MIDDELBURGSCHE COURANT. N°' 151. Donderdag 1862. 18 December. Editie van woensdag avond 8 ure. MINISTERIE VAN JUSTITIE. PROVINCIE ZEELAND. Op zaturdag cleu 27 december 1SD2, des middags ten 12 ure, zal, ouder nadere goedkeuring, door den commissaris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijn afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofd-ingenieur ia het 11de district van den waterstaat, op het raadhuis te Goes, worden aanbesteed De verdere opbouw van het huis van arrest en bewaring te Goes, met de daarstelling van den geheelen omringmuur, alsmede eenige verdere werkzaamheden, te zamen uitma kende het 4e perceel van den bouw. Deze aanbesteding zal geschieden bij inschrijving en opbod, zoo als in het bestek is omschreven. Het bestek zal ter lezing liggen aan het locaal van het ministerie van justitie, aan dat van het provinciaal bestuur vau Zeeland, op het raadhuis te Goes, en verder op alle plaat sen alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaats-werken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden. Op maandag, dingsdagen woensdag vóór de besteding zal de noodige aanwijzing in loco worden gedaan, en nadere in- formatiën zijn te bekomen aan het bureau van den hoofd ingenieur van den waterstaat jhr. Ortt te Middelburg, en bij den ingenieur Bleckmann te Goes. Middelburg, den 10 december 1862. De commissaris des konings in de provincie Zeeland, R. W. v. LIJNDEN. KEMISGEVING. SLUITING DER JAGT OP KLEIN WILD. De kommissaris des konings in de provincie Zeeland maakt bekend, dat de sluiting der jagt op klein wild, met uilzondering van dio op houtsnippen (ook met schietgeweer in deze provincie, door gedeputeerde staten voor dit jaar be paald is op woensdag den een en dertigsten december aan staande, met zonsondergang, en dat het tijdstip van de slui ting der jagt op houtsnippen en waterwild nader zal worden vastgesteld. Deze kennisgeving zal in hel provinciaal blad geplaatst, en zullen afdrukken in plano aan de gemeentebesturen ter aan plakking gezonden worden. Middelburg, den 13 december 1S62. De kommissaris des konings voornoemd, R. W. v. LIJNDEN. BIAWEALANII. Middelburg 17 December. Een wensch dezer dagen door ons uitgesproken is spoedi ger vervuld geworden dan wij konden verlangen. In de zit ting der tweede kamer van zaturdag avond is de aanvrage om koncessie tot de afdamming van liet Sloe en het graven van een kanaal door Walcheren ter sprake gekomen. Uit het beknopt overzigt dat we van het verhandelde in deze zitting in ons noinmer van heden geven, kunnen wij echter niet met genoegzame zekerheid opmaken of de raededeeling van den minister al dan niet ten gunste eener spoedige beslissing mag worden uitgelegd. Voor dat wij dus op deze zaak ander maal terugkomen willen wij de bijbladen van de Staatscourant afwachten, waarin wij de redevoering des ministers woorde lijk zullen zien weergegeven. Eerst heden kwam ons in handen het een paar weken ge leden uitgegeven werk van tnr. G. A. Fokker, getiteld Ge schiedenis der loterijen in de Nederlandeneene bijdrage tot de kennis van de zeden en gewoonten der nederlanders in de XVe, XVIe en XVIIe eeuwen. Wij stellen ons voor binnen kort onze lezers met den in houd van dit werk, 't welk ons bij een vlugtig doorbladeren zeer belangrijk toeschijnt, eenigzins nader bekend te maken. Dit boek aan te kondigen is een taak die ons bijzonder toe lacht. Nadat wij nog kort geleden getracht hebben het ver derfelijke van de staatsloterij aan te toonen, is het niet onbe langrijk de geschiedenis dezer instelling te raadplegen, en na te gaan in hoeverre ook zij tot het door ons uitgesproken oordeel grond