MIDDELBURGSCME C O R A N T. N° 133. Donderdag 1862. 6 November. Editie van woensdag avond 8 ure. De commissaris des konings in de provincie Zeeland, Verwittigt de belanghebbenden', dat de provinciale staten van dit gewest eene openbare vergadering zullen houden .op vrijdag den 7 dezer, des namiddags ten twee uur. Middelburg, den 5 november 1802. De commissaris des konings voornoemd, R. W. v. LIJNDEN. BIMENLAND. Middelburg November. De najaarsvergadering der provinciale staten van Zeeland js gisteren avond geopend. Deze zitting was in hoofdzaak ge wijd aan de overlegging van ingekomen stukken en voor stellen van gedeputeerde staten, het benoemen eener kommis sie voor verzoekschriften, de splitsing der vergadering in afdeelingen. en het indienen van een voorstel van den lieer Verhagen tot het geven van meerdere publiciteit aan het ver handelde in de vergaderingen der staten. Onder de rubriek Provinciale staten geven wij in dit nom- mev van deze zitting een meer uitvoerig verslag. Gelijk wij gisteren morgen reeds aan onze geabonneerden op het Bulletin mededeelden, is tot raadsheer in het provin ciaal geregtshof in Zeeland benoemd jhr. mr. C. de Jonge, regter in de arronilissements regtbank te Zierikzee, en zulks ter vervulling der vakature ontstaan door het overlijden van mr. J. W. de Bruvn van Melis- en Mariekerke. Wij vernemen dat dezer dagen door den heer D. Dronkers, bij de gemeentebesturen van Vlissingen en Middelburg aan vraag is gedaan om met hem te onderhandelen, ten einde do bestaande keibestrating van den weg tusschen die gemeenten, te doen vervangen door eene van klinkersteen. De Nederlandsche Spectator van 25 oktober bevat een aan ons gerigten, ongeteekenden brief uit Leiden. De wijze van verzending, waaraan de schrijver boven de post de voorkeur geeft, doet ons zien dat zijn brief, hoewel ons adres dragende, eigenlijk voor het wetenschappelijk publiek bestemd is. Een antwoord van onze zijde wordt daardoor echter niet minder noodzakelijk, en dat antwoord zou men spoediger vernomen hebben zoo de redaktie van den Spectator de beleefdheid hud gehad ons een exemplaar van hel nowmer waarin bedoelde brief voorkomt toe te zenden. De schrijver in den Spectator trekt te velde tegen een ge deelte eener in ons nonnner van 27 september voorkomende beschouwing van een onzer korrespondenten uit 's Gra- venhage, waarin het door eenige dagbladen medegedeeld berjgt, dat de minister van binrienlandscbe zaken het voor nemen zou hebben onze hoogescholen, voor zoo veel het daarbij werkzaam personeel betreft, terug te brengen in den toestand waarin zij vóór 1853 waren, uitvoerig wordt be streden. Alleen tegen de zinsnede waarin het ontslag van dr. van Hall als konservator van het herbarium te Leiden wordt besproken, rigt onze bestrijder zijn aanval. Hij ont veinst zich daarbij niet het gevaar van voor een on handigen vriend van dr. van Hall te worden gehouden; en dat gevaar is zeker niet gering, waar, tegen de ons zoo euvel geduide uit drukking, dat do heer van Hall zich in de wetenschappelijke wereld geene bekendheid heeft verworven, alleen wordt over- gesteld de verklaring dat hij „een fatsoenlijk man" is, eene eigenschap welke noch door ons, noch door onzen korrespon den t in eenig opzigt aan den eervol ontslagen konservator zal worden ontzegd. De briefschrijver vangt zijne bestrijding aan met te beweren dat de benoeming van dr. van Hall tot konservator onder het vorig ministerie Thorbceke reeds was voorbereid, en hij is be nieuwd op welken grond onze korrespondent dit zal tegen spreken. Die tegenspraak zal echter niet volgen eensdeels omdat wij niet willen onderzoeken of in herinnering brengen, in hoe verre de benoeming het gevolg was: l. van de vriend schap die tusschen