temps den volgenden veel beteekenenden brief geschreven,
waarvan de inhoud ook in Nederland overweging verdient:
„Mortefontaine, maandag.
„Ik heb met groote belangstelling in uw dagblad de behan-'
deling der zaak van Rosalie Doize gelezen. De advokaat dier
ongelukkige heeft teregt opgemerkt dat de geheele procedure,
ten gevolge waarvan zij ten onregte veroordeeld is als vader-
moordenares, eene menigte nuttige leeringen bevat.
„Ik wil mij echter veroorloven nog eene opmerking te voe
gen bij alle welke reeds door dien geëerden en geachten ver
dediger op den voorgrond zijn geplaatst zoo wel omtrent het
misbruik der eenzame opsluiting als omtrent die wreede inter
pretatie-manie, welke een gebaar,eene on willekeurige'beweging
ten nadeele van den beschuldigde uitlegt, door er eene on
derstelde gedachte aan vast te knoopen, gelijk onder ande
ren bij die wonderlijke interpretatie het geval was „gij dacht
aan uw vader toen ge op de tanden knarstet" als of het een
raensch e-eo-even was, hoe talentvol ook, om eene gedachte te i
raden.
„De ongelukkige waarvan hier sprake is, was schuldig ver
klaard aan vadermoord, op de gruwelijkste wijze bedreven.
Men kan hieromtrent volstrekt geene verivijtingen doen aan
de jury. daar er bekentenis had plaats gehad van de zijde der
beschuldigde. Alle verantwoordelijkheid dezer treurige dwa
ling rust op hen. die de bekentenis haar hadden ontwron
gen, en op de morele pijniging, waarvan deze het gevolg was-
geweest. Men mag zich zelfs verheugendat, door eene geluk
kige tegenstrijdigheid, die jury, bij de schuldigverklaring dezer
vrouw aan deze schandelijke misdaad, toch nog verzachtende
omstandigheden heeft aangenomen, welke zoo wel door den
aard des misdrijfs als door de gruwzame wijze waarop het was
volvoerd schenen uitgesloten te worden. Waren deze verzach
tende omstandigheden niet aangenomen, de doodstraf zou
onvermijdelijk zijn ten uitvoer gelegd, daar gratie, in derge
lijke omstandigheden, hoogst moeijelijk te verleenen ware
geweest. Welnu! in dat geval zou alles gedaan geweest zijn
en eene revisie volgens onze wetten onmogelijk, omdat
door de exekutie van een der veroordeelden, geene tegen
spraak meer kon plaats hebben tussclien personen, voor de
zelfde misdaad veroordeeld. Derhalve zou de dwaling onher
stelbaar geweest zijn, zoo deze dwaling der menschelijke gereg-
tigheid een aller uiterstaresultaat had gehad. Dit is mijns
inziens meer dan eene leemte of eenvoudige kontradiktie in
onze wetgeving; dit is eene groote onzedelijkheid.waarvan de
opheffing meer dan noodzakelijk is. Niets zou beletten, dunkt
mij, dat er een kurator werde gegeven voor de nagedachtenis
van een onregtvaardig veroordeelde, ten gevolge waarvan op
tegenspraak met hem, het geding van kontrariëteit en revisie
kon gevoerd worden. Bij ontstentenis van den ongelukkigen
teregt gestelde, dien men niet meer in het leven kan terug
roepen, bestaat er immers nog een uitgestrekt belang voor
zijne nagedachtenis, voor zijne kinderen, voor zijn huisgezin,
dat zijne onschuld worde erkend en uitgesproken. Ook de
geheele maatschappij heeft hierbij belang, die altijd lijdt
bij het schouwspel eener groote en treurige dwaling, welke
onherstelbaar is, en een voortdurend protest schijnt tegen de
menschelijke geregtigheid en zedelijkheid.
„Mogt deze opmerking, welke zonder twijfel aan geen
enkelen regtsgeleerde ontsnapt is, u gegrond voorkomen, dan
verleen ik u de vrijheid deze publiek te maken.
