MIDDELBCRGSCHE
C 0 U n A N T.
r i4i.
Dingsdag
25 November.
1862.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel,
bevattende
1. Overzigt van bet verhandelde in de tweede kamer der
staten generaal in de zittingen van 21 en 22 dezer;
2. Wetsontwerp betreffende de heffing der grondbelasting
in de provincie: het hertogdom Limburg;
3. Verslag van het verhandelde in deii gemeenteraad van
Zierikzee, zitting van 17 dezer.
Editie van maandag avond 8 ure.
Middelburg 24 November.
Heden zijn bij de tweede kamer der staten generaal langdu
rige beraadslagingen gevoerd over het verstrekken van subsidie
aan de kalamiteuse polders van Zeeland, bij gelegenheid van
de behandeling der 6e aftleeling van hoofdstuk V (waterstaat
en publieke werken) der staatsbegrooting. De behandeling
der begrooting is overigens gevorderd tot de 7e afdeeling (on
derwijs).
Een wetsontwerp tot onteigening van perceelen voor den
aanleg van een spoorweg van Breda naar Moerdijk is bij de
kamer ingekomen.
Van het verhandelde in de zitting van vrijdag en zaturdag
vinden onze lezers een verslag in het bij voegsel totditnommer
behoorende.
Heden heeft alhier de twee-jaarlijksche verkiezing plaats
gehad van leden voor de kamer van koophandel en fabrieken.
Te gelijk moest worden voorzien in de vakature ontstaan
door het vertrek van den heer G. de Bruyne. Van de 210
stemgeregtigden hebben slechts 35 aan de verkiezing deelge
nomen.
Van de aftredenden zijn herkozen de heeren A. H. G. Fok
ker, Johs, Luteyn en J. Fak Brouwer, ieder met 32, en jhr.
W. II. Boddaert met 31 stemmen. Voorts bekwamen de hee
ren mr. W. C. Borsius9, C. J. van Uije 6, J. J. I. Sprenger 6,
J. A. Tak, P. J. de Cloedt en P. van der Leijé ieder 2 stem
men. terwijl op dertien personen ieder eene stem was uitge-
bragt.
Er moet alzoo eene herstemming plaats hebben tusschen
de heeren mr. W. C. Borsius, C. J. van Uije en J. J. I.Sprenger.
Voor de vervulling der vakature ontstaan door het vertrek
van den heer G. de Bruyne was van de 35 biljetten ée'n
oningevuld, en van de 34 geldige stemmen waren uitgebragt
op de heeren P.de Bruyne 7, R.C.Engelberts 6, J. H. Snijders
5, II. P. Abrahams en J. J. den Bouwmeester ieder 3, en J. J.
I. Sprenger 2stemmen, terwijl acht personen ieder één stem
erlangden.
Voor deze verkiezing moet alzoo eene herstemming plaats
hebben tusschen de heeren P. de Bruyne en R. C. Engelberts.
De stoomboot die heden morgen te half tien ure van Rotter
dam moest afvaren is ten gevolge van den mist eerst te half twee
van Dordrecht vertrokken. De van hier ten zes uur vertrok
ken boot heeft mede door den mist veel oponthoud gehad. Zij
is eerst ten 9 uur uit de haven gestoomd en ten half vijf Dord
recht gepasseerd.
De vereeniging van onder-officieren der dienstdoende
schutterij te Vlissingen, van de infanterie en de mariniers
aldaar in garnizoen, onder de zinspreuk „Weldoen zij ons
doel" heeft 11. zaturdag inden schouwburg alhier eene tooneel-
voorstelling gegeven, ten voordeele der armen van verschil
lende gezindten. De opbrengst bedroeg f 110, en de leden der
vereeniging hebben aan velen een genoegelijken avond ver
schaft; zij hebben dus het doel dat zij zich voorstelden ook
nu weder bereikt en hier op twee wijzen welgedaan.