professor Blume en professor van Hall, vader van den eervol ontslagen konservator, bestond2. van de ijverige bemoei jingen van den oom des benoemden, als lid der tweede kamer; 3. van de antipathie des hoogleeraars Blume tegen Suringar, van wien èn kuratoren èn de regering, door hem in 1857 tol hoogleeraar in de kruidkunde te benoemen, de getuigenis hebben afgelegd dat hij een man van meer dan gewoon talent was, doch in wien Blume den leerling zag van prof. de Vriese met wien hij op een allesbehalve vriendschap- pelijken voet verkeerdeanderdeels omdat eene dergelijke tegenspraak geenszins noodig is tot slaving van onze bewering datde betrekking van konservator, welke tijdens het aftreden van den heer Thorbecke nog niet bestond, door den minis ter van Hall is geschapendat deze de benoeming heeft ge- kontrasigneerd en derhalve daarvoor uitsluitend aansprakelijk is. De dagteekening van het koninklijk besluit is hiervoor een alles afdoend bewijs. Dat de schrijver verder zijn hart lucht geeft over het ge brekkige der organisatie van het herbarium, duiden wij hem niet ten kwade, wel, dat hij tot grondslag van zijne ontboeze ming neemt den schijn dat onze korrespondent die organisatie wilde verdedigen. Zelfs dien schijn kan men niel afleiden uit ons berigt, waarin gezegd wordt „Nu is het waar, dat het „herbarium thans geen te Leiden woonachtigen bestuurder „heeft, doch dit is geen terugkeer tot vóór 1853, toen de „leidsehe hoogleeraar Blume ^j;'t de direktie daarvan belast „was." Niet de genomen maatregel te prijzen, maar een valsch 5 berigt te weerspreken, was de bedoeling welke in den door j ons uiedegedeelden brief duidelijk doorstraalt, j Onze bestrijder brengt zich overigensin eene vreemde posi tie door verder het ontslag van den konservator en het benoe men van een direkteur, te Utrecht woonachtig, gezamenlijk te I bespreken. Wij beroepen ons op liet oordeel van eiken lezer van den Spectator om te getuigen of onze anonymus niet juist het tegendeel betoogt van hetgeen hij wil trachten te bewijzen, j Ilij wilde bewijzen dat het noodig was dr. van Hall als kon- 1 senator te behouden omdat de direkteur te Utrecht woont hij betoogt in der daad dat het wenschelijk zou zijn dat de direkteur te Leiden woonde waaruit dan volgen zou doch deze konklusie laat onze bestrijder achterwege dat uien te Leiden geen konservator zou noodig hebben tot het verrigten van die werkzaamheden over welker niet-verrigting nu ge klaagd wordt. Zulke redeneringen zijn moeijelijk te wederleggen. Wij wil len aannemen dat de organisatie van het herbarium op dit oogenbhk verre van volmaakt is, maar de schrijver in den Spectator is, blijkens de wonderlijke duisterheid van zijn be toog, zeker de man niet om eenig licht te verspreiden over het gebrekkige van den tegenwoonligen toestand dier in- rigting en hare wezenlijke behoeften. Welligt zal dit licht opgaan in de tweede kamer der staten generaal, waaraan dr. van Hall dezer dagen een adres heeft gerigt. Hij verzoekt daarbij „om eene verandering ten goede ce doen brengen in „den toestand, waarin het rijks herbarium thans verkeert, en „daardoor het lot af te wenden, waarmede deze belangrijke „inrigting wordt bedreigd." De beslissing omtrent dit adres zullen wij afwachten alvo rens ons verder,met deze zaak en i.