de vergaderingen, al worden deze in het openhaar gehouden, op de tribune te komen luisteren. Ten opzigte van het tweede punt zegt de heerVerhagen, dat er van de zijde der staten niets wordt gedaan. Alleen hebben zij eenige „zoogenaamde" verslagen te danken aan de welwil lendheid van de uitgevers der Middelburgsche courant, die zich, gelijk niet te ontkennen valt, groote moeite daartoe ge troosten, maar dit is niet genoeg, want die verslagen kun nen o-een voldoend lichtgeven aan de belanghebbenden. Doch er is meer, zegt spreker: mag eene vergadering als deze zich afhankelijk stellen van de goedwilligheid der uitgevers eener courant? De uitgevers der Middelburgsche courant geven een „zoogenaamd" verslag in hun belang; zij doen dit van hun standpunt tegenover hunne abonnés. Op de staten rust echter de verpligting om te zorgen voor de openbaarheid op eene wijze zoo als niet van de genoemde uitgevers kan en mag ge vorderd worden zonder eene geldelijke tegemoetkoming. De spreker heeft die verslagen der courant niet willen kritiseren, omdat zij toch altijd eenigzins aan de behoefte te gemoet komen daarm word t toch nog gelezen „de aanname of verwer ping van voorstellen, al ontbreken daarbij de motieven of de namen van hen die zich voor of tegen die voorstellen hebben verklaard." Nu stelt de heer Verhagen zich wei voor dat er bij vele leden een schrikbeeld zal oprijzen betreffende de kosten welke zouden verbonden zijn aan een stenografisch verslag, waarin alles woordelijk zou zijn opgenomen doch een denkbeeld aan zulk verslag is verre van hein. Hij verlangt niet dat van de leden, die eene ellen lange speech zouden ge lieven te houden, het gesprokene woordelijk zou worden weergegeven, maar hij verlangt een verslag in den vorm der notulen doch dat tevens een officieel karakter bezit. Het be lang der vergadering zou hij daarbij zoo veel mogelijk in overeenstemming gehragt willen zien met het belang der uit gevers van de Middelburgsche courant, en daar het hem moei- jelijk valt in eene beoordeeling van kosten te treden, heeft hij zich alleen bepaald tot het wijzen op de behoefte aan open baarheid van het verhandelde, op de gebrekkige wijze waarop thans daaraan wordt te gemoet gekomen, en op het wen- schelijke dat goede verslagen worden gegevenop deze gron den wil hij een voorstel van gedeputeerde staten inwachten. Hoewel het den voorsteller hoogst aangenaam zou zijn dat tot eene dadelijke behandeling van zijn voorstel werd overge gaan, is echter op voorstedes voorzitters besloten die behan deling eerst in de volgende zitting te doen plaats hebben, ten einde den leden tijd te gei en tot overdenken. Hierna is de vergadering tot nadere bijeenroeping (vrijdag namiddag ten 2 ure) gescheiden. BÜITE81LVXD. Algemeen ovevzigt. De grieksche aangelegenheden leveren heden niets belang rijks op; de koning van Beijeren heeft een protest ingeleverd bij de groote mogendheden tegen de grieksche revolutie, welk protest echter waarschijnlijk even als dat van Frans II eu zoo vele andere verdrevene vorsten, slechts de uitgebreide verza meling dier nuttelooze dokumenten zal vergrooten. Van meer gewigt is een berigt van het italiaansch dagblad Discussione, waarbij gewaagd wordt van eene schermutseling, welke op de oostenrijksche grenzen op den regteroever der Po-rivier zou hebben plaats gehad tusscben italiaanscbe kara- biniers en oostenrijksche apldaten. Na bet wisselen van eenige geweerschoten, zegt genoemd dagblad, heeft men met blank geweer gestreden, waarbij eene patroelje oostenrijksche grens