vreescï voor partijen, want ook hij was partijman en hoopte
het steeds te blijven. Zijn tweede vraag was: welken invloed
heeft het uitstel van zoo veel tot ontwikkeling van den grond-
wettelijken regeringsvorm ten voor-often nadeele gehad?
Hij achtte dien invloed hoogst nadeelig. Het parlementair
alvermogen was ontwikkeld het prestige vau het gezag ver
minderd. Spreker wees op de diskussie bij de begrooting van
het laatst voorgaande jaar, toen alle partijen een krachtig
goevernement verlangden. Dit kabinet was niet zoo zeer op
getreden door eigene kracht dan wel door de zwakheid der
andere partij. Velen hadden het gaarne zien optreden, even
als Napoleon na XVIII brumaire, omdat het beginsel van
autoriteit door dit bewind vertegenwoordigd werd. Hij
meende dat de konservatieven de begrooting niet behoorden
af te staan, want dit was een uiterst middel, eene soort van
rebellie. De derde vraag van den spreker was: Wat verlangt
hij nu voor zijne rigting? Er was sedert 1856 verandering
gekomen in zijne positie. Hij accepteert bet beginsel van
scheiding van kerk en staat, maar hij verlangt volle toepas
sing der aangenomen beginselen, dat is, strikte neutraliteit
en geene vijandschap tegen de bijzondere school. Ook de
minister van binnenlandsehe zaken zou erkennen dat sedert
1853 zijne positie niet geheel de zelfde gebleven was en het
kabinet van 1853 de taak niet kon opvatten, waar die toen
was gebleven. Ten slotte behandelde spreker de vraag: welke
zijne verhouding zou zijn tegenover het kabinet, de konser-
vatieve partij en de natieZijn antwoord wasbondgenoot
schap met het bewind was niet mogelijk hij had vele punten
van overeenstemming der konservatieve partij en hij zou ophel
dering verlangen over velen der bezwaren tegen het kabinet
ingebragt. Maar eerbiedigde bet kabinet, de regten der
minderheid op het gebied van kerk en school, dan was sym
pathie en welwillendheid mogelijk. Het standpunt van den
spreker zou zijn, strijd te blijven voeren voor de regten der
minderheid.
Na dien spreker voerde de minister van financiën het woord
en bewoog zich geheel op financieel terrein. Hij behandelde
1 het belastingstelsel. 2 de begrooting.
Den heer van Heemstra antwoordde hij, dat er niet veel moed
toe behoorde zijne overtuiging te volgen; maar wel om die tel
kens te verloochenen. De lieer van Goltstein was in gebreke
gebleven het onstelselmatige van zijn plan aan te wijzen.Eene
belasting op kotfij en thee was volstrekt niet in strijd met de
beginselen eener vrijzinnige handels politiek.
De patentwet is eene onregtvaardige inkomsten-belasting.
Was eene billijke inkomsten-belasting goed. waarom vroeg
hij den heer Nolthenius te wachten tot financiëlen nood be
staat, om die in te voeren. Hij betoogde dat de gemeenten ge
baat zoudenworden door zijn plan en antwoordde den heer van
Bosse, dat hij al de stukken, door hem verlangd, zou overleg
gen, omdat hij grondige diskussie wilde. Wat den stand der
zulten betreft verklaart de minister dat eene wet op de grond
belasting in Limburg is ingedienddie op het personeel, op
de brandstoffen, op de zeep. op de koffij, thee en gedistilleerd
zijn bij den raad van state. Aan de registratiewet wordt de
laatste hand gelegd .De zegelwet is in eirkulatie bij de kamers
van koophandel, de ontwerpen op de bieren en de inkom
sten-belasting zijn in bewerking. Hij zou meenen met den
heer van Bosse dat men niet op alles moet wachtenmen kon
eerst behandelen brandstoffen, koffij, thee en gedistilleerd
vervolgens de wetten vier en twintig op het personeel, de
bieren, het zegel en de registratie en eindelijk de inkom
sten-belasting, die op zich zei ven stond. Wat de begrooting
hetrof, hield de minister vol, dat deze niet hooger was dan
die van liet vorige jaar, want dat de uitgaven voor West-Indië
niet in berekening moesten komen. Bezuiniging was moeije-
Iijk op eene begrooting, die tot zulk een cijfer was geklommen.