-n onge: oemden schrijver m den Spectator bezig te houden,. De gemiddelde opbrengt der veldgewassen per bunder op liet eiland Walcheren over 1SG2 is als volgt; Tarwe 24, rogge 29, zomergerst 31, wintergerst 38, koolzaad 21, haver 45, paardenboonen 19, witteboonen 22, bruineboonen 20, erwten 23 en aardappelen 1SS mudden mangel wortels 53,000, peeën 40,000, en 2jarige meekrap 2100 ned. ponden. Naauwelijks was, nu ruim een jaar geleden, bet lijk van den verdienstelijken Dresselhuis te Wolfaartsdijk ter aarde be steld, of de wensch werd vei nomen o:n door het oprigteu van een gedenkteeken, niet slechts eene hulde te brengen aan den overledene maar ook een zigtbaar teeken te bezitten tot opwekking voor tijdgenoot en nakomelingschap tot navol ging van een leven dat onafgebroken aan het heil der mensch- heid gewijd was. Het denkbeeld vond algemeen bijval en eene kommissie, zamengesteld uitdeheeren J.Fransen van de- Putte, dr. E. Moll te Goes, en dr. J. P. Snoep, te Wolfaarts dijk, waaraan zich later de heer van der Linden, te Wol faartsdijk, aansloot, zag zich weldra door ruime deelneming in staat gesteld aan het plan uitvoering te geven. De keuze van de plants waar liet gedenkteeken zou verrij zen leverde eigenaardige bezwareD op maar werd eindelijk bepaald tot het plein voor de nieuw gebouwde school der ge meente, waarde overledene het belangrijkste deel van zijn leven had doorgebragt. Zaturdag l november werd voor de onhullmg vastgesteld en ten 12 ure nam de plegtigheid een aanvang. Het ruime schoollokaal was reeds vroeg met genoo- digden gevuld. Men merkte daaronder op kommissiën uit het gewestelijk bestuur, uit onderscheidene kerkelijke kollegiën, uit het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, vele predi kanten, eene talrijke vertegenwoordiging van deZuid-Beve- landsche onderwijzersvereeniging, bloedverwanten van den mati wiens nagedachtenis men huldigde, en eenige dames. Nadat allen hadden plaatsgenomen deelde de voorzitter der kommissie, de heer Fransen van de Putte, mede wat men had verrigt volgens den verstrekten last, hoe dit feest was voorbe reid en welken gang het volgen zou. Een mannenkoor, door onderwijzers gevormd, hief hierop een krachtig lied aan waar door de gemoederen werden geleid tot de stemming die de plegtigheid beheerschen zou. Vervolgens betrad de voorzitter der kommissie liet spreekgestoelte en gaf na passende wel- komsgroet een overzigt van liet leven van Dresselhuis, waarin zoo veel lief en leed zich hadden afgewisseld, terwijl hij vooral deed uitkomen, hoe het levensgeluk van Dresselhuis aan zijnen eenigen zoon verbonden was geweest en zijn levenskracht met diens sterven als het ware uitgèbluscht was geworden. Na korte karakterschets wees de spreker op de onderschei dene maatschappelijke betrekkingen van Dresselhuis, op de uitmuntende wijze waarop hij daarin werkzaam was geweest en op de vruchten die de wetenschap, de kerk.de geheele maat schappij van zijne geleerdheid, zijn doorzigt, zijn ijver, zijne voortreffelijke beginselen had mogen plukken. Inde derde plaats werd gewag gemaakt van zijne veelzijdige talenten als geschied vorscher en als oudheidkundige, en niet minder rijk was de stof door den redenaar behandeld, toen hij Dresselhuis voorstelde als een edel, waarheidlievend mensehals een nederig geloovig christen. Na hem bragten nog dr.Snoep.de onderwijzersCromjongh, Jille en, van der Linde aan de verdiensten van Dresselhuis j veelzijdige hulde. j Alle feestgenooten begaven zich nu op uitnoodiging van den voorzitter naar buiten, schaarden zich om het gedenktee ken dat in vlaggen was gehuld, en nadat andermaal het koor- gezang der onderwijzershad weerklonken, viel hetomkleedsel j op het daartoe gegeven teeken wegen sprak dr. Moll eenige kernachtige woorden, waarop de zangers vervolgden: „Zoo wordt verdienste en deugd op aard Gekroond, gezegend en bewaard!" I In het schoollokaal teruggekeerd, waartoe de koude herfst- I lucht de aanwezigen noopte, vatte de voorzitter nog eenmaal i het woord op, zoo wel om het monument aan de zorgen hoede I van het gemeentebestuur op te dragen, als om den dank te j brengen aan allen die op eenigerlei wijze tot de oprigting