geeft. Daartoe geeft de verschijning van mr. Fokkers boek ons eene uitmuntende aanleiding. Inmiddels kunnen wij den lust niet weerstaan om eene enkele bladzijde, die waarmee de schrijver van zijne lezers afscheid neemt en waarop bij de opening van liet werk dadelijk liet oog viel, reeds nu af te schrijven. We laten haar hier volgen „Wij besluiten hiermede onze schets eener geschiedenis der nederlandsche loterijen. De lezer zal er uit kunnen zien dat deze instelling meestal streek heeft gehouden met de geestes- rigtingder tijden. In de XVe, XVIe en XVIIe eeuwen als eene nagenoeg godsdienstige handeling aangemerkt en bijna uitsluitend voor weldadige doeleinden aangewend, werd zij op het laatst der XVIIe en gedurende de geheele voor ons vaderland zoo roemlooze XVIIIe eeuw, tot bevrediging van speelzucht gebezigd, terwijl de staat haar als. raiddel van openbare inkomst aanwendde. „Het publiek is eenigzins wijzer, of althans in het bot vieren van zijnen hartstogt bedwongen geworden; maar de staat vertoont nog steeds het met den tijdgeest anachronistisch schouwspel van tie instandhouding eener openbare speeiin- rigting, die door het publiek vrij algemeen, door alle staat huishoudkundigen zonder uitzondering veroordeeld wordt, en waarvan koning Willem I zelf, in zijne aanspraak bij de opening der zitting van de staten generaal 1827/28, ge tuigd edat zij een schadelijken invloed op de openbare zedelijk heid uitoefent. Wel is het argument 't welk men sedert 40 jaren van regeringswege aan den aandrang tot afschaffing tier staatsloterij overstelt, dit namelijk: dat de schatkist deze bron van inkomst niet missen kan der regering ontvallen sedert wij jaarlijks vele millioenen schuld amortiseren, maar men gaat voort met het openhouden der publieke speelwin- lccls (meestal tapperijen waar de genever de loterij ondersteunt in het demoraliseren van den minderen man), alsof er nooit op de afschaffing ware aangedrongen en alsof de vier ton, die de loterij jaarlijks afwerpt, voor het behoud van het evenwjgt onzer finantien onmisbaar ware. „Maar ook het publiek draagt een gedeelte der schuld dat Nederland nog onder de zeer weinige staten behoort die door spel geld van de ingezetenen afpersen. De openbare meening is ten aanzien dezer zaak niet genoegzaam verlicht; zij ver heft hare stern niet krachtig genoeg om de regering te dwin gen het voorbeeld van Engeland, van Frankrijk, van België en van de meeste duitsche staten te volgen, die, de verderfe lijkheid der openbare of staatsloterij inziende, deze sedert vele jaren hebben afgeschaft. Tot eene voldoende opklaring van de openbare meening schijnt nog eene opzettelijke aan wijzing nootiig van de verderfelijkheid der staatsloterij uit een vegts-, zede- en staathuishoudkundig gezigtspunt. Het voornemen om zoodanig betoog te leveren gaf aanleiding tot een historisch onderzoek naar den oorsprong en den voort gang dezer inrigting, van wcL', onderzoek de uitkomsten in voorgaande bladzijden vervat zijn." Gisteren avond werd door het departement Middelburg der Nederlandsche maatschappij tot bevordering van nij verheid eene vergadering gehouden, waarin aan den heer E. N. F. van WnLeu, gezagvoerder van het barkschipMaria, door den voorzitter onder gepaste toespraak eene zilveren medalje met diploma werd uitgereikt. Zij was hem door de maatschappij toegekend, op de in julij te Deventer gehouden algemeene vergadering, voor een door hem ingezonden ex- trakt scheepsjournaal, gehouden naar het voorschrift van het Koninklijk nederlandsch meteorologisch instituut. De heer van Wulven werd ook door den voorzitter van de hier gevestigde kommissie van het