Overigens zou eene inschrijving voor deze ongelukkige
kunnen geopend worden, in welk geval gij mij voor eene som
van honderd franken daaronder kunt opnemen, welke gij wel
de goedheid zult hebben ten mijnen huize te doen ontvangen.
Odil.on BarrOt."
Een zeer streng „communiqué" is door bet ministerie
van binnenlandsche zaken gerigt aan Le temps en L'union,
welke dagbladen van hun verschillend standpunt in het ver
bod van de paters Redemptoristen om zich te Morlaix te vesti
gen eene schending der vrijheid van godsdienst zagen. Het
„communiqué" betoogt dat deze vrijheid volstrekt niet is ge
schonden, maar erin tegendeel blijk is gegeven „van negroot-
ste verdraagzaamheid."
De heer Edmond Texier levert dezer dagen in Le siècle
eene beschouwing over „de crèches." Bij de groote versprei
ding van deze instelling over Europa, zijn er toch landen
waar „de crèche" niet bestaat. Ziet hier hoe men in de graaf
schappen, wanr men ze niet kent, handelt. Uit eene enquête
onlangs te Nottingham gehouden omtrent de oorzaak der
groote sterfte onder de kinderen, is gebleken dat een lid van
het gemeentebestuur aldaar jaarlijks 400 gallons laudanum
verkocht, waarvan de helft ongeveer voor kinderen, werd ge
bruikt. De ontzaggelijke menigte druppels in één kan zal ge
schikt zijn om zich een denkbeeld te vormen van de groote
massa laudanum welke deze 400gallons of 900 kannen verte
genwoordigen en tevens van de groote menigte kinderen welke
daarmede in een kunstmatigen slaap worden gedompeld en
naar het graf gesleept opdat de vader en moeder naar hun
werk kunnen gaan. Dit alles zegt de heer Texier is niet
te wijten aan deze arme fabriek arbeiders, maar aan hen, die
liefdadige instellingen kunnen stichten om deze barbaarsche
gewoonte tegen te gaan. Te Manchester is deze narcotische
drank, welke aan de arme kinderen wordt toegediend om te
slapen en „tegen den honger," bekend onder den naam van
God frey's cordial.
De chinezen-aldus eindigt de heer Texier zijn naar
mijne opinie meer logisch en minder wreed zij dooden som
tijds hunne kinderen even als men honden en katten ver
drinkt, maar dit lijden duurt slechts een minuut.
Men spreekt in de parijssche politieke wereld zegt de
korrespondent van L'indépendance beige van twee huwelij
ken, welke ik wil melden, zonder echter den graad der geloof
waardigheid daarvan te kunnen beoordeelen. Het eene zou
het huwelijk wezen van prinses Anna Murat met den hertog I
van Leuchtenberg. het andere nog minder aannemelijk
is dat van prinses Marie, zuster van genoemden hertog van I
Leuchtenberg, met koning Victor Emmanuel.
Griekenland.
La France bevat het volgende
De laatste berigten uit Athene melden dat hetengelsch-
grieksch komité de biografie van prins Alfred heeft doen
drukken. De exemplaren daarvan worden door geheel Grie
kenland met eene fotografie van den prins op alle moge
lij ke wijzöh verspreid.
„Wij vernemen ter zelfder tijd dat een hoofdofficier der
koninklijke engelsehe marine, belast met eene zending betref
fende marine-zaken, bij de admiraliteit eene memorie heeft
ingediend, waarbij hij betoogt dat Griekenland eenmaal zeer
goede zeelieden aan de engelsehe vloot kan leveren.
„Dit alles heeft een belangrijken indruk te weeg gebragt
op de leden der admiraliteit en verbergt naar men meent een
der belangrijkste zijden der grieksche kwestie."
„Volgens een gerucht aan den Pyraeus in omloop zouden
de engelschen een depót van kolen oprigten op het eiland
Lemnos in de Egeïsehe zee. Wij weten niet in hoeverre dit
gerucht gegrond is mogt dit echter het geval wezen, dan zal
iedereen net gewigt daarvan beseffen. Het eiland Lemnos
toch, op kleinen afstand der Dar dan ellen, is een belangrijk
strategisch punt. Als de engelschen aldaar een depót van
kolen oprigtten dan zou men dezen maatregel als eene be-
I dekte in bezit neming kunnen beschouwen. Men weet wat zij
in de Roode zee hebben gedaan ten opzigte van Perim, het
welk zij slechts tijdelijk zouden bezetten."