Daarbij komt de noodzakelijkheid om langzamerhand en met
behoedzaamheid onafhankelijk te worden van de indische
baten. Men moest de regering, wanneer zij dit zeide, echter
geene dwaasheden in den mond leggen.
De diskussie is na die rede tot den volgenden ochtend ver
daagd.
Heden zijn de algemeene beraadslagingen over de begroo
ting voortgezet. De ministers van koloniën en binnenlandsehe
zaken hebben het woord geroerd. Morgen voortzetting.
BlïITEXEAAM.
Algemeen overxigt.
De grieksche kwestie heeft eergisteren de parijssche bevol
king weder ruimschoots stof tot beschouwingen gegeven, naar
aanleiding van een manifest, door den generaal Grivas aan
het helleeusche volk gerigt en per telegraaf aangebragt. Be
doeld dokument is van den volgenden inhoud
„Burgers!
„Terwijl gij op nieuw de wapenen hebt opgevat ter verde
diging der nationale vrijheden, welke onraeedoogend met den
voet werden getreden door een goevernement, hetwelk ieder
een haatte, bezweer ik u in naam des vaderlandsom u te scha
ren om den standaard door het garnizoeu van Yonitza zoo
moedig opgeheven.
„Burgers! wij zijn alle broeders; wij koesteren de zelfde
gevoelens; wij vragen allen de genezing van de zelfde ram
pen. Toont, u dan een eenig man in de verdediging der natio-
nale soevereiniteit. grivas."
Bovengenoemd dokument nu, zoo beweert men. is op 4
november uitgevaardigd, terwijl reeds de revolutie op 25 okto
ber tot stand was gebragt „derhalve is deze proklamatie
van Grivas tegen het voorloopig bewind en ten voordeele van
een republikeinsch bestuur." Wij gelooven dat deze bewering
al vrij onzeker kan genoemd worden, daar toch eene onpartij
dige en bedaarde lezing van dit stuk geene de minste duide
lijke republikeinsche tendenz aanbiedten derhalve deze opinie
enkel en alleen gegrond is op de antecedenten van den gene
raal. Mogten deze echter al aanleiding geven om in bedoeld
dokument eene uiting van de republikeinsche partij te zien,
dan gelooven wij toch dat de weinige hartstogtelijkheid waar-
mede het voorloopig bewind zijne laatste maatregelen heeft
genomen, als een waarborg kan beschouwd worden voor de
kracht die zij bezit tegen elke poging eener partij, welke thans
I weinig invloed meer heeft. De bevolking toch, welke vroeger
onder de regering van koning Otto in Grivas den man meende
J te zien die hare verlangens naar vrijheid zou bevredigen,
heeft nu, terwijl de nieuwe toestand van zaken die bevrediging
zal aanbrengen, geene behoefte meer aan deze partij, daarge-
laten nog dat de verstandige bevolking de sympathie der
I mogendheden thans niet zal willen verliezen door een rege-
ringsrorm in het leven te roepen, welke niet zou geduld
worden.
Bij al de kwestiën, welke op het veelkleurig duitsch staats-
j tooneel worden opgeworpen, die vele verwikkelingen maar
I geene oplossing ten ge^ olge hebben, wordt weder eetie nieuwe
gevoegd. De hertog van Brunswijk, totden tak van Brunswijk
Wolfenbuttel behoorende, bezit geene erfgenamen; nu meent
1 men dat hij bij geheime overeenkomst de opvolging verzekert
I heeft aan den tak van Brunswijk Lunebnrg, in Hanover re-
j gerende. Daar nu Pruissen en de dynastie van Ilohenzollern
hunne aanspraken dóen gelden op deze erfenis, is hier weder
een bron ontsprongen van tallooze echt duitsche moeijelijk-
heden en oneenigheden.