meteorologisch instituut, jhr.W. IT. de Jonge, geluk gewenscht, en beantwoordde beide toespraken. De in deze gemeente aanwezige scheeps gezag voerders waren tot bij woning dezer vergadering uitgenoodigd. Verder werd de aandacht der vergadering bezig gehouden wet het beproeven van dertien soorten van branders voor gas-olie, door den heer M. Kruijsse ingezonden; terwijl ten slotte door jhr. A. W. Teding van Berkhout twee monsters van steenen grenspaaltjes ter bezigtiging werden gesteld die door de goedkoopte en deugdelijkheid verre de voorkeur ver dienen hoven de thans gebruikt wordende houten paaltjes. Zij kosten 20 cent, terwijl de houten f2,50 per stuk betaald wordeu. Volgens raededeeling van een der leden zullen de steenen paaltjes voortaan langs de provinciale wegen wor den geplaatst. In eene plegtige openbare zitting van het provinciaal ge- regtshof in Zeeland heeft heden raiddag de installatie plaats gehad van jhr. mr. Casper de Jonge, bij koninklijk besluit van den 31 oktober benoemd tot raadsheer in dat hof. De prokureur-generaal mr. M. Verbrugge brengt vooreerst hulde aan de nagedachtenis en de verdiensten van den overle den raadsheer mr. JohanWillem deBruijn van Melis- en Marie- kerke, wiens plaats jhr. de Jonge gaat innemen. Daarna her innert hij dat de uieuw benoemde raadsheer reeds kort na zijne bevordering tot dokter in de beide regten ten jare 1853 als plaatsvervangend kantonregter en ten zelfden jare als plaatsvervangend regter in de avrondissements vegtbank te Zierikzee werd benoemd en volgens sprekevs meening heeft hij ten jare 1859 zijne benoeming tot regter in dearrondisse-" ments regtbank te Zierikzee in de plaats van mr. J. P. van dei- Bilt, thans raadsheer in dit hof, daaraan tc danken gehad dat hij, niettegenstaande hem ook de betrekking van gemeente- sekretaris was opgedragen, zich niet heeft losgemaakt of willen losmaken van het regterlijk ambt maar daaraan steeds zijne voortdurende studie heeft gewijd. Thans door'skoniugs keuze tot de betrekking van raadsheer geroepen, acht de prokureur-generaal het overbodig den nieuw benoemde de verpligtingen dier gewigtige betrekking voor te houden, over tuigd dat hij aan het in hem gestelde vertrouwen zal beant woorden. Hij vleit zich tevens dat het hof door de gedane voordragt reeds de bewijzen heeft gegeven dat hij hier met beuschheid ingeleid en met welwillendheid ontvangen wordt. Tot. eene ge wensch te zamen werking in beider zoozeer verschil lenden werkkring beveelt spreker zich aan, onder aanbieding der verzekering zijner medewerking (laartoe, en in de hoop dat de nieuwe raadsheer, niettegenstaande de voorgenomen opheffing van dit hof, tot in lengte van dagen tot nut en ge noegen van zich zeiven eu anderen zijne nieuwe betrekking zal mogen bekleeden. Aan het daarop gevolgd rekwisitoor tot voorlezing van het koninklijk besluit van benoeming en der akte van eedsafleg ging door den griffier, op last van het hof, voldaan zijnde, neemt de voorzitter mr. C. W. E. Vaillant het woord. Hij zegt zich gaarne te vereenigen met het gesprokene door den prokureur-generaal ter nagedachtenis van mr. de Bruijn van Melis- en Mariekerke. die slechts weinige maanden geleden als raadsheer werd geïnstalleerd. Reeds meermalen was het hof tot eene installatie bijeen sedert de ingediende wet tot opheffing vsn dit kollegie. De aanstelling voor de betrekking van raadsheer is voor het leven en werd daarom steeds een bolwerk geheeten voor de handhaving van de burgerlijke vrijheid der ingezetenen. Wat in die wet stond is er met eene woordspeling uitgewischt. Er bestaat geen waarborg meer dat niet een der raadsheeren eerlang eene andere