MIDDELBURGSCHE C 0 U R ANT. N°-147. Dingsdag v 1862. 9 December. Editie van maandag avond 8 ure. AANBESTEDING. Op vrijdag, den 19 december 1S62, des voormiddags ten 10 ure, zal, onder nadere goedkeuring door den commissaris des konings in de provincie Zeeland, of bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den watérstaat, in het lie district, aan het lokaal van het provinciaal bestuur, te Middelburg, worden aanbesteed Het maken eener nieuwe brug met gemetselde landhoofden en leggers van getrokken ijzer, in de Groote Kraag, over de rijkswaterleiding beoosten het kanaal van Neuzeo Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrijving. Het bestek ligt ter lezing aan het lokaal van het ministerie van binneniandsche zaken, aan dat van het provinciaal be stuur van Zeeland, te Middelburg, en op alle zoodanige plaat gen, alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaatswerken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden. Zullende den 7en en den dag vóór de besteding denoodige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts nadere inlichtin gen te bekomen zijn aan het bureau van den hoofdingenieur van den waterstaat jhr. J. R.T. Ortt, te Middelburg, en bij den ingenieur H. S. J. Rose, te Neuzen. 's Gravenhage, 18 november 1862. Namens den minister van binneniandsche zaken, De secretaris-generaal, J. SCHR6DER. IH WE VUAV itli(l(lelbui's§ December. In de memorie van beantwoording omtrent de begrooting van uitgaven voor den aanleg van staatsspoorwegen, dienst 1863, zoo even ontvangen, lezen we o. a.„De aanvragen om koncessie voor de afdamming van het Sloe in verband meteen kanaal door Walcheren is onderzocht. Al is het volgens den aanvankelijken uitslag van dat onderzoek voor den spoorweg onverschillig of de overgang van het Sloe geschiede door mid del van overbrugging dan wel door afdamming, zou de minis ter aan de laatste gaarne de voorkeur geven. Intusschen moet de vraag nog worden overwogen, of de afdamming van het Sloe door den veranderden loop der stroomen niet nadeelig zou kunnen zijn voor de reede van Raminekens. In het be lang toch van tien zeeuwschen spoorweg is het t olstrekt noo- dig, dat de haven van Vlissingen en de reeden in hare nabij heid veilige ligplaatsen voor de binnen vallende schepen blij ven. „In elk geval zou. indien tot de afdamming werd besloten, vooraf het kanaal door Zuid-Beveland voltooid moeten zijn. Het zelfde aeldt van de afdamming der Ooster-Schelde. En daar voor de geheele voltooijing van dat kanaal nog ten min ste twee jaren noodig zijn, bestaat er. naar't schijnt, geene dringende reden om in verband met de voortzetting van den spoorweg dadelijk eene beslissing te nemen betrekkelijk de afdamming van het Sloe." Woensdag aanstaande, des namiddags ten één uur, zal de gemeenteraad alhier eene openbare zitting houden, ter behan deling der volgende onderwerpen missive van gedeputeerde staten, goedkeuring raadsbesluiten; idem van D. Dronkers, nader verzoek om koncessie vlissingschen straatweg; idem van kuratoren van het gymnasium, jaarwedde, vakature kon- rektoraat; idem van de plaatselijke schoolkommissie, ontslag van den hulp-onderwijzer Ilanssens-, idem van het burgerlijk armbestuur, staat van het maximum der verpleging 1863; be noeming van een gemeenie-opzigter aangehouden stukken. Heden heeft alhier bij herstemming de verkiezing plaats gehad van twee leden voor de kamer van koophandel en fabrieken. Voor de vervulling der vakature door gewone aftreding ontstaan waren 3 t biljetten ingeleverd.waaronder 1 in blanko. Het getal geldige stemmen bedroeg alzoo 33. Gekozen werd de heer mr. W. C. Borsitis met 19 stemmen. De heer C. J. van TJije bekwam stem en de heer J. J. I. Sprenger 13 stemmen. Voor de vervulling der vakature ontstaan