MIDDELBURGSCIIE COURANT
EERSTE BIJVOEGSEL
VAN DE
van zatiu'dag 18 oktober 1862. No. 125.
Gemeenteraad vaji Vllssiiigen.
Zitting van 13 oktober.
Voorzitter de heer Callenfels.
De notulen tier vorige zitting worden gelezen en goedge
keurd, waarna de sekretaris de nieuwe raadsleden A. E.
Thierens, M. Pot en J. B. de Groof binnenleidt, die in handen
des voorzitters de bij art. 83 der grondwet en art. 39 der ge
meentewet gevorderdeeeden afleggen.
De voorzitter wenscht hen geluk met hunne benoeming,
drukt de hoop uit dat zij met genoegen en eensgezind de
belangen der gemeente als raadsleden zullen behartigen en
noodigt hen uit de voor hen bestemde plaatsen in te nemen.
De heer Pot dankt den voorzitter voor zijne toespraak.
Hij beschouwt het als eene eer in de raadszaal tegenwoordig
te zijn niet omdat hij gaat plaats nemen in het eergestoelte,
want hoe weinig zijn levenservaringen ook zijn mogen
hij weet hoe moeijelijk het is deel der regering uit te maken,
maar om het vertrouwen door de ingezetenen in hem gesteld.
Een nooit gekend gevoel bezielt den spreker op dit oogenblik.
en wel voornamelijk het besef zijner weinige geschiktheid bij
de eischen en behoeften van dezen tijd. Hij weet dat hij, op
gevoed in den kring van een eenvoudig burgerlijk huisgeziu,
zonder rang of hooge geboorte, weinig zou vermogen tegen
die leden die hem in welsprekendheid, kunde en ervaring zoo
verre vooruit zijn, en de gedachte daaraan zou ontmoedigend
voor hem zijn. Maar ééne gedachte koestert hij. dat het
hooge Godsbestuur, dat ieder schenkt wat hij behoeft, ook
hem zulks schenken zal; en in dat vertrouwen besluit hij alle
krachten te besteden voor het belang der gemeente en hare
ingezetenen, zonder aanzien des persoons, zonder te letten op
kleur of rigting. Hij verzoekt ten slotte om de medewerking
en, waar noodig, de vriendschap zijner medeleden, onder
verzekering van zijn kant alles te zullen aanwenden wat vol
gens pligt en geweten strekken kan om het in hem te stellen
vertrouwen zich waardig te maken.
Bij loting is besloten dat de heer de Groof in 1865 en de
heer Pot in 1867 zullen aftreden, terwijl de heer Thierens, die
de vacerende plaats heeft ingenomen, zal aftreden op het tijd
stip waarop zijn voorganger anders zou zijn afgetreden, na
melijk in 1865.
Is ingekomen een verzoek van den hulponderwijzer op de
school voor on-en minvermogenden J. C. Luitingh, om als
zoodanig met 1 november eervol te worden ontslagen, daar
hij is benoemd tot hulponderwijzer te Middelburg. Met
eenparige stemmen is besloten dit verzoek in te willigen.
Nog zijn ingekomen de vroeger met aanmerkingen terug
gezonden rekeningen van het arm-gast- en weeshuis en van de
teekenschool. Daar de gemaakte bedenkingen zijn wederlegd
of daaraan is te gemoet gekomen, is besloten deze rekeningen
alsnu goed te keureu.
Naar aanleiding van het bij de geleidende missive der reke
ning van de teekenschool aangevoerde, „dat men zich niet aan
den vorm gebonden rekende, daar daaromtrent geen bepaald
voorschrift bestaat." zegt de beer Mestdagh dat hij een uni
form voor alle ondergeschikte en aan de gemeente rekenplig-
tige administratiën noodzakelijk acht. De voorzitter deelt
dit gevoelen, doch merkt op dat voor het oogenblik hiervan
geen sprake is en daaromtrent later voorstellen kunnen wor-
deu gedaan.