Reeds vroeger maakten wij melding van een plan door den
heer dr. S. Piccardt, predikant en gemeente-archivaris te Goes
opgevat om in den loop van dezen winter alhier eenige voor
lezingen te houden. Dit plan is thans op het punt van verwe
zenlijkt te worden en de eerste voorlezing zal reeds aanstaan
den vrijdag gehouden worden. De keus der onderwerpen
welke naar we vernemen alle aan de geschiedenis van Zeeland
zijn ontleend en voor een groot deel de letterkunde betreften,
zal zeker bijdragen om de belangstelling van velen te ver-
hoogen.
Men schrijft ons heden uit Vlissingen
„Naar ik verneem is de uitslag van het onderzoek naar den
gezondheidstoestand der stad Veere, ingesteld door den offi
cier van gezondheid der le klasse P. A. Mathijseu, niet ten
nadeele dier gemeente uitgevallen.
„Die toestand kan in het algemeen voldoende worden ge
acht; terwijl er geen termen schijnen te bestaan om die
gemeente voor het voortdurend bezit van garnizoen onge
schikt te verklaren,"
UitWestkapelle schrijft men ons dat de veemarkt, op den 21
dezer aldaar gehouden van de vroegere markten gunstig onder
scheiden was. Zij is door vele belangstellenden van elders be
zocht. Er was meer vee aar.gebragt en er is aanmerkelijk meer
hiervan verkocht dan bij vorige gelegenheden. Voor het ver
kochte is vrij goede prijs betaald.
De kwaadaardige keelziekte welke zich in de jaren 1S60
en 1861 voor het eerst in dit govvêst aan de grenzen van België
in Zeeuwsch-Vlaanderen geopenbaard had is nu aan de
andere zijde van Zeeland, aan de grenzen van Zuid-Holland,
te Bruinisse op het eiland Schouwen uitgebroken. Het eerste
ziektegeval is aldaar voorgekomen op 7 oktober 11.
Men schrijft ons uit'sGravenhage van 21 november:
„Gisteren avond werd hier, als aanhangsel op de onlangs
gehouden laatste vergadering van de maatschappij tot afschaf
fing der slavernij in West-Indië, in de luthersche kerk een
bidstond gehouden, om den hemel te danken voor de thans
gedekreteerde emancipatie aldaar. Nadat de heer Singen-
donck eenige woorden van inleiding gesproken had, voerden
de predikanten Moll, Schuurman en Gunningachter elkander
het woord. Hunne gebeden en toespraken werden met orgel
spel en gezang afgewisseld. De toevloed der belangstellen
den was zoo groot, dat het ruime kerkgebouw te klein was en
zeer velen geene zitplaats konden bekomen.
„In deze bijeenkomst werd het publiek uitgenoodigd om de
gelden, welke men tot nog toe aan de nu ontbonden maat
schappij tot afschaffing der slavernij had bijgedragen, le blij
ven verstrekken, maar nif ten behoeve van het zendingswerk,
dat de moravische broeders sinds zoo langen tijd onder de sla
ven vervullen en nu eerlang onder de geëraancipeerden
zullen voortzetten. Na liet einde der vergadering bewees
de rijke opbrengst der kollekte aan de deuren van het kerk
gebouw, dat die opwekking niet te vergeefs tot de aanwe
zigen was gerigt."
Uit Breda meldt men ons 23 dezer
„Men heeft sedert eenige weken reeds wegens de kortheid
der dagen en de koude, welke de behandeling van den steen
niet meer toeliet, den arbeid aan het restaureren van het praal
graf van Engelbert I van Nassau en diens zoon Jan IV van
Nassau gestaakt, om dien tegen het aanstaande voorjaar te
hervatten."
Uit het verslag aan de tweedé kamer der staten generaal
omtrent de muntwerkzaamheden in 1860. blijkt, dat in de
laatste tien jaren zijn gemunt 150,365,049 stukken zilveren
en 936,164,621 stukken koperen muntspeciën, gezamenlijk
ter waarde van f 140.797,138,20, zijnde voor f 10,088,211.95
meer dan inde voorafgegane elf jaren. Deze vermeerdering
is voor het grootste gedeelte het gevolg van het aanmunten
van koperen pasmunt voor Nederlandsch-Indië. Volgens
eene globale berekening moet hier te lande voor f 144,612,904
aan zilveren standpenningen en voor f6,656,916,25 aan zil
veren pasmunt in omloop zijn.
