ten. In de eerste plaats vroeg hij. of de kontrakten, die niet 1
volgens de nieuwe suikerregeling vernieuwd waren, uitbe
steed zullen worden en of de regering de kontraktanten in
Midden-Java te geinoet zou komen, voor wie die regeling
slecht werkte. Voorts vroeg hij, waarom het zoogenaamde
Banca-kontrakt tot levering van rijst en olie aan de chinesche
mijnwerkers voor 5 jaren wordt uitbesteed en hoe het met die
zaak was? Hij maakte vervolgens eenige opmerkingen over
de rede van den heer van de Putte, wat betreft de misbruiken i
bij het kuituurstelseldeze zouden bij partikuliere industrie
nóg veel talrijker voorkomen. Door het stelsel der regering I
zouden de voordeelen, die wij trekken, verloren gaan.
De minister van koloniën nam vervolgens het woord en
verdedigde zich, zoo goed als men bij totaal gemis van wel
sprekendheid eenigermate kan doen. Hij konstateerde dat j
11 sprekers zich tegen hem hadden verklaard en 4 de regering
hadden ondersteund. Men bragt hulde aan zijn karakter
maar ontzeide hem vertrouwen. Er behoorde z. i. moed toe
een beginsel voor een regtvaardig bestuur voor Indië voor te j
staan. Hij zou de speciale opmerkingen, zoo als die van den
heer van Bosse, over de begrooting zelve later bespreken.
Het wantrouwen van den heer van Voorthuysen wegens de
emancipatiewet was niet gegrond, want daaruit bleek niet ge
brek aan menschenmin cn christenzin. De beschuldiging dat
men het konsignatiestelsel wilde sloopen, was evenzeer onge-
grond. Men heeft geen stap daartoe gedaan, maar eenvoudig j
den weg bewandeld, dien vorige regeringen hadden ir.gesla- j
gen. Een andere grief was vrees voor slooping van het kul-
tuurstelsel en voor verlies der direkte inkomsten uit Indië. j
Het groote argument daartoe was de kultuurwet. Maar de
regering wil niet scheppen, hetgeen niet bestaat; de partiku-
liere industrie bestaat sedert jaren en is ouder dan de goever- 1
nements kuituur. De minister wil slechts betere regeling van
den bestaanilen toestandterwijl daardoor geen inbreuk
gemaakt wordt op het kultuurstelsel. Die wet is voor verbe
tering vatbaar, maar er is geen grond voor vrees, omdat de
regering niets wil doen zonder medewerking der wetgevende
xnagt. De wet leidt slechts tot ontwikkeling der beginselen
in het regerings reglement nedergelegd. De regering wil de
goevernemeuts kuituur in stand houden en geen der voordee
len opofferen, die Indië oplevert. De regering gaat voort, in
overleg met het indiseh bestuur, misbruiken in het kultuur
stelsel, die de opbrengst benadeelen, weg te nemen. Iedere
maatregel wordt getoetst aan het belang der schatkist. Toen
de indische regering hem voorstelde de afschaffing van de
pacht op de visscherijen, waardoor 5 ton zou verloren gaan,
heeft hij een ekivalent bedongen.
Men eischte het budget der toekomst, maar de regering ant
woordt, dat zij het kuituurstelsel niet wil sloopen. De voor-
noch tegenstanders van partikuliere industrie kunnen het
budget der toekomst geven, evenmin als de graaf van den
Bosch vooraf de resultaten van het kultuurstelsel in cijfers
kon geven. Maar de regering wil de indische begrooting bij de
wet vaststellen en dan kon men jaarlij ks de resultaten zien.