De heer Winkelman brengt namens de kommissie van de
strafverorderingen rapport uit betreffende bet onderzoek om
trent de keuring en het wegen van het brood. De kommissie
stelt een vijftal bepalingen voor, welke met algemeene stem
men worden goedgekeurd. Den keurmeesters wordt daarbij
de verpligting opgelegd van eenig verdacht meel of brood, in
tegenwoordigheid der eigenaren, een monster te nemen en
aan den scheikundige op te zendentelken drie maanden een
brood van een of meer bakkers te keuren de helft daarvan
zal aan den scheikundige worden gezonden en de andere helft
op het raadhuis blijven, terwijl de scheikundige het noodig
onderzoek zal moeten doen en daarvan rapport aan burge
meester en wethouders inzenden.
Namens de kommissie in wier handen is gesteld de ge-
meentebegrooting voor 1863, brengt de heer ITector rapport
uit. Daarin verklaart de kommissie: 1. dat haar onderzoek
zeer vergemakkelijkt is door de volledigheid der memorie van
toelichting en bijlagen, welke de redenen bevatten waarom
sommige posten hooger dan vroeger waren gestelden som
mige uitgaven van verschillenden aard bepaald vereisclit wor
den 2. dat zij heeft gezien dat de inkomsten overeen
komstig de werkelijke opbrengst aan belastingen en andere
regten in 1861, eenige duizenden hooger geraamd zijn dan hij
de begrooting voor het loopende jaar 1862, waarbij de op
brengst van 1860 tot grondslag was genomen. De kommissie
hoopt dat die hoogere raming verwezenlijkt zal worden, waar
door met het einde van 1863 de fondsen der gemeente aan
zienlijk zullen zijn toegenomen, daar de uitgaven in 1S63 ver
moedelijk wel minder dan over 1862 zullen zijn. Zij wijst op
deze bijzonderheden met het oog op het mogelijke dat, bij
zulk een gunstigen fiuanciëlen toestand van het belasting
stelsel, maatregelen zouden kunnen worden voorbereid om
sommige belastingen af te schaffen of te verminderen, voor
zoo ver dein kas zijnde gelden niet tot andere nuttige doel
einden zouden behooreu beschikbaar te blijven. Met 1 januarij
1863 zou, naar haar oordeel, de belasting op de bouwmate
rialen en de lijnolie kunnen afgeschaft worden, gelijk zulks
ook in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt, die
daaromtrent het oordeel der kommissie hebben gevraagd.
Hierna gaat de kommissie in haar rapport over tot de be
schouwingen, waartoe het onderzoek der begrooting haar
heeft aanleiding gegeven, eerst omtrent de uitgaven en ver
volgens over de inkomsten.
Daar deze beschouwingen bij de behandeling der begroo
ting in aanmerking worden gfiomen, onthouden wij ons hier
van de afzonderlijke vermeldt.;g.
Na het uitbrengen van liet rapport vraagt de voorzitter of
iemand nog eenige algemeene beschouwingen omtrent de
begrooting heeft mede te deelen, al vorens met de behandeling
wordt aangevangen.
De heer Schmidt zegt zich niet te kunnen vereenigen met
de voordragt ter verhooging van sommige traktementen. De
kommissie welke vóór omstreeks twee jaren gevormd is tot
het houden eener revisie der verschillende bezoldigingen, heeft
nog slechts ééne zitting gehouden, en hij acht het vreemd dat
men nu middelerwijl voor enkele titularissen voordragt tot
verhooging iloet. De bedoelde kommissie zal alles behoorlijk
onderzoeken, doch zoo lang zij geen rapport van den uitslag
van haar onderzoek heeft uitgehragt, zal hij tegen elke ver
hooging van traktement stemmen.
Als voorzitter dier kommissie beantwoordt de heer Uytten-
hooven den vorigen spreker. De reden waarom die kommissie
nog niet nader is bijeengeroepen ligt daarin dat rnen het tijd
stip daartoe, bij de tegenwoordige duistere omstandigheden
voor de gemeente, niet gunstig achtte. Wat betreft de voor
dragt eener afzonderlijke verhooging van jaarwedden, daar
omtrent kan ieder zijn gevoelen bij de behandeling der be
grooting kenbaar maken.