door het vertrek van den heer G. de Bruyne waren 32 biljetten ingekomen. Daarvan was er een in blanko en een van onwaarde, zoo dat het getal geldige stemmen 30 bedroeg. De heer P. de Bruyne bekwam 17 en de lieer II. C. Engelberts 13 stemmen, zoo dat eerstgenoemde is verkozen. Het aantal lijdprs aan de tegenwoordige keelziekte is te Bruinisse toegenomen, zoo dat dit den 2 dezer in het geheel dertig beliep, van welke zeventien zijn hersteld, zes overleden en zeven onder behandeling. Het verdient opmerking, dat de laatste ziektegevallen van minder ernstigen aard zijn en hoop op herstel geven. Tot nu toe is het niet. gebleken dat er zich ernstige nazickten hebben voorgedaan. Ook te Vlissingen is de ziekte uitgebroken in een huisge zin, waar drie kinderen zijn aangetast, van welke twee zijn overleden. Aan den arrondissementsijker B. P. Moors, is met den 1 januarij e. k. standplaats aangewezen te Goes, in de plaats van den heer D. P. Broekman, die naar Zierikzee vertrekt. Uit Groningen meldt men ons „Ter vervulling van de betrekking van hoogleeraar, welke inde fakulteit der wijsbegeerte en letteren aan onze hooge- school met 1 januarij aanstasrJe ,zal openvallen door het aan professor F. C. de Greuve te verleenen emeritaat, is een twee tal voorgedragen, bestaande uit dr. A. Pierson, te Rotterdam en jonkh. H. van der Wijck, te Leiden.*' Men schrijft ons uit 's Gravenhage van 7 december „De diskussiën over de begrootingswetten in de tweede kamer zijn in den laatsten tijd zeer belangrijk en houden de algemeene aandacht in hooge mate gespannen. Eiken dag zijn de openbare tribunes met vele belangstellenden bezet, die afwisselen naar gelang van het onderwerp; bij de behande ling der budgetten van marine en oorlog hadden de gouden en zilveren epauletten de meerderheid wanneer het andere hoofdstukken geldt zijn zij in de minderheid en worden zij door de zwarte jassen en rokken overschaduwd. Had men bij de diskussiën der allerlaatste dagen goed opgelet, men had zeker uit verscheidene rokzakken op de tribunes suikerkon- trakteo zien steken, want de debatten werden met warmte gevoerd over de koloniale politiek en over het meerdere of mindere gevaar, dat de geliefde millioenen van het batig saldo loopen. Ik zal niet in de bijzonderheden van dien strijd tre den, dien gij dagelijks in beknopte verslagen voor uwe lezers fotografiëert. Maar ik wil slechts wijzen op het meer en meer toenemende gevaar van verwerping van het budget van kolo niën. Zoo het er door komt, zal liet vermoedelijk slechts met eene onbelangrijke meerderheid zijn, want eiken dag, dat het debat langer duurt, rijzen er meer tegenstanders van den minister op, om hem te bestrijden en onder de sierlijkste rhetorische bloemen zijn politiek doodvonnis aan te kondi gen. Op den heer Groen van Prinsterer en diens vrienden mag hij in zekere mate rekenen, want daar deze vrij stellig aangekondigd heeft dat hij tegen, zal steramen, mag men ver wachten dat hij. als naar gewoonte, bij de stemming weder omdraaijen en vóór stemmen zal. Immers om van de won derlijke antecedenten van den heer Groen van Prinsterer uit vorige jaren niet te spreken heeft hij van die konsekwentie een kleine veertien dagen geleden weder een schitterend be- wijs gegeven door in het algemeen vóór het budget van bin neniandsche zaken te spreken, maar er tegen te stemmen. „De zaak van den minister van koloniën kan echter door niemand meer benadeeld worden dan door hem zeiven. De zwakheid en onhandigheid van zijne verdediging op giste ren was weder zonder voorbeeld; de schoonste gelegenheden, die hij had om de drogredenen zijner tegenstanders naakt ten toon te stellen en in nare bespottelijkheid kenbaar te maken, de nitmuntendste aanleiding die voor hem (een man, metoos- tersche toestanden