De heer Groen van Pnnsterer kwam daarna op tegen de
wijze, waarop het kabinet door zijn koloniaal beleid de eischen
van een konstitutionneel goevernement miskent. Hij was het
eens met den heer Fransen van de Putte en ook met de kon-
servatieven. Bij hem stond het batig slot niet op den voor
grond, maar wel het stoffelijk en zedelijk welzijn van den j
javaan. Hij waardeert de uitbreiding, die de grondwet heeft
gegeven aau meerdere inmenging aan de vertegenwoordiging 1
in koloniale zaken, maar wil niet verder gaan dan de grond- j
wet. Hij betoogde dat door de aanbieding der kultuurwet, j
die de hoofdgedachte was van de rigting van het kabinet, de
bevoegdheid der staten generaal te buiten was gegaan. Al I
wat de kultures betrof, was opgedragen aan den koning en i
aan den goevemeur-generaai, en de karner was onbevoegd
daarin te treden. In de tweede plaats waren de waarborgen
onthouden voor eene goede beoordeeling dier wet, want het
indiseh bestuur was niet gehoord en de memorie van toelich-
ting was oppervlakkig en onvolledig. Het kabinet behoorde
omtrent dergelijke kwestie homogeen te zijn, en de ministers
van binnenlandsche zaken en financiën hadden moeten deel-
nemen aan de diskussie. Spreker zag zoo naauw niet op de j
homogeniteit in dien zin, dat hij bij de behandeling van het i
budget van oorlog, geen verwijt aan den minister van binnen-
landsche zaken zou hebben gerigt. Hier moest men echter
uitmaken of men te doen had met den minister van koloniën
of met het kabinet. Spreker was nog onzeker, hoe hij zijne j
stem zou uitbreugen, maar hij verlangde niet de aftreding van
liet kabinet.
Het laatste gedeelte der zitting werd ingenomen door den
lieer Mijer, die verklaarde dat hij aanvankelijk had willen
zwijgen en tot bewijs daarvan eene rede hield, die eindeloos
scheen te zullen zijn. Hij voerde geen strijd tegen de ministers
maar tegen de rigting. Hij betoogde evenwel dat bij aftreding
van den minister van koloniën het kabinet moest wijken. De
minister van binnenlandsche zaken zet toch slechts de orga
nisatie van 1848 voort, uiaar de minister van koloniën wil eene
hervorming tot stand brengen.
Uit art. 56 van het regeringsreglement, dat tot dus verre j
voor ieder onduidelijk was. betoogde hij dat men het bestaande j
moest verbeteren maar niets nieuws scheppen. Alles was
overgelaten aan den goeverncur-generaal, en daarom achtte
hij eene groote grief tegen de kultuurwet, dat het indiseh be-
Stuur niet was gehoord. Door het stelsel van den minister zou j
het kultuurstelsel vernietigd worden, want twee strijdige ele- l
menten plaatste trien naast elkander. Op Java bestond hier
en daar vrije arbeid, maar veel wat onder dien naam doorging j
Was vermomde dwang.
Het was een wanbegrip dat de partikuliere industrie ouder j
was dan het kultuurstelsel, want de heer van den Bosch had
slechts op grooter schaal toegepast hetgeen bestond. Hij ver- j
langde een budget der toekomst in cijfers, want hij kende geen
grooter wanklank dan onafhankelijkheid van Nederland van
de koloniale baten, in den zin door de regering daaraan ge-
hecht. De heer van den Bosch kon geen cijfers geven, maar I
thans weet men wat men heeft. Spreker wil evenwel de bin
nenlanden niet voor de europeanen uitsluiten, wel voor chi
nezen, maar hij verlangt tevens uitbreiding van het euro-
peesch personeel.
De beraadslagingen over de begrooting voor koloniën zijn
in de zitting van heden hervat en nog niet afgeloopeuin
eene heden avond te houdene zitting zuilen ze \vqrdea voort
gezet. De heeren van Ileukelom en van der LindeVbenevens
de minister hebben het woord gevoerd ter verdediging der
regeringspolitiek. Onderscheidene sprekers hebben daarop
gerepliceerd.
mjïmLAMP.
Algemeen overligt.
Zoo wel omtrent de grieksche als omtrent de italiaansche
kwestie kunnen wij ons heden bepalen tot de mededeeling dat
ons geen belangrijk nieuws door de verschillende dagbladen
wordt aangebragt. Uit Triest werd alleen gemeld dat in
plaats van verkiezingen voor eene konstituerende vergade
ring, welke met de keuze eens konings zou belast worden,
door het voorloopig bewind tot het houden van direkte ver
kiezingen was besloten,welke op G decemoer waren begonnen
volgens een bengt uit Athene van dien dag had prins Alfred
reeds 2500 stemmen verkregen, terwijl geene enkele stem aan
eenigen anderen kandidaat was ten deel gevallen.