I In Polen blijft de worsteling met pistool en dolk van de
i bevolking met het russisch goevernement steeds voortduren.
Volgens een berigt uit Warschau is de direktenr der geheime
1 policie aldaar vermoord gevonden in den gang van zijn huis.
1 Men had het lijk de beide ooren afgehouwen. De moordenaar
1 is niet bekend.
Engeland.
I De prins van Wallis is op 9 november meerdeijarig ge-
i worden, hetgeen echter wegens den rouw van het hof door
j geene feestelijkheden is gevierd. The times herinnert hierbij
de goede voorbeelden, welke de prins uit het bestuur van zijne
I moeder heeft kunnen putten, terwijl hij zijne staatkundige
I opvoeding verkregen heeft onder de oogeu van een vader,
I wiens schitterende talenten door de geheele natie zijn gewaar -
J deerd. „Als de prins van Wallis zegt The times niet
i eenmaal een goed vorst is, zal hij daarvan de schuld aan zich
j zeiven hebben te wijten."
I Het heefede aandacht getrokken dat lord Palmerstou
I in ziju antwoord op een toast, aan het ministerie gebragt op
i het banket bij den lord-inayor te Londen, geene enkele toe-
I speling heeft gemaakt op de buiteulandsche staatkunde.
België.
De bevolking van Antwerpen schijnt, ten gevolge van het
I door ons medegedeeld antwoord des konings betrekkelijk de
fortifikatie-kwestie, in hevige spanning te verkeeren. De ge-
meenteraad heeft in eene zitting met gesloten deuren beraad-
1 slaagd over de te nemen maatregelen, waarbij men eene zeer
heftige taal heeft gevoerd. Een en twintig leden van den raad
hebben bun ontslag gegeven, terwijl de burgemeester der stad,
de heer Loos, echter heeft verklaard dat hij op zijn post zal
blijven, gelijk zijn pligt hem dit voorschrijft, hoewel hij even
zeer de ontvangst betreurt welke de vertegenwoordigers der
gemeente te Brussel hebben ondervonden.
De een en twintig raadsleden die gedurende deze zitting
hun ontslag hebben gegeven, zijn de volgende heeren Ghey-
sens, Leys, van Honsem, Grisar, van de Leemput, van Put,
Bavais-Claessens, D'HAnis, De Wael, Cornebs-Lysen, Ver-
haegen, Conard, Koyen, Servais, Auger, Wilmotte, van den
Bergh-Elsen, Kreglinger, De Vos-Verbrugghe, Deisser en
Bruinseraede.
De raadsleden welke hunne betrekking niet hebben ueder-
gelegd, ten getale van negen, zijn, behalve de heer Loos, de
heeren van Bellingen, Delvaux, Joostens, van dev Lindeu,
Hermans, Cateaux-Wattel, van Haesendonck en Mast.
De heer Loos, werd bij het verlaten van het raadhuis door
eene talrijke volksmenigte met scheldwoorden begroet; men
hoorde zelfs a la lanterne met Loos! Weg met de verraders
leve de ontslaggevers! Weg met de forten! De leden van de
kieskollegiën, van de regtbank, van de kamer van koophandel
en de officieren der burgergarde zullen voor een groot ge
deelte naar men meent hun ontslag nemen, terwijl er
van eene algeineene petitie sprake is, om te eischen dat Ant
werpen tot eene vrije stad zal worden verklaard, onafhanke
lijk van het overige België.
Als een staaltje van de opgewondenheid, waarin men te
Antwerpen verkeert, nemen wij het volgende slot van eene
beschouwing in De grondwet over het antwoord des konings
over. Z. M. had gezegd
„De gevaren, waaraan vroeger de stad was blootgesteld,
langs den kaut der rivier, zijn bewezen geworden in IS30,
door de aankomst van oorlogsschepen, voor de kaaijen zeiven
der stad, die. wanneer deze zeemagt aanzienlijker ware ge
weest zich blootgesteld zag, in grooten deele vernield te
worden."