L'opinion nationale heefteen woord durven uitspreken
dat een belangrijken indruk zal maken. Sprekende van de
kandidatuur des hertogs van Leuchtenberg en van prins
Alfred, zegt dit bladMen zegt ons dat de kandidatuur van
prins Alfred slechts eene intrige is die op niets zal uitloopen
Wij hopen het, en gelooven in allen gevalle „dat een oorlog
niet zoo nabij is."
Er is een nieuwe naam op de kandidaten lijst voor den
grieksehen troon verschenen, namelijk die van denjongsten
broeder des konings van Zweden, prins Nicolaas August, her
tog van Dalecarüe. Ilij werd geboren 2i augustus 1S31 en
schijnt het voordeel te zullen genieten van eenigen steun bij
Frankrijk en Rusland te hebben, welke met meer kracht tegen
den engelschen invloed en prins Alfred zullen kunnen wer
ken met dezen kandidaat, die niet door het protokol van
1832 wordt uitgesloten, dan met hun hertog van Leuchten
berg, welk stamhuis overigens ook niet gelukkig is in zijne
kandidatuurschappen voor troonen. Men zal zich herinneren
dat de vader van dezen grieksehen kandidaat even ongeluk
kig geweest is betrekkelijk den belgischen troon als zijn zoon
thans waarschijnlijk in de grieksche aangelegenheden zal
wezen.
UitMunchen wordt aan de Augsb. Zeitung geschre
ven dat het voorloopig grieksche bewind zich in groote
raoeijelijkheden ziet gewikkeld. Eene uitgeputte schatkist,
eene menigte van sollicitanten naar betrekkingen zijn de
grootste. Daarbij schijnt men niet bijzonder veel gerustheid
te kunnen koesteren omtrent bet leger, terwijl eindelijk bij
de aanstaande verkiezingen hevige onlusten worden tegemoet
gezien.
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN.
De staatsloterij.
II.
Wij gaan thans over tot de beantwoording der tweede vraag
n. 1. of de staatsloterij kan genoemd worden „een noodzake
lijk kwaad"? Of liever (want van „noodzakelijk kwaad"
moest men eigenlijk niet spreken) het waar is, dat uit de
afschaffing der staatsloterij een kwaad zou voortvloeijen nog
grooter dan dat 't welk een gevolg is van haar bestaan
Het is mode geworden om deze laatste vraag zonder aar
zeling toestemmend te beantwoorden. „De staatsloterij"
zoo hoort men redeneren „is, even als de publieke huizen,
een kwaad dat men gedogen moet om grooter kwaad te
voorkomen; een veiligheidsklep in één woord. Zoo zij
werd afgeschaft, zouden de burgers, in spijt van alle verbods
bepalingen. zich overleveren aan de exploitatie van de heb
zucht van partikulieren en van vreemden men zou doen in
't geheim en zonder kontröle. wat thans in 't openbaar en
onder toezigt der overheid gedaan wordt."
De redenering is verblindend, overredend zelfs; ook over
tuigend Laat ons den lezer doen oordeelen.
Wij vragen zijne aandacht voor twee opmerkingen, die ons
ieder op zich zeiven krachtig genoeg voorkomen oin de ge
heele veiligheidsklep-theorie omver te werpen.