Overigens had het voorloopig bewind zes millioen obliga-
tiëu a pan uitgegeven tegen interest van zes per cent, met eene
premie van een per cent en met amortisatie van een per cent.
De inwijing van den nieuwen boulevard te Parijs heeft
gisteren met veel luister plaats gehad. De keizer en keizerin
I waren daarbij tegenwoordig en zijn door de tallooze volks
massa met luidruchtigheid begroet, terwijl ook niets verzuimd
was om op de gemoederen te werken en met welwillendheid
o. a. aan den heer Lévi, maire van het elfde arrondissement,
als chef de claque, met 0000 werklieden eene plaats op het
feestterrein was ingeruimd. Geen enkel bijzonder voorval
heeft deze lang verwachte feestelijkheid gekenmerkt.
Onder hetgeen overigens bij die gelegenheid door Napo
leon werd gezegd, was vooral belangrijk zegt La France
„dat de keizer verklaarde voor zich of zijn stamhuis het regt
1 niet te willen voorbehouden om aan de nieuwe boulevards
j namen te schenken. De volgende zal den naam dragen van
ltichard Lenoir, die zich van eenvoudig werkman tot een der
i beroemdste industriëlen van Europa heeft weten te verhef-
fen en zich aan het hoofd der arbeiders stelde om voor regt en
j billijkheid te strijden toen het vaderland in nood was."
In Italië zoekt men nog steeds naar een kabinet. Mag men
echter de Gazette gelooven, dan zou de heer Pasolmi er in
geslaagd zijn een ministerie zamen te stellen, hetwelk noch
een staatkundig, noch een administratief maar eer een geogra
fisch karakter bezit. Immers, een vlugtige blik daarop doet
ons de verschillende deelen van Italië daarin vertegenwoor
digd zien. Het bevat de volgende streken Emilië ^Pasolini
en Minghetti), Napels (Membrero en Farini), Savoye (Mena-
brea), Piemont (Petitti ,en Cassinisj, Genua (Ricci), Sicilië
(Aman). Toskané (Peruzzi).
Bij het ïieropenen der keurhessische kamer op 5 december
heeft de regerings-kommissaris Schuier in eene uitvoerige rede
het standpunt aangewezen van het kabinet tegenover de op
vatting der konstitutie door de kamer. Het budget werd
daarop ingediend terwijl de regering verklaarde met het
heffen der belastingen op den bestaanden voet te zullen voort
gaan tot dat de begrooting zou ziju aangenomen.
België.
Ter aanvulling van onze beide vorige mededeelingen om
trent den uitslag der antvverpsche gemeenteraads-verkiezin-
gen zij gemeld dat voor de 5e sektie extra inuros, de keer
d'Hane de Steenhuyze 1582 stemmen heeft erlangd, terwijl
de heeren Deisser en Bruynsiraeden, kandidaten der meeting
en Association liberal, 1345 en 1355 stemmen erlangden. De
kandidaat der Association libe'rale alle'e'n, de heer van Geert
vereenigde slechts öfifi slemnieu op zich.
Door deze verkiezingen is de positie der partijen thans
scherper afgeteekend en thans is de vraag hoe de personen,
die de stembus naar het raadhuis heeft gezonden, zich uit
hun neteligen toestand zullen redden. Het schijnt nog onzeker
te zijn of de heer Loos de betrekking van burgemeester al dan
niet zal blijven waar nemen.
Frankrijk.
In ons vorig nomiaer deelden wij de beschouwing van Le
temps mede omtrent de aftreding van het italiaansch ministe
rie llatazzi, wij willen ook de beschouwing van het Journal
des débats hieromtrent onzen lezers niet onthouden. Dat blad
slaat daarbij een veel heftiger toon aan dan het in den laat-
sten tijd gewoon is.
