid van nieuwjaars dag heeft al bijzonder weinig belangrijks opgeleverd. Het trok de opmerkzaamheid dat de keizer aan den heer Muro, gevolmagtigde van Spanje, te kennen gaf hoe gaarne hij de betrekking tusschen Frankrijk en Spanje minder koel wilde zien, terwijl hij daarbij de afwezigheid van den generaal Con cha, den ambassadeur van Spanje, betreurde. Het antwoord van keizer Napoleon aan het corps diplomatique was volgens den Moniteur aldus: „De wenschen door u in naam van het corps diplomatique ten mijnen opzigte geuit zijn mij zeer aangenaam. Ik gevoel mij gelukkig bij de intrede des jaars omringd te zijn door de vertegenwoordigers van alle mogendheden. Zij kunnen ge tuigen van mijn verlangen om met haar in vriendschap te leven, welke zoo noodig is voor de rust van het heden en der toekomst." Onder den titel van een regterlijk quiproquo bevat Le temps een brief van den heer Fleury, oud afgevaardigde, waarbij hij verklaart op 12 december 11. des morgens ten zes uur, door policie-agenten te zijn in hechtenis genomen, of schoon hij onmiddellijk betuigde niet de persoon te zijn, die in het bevel tot in hechtenisneming stond vermeld. Deze betui ging werd echter in den wind geslagen en hij volgde derhalve de agenten, op hunne verzekering dat hij ten 9 uur voor den regter van instruktie zou gebragt worden. „Zij bedrogen mij echter. Eenmaal op de prefektuur van policie aangekomen, moest ik achtereenvolgens alle vernede rende formaliteiten ondergaan, bij de gevangenzetting van booswichten gebruikelijk. Men maakte mijn signalement op, men onderzocht mij op de smadelijkste wijze, men ontnam mij horlogie en een deel van mijn geld, men schreef mij in op de rol der gevangenen, met naam, voornaam, geboorte plaats enz. „Ik verzocht te mogen schrijven aan den regter van instruk tie en aan mijne faiuielje; men zou mij daartoe verlof geven, zeide uien, doch bij slot van rekening werd het inij geweigerd op een toon, welke geen tegenspraak toeliet. Eindelijk werd ik in een cel opgesloten. „Intusschen weiden, teil gevolge der tusschenkomst van mijn vriend, den heer Grévy, wiens hulp door mijne echtge- noote was ingeroepen, de stukken betrekkelijk mijne arres tatie bij wijze van uitzondering en als eene soort van gunst aan den heer regter van instruktie verzonden, terwijl zij hem volgens den gewonen loop van zaken eerst den volgenden zaturdag morgen zouden zijn geworden. „Op zondag middag werd ik voor den regter van instruktie gebragt en de persoonsverwarring gekonstateerd. Men had onderzocht dat mijn naamgenoot, 88 jaren oud, klein, bruin en ongehuwd was, terwijl ik groot, blond, 58 jaren oud, ge huwd eu huisvader ben. De regter van instruktie zeide mij eenvoudig dat ik mij konde verwijderen, zonder daarbij eene enkele betuiging te voegen van verontschuldiging of spijt zelfs." Dergelijke ligtzinnigheden kunnen betreurenswaardige ge volgen na zich slepen, zoo als de heer Fleury teregt aanmerkt. Italië. Koning Victor Emmanuel heeft uit eigen bewegiug het grootkruis der orde van de heiligen Mauritius eu Lazarus ge schonken aau de ministers Peruzzi en Delia Provere. Het schijnt derhalve dat de af keer van Victor Emmanuel tegen den eevstgenoemden verdwenen is. Men verzekert dat de zitting van het parlement tusschen 20 en 25 januarij zal geopend worden. Bij het ontvangen der deputatie uit het parlement, heeft Victor Emmanuel verklaard dat het jaar 1S62 dó wenschen der italianen niet had bevredigd; dat men echter eensgezind heid en verzoeningsgeest moest blij ven betoonen, terwij hij met geuoegen zag dat het leger in alle omstandigheden aan zijn vertrouwen en aan dat van geheel het rijk beantwoordde. De koning eindigde met de woorden „Stel uw vertrouwen in mij, even als ik mijn vertrouwen in u stel. Koning Victor Emmanuel heeft van zijn schoonzoon, den koning van Portugal de benoeming ontvangen tot kolonel van het eerste regement kavallerie van Portugal. InToskane worden wederom geheime wervingen gehou den, waartegen echter door het ministerie krachtige maatre gelen genomen zijn. De paus heeft bij gelegenheid van de receptie der fran- sche officieren van de bezetting te Rome eene toespraak ge houden, waarbij hij hun dank betuigde voor de bescherming aan den heiligen stoel en met veel lof gewaagde van den keizer en de keizerin, alsmede van den keizerlijken prins. Vervol gens sprak Pius IX den zegen uit over het fransche leger en Frankrijk. De klerikale dagbladen bevatten eene groote loftuiting op de regering van den tegenwoordigen paus, welke vooral aan het dogma der onbevlekte ontvangenis en aau de kanoni- satie der japansche martelaren haren luister ontleent. „Ten gevolge van de bescherming der heilige maagd is de geluk zoeker, die zijne beuden tot in het pausselijk paleis wilde voe ren eensklaps in zijne onderneming gestuit door hen, die hem juist een goddelijk held verklaarden. Ratazzi is gevallen en Farini durft zelfs het woord Rome niet meer uitspreken." Daarbij wordt ook aan de bescherming van de heilige maagd toegeschreven dat de heeren di Cavour, „die aan het hoofd der groote zamenzwering stond," Magenta, Caputo en zelfs Verhaegen, het hoofd der belgische vrijmetselaren.hunne po gingen tegen de wereldlijke magt met den dood hebben moe ten boeten. >^Al deze personen laten de klerikale bladen voor hun tijd sterven ten gevolge van de bescherming der heilige maagd, die bij dergelijke voorstelling zich mengt in den strijd der partijen zoo als de godinnen van Homerus, Juno of Venus bij het beleg van Troje. De kandidatuur van den hertog van.-Aokta voor uón griekschen troon is wederom meer op den voorgromlgetredéu.' Mag men de duitsche dagbladen gelooven dan zou reeds nu de oostenrijksche minister graaf von Rechberg ten sterkste daartegen hebben geprotesteerd, in eene depeche waarin het verband werd betoogd der grieksche en oostersche kwestie.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3