1. Zijd ie loten koopen of huren kunnen in drie kategorien
worden verdeeld. Tot de eerste brengen wij die spelers, bij
wien de speelzucht zóó sterk is, dat zij haar coüte qui coüte
zouden bot vieren en, werd de staatsloterij opgeheven, in spijt
van de wet aan geheime, partikuliere of vreemde, loterijen
zouden deelnemen. Onder de tweede kategorie rangschik
ken wij diegenen, die wel is waar van nature speelziek zijn en
daarom ook van de bestaande gelegenheid gaarne gebruik
maken, doch bij wie de hartsfogt niet zóó sterk is, dat zij,
zoo er geene staatsloterij bestond, een anderen moeijelijker
weg tot voldoening hunner speelzucht zouden inslaan. De
derde katagorie eindelijk bestaat uit diegenen, die niet alleen
nooit zouden hebben gespeeld zoo hun de gelegenheid niet
was aangeboden, maar bij wie de speelzucht zelve door de
staatsloterij is opgewekt, die het woord moet er uit door
de overheid tot spelers gemaakt zijn.
Gaan we nu na welke voor iedere kategorie de gevolgen van"
het bestaan der siaatsloterij zijn, dan krijgen wij tot resultaat:
c. dat de spelers der le kategorie door het bestaan der
staatsloterij een materieel voordeel genieten
b, dat die der 2e kategorie daardoor een materieel nadeel
lijden
c. dat die der 3e kategorie daardoorschadelijden èn moreel
èn materieel.
Met andere woorden „wat men ziet," het is speler A. die
door de opheffing der loterij nog dieper zou zinken; „wat
men niet ziet of zien wil" het zijn de spelers B. en C., die door
die opheffing grootelijks zouden gebaat worden.
Waarop grondt men nu wij vragen het met al den ernst
dien het onderwerp verdient de bevoegdheid van den staat
om het kwaad, dat A. zich zelf vrijwillig op den hals haalt,
gedeeltelijk van hèm weg te nemen en dat deel, behoorlijk ver
groot, op B. en C. over te dragen Zou men zoo dit moge
lijke ware het regt hebben om, als iemand zich een doode-
lijke ziekte op den hals haalt, die ziekte ter zijner verligting
aan twee anderen mede te deelen? Wij zijn inderdaad be
nieuwd naar het antwoord der veiligheidsklep-mannen.
2. Wanneer men beweert, dat uit de afschaffing der staats
loterij een grooter nadeel zou voortvloeijen dan uit haar be
staan, maakt men zich (lan niet schuldig aan eene geheel on-
bewezene bewering? Men beweert dat de burgers nu eenmaal
spelen willen; dat, zoo zij 'tniet openlijk en van regerings
wege kunnen doen, zij in 't geheim hunne speelzucht zullen
hot vieren.Hoe weet men dat? Waarmede bewijst men
dat? Moet men niet erkennen, dat alleen de ervaring tot dat
beweren regtigen zou? Moet men niet erkennen dat die
ervaring ons nog geheel ontbreekt?Immers het gaat niet
op zich te beroepen op andere laDden of op andere tijden;
andere volken andere zeden andere tijden: andere zeden.
Voor ons land en voor onzen tijd moet de bewering bewezen
worden.
En zoo zijn wij gekomen tot het voorstel 't welk wij aan de
natie, aan de pers, aan onze volksvertegenwoordiging wen-
schen te onderwerpen. Dit voorstel komt hierop neer: dat de
staatsloterij gedurende een zeker aantal jaren wor de geschorst.
Dan zal het proefondervindelijk blijken wat van de voorstel
ling dier nationale instelling als onmisbare veiligheidsklep te
denken zij. Dan zal de ervaring uitspraak doen tusschenbare
verdedigers en hare bestrijders. Dan zal men kunnen oor
deelen of werkelijk eene gezonde politiek ons dringt tot het
behoud eener instelling van wier opheffing een onzeker kwaad
verwacht wordt, doch uit wier bestaan een zeker kwaad voort
spruit.
Het komt ons voor dat dit voorstel, waaraan althans de
verdienste der gematigdheid niet zal worden ontzegd, regt
heeft zelfs op de ondersteuning van onze bestrijders. Immers
juist diegenen, die altijd hier van „noodzakelijk kwaad" spre
ken, moeten verlangen naar eene proefneming die hun bewe
ren zal kunnen staven.
Twee bedenkingen zien wij te geraoet.