De grondwet merkt hierbij het volgende op
„Wat Z. M. hier vertelt is onbekookte praat. De 15 kanon-
neerbooten die voor de stad lagen, hadden ieder 5 stukken
geschut aan boord, dus 75 vuurmonden, meer dan genoeg om
geheel Antwerpen in gruis te leggen. "Waarom hebben zij het
niet gedaan Omdat de bevelhebber van 't kasteelde edel
moedige en menschlicvende generaal baron Chassë het niet
wilde. Hij wilde het ongeluk van Antwerpen niet en gaf toe
aan 't verzoek van eenige vrienden, liever dan zich te wreken
over de schandige moorderij op de arme soldaten gepleegd.
Dit zou een engelscliman niet doen. Welnu, het noorderkas
teel is besterad om eene engelsche bezetting te krijgen, en met
die bezetting zal niet te redeneren of te kapituleren vallen."
Wat het gevolg van dit alles zijn zal is moeijelijk te bere
kenen. Binnen kort zal er weder eene meeting wordeu gehou
den, waarbij liartstogtelijke denygBtratiën zullen gegeven
worden. Dat dit alles echter tèFfuets leiden zal, is hoogst
waarschijnlijk, vooral daar er nog eene groote partij onder de
bevolking bedaard genoeg is gebleven om te kunnen inzien
datdergelijke liartstogtelijkheden alle uitwerking misseneen
aantal aanzienlijke kooplieden heeft zich eergisteren tot den
heer Loos begeven om hun leedwezen te betuigen over het
gebeurde.
Italië.
Het dagblad Monarchia nazionale bevat het volgende:
„Een partikuiiere brief uit Parijs van eene zeer geloofwaar
dige zijde, berigtdatmen zich inde politieke kringen bezig
houdt met een gezegde van den minister von Rechberg aan
denengelschenambassadeur, waarbij de eerste duidelijk zou
hebben te kennen gegeven dat de oostenrijksclie regering
in onderhandeling zou willen treden over de afstand van
Venetië, wanneer haar daarvoor eene kompensatie werd
verleend."
Volgens de Discussione zal koning Victor Emmanuel
zijne reis naar Napels eerst in december ondernemen, daar
vooraf de staat van beleg moet worden opgeheven, waartoe
men thans nog niet wil overgaan.
Aan het Journal des debats ontleenen wij de volgende
beschrijving der camorra te Napels:
De camorra is eene oude geheime vereeniging, wier oor
sprong zich in den nacht der tijden verliest. De napoütanen
meenen dat dit genootschap zich in Spanje het allereerst heeft
gevestigd, waarop het zich onder de spaansche overheersching
in de Beide-Siciliën heeft overgeplaatst. Zeker is het dat
Michel Cervantes over de camorra en de camorristen spreekt
in een zijner novellen, Cortadilio, en dat de camorra twee
honderd en vijftig jaren geleden te Napels even populair was
als thans. Alle pogingen om deze plaag uit te roeijen zijn tot
nog toe vruchteloos geweest.
Heeft er vroeger betrekking bestaan of bestaat er nog be
trekking tusschen decamorra en de rooverij, die ingekankerde
rampen van het koningrijk Napels? Is de camorra bij haren
oorsprong eene staatkundige vereeniging geweest? Wat is de
afleiding van de woorden camorra, camurra, gamorra
allen van gelijke beteekenis? Het onderzoeken van al deze
punten zou ons te ver leiden, wij zullen ons daarom vergenoe
gen met eene meer opervlakkige beschrijving.
De camorra heeft hare dignitarissen, haar gelofte, haar
novitiaat, hare beproevingen en zelf hare adellijke kwar
tieren. In haar wetboek wordt het regt van den sterksten
aangenomen, terwijl haar oorspronkelijk doel de verdrukking
van deu zwakke door den sterkeren is. Hare vergaderingen
worden gehouden in de kerkers der galeijen, in de speelhuizen,
in de kazernenhet tooneel harer werkzaamheden is overal. De
camorristen hebben geen eigen kostuum: men vindt er als
bedelaars in de straten en ontmoet er als zeer gedistingeerilen
op de openbare wandelplaatsen. De adel, de burgerij en het
volk leveren elk hun kontiugent. Dat der burgerij is naar
evenredigheid echter steeds kleiner dan het kontiugent der
beide uiterste klassen.