wachters op italiaansch grondgebied zou zijn gevangen genomen, terwijl de overigen op de vlugt zijn gedreven. Men zal nadere bijzonderheden moeten afwachten, alvorens te kun nen beslissen of deze vijandelijke ontmoeting tot ernstige ver wikkelingen aanleiding zal geven. Intusschen zij hierbij ter loops aangemerkt dat de aandacht der italiaanscbe bevolking in de laatste dagen weder meer op de venetiaansche kwestie gerigt schijnt. Het dagblad La France doet de vraag aan Engeland waarom het. het stelsel der nationaliteiten aannemende en dien ten gevolge Rome voor Italië verlangende, de Ionische eilanden niet eene bescherming onttrekt, welke zij niet meer verlangen! De heer Nefftzer tracht te betoogen dat het blad van den heer de Laguéronnière, als de bezetting van Rome verdedigende, die vraag niet mag doen wij kunnen ons niet regt verklaren waarom niet, maar dit is zeker dat, bij het uiten van een krachtig verlangen dier eilanden naar vrijheid, eene konsekwente staatkunde Engeland moet brengen tot terugtrekking zijner al te drukkende beschermende hand van de ionische bevolking, wanneer het zich langer zuivere bedoe lingen wil gewaarborgd zien bij den eisch aan Frankrijk tot ontruiming van Rome. The times verklaart naar aanleiding hiervan dat de Ionische eilanden door de mogendheden te Weenen onder het bestuur van Engeland zijn gesteld, en dat er een tijd kan komen waarin dit toevertrouwd pand we derom moet overgegeven worden, doch dat zeker die tijd thans nog niet aangebroken is. Men ziet dat de fransche rede nering omtrentdeontruimingvanRomeook Engeland besmet heeft. Het eigenbelang is dan ook al bijzonder spitsvindig. De koning van Pruissen ontvangt voortdurend deputation en antwoordt voortdurend in den geest, welken wij in een onzer vorige nommerskenschetsten.Van de mededeeling dezer toespraken kunnen wij ons derhalve ontslagen rekenen. De monstration der tegenovergestelde zijde ontbreken evenmin men verneemt dat aan den ontslagen prokurcur-generaal Opperman de kandidatuur voor het burgermeesterschap van Dantzig is aangeboden, welke deze'zich heeft laten welge vallen. Eindelijk worden er bijzonderheden bekend aangaande de onlangs voorgevallene nieuwe Trent-kwestie, waarover wij onlangs spraken. Men berigt namelijk dat op 8 oktober liet koopvaardijschip Blanche, gezagvoerder Smith, varende onder engelsche vlag, nabij Havanna door een noordelijk ameri- kaansch vaartuig, de Montgomery, kapitein Hunter, op zes mijlen van More Castle op het strand is gejaagd. De alcade begaf zich aan boord der Blanche en deed de spaansche vlag hijsscheu, alssignaal dathetschiponderspaansche bescherming stond. Twee sloepen met araerikaansche mariniers waren inmiddels door kapitein Hunter afgezonden om de Blanche op te brengen of in brand te steken. De officier, die het bevel over deze sloepen voerde, beleedigde den alcade op zijn pro test tegen deze willekeurige handelwijze van de Montgomery en liet het schip in brand steken. Toen dit te Havanna bekend werd zond de goeverneur een spaansch oorlogsfregat tegen de Montgomery uit, welke intusschen reeds uit het gezigt verdwenen was. üfexiko. Door den president Juarez is het volgende dekreet uitge vaardigd met betrekking tot de geestelijkheid Art. I. De geestelijken van welke gezindte ook, die, hun in vloed misbruikende, tot haat of verachting der wetten of der regering en hare bevelen mogten opruijen, zullen gestraft worden met eene gevangenzetting van een tot drie jaren of deportatie. Art. 2. Bij den bestaanden toestand van zaken worden alle