„Er was te Turijn een ministerie zeer ten gunste gestemd
van tie frausche alliantie het is thans gevallenwaarom Na
dat dit ten gevolge van de krachtigste maatregelen en de kan
sen eens burger-oorlogs trotserende aan Frankrijk een aller
noodlottigst konflikt had bespaard, zou een goed woord de
zegepraal der vrienden van Frankrijk hebben verzekerd. Dit
woord is echter niet uitgesproken. Nog geschokt door eene
zoo hevige verwarring hebben de ita iaueu de nota gelezen
van ouzen nieuwen minister van buitenlaudsche zaken, die al
hunne verlangens veroordeelt. Het ministerie, hetwelk op
zoodanige wijze Italics gehechtheid aan de fransche alliantie
beloont, heeft dergelijken slag niet kunnen overleven.
„Welk voordeel zal het fransch goevernement van dezen
val trekken? Onze diplomatie zou voorzeker kunnen zeggen
dat zij niet met een gunstig oog de italiaansche eenheid ziet,
dat de keizer bij het ondernemen van den veldtogt van Italië
vóór alles de fransche belangen op het oog had. Zij zou er
kunnen bijvoegen, als dit hare meening is, dat de officiële
erkenning van Italië het voorbehoud van reserves met be
let heeft telken male als de italiaanschei nationaliteit een
nieuwen stap vooruit deed. Maar zij neemt dan ook zeker
lijk zonder twijfel de konsekwentiën dezer verklaringen
aan. Welke zijn zij? Met een pennestreek ontheft men de
italianen van alle dankbaarheid. Frankrijk heeft in zijn
eigen belang Lombardije bevrijd, en als de italianen aan
deze mogendheid eenigen dank mogten verschuldigd zijn,
hebben zij dan het verkrijgen eener provincie niet meer dan
vergolden door den afstand van Savoye en Nizza? Hebben
zij die tegen den wil van Frankrijk verkregen, dan hebben zij
die slechts aan hun eigene stoutmoedigheid te danken. Voor
taan zullen er sommige hoogdravende uitdrukkingen buiten
gebruik blijven, zoo als: „wij hebben Italië vrij gemaakt."
Frankrijk voert oorlog voor een idee." Neen, voor
taan moet men zeggen: „wij hebben Lombardije veroverd,
wij hebben dit aan Piemont afgestaan, omdat dit ui ons voor
deel was, wij hebben ons Savoye en Nizza doen afstaan omdat
wij het eén goeden buit vonden. In 1859 was het ons belang
de italianen tot onafhankelijkheid op te roepenin 1862 is
het ons belang hunne pogingen om ten eenenmale onafhan
kelijk te worden tegen te gaan. In 1862 moet even als in
1859 onze wil geschieden en het lot der italianen regelen!" Zeer
wel, maar als dit zoo is, dan kan men thans de italianen niet
ineer van ondaukbaarheid beschuldigen, en ziedaar hen dus
bevrijd van twee refreinen, welke hun ondragelijk begonnen
te worden„wij hebben op edelmoedige wijze bloed en geld
veil gehad ter uwer bevrijding," „gij zijt daarvoor niet
dankbaar genoeg." Arme heden, zij onderstelden dat Frank
rijk ten hunnen voordeele had gearbeid, terwijl hel dit slechts
in zijn eigen beh.ng deed; zij meenden zich in gemoede tot
eenige dankbaarheid verpligt. Het was eene dwaling! Maar
was het in waarheid wel verstandig, was liet wel ui over
eenstemming met het belang van Frankrijk hun deze illusie
te ontnemen?"
De laatste parlements diskussiën nagaande, komt de schrij
ver van dit artikel, de heer Eug. Yung, tot de volgende kon-
klusie Op welke wijze ook het nieuw ministerie zal worden
zamengesteld, duidelijk is het dit wij, door het ministerie
llatazzi niet te ondersteunen, vertiuuwde vrienden dooi koele
vrienden zullen hebben vervangen.