De vereeniging verdeelt zich in twee groote afdeelingen
Buitenlandsche zaken en binnenlandsehe zaken. Reizigers,
goederen, diligences, spoorwegen, stooinbooten, logementen
enz. behooren tot de eerste rubriek; de tweede strekt hare
vertakkingen tot in het oneindige uit, naarmate de bijzonder
heid der werkzaamheden. Zoo staat een dezer vertakkingen
aan het hoofd der hoogere kunst van stelen, die in de gan-
sclie wereld niet overtroffen wordt. Een dief. die de kollegiën
te Napels daarin heeft bijgewoond, kan zich overal als zoo
danig vertoonen het is dan bijna geen dief meer maai'
een kunstenaar, die de kunst lief heeft om de kunst zelve.
Eene andere vertakking houdt zich bezig met de verschil
lende hasardspelen, wier leden dan ook volleerde meesters
zijn in het valsch spelen.
De camorristen hebben echter bij dit alles de hulp noodig
van die tallooze massa personen, die in meer of mindere
mate kreupel, blind, doof of stom zijn of daarvoor doorgaan,
des daags bedelen en des nachts onder den blooten hemel
in de straten van Napels slapen.
Men heeft gedurende langen tijd aan de lazzaroni de eer
bewezen om te geloovAi dat zij voor eigen rekening werken
dit is onjuist; zij zijn slechts de zeer nederige helpers en veld-
ontdekkers van de camorristen, die hen voor iedere seance
betalen.
De smokkelarij maakt eene andere en wel eene zeer belang
rijke vertakking uit van de camorra, die overigens ook ia eene
traditionele vriendschapsbetrekking staat met de douanen.
Eindelijk zijn er ook camoristen die hunne spekulatiën rig-
ten O]) huwelijken, op het helen der gbstolen goederen, op het
vervaardigen van valsche sleutels, op hetleenen voor honderd
per cent in de maand enz.
De leden van liet departement buitenlandsche zaken bevin
den zich in liet algemeen bij de haven of bij de spoorwegsta
tions. Zij hebben een gedistingeerd voorkomen, een glimlach
op de lippen en bieden hunne belanglooze diensten met veel
innemendheid aan, zoo dat men zich geheel aan hen overgeeft
is de cicerone echter weder verdwenen dan ontbreekt er altijd
iets aan het toilet der dames en aan de bagage der beeren.
De helft van alle voordeelen der camoristen wordt gestort
in de centrale kas der vereeniging, waaruit de gevangenen of
op expeditie uit zijnde camorristen worden onderhouden het
genezen der zieken, de kosten van begravenis en de zeer stipt
betaalde pensioenen aan de weduwen en kinderen van een lid
der vereeniging gestorren, in de uitoefening zijner betrekking,
worden levens daaruit voldaan. Elke beleediging, aanval of
veroordeeling, een lid der camorra aangedaan, wordt ter ken-
nisse gebragt aan een raad en in het register ingeschveven van
de „schulden der vereeniging." Wee.dan den schuldenaar
Wij willen de taal der camorra-K^-mé't isTïlz wijgen voorbij
gaan, genoeg zij de opmerkiqj^dat zij keuteekenen. kreten,
woorden, in één-woord eene geheel afzonderlijke dieventaal
bezitteneen mes is in hunne taalpütita^punt); een pistool
bocca (mond); een gestolen voorwerp iaorto (eén iloode) enz.
De camorra is eene uitgebhei.de vereeniging, welke vertak
kingen heeft ?n diè&herming erlangt,, tot inde hoogste krin-
geXj ?.ij oinrq\gtr"Napels als met'een wéefsel naar alle rigtin-
gendTïetbourbonsch goevernement had na vele vergeefsche
worstelingen het volvoeren van de daden dezer vereeniging