In I860 zijn er 135.103,329 muntstukken geslagen ter no
minale waarde van f 10,161,0i9,06|.
De provinciale staten van Groningen hebben in de laatste
najaarsvergadèring de begrooting over 1S63 gewijzigd, en
daarop nog gebragt de som van f200,000, ten behoeve van
uit te voeren werken. Er zal eene geldleening tot voornoemd
bedrag worden aangegaan. Verder is besloten, met wijzigiug
van vroegere bepalingen, dat aan gemeenten voor den aanleg
van kunstwegen een provinciaal subsidie van 30 tot 50 pet.
kan worden verleenden aan partikulieren een van 20 tot 30.
Vrijdag heeft de heer F. W. Conrad te's Ilage een tele
gram ontvangen van den heer Ferdinand de Lesseps, lui
dende als volgt: „Timsab, 18 november. De watereu van de
Middellandsche zee vereenigen zich op dezen oogenblik met
de golven van het meer Timsah. Alles gaat goed."
Sedert eenigen tijd werd er uit Singapore van eene engelsche
zijde gemeld dat de nederlandsche regering pogingen in het
werk stelde om meester te worden van geheel Sumatra tot aan
het rijk van Achin, hoewel nog in 1841 door den nederland-
sclten minister van buitenlandsche zaken Verstolk aan den
engelschen gezant te 'sGravenhage verklaard, was dat Neder
land volstrekt geene begeerte had om Siak te bezetten of zelfs
op Sumatra naar eenige uitbreiding van grondgebied te trach
ten.
The times bevat thans eene korrespondentie waarvan een
gedeelte over deze handelingen der nederlanders op Sumatra
handelt, hetgeen wij hier laten volgen. Wij doen dit te eerder
wijl de Nieuwe rotterdamsche courant die de genoemde
korrespondentie mededeelt juist dit belangrijk deel daaruit
heeft weggelaten.
„De hollanders hebben eene aan vallende beweging gemaakt
te Sumatra. Dit eiland heeft eene oppervlakte van half Groot-
Britannië; het ligt bij onze etablissementen van Penang, Ma-
law en Singapore. Men kan zeggen dat de peperhandel van
het eerste der genoemde etablissementen afhangt van Suma
tra, waarvan hethandelsproduktonder den naam vanPenang-
peper bekend staat. Deze peper wordt eigenlijk geplant te
Achin, de meest noordelijke der onafhankelijke staten van
Sumatra, en ook in andere staten der oostelijke kust.
„Toen in 1824 de heer Canning onze weinig opbrengende
etablissementen van Sumatra ,i;ui de hollanders had afgestaan
tegen hunne bezittingen van Malacca en lndië, werd een ver-
drag gesloten om de onafhankelijkheid te waarborgen der in-
landsche staten van Sumatra. Niettegenstaande dit verdrag,
heeft de graaf v an den Bosch, volgens het beginsel „dat de
tegenstand van Engeland moet geëerbiedigd worden tot dat
hij kan worden verijdeld," de hollanders aangezet hunne ver
overingen voort te zetten, hetgeen zoo schadelijk geweest is
voor den handel van Penang, dat lord Palmerston, op vertoog
van de kamer van koophandel, in 1811 te 'sGravenhage daar
tegen geprotesteerd heeft-, de hollanders hebben daarop hunne
militaire posten ingetrokken.
„De veroveringen begonnen later weder op nieuw en om
streeks vijf jaren geleden werd Siak, de schoonste streek van
Sumatra over Malacca door de hollanders vermeesterd.