kapittels van geestelijken opgeheven, behalve dat van Gua dalajara, wegens de vaderlandslievende handelwijze daarvan. Elke zamenwerking der leden dezer ligchamen om hunne be trekkingen toch te vervullen, zal beschouwd worden als zamenspanning tegen de veiligheid van den staat. Art. 3. Aan iederen geestelijke, zonder onderscheid van gezindte, wordt verboden om buiten de kerkgebouwen in gees- telijk gewaad of met eenig onderscheidingsteeken hunner waardigheid te verschijnen. De overtreders hiervan zullen gestraft worden met eene geldboete van tien tot honderd piasters of eene gevangenzet ting van vijftien tot zestig dagen. Dit besluit zal kracht van wet hebben, tien dagen na de afkondiging daarvan. Gelasten en bevelen dat voornoemd dekreet zal worden gedrukt, afgekondigd en ten uitvoer gelegd. Gegeven in het paleis van het bondsgoevernement te Mexiko, den dertigsten augustus 1862. BENITO JUAREZ. De minister van buitenlandsche zaken heeft de volgende cirkulaire gerigt aan de goeverneurs der verschillende ge westen „De bondsregering ontvangt telken dage tallooze bewijzen van het algemeen verlangen der republiek om de onbillijke vernedering niet te dulden, waartoe de keizer van Frankrijk haar wilde doen afdalen. Gehoorzamende aan de eischen van zijn pligt, aan zijne gevoelens van vaderlandsliefde, aan zijn plegtig gegeven woord, heeft de president besloten om door alle middelen, waarover hij te beschikken heeft, de zege praal der nationale zaak te verzekeren, door eene krachtige verdediging in geheel het land voor te bereiden, en aldus te toonen dat de mexikanen, voor de vrijheid en de eer der natie alles ten offer brengende, den vasten wil hebben, om den vaderliindschen grond voet voor voet te verdedigen tegen de troepen, die strijden om dezen ten rijken buit te doen strekken voor den verstoorder van den vrede der wereld „Dien ten gevolge gelast de president mij, u te verzoeken de noodige maatregelen te nemen en bevelen te geven om in alle centra van bevolking van het gewest, waarover gij het bestuur voert,vestingwerken aan te leggen en krijgs- en mond behoefte te verzamelen, terwijl hij verwacht dat wekelijks van de uitvoering van dezen last door u verslag zal worden ge daan. „Mexiko 23 september. fuentb." Ten gevolge van eene weinig vleijende persoonsbeschrij ving en karakterschildering door den heer Dubois de Saligny van den mexikaanschen generaal Jose Lopez Uraga gegeven, heeft deze daarover een brief gerigt aan den voormaligen franschen gezant, die in de mexikaausclie aangelegenheden een zoo weinig vereerende vol heeft gespeeld. In dezen brief ver klaart o. a. de generaal Uraga „dat de heer de Saligny hem als gezant van Frankrijk en in naam van keizer Napoleon den maarschalkstaf en den titel van hertog heeft beloofd, wan neer hij tegen Juarez opstond en de zamenstelling van een nieuw mexikaansch bestuur op zich wilde nemen." Men kan hieruit zien met welke middelen Frankrijk zich, met een Al monte naast zich, en verrraders van hun vaderland tegenover zich, een weg wilde banen naar Mexiko. „Gij, mijnheer de graaf, die weldra door uw eigen land en regering gekend en beoordeeld zult worden, aldus eindigt bedoelde brief zijt de eenige geweest die op deze wijze iemand heeft kannen be* leedigen, die u dan ook eenmaal dit feit op nieuw in hetgeheu- gen zal terug roepen en uw dienaar is Q. B. S. M. JOSE UOl'EZ URAGA." Volgens de fransche berigten is de toestand van het fransch expeditie-leger, de gunstige gezindheid der bevolking en de uitslag van eenige gevechten met de