„Ziedaar wat wij voor hetoogenblik hebben gewonnen. De
beroemde nota van den generaal Durando heeft het nadeel
gehad beweert men van Garibaldi in het gelijk te stel
len. Hebben wij echter niet eer den vervvonnene van Aspro-
monte in het gelijk gesteld? Immers terwijl er op de romein-
sche grenzen een onoverkomelijke scheidsmuur is, welken de
italianen door geweld noch overreding kunnen wegruimen
en achter welken hunne verdrukte landgenooteu hen te ver
geefs roepen, was dan hun gedrag zoo af te keuren, toeu zij er
zich met het hoofd tegenwierpen e\eu als de polen zich tegen
het russisch despotisme op bloedige wijze ter dood brengen.
„Wij hebben zonder twijfel goede redenen om hem te ver
wijten „vereenigd te wezen om vrij te zijn." Een is er die
wij in de dagbladen vinden, welke de eenheid van lialië vij
andig zijn, en welke wij tot onze verwondering in de nota van
onzen minister van buitenlandsche zaken hebben teruggevon
den. Omdat de engelschen ten gunste van Italië meetings
houden zegt de minister moeten wij ons koel betoonen.
Volgens deze redenering zou onze staatkunde bestaan in het
volgen van het tegenovergestelde der engelsche denkbeelden.
Is dit ons systeem, dan zal Engeland al bijzondergemakkelijk
onsoverwigt in Europa kunnen doen verdwijnenslechts hun
invloed in de plaats van den onzen stellende door de bescher
mers te worden van hen, die wij beschermen. Dit geeftal reeds
vrij goede resultaten, waaronder men de kandidatuur van
prins Alfred kan noemen. In het Oosten toch hebben wij
tegen Rusland oorlog gevoerddaarop maakten wij gemeene
zaak met Engeland te Konstantinopel en te Athene, toen
deze mogendheid haar invloed tegen Rusland bleef keeren.
Gedurende deze wending verkreeg Engeland zeer vasten voet
aan het turksche hof. en thans vragen de grieken aan Enge
land een koning. Griekenland is wel een klein land, het heeft
evenwel de gelegenheid gevonden oin niets meer of minder
aan Engeland dan het oostersch rijk te geven. Italië daaren
tegen is reeds een groot rijk en als de kleine grieksche bevol
king onze staatkunde in plotselinge verwarring kan brengen,
moeten wij ook niet al te zeker zijn dat er voor ons geen de
minste nadeelige kans bestaat bij de verkoeling jegens ons
eener edele natie, die aan onze grenzen herleeft door de vrij
heid. Is het reeds niet te veel dat deze natie er toe geleid isoin
liefde op te vatten voor de engelschen, waartoe zij geene toena
dering gevoelde, en minder de franschen genegeu te zijn, die zij
liefde toedroegen? Daarbij ontwringt Engelaud ons zonder op
offering en zonder moeite wat wij door dc wapenen verkregen,
daar wij onze aangevangen rol laten varen, zoodra zij die
opnemen! Wij verleenen onzen bijstand aan de natiën ora
haar te bevrijden en vervolgens in handen der engelschen over
te leveren, als zij versterkt zijn door onze overwinningen
Zou men ook aanleiding vinden als men naar den kant van
het Oosten of van Italië den blik werpt deze melancholische
opmerking te maken: de franschen weten te overwinnen, de
engelschen weten daarvan partij te trekken."
„Sic vos non vobis aan wien ligt echter de schuld." Onze
vrienden zetelden inde raadsvergaderingen van Italië; wij
hebben zorg gedragen hen daaruit te verwijderen. Wij ont
heffen zelve de italianen van alle dankbaarheid jegens ons
wij staau hen bij terwijl zij verdeeld zijn en terwijl zij veree
nigd ziju ten getale van twee en twintig milioen menschen,
geven wij welligt aanleiding dat zij zich tegen ons keeren.
Men zegt ons dat de italiaansche eenheid tegen het belang
van Frankrijk is, zonder zich de moeite te geven waarin en
waarom dit het geval zij. De feiten spreken echter duidelijk
genoeg om te doen zien dat de italianen reeds krachtig ge
noeg zijn dat hunne vriendschap waarde bezitte. Is het nu wel
Yoorzigtig deze vriendschap willekeüïig we1** te werpen!"
Italië.
Op een adre"S. van de vereeniging der werklieden vau
Samuium heeft Garibaldi het volgende geantwoord
„Zeer waarde broeders, ik betuig u mijn dank voor de