„Het zou toch hard zijn" zoo hooren wij reeds zeggen
„dat zij die slechts met mate spelen en zonder eenig gevaar,
zich, ten behoeve van hunne min verstandige landgenooten,
voorloopig het genot om in de loterij te spelen zullen moeten
ontzeggen." Wij antwoorden, dat juist diegenen bij wie de
speelzucht nog in haar kiem aanwezig is, de grootste reden
tot blijdschap zullen hebben als hun tijd gegeven wordt om
over het gevaarlijke van den eersten stap na te denken. Maar
verder vragen wij of niet dit juist het wezen der zamenleving
is, dat de een zich soms opofferingen getroost ten behoeve van
een ander, ten behoeve van het algemeen Men vergete nooit
dat wij allen aan elkander eene zekere hoeveelheid opofferin
gen verschuldigd ziju en dat men, door die te weigeren, ze in
derdaad slechts verplaatsten vergroot.
Gewigtiger is de andere bedenking: het nadeel, dat de
schatkist uit de schorsing en eenmaal welligt uit de afschaf
fing der staatsloterij zou lijden; men zal ons een equivalent
vragen voor 't verlies van de f 410,000 die op de begrooting als
hare opbrengst zijn uitgetrokken.Toch achten wij hetnietzoo
moeijelijk dit bezwaar uit den weg te ruimen. Wij zouden
eenvoudig voorslaan om de som, die jaarlijks tot amortisatie
van staatsschuld besteed wordt, met dit bedrag te verminde
ren. Kwijting van morele schuld behoeft niet achter te staan
voor de aflossing van geldelijke schulden. Ook durven wij
vertrouwen dat de staat, door de schorsing of afschaffing der
loterij, indirekt die materiëele voordeelen zou erlangen, die
uit de toeneming van het zedelijk en stoffelijk welzijn van het
volk overal en altijd voor de schatkist voortspruiten. Ein
delijk kunnen wij er op wijzen 1. dat het hoogst twijfelachtig
is of eene belasting, onder eene onderneming vermomd, wel
goedkeuring verdient2. dat hier althans een der eerste ken
merken eener goede belasting gering verschil tusschen de
som die de burgers betalen en die welke in de schatkist komt
ontbreekt; 3. dat, hoe begeerlijk die vier ton gouds ook zij,
toch het doel de middelen niet heiligt; 4. dat, eindelijk, de
goede staat der schatkist slechts één middel, het materieel en
moreel welzijn der burgers, het doel moet zijn, welk doel aan
het middel nooit mag worden opgeofferd.
HANDELSBEfiUGTEN.
Graanmarkten enz.
Amsterdam 28 november. Tarwe en gerst onveranderd.
Raapolie op zes weken f 50J. Lijnolie op zes weken f 49$.
Oostbukg 26 november. De aam oer vau granen was he
den weder groot en er bestond levendige vraag voor tarwe,
waarvan eene groote hoeveelheid tegen verhoogde prijzen
vlug werd verkocht. Paardenboonen en puike gerst waren
mede goed te verkoopen, doch overige artikelen waren weinig
begeerd en bleven meest onverkocht. Men betaalde jarige
tarwe f 8 a f 9,75. Nieuwe f S, f9. f9,25 en f9,50. Rogge
ffi,25 a ffi.00. Wintergerst f5 a fö,70. Zomer dito f 5, f 5,30.
Haver f2,75, f3,30. Paardenboonen f6,25, f6,50, f6,70.
Erwten f6, f7,50.
N Dordrecht 27 november. Tarwe 20 cent per mud en
bóekweit f 2 per last hooger. Rogge, gerst en haver prijshou-
ifcpVd. Witte-en bruineboonen 50 ceut lager.
^ffioDEbBURG 27 november. Uit onze naburige eilanden
WiTs^jr algemeen minder graan dan vorige week ter raackt; uit
Wa4chereti werd er ook minder geveild en tarwe die voor
gaande week ruim ter veil was. werd heden weinig getoond en
meest aan ruim vorigen weekprijs verkocht. Walchersche
witte- en bruineboonen goed prijshoudend. Erwten hadden
ook genegen koopers. Gerst was einde beurs onverkocht, de