guerrillas, uitmun tend; wij willen hieromtrent echter liever geloofwaardiger berigten afwachten, eene eigenschap die men aan de thans ontvangene al in bijzonder geringe mate mag toekennen. Italië. Een fransch dagblad bevat onder den titel van „Een bezoek te Spezzia" een stuk waaraan wij het volgende ontleenen Spezzia 21 oktober. Ik schrijf u eindelijk van Spezzia. Ter bereiking dezer plaats bestaan drie middelen, welke ik u wil doen kennen voor hen, die 11a mij zich daarheen zullen begeven. Een stoomboot vertrekt drie of vier malen per week van Genua des avonds ten 8 uur en komt den volgenden morgen te Spezzia; een rijtuig met vier plaatsen doet de postdienst tusschen Genua en Pietrasanta, en eindelijk zijn er huurrijtuigen te verkrijgen 0111 zich naar de plaats te doen brengen, alwaar Garibaldi zich thans bevindt. Daar de boot aller afschuwelijkst is en de plaatsen in het postrijtuig voor verscheidene dagen besproken waren, bleef mij slechts over, een huurrijtuig te nemen. Ik zal u niet beschrijven hoe wij tusschen Genua en Spezzia door verschillende vetturini aan elkander werden verkocht, ten gevolge waarvan wij telkens van voertuig moesten verwis selen, daar wij niet op de aller strengste wijze eene overeen komst met onzen eerst aangenomen vetturino hadden geslo ten. Ik wil u niet ophouden met bijzonderheden omtrent den prachtigen weg, de pyramide van wit marmer, opgerigt ter herinnering aan de plaats des vertreks van Garibaldi voor de eerste expeditie naar Sicilië, evenmin als omtrent de oranje- boomen van Nervi, de olijfboomen van Rapallo en de woeste heurelen van Raco. Ik verhaal eenvoudig dat ik eergisteren ten 7 uur des morgens te Spezzia aankwam. Ik vernam aldaar dat Garibaldi op dien zelfden dag van Vavignano naar het hotel „De stad Milaan" was overgebragt. Het was juist dit zelfde hotel, alwaar ik met mijne andere reisgenooten afstapte, en wij bemerkten dat de trap met lauwertakken was getooid. Men bood ons aan om de appar tementen te bezigtigen. voor Garibaldi in gereedheid gebragt. Zij bestaan uit vier kamers op eene rij, vrij goed gemeubeld en met het uitzigt op de zee. De laatste zon de kamer van Garibaldi zijn. Zij was klein, wit en zindelijk, en vormde eene wel enge en riante lijst voor het drama hetwelk aldaar zal voorvallen. Bij mijn bezoek had het tot meubelen slechts eenige stoelen en eene tafel, geen bed echter, daar Garibaldi op zijn bed van Varignano herwaarts zon worden overge bragt. Aan de wanden hingen eenige onbeteekenende platen. Daar men onsgeene bepaalde inlichtingen kon geven om trent het juiste uur, waarop Garibaldi zou aankomen, begaf ik mij buiten de stad, daartoe in de verte verlokt door eenige majestueuse ruïnen, die zich bijna regtstandig boven de stad verhieven. Toen ik deze echter genaderd was, bemerkte ik slechts eenige militaire oude krotten in middeleeuwschen bouw trant. Terwijl ik door een doolhof van heggen, beplantingen en struiken mijn weg zocht te vinden, zag ik een landman, die bezig was een klein gedeelte gronds om te spitten, en daar ik van hem eenige inlichtingen omtrent het landschap meende te kunnen ontvangen, begon ik een gesprek met de woorden Daar is immeffe Varignano? Ik weet het niet, mijn heer, was het antwoo. d, ik geloof echter dat het zoo is. Ik meende dat deze twijfelachtige toon slechts den naam gold en vroeg derhalveik bedoel de gevangenis van Gari baldi Het „schijnt" dat hij zich daar bevindtluidde het we derwoord. Men vervoert hem immers heden naar de stad? ver volgde ik. Zoo? bromde hij en spitte voort. Ik