plaats zal worden aangewezen welke hij niet zal kunnen weigeren, wil hij zich niet van de hem voor het leven toegezegde inkomsten verstoken zien. De magistratuur verliest echter, volgens spre ker, hare waarde niet, al wordt zij in 's lands vergaderzaal met minachting bejegend. Onder verwijzing naar de verpligtingen des regters hoopt hij dat de leden van het hof zich steeds aangespoord zullen gpvoelen om volgens die verpligtingen hun ambt te beschouwen en te bekleeden. Zich vervol gens tot den benoemde rigtende, die zich voor zijne nieuwe betrekking beschikbaar heeft gesteld en zijn geboorteplaats, betrekkingenen vrienden heeft verlaten, heet bij hem welkom. Ook hij vertrouwt dat de plaatsing op de voordragt reeds een voldoend blijk van welwillendheid zal zijn en dat de betrek king naar behooren en onder de noodige,medewerking door den nieuwen raadsheer zal worden bekleed. De vereischten voor die betrekking opgesomd hebbende, drukt de voorzitter de hoop uit dat de benoemde met den zelfden geest als de overige leden van het hof zal bezield wezen en dat hij ook eenmaal met voldoening opzijn afgelegde loopbaan zal mogen terugzien. Na de voor hem bestemde plaats te hebben ingenomen, rigt de geïnstalleerde het woord tot het hof, den prokureur-gene raal. den griffier en de aanwezige leden der balie. Onder aan bieding zijner hoogachting en vriendschap, roept hij debein zoo zeer noodige medewerking en vriendschap van allen in. Daardoor hoopt hij in staat te zijn het in hem gestelde ver trouwen niet te beschamen en de plaats van den overledene, hoewel niet geheel, althans zoo veel mogelijk naar behooren te vervullen. De heer mr. P. J. G. van Diggelen, als waarnemend deken der orde van ad vokaten, beantwoordt namens de advokaten en prokureurs de tot, hen gerigte toespraak. Hij vertrouwt dat hunne tegenwoordigheid reeds het bewijs hunner belangstel ling zij. Hij brengt tlank voor de gesproken woorden en hoopt «lat zij zullen mogen vcrvukl worden, onder verzeke ring van wederkeerige hoogachting. Hij houdt zich overtuigd dat de nieuwe raadsheer de plaats waardig zal innemen van hem die te vroeg in de kracht zijns levens is weggerukt. Waai de balie met den overledene in aanraking kwam, stond zij steeds met hem in de beste verstandhouding, en zoo dit ook het geval moge wezen met den nieuwen raadsheer dan zal daardoor de goede regtspleging bevorderd worden waarop de provincie Zeeland steeds roemen mag. Naar wij uit Zierikzee vernemen, bestaat de voordragt voor regter in de arrouilissements regtbank aldaar, uit de heeren mrs. 1jhr. L. F. van Panhuys, substituut officier bij de avron dissements regtbank te Goes; 2. P. van der Meer Mohr kan tonregter te ITulst, en 3. A. P. Snouck llurgronje. regter plaatsvervanger te Middelburg. Goesschc courant.) In de jl. maandag te Neuzen gehouden vergadering van den gemeenteraad is de heer J. C. Steenkamp P.Wz. be noemd tot wethouder, in de plaats van den heer N. Grenu, overleden. Aangaande de keelziekte te Bruinisse, waaromtrent wij in onze vorige nommers eenige mededeelingen deden, vernemen wij nader dat het aantal lijders aldaar sedert onze laatste op gave van 9 december nog met elf is vermeerderd. Onder deze zijn er slechts drie van meergevorderden leeftijd de verdere gevallen kwnmen voorbij personen van 5 tot IS jaren. Ove rigens verklaren deskundigen dat de ziekte steeds kwaadaar dig blijft, doch niet zoo besmettelijk als bij den aanvang. Uit 's Hage meldt men ons, 15 dezer: „Terwijl men vertrouwt dat de policie thans voor goed een einde gemaakt heeft aan de ongeregeldheden waaraan zich

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1