uit ervaring bekend) bestond om in een helderlicht te plaatsen hoeveel er in de luchtgeschermd wordt en hoe velen ten eenemale onbevoegd zijn om een oordeel over deze zaken te vellen, liet hij ongebruikt voorbij gaan. Hij heeft zoo weinig heerschappij over zijne taal, dat hij meermalen het omgekeerde zegt van hetgeen hij meent en, in zijn zoeken naar woorden, niet zelden veel sterker eu geprononceerder uit drukkingen gebruikt dan bij blijkbaar voornemens waswoor den waarop hij dan naderhand met groot leedvermaak door zijne tegenstanders gewezen wordt. De eindstemming over dit budget zal, gelijk de heer van Bosse reeds voorspeld heeft, eene verwarring van talen en tongen zijn; in de wederzijd- sche kampen zal men namen vinden, die men er niet verwach ten zou. want allerlei redenen zullen de stem der leden bepa len. Niet allen, die tegen zullen stemmen zijn konservatieven op koloniaal gebied, en niet alle voorstemmers zullen in den minister van koloniën den man naar hun hart hebben gevon den. De vraag is ook niet zonder gewigt, of de verwerping van dit budget den val van het geheele ministerie ten gevolge moet hebben, dan wel alleen de vervanging van den minister van koloniën dooreen anderstaatsman. De heer van Bosse heeft dit laatste dezer dagen trachten te betoogen. terwijl de heer Groen van Prinsterer gisteren de eerste stelling voorstond. „Het is niet te ontkennen dat er ontzettend veel in de lucht geschermd wordt, en de feiten, waar het op aan komt, ver dronken worden in een oceaan van woorden. Van alle rede kunstige windselen ontdaan, komt de vraag die in debat is eigenlijk alleen hierop neder: zullen nederlanders vrijelijk kuituurondernemingen op Java mogen oprigten? Want nie mand is dwaas genoeg het kuituurstelsel te willen afschaften, hoe dikwijls dit ook beweerd wordt. En aan den anderen kant is het even onwedersprekelijk dat er sinds langen tijd, sinds lang vóór de invoering van het kultuurstelsel vrije kul- tuurondernemingen bestaan. Te betoogen dat vrije arbeid niet bestaan kan, is louter tijd verkwisting, wanneer de bewij zen geleverd zijn dat zij in werkelijkheid bestaat, en niet sedert heden of gisteren, maar sedert bijna een halve eeuw. Maar tot nog toe hing het steeds van de willekeur van hoo- g.ere en lagere autoriteiten af, of men eene landbouwonder neming zou uiogen oprigten, en dit nu wil de tegenwoordige liberale koloniale partij tot een gemeen règt gemaakt hebben* „Over het koloniaal debat schrijvende, mag ik niet nalaten den diepen indruk te konstateren, dien de uitgebreide rede voering van den heer Fransen van de Putte jl. donderdag ge maakt heeft, een betoog zoo zeer door geleidelijkheid, duide lijkheid, gevatheid en gematigdheid uitmuntende, dat het de algemeene goedkeuring der kamer wegdroeg. De heer Fransen van de Putte regtvaardigde volkomen den goeden dunk, Uien men door zijne vroegere redevoeringen van hem opgevat had en is op den weg om de leider der liberale kolo niale partij te worden, die zonder schokken vooruitgang be oogt. Die partij, door de aftreding van den heer van Hoëvell nu eigenlijk zonder erkend hoofd in de tweede kauier, kan. niet anders dan eenheid en kracht winnen, wanneer zij zich onder zulk een aanvoerder schaart. „Delevendige koloniale diskussiën hebben alle andere belan gen naar den achtergrond doen wijken en wat al te spoedig den sluijer der vergetelheid doen nederdalen op de verschil lende fasen der debatten over het budget van oorlog. Uit een algemeen oogpunt waren daarbij het meest opmerkelijk de inzigten van den minister van oorlog over het schrijven door officieren, hetgeen hij zeer ondeugend vond en strijdig met de krijgstucht, bovenal wanneer men de loftrompet niet stak over alles wat de minister en de hoogere officieren deden. Zijne