nam dezen boer tot gids en lokte nog eenige antwoor den uit. Hij was noch verdierlijkt noch vijandig aan Gari baldi: hij was slechts onverschillig. Het was niet de eerste maal dat ik in de gelegenheid werd gesteld om deze atonie van het italiaansch volksgevoel op te merken, waartegen zelfs Garibaldis stem somtijds magteloosis geweest. De geheelegeschiedenis van Aspromonte, het geheim der zegepralen van den heer Ratazzi, ligt in die weinige woor den van den italiaanschen boer opgesloten. Omstreeks half tien uur zag ik een stoomboot Varignano verlaten, niet een sloep op sleeptouw. Op het dek der sloep kon ik met mijn kijker een soort van tent onderscheiden, ge vormd van wit doek, waarom zich eenige roode punten ver toonden, dit waren garibaldiaansche officieren. Ik begaf mij nu van dc hoogte, alwaar ik mij bevond, naar beneden op het strand. Ongeveer drie kwartier uurs later kwamen de stoom boot en de sloep aan de landingsplaats daar men op het dek der sloep gebjkvoets met den wal was, namen eenige garibal diaansche officieren het bed een geschenk uit Londen van een onbekende, een meesterstuk van ebbenhouts bewerking op hunne schouders, waarop hun generaal lag en begonnen den togt. Na eenige stappen moest men echter ophouden. De beweging van het dragen deed de riemen waarmede het toe stel waarover het been rustte, aan het bed was vastgemaakt heen en weder schudden, hetwelk duldelooze pijnen veroor zaakte. Men droeg dus het bed verder niet op de schouders, maar terwijl ieder officier een der zijriemen in de hand hield, deed men het met veel voorzigtigheid bij na rakelings langs den grond voortbewegen, daarbij voet voor voet voortschrij dende om alle schokken te vermijden. Hierdoor duurde het bijna tien minuten eer men van de landingsplaats aan het loge ment „De stad Milaan" kwam, een afstand van slechts een paar honderd schreden. Eu wat was nu bij dit treurig schouwspel de houdingderbe- volking De bevolking, zij was er niet. Al te dienstvaardige depeches of korrespondentiën zullen welligt zeggen dat er eene groote en opgewondene volksmenigte was, want er be staan zoo veel menschen, die onregt zouden tneenen te doen aan beroemde mannen, die zij genegenheid toedragen, als zij bekenden dat deze miskend of ondankbaar konden behandeld worden. Er waren bij de ontscheping van Garibaldi aan de landingsplaats welligt drie honderd personen, en dan over drijf ik misschien nog. Van dit aantal waren misschien de helft ha ven -arbeiders, timmerlieden of steenhouwers, die voor een oogenblik hun werk hadden gestaakt. Het overig ge deelte bestond uit voorbijgangers, wandelaars, menschen, die niets te doen hadden; een vijftigtal personen slechts waren met het doel aldaar gekomen oin Garibaldi te zien. Er waren ook zeker niet meer dan die vijftig personen, die met ontdek ten hoofde de draagbaar met den gewonden Garibaldi langs zich zagen heenvoeren. Geen enkele kreet werd er gehoord. Dit was derhalve de ontvangst, welke hem op den vrijen italiaanschen grond wachtte, die gedurende twee maanden gevangen werd gehouden en thans misschien zal sterven omdat hij dien geheelen grond wilde bevrijden Zou het volk een voorgevoel hebben dat deze beroemde gewonde voortaan nutteloos daarvoor is! Treurig voorbeeld, hetwelk instaat zou wezen om den moed te ontnemen aan allen, die voor de vrijheid kampen, als deze niet in hunne opofferingen zelve eene belooning vonden voor hun verheven strijd. Aan het hoofd van den stoet bevond zich een officier der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 3