Men beklaagde zich daarover toen niet, maar thans hebben
de hollanders als beheerscber van Siak de opperleenheer-
schappij geëischt van alle forten op de oostelijke kust tot aan
Achin, en hun vlag geheschen te Langkat. Het engelsch oor
logsvaartuig Scout is naar die streken gezonden, en op beklag
van de inlaudsche hoofden en kooplieden zal waarschijnlijk
de interventie van lord Palmerston worden ingeroepen."
Kcnoeminsen en besluiten.
leger. Benoemd bij het wapen der kavallerie, bij het 5e
regement dragonders, tot Jen luitenant (naar ouderdom van
rang) de 2e luitenant A. baron van Dedem, van het le rege
ment dragonders.
Op non-aktiviteit gesteld de le luitenant H. Stellingwerff,
van het 5e regement dragonders, op grond van het bepaalde
bij punt 4 van art. 38 der wet van 28 augustus 1851, in af
wachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt.
«Kerk- -en êcIiooInieuws.
Te Axel is thans tot predikant beroepen de heer J. Eige-
man, te Oud-Loosdrecht.
Ter vervulling <ler vakature ontstaan door het vertrek
van den heer B. J. Adriani naar Amsterdam, heeft de alge-
meene kerkeraad der nederduitsche hervormde gemeente te
Rotterdam tot predikant beroepen de heer J. Posthumus Mei-
jes, predikant te Groningen.
Marine en leger.
Uit Vlissingen schijft men ons heden
„In den loop dezer week zullen van hier vertrekken de
kapitein W. G. Tuning benevens 33 onderofficieren en man-
schappen van het korps mariniers, met bestemming naar Ara-
sterdam, om deel uit te maken van de aldaar opgerigt wor
dende kotnpanjie voor West-Indië. Deze kompanjie moet
dienen tot versterking der militaire magt in West-Indië, al
waar men eene voldoende magt aanwezig wil hebben om bij
de vrijverklaring der slaven het ontstaan van mogelijke onge
regeldheden te voorkomen.
Ilcgtszakeu.
Jl. zaturdag is voor het provinciaal geregtshof in Zeeland
eene treurige zaak behandeld, welke wel het bewijs levert dat
kleine oorzaken zeer groote gevolgen hebben kunnen. Een
17jarige knaap, Johannes Nelisse, arbeider, geboren en wo
nende te Tholen, stond teregt ais beschuldigd van op den II
augustus 11. door het moedwillig werpen van een steen tegea
liet hoofd van een meisje van 10 jaren, Dirkje van derSande,
wonende teTholeu, de onmiddellijke oorzaak van den dood
van dat kind te zijn geweest, en alzoo van moed willigen dood
slag.
Van de 7 gehoorde getuigen werden er tevens 2, de heeren
dr. J. J. en M. J. Bybau, respektievelijk genees- en heelkun
digen te Tholen en te Zonnemaire, beëedigd als deskundigen.
Uit de voorgelezen akte van beschuldiging en het daarop
gevolgd getuigenverhoor stippen wij het volgende aan
De beschuldigde plaagde meermalen het ÏOjarig dochtertje
van den arbeider J. van der Sande, Dirkje geheeten, door tot
haar te zeggen dag moêtje," waardoor dit kind, zulks als een
scheldnaam beschouwende, boos werd. Op den 11 augustus
jl. kwam de beschuldigde, in gezelschap van den getuige D. de
Korte, zoon van den landman van dien naam, met een ledige
kruiwagen voorbij de woning van van der Sande, zich bege
vende naar den tuin van de Korte, om te werken. Toen hij
Dirkje aan de voordeur zag staan riep hij weder tot haar „dag
moetje." waarop het kind kwaad werd en met een stokje naar
den beschuldigde sloeg. Volgens den beschuldigde werd hij
niet geraakt, volgens den getuige de Korte echter wel. De be
schuldigde verliet kort daarna, weder vergezeld v^n de Korte,
den tuin,thans met den kruiwagen met steenen geladen; toen
kwam het meisje hem te gemoetmet eenige steenen in haar
voorschoot,waarvan zij er een en daarna een tweeden naar den
beschuldigde toewierp.Daarop nam de beschuldigde den laatst