excellentie, die daarbij keurhessische gevoelens aan den dag legde, en zelfs de militaire artikelen in De gids afkeurde, scheen ten eene male vergeten te zijn. dat er een artikel in de grondwet staat, luidende: „Niemand heeft voorafgaand ver lof noodig om gedachten eu gevoelens door de drukpers te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet," Niemand en dus een officier ook nietmaar ver grijpt deze zich, dan moet hij in regten vervolgd, niet disci plinair gekweld worden. Misschien echter verbeelden zich enkele ministers van oorlog boven de grondwet te staan, maar in ieder geval behoort zulk een minister niet in dit ministerie, welks hoofd aan het indisch drukpers-reglement den naam gaf van „gewrocht der duisternis" en het dra- konisch noemde. „Zijn wij wel onderrigtdan zou zijne excellentie den. minister van oorlog door de verdiende teregtwijzing. welke hij van den heer van Heukelom ontving, niet tot beter in- zigt zijn gebragt, maar in tegendeel zijn hart nog verhard hebben. Men spreekt namelijk van eene cirkulaire welke j hij dezer dagen aau de kommanderende generaals en hoofd- j officieren zou hebben uitgevaardigd, om nog eens zijne ver- ontwaardiging uit te drukken over officieren die artikelen of boekjes schrijven, waarin ongunstig over maatregelen van den minister of over andere officieren gesproken wordt. Officieren die de grenzen der bescheidenheid in geschrifte overschrijden en personen op lasterlijke wijze aanranden zullen wel door niemand in bescherming genomen worden. Doch uitde afkeu ring van den minister over het gematigde artikel in het mei- nommer vau De gids blijkt genoegzaam dat hij eigenlijk een inwendigen afkeer heeft van alle geschrijf over militaire zaken, lasterlijk of niet, en geen officier dus. die zich niet aan onaangename bejegeningen wenscht bloot te stellen, zal ver moedelijk meer iets durven schrijven, al ware het zelfs over het grieksche vuur of over de brandspiegels waarmede Archi medes de vloot van Syrakuse in vlammen zette. Mag ik mijne berigtgevers vertrouwen, dan moet „krijgstucht" en altijd weder „krijgstucht" schering en inslag van de bewuste cirku laire zijn. en zouden degenen die daartegen zondigen (met an dere woorden, zij die niet den onvoorwaardelijken lof van den minister en hunne superieuren uitbazuinen) de hooge onge nade van den minister te duchten hebben. Men zal nu zeker met 1 januari/ wel de staking der uitgave van „Met vaandel" en de „Nieuwe (militaire) spectator" kunnen verwachten,want onder zulk een letterkundig schrikbewind moeten die tijd schriften wel onmogelijkheden worden. Mogt het gerucht waarheid behelzen en het bestaan der eirknlaire bevestigd worden, dan is het te hopen dat eene interpellatie in de kamer den minister in de gelegenheid stelle om aan te toonen dat zulk een maatregel van zijne zijde door de omstandigheden gewettigd wordt. Zijne losse verklaringen bij de diskussiën over het budget van oorlog waren daarvoor niet voldoende." Benoemingen en besluiten. makine. Pensioen verleend, ten bedrage van f 1664, met ingang van den 1 dezer, ter zake van langdurigen diensttijd aan den gewezen hoofdingenieur iler marine P.Schuyt Jz.. en aan den gewezen adjuukt-kommies van aanneming der marine H. Lammens, van f 666. Kerk- en selioolnieuws. De heer J. J. Gobius du Sart, predikant te Raamsdonk, heeft voor het op hem uitgebragt beroep naar Wolfaartsdijk bedankt. Naar wij vernemen heeft de heer J. Posthumus Meijes, predikant bij de nederduitsche hervormde gemeente te Gro ningen, voor het beroep naar Rotterdam bedankt. Tot hoofdonderwijzer der gemeente Koudekerke is be noemd de heer P. Visser, hoofdonderwijzer te Schelluinen. Op de laatstgehouden bestuursvergadering der gewes-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1