hadden medegewerkt, j Uit naam der bloedverwanten van Dresselhuis werd door dr. Piccardt het woord gevoerd, waarop het zingen van een j opwekkend lied de plegtigheid besloot. I Van het monument, door den heer Rousseaux, te Antwer- I pen, vervaardigd, geeft dr. S. Piccardt in de Goessche courant J de volgende beschrijving: „Opeen sierlijk voetstuk van arduin j verheft zich een langwerpig blok, waarop aan vier zijden mar- j meren platen zijn ingevoegd. De plaats in het front draagt j het opschrift: AAN i J. AB UTRECHT DRESSELHUIS DOOR ZIJNE VRIENDEN EN VEREERDERS 1 nov. 1862. I Aan de westzijde staan de dagfeekeningen vau hetgeboorte- j en sterfjaar van Dresselhuis en aan de oostzijde leest men Hij wijdde zijn leven aan godgeleerdheid, opvoeding, ou-1- heidkunde, geschiedenis. Boven het. kroonstuk prijkt eene allegorische voorstelling, kunstig in wit marmer uitgehouwen. De zinnebeelden van geloof, hoop en liefde zijn omgeven met een krans van immortellen. Achter deze ziet men de kaart van Zeeland en op den geopenden bijbel leest men de spreuk: de j gedachtenis der regtvaardigen zal in zegening zijn. Nog prij- ken op de voorzijde ter wederzijde van het ridderkruis, de afbeeldingen van liet eeremetaal door Dresselhuis in letter- I kundigen strijd verworven. Een en ander, gelukkig gekozen en niet minder gelukkig geordonneerd, geeft de juiste herin nering van de verdiensten des gehuldigden. Een sierlijk hek omgeeft het geheel en is een monument van de goede zorgom j het gedenkteeken te beveiligen." j De Staatscourant bevat een regeringstelegram, bij het de- paitement van koloniën ontvangen, gedagteekend Batavia 30 september. Het luidt„Een zekere Maas Poengoet heeft ge- j tracht eenige ongeregeldheden in de residentie Bantam te verwekken. Zijne pogingen zijn geheel verijdeld." De baron van Hall is in zooverre hersteld, dat hij eenewan- deling heeft kunnen doen. Volgens de wets ontwerpen tot bekrachtiging van provin- j ciale belastingen, wordt de heffing van de volgende opcenten op de hoofdsom der grondbelasting over 1863 voorgesteld j door Gelderland 4£. Noord-Holland G£. Zeeland 6, Friesland 5, Groningen 18, Drenthe 11 en Limburg 4. alsmede op de hoofdsom der belasting op het personeel over de dienst 1863/64: door Gelderland 6, Noord-Holland 6, Zeeland 5, j Friesland 2£, Groningen 13. Drenthe 2en Limburg2opcenten, j Uit een bijgevoegdeu staat blijkt, dat de opbrengst der op- centen in Zeeland geraamd wordt op f 50.512,69. In 1861 bedroeg die opbrengst f 52,099,04^. Naar men verneemt is de arasterdamsche afdeeling der Maatschappij tot bevordering der toonkunst van plan, nog i deze maand aldaar een groot volks-koncert te geven, toegan- i kei ijk voor alle standen, mits zij slechts op toereikende mede- werking van de zangers daar ter stede kunnen rekenen. Ook de vereeniging Amstels-raannenkoor, onder leiding van haren direkteur Richard Hol, bereidt zich voor tot het geven van een groot volks-koncert. hetwelk zal plaats hebben j op woensdag 3 december a. s., in het lokaal Frascati. De toe- i gangsbevvijzen zullen kosteloos worden verstrekt aan degenen, j waarvan men vertrouwen mag dat de zaden van veredeling en beschaving, die de toonkunst in zoo hooge mate kan uit- j strooijen, in eenen niet on vruchtbaren bod^rn gullen vallen, i Het eerelid der vereeniging. de dichter Hofdijk.-h^ft zich ter bevordering dezer/zoo wenschelijke''zaak, op uitnoochging des I bestuurs bereid jfevklaard, bij die gelegenheid meteen kort woord het doel ',cn de strekking van volks-koneerten te ont- I wikkelen. Het prhgrjupaVa zal gehctrl/uit nationale komposi- tiën bestaan, die Geinig.uispannjng vorderen om te worden begrepen. Handelsblad

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1