De lieer Ruijsch zegt niet in te zien dat de tegenwoordige
omstandigheden zoo duister zijn. Hij acht het gevaarlijk voor
eene goede staathuishoudkunde wanneer arbeid en loon niet
in evenredige verhouding tot elkander staan, en wanneer
kundige ambtenaren in hun loon worden beperkt. En nu
moge men er op wijzen dat bij eene verhooging van bezoldi
gingen allen in aanmerking behooren te komen die hun pligt
volbrengen, bet valt echter niet te ontkennen dat het woord
pligtsbetr ach ting zeer rekbaar is. Er is toch nog een groot
onderscheid of men zijn pligt volbrengt door te doen letterlijk
wat inen gehouden is te doen, of dat men met ijver en kunde
de gestelde grenzen overschrijdt om in het algemeen belang
meer nuttig sverkzaam te zijn. Hij ziet bij zulk eene trakte-
inentsverhooging niet op personen maar op zaken, en daarom
is hij voor de door burgemeester en wethouders voorgestelde
verhoogingen.
Alsnu wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling
der begrooting, beginnende met de uitgaven. [Wij deelden de
begrooting in haar geheel mede in het nommer dezer courant
van 6 september jl.]
Bij hoofdstuk!, afd. 1, art. 3 hebben twee leden der kom
missie van onderzoek voorgesteld de jaarwedde van den
sekretaris der gemeente van f 1200 te brengen op f 1400. De
reden daartoe ligt in het vermeerderd aantal zielen waardoor
ook de werkzaamheden zoodanig vermeerderd zijn dat de
gelijktijdige waarneming van eenige andere betrekking daar
door onmogelijk wordt gemaakt, wil hij niet belemmerd wor
den in de zaken van het bestuur welke aan zijn toezigt eu
beheer zijn opgedragen. Volgens de gemeentewet bekleedt
«Ie sekretaris eene gewjgtige betrekking en moet hij eene uit
gebreide kennis bezitten om burgemeester en wethouders en
de kommissiën van den raad behulpzaam te zijn in alles wat
hun bestuur aangaat. Hij moet de vergaderingen van den
raad en der meeste kommissiën uit den raad bijwonen om de
notulen te houden en zoo noodig inlichtingen te verschaften;
hij is belast met de redaktie van stukken, heeft het toezigt over
het personeel der stedelijke griffie, is verantwoordelijk voor
de geregelde administratie, en is ter wille der ingezetenen, die
hem meermalen aan zijne gewone bezigheden onttrekken,
dikwijls verpligt buiten tijds werkzaam te zijn. Het derde
lid der kommissie, dat zich niet met de voovgedragen verhoo
ging vereenigen kon, oordeelde de tegenwoordige bezoldiging
van f1200 in overeenstemming met andere traktementen, en
zag in de aanname van het voorstel een voor de gemeente be
zwarend antecedent.
Bij de geopende beraadslaging (in afwezigheid van den
sekretaris) wijst de heer Hector op het uiterst voordeelig batig
slot der rekeuing van 1861 ten bedrage van f23,307,35| en
het uitzigt dat er bestaat, niettegenstaande de duistere toe
komst, voor een dergelijk aanzienlijk saldo bij het einde van
het loopende jaar. Met het oog hierop en op de groote geld
sommen welke voor onderscheidene werken en instellingen
vereisclit worden, zal hij zijne stem aan de voorgedragen wel
verdiende verhooging van f 200 schenken.
De voorzitter verklaart zich ook voor de verhooging, of
schoon hij over het algemeen huiverig zou zijn nu aan trakte-
menisverhoogingen tnede te werken.
De heer van Uije Pieterse doet zich kennen als het lid der
kommissie dat tegen de verhooging gezind was, en wel om
bovengenoemde redenen. De bezoldiging van den sekretaris
te Middelburg is flöOU bij eene bevolking van 16000 zielen
stelt uien nu f 100 per lOüü zielen, dan zou f 1200 voor den
sekretaris te Vlissmgen al reeds meer zijn dan in Middelburg
gegeven wordt. Geeft men den een, dan moet men, volgens
hein. de bezoldigingen van alle ambtenaren herzien, en dit
zou eene enorme vermeerdering der uitgaven na zich slepen.
Er moge hoop op welstand voor de gemeente zijn, de zeker
heid bestaat er niet, en daarom mag een prijs stellen op de
werkzaamheid van den sekretaris geen reden zijn om de
voorgestelde verhooging toe te staan.
Nadat de heer Iluysch gewezen heeft op het garnizoenen
de marine als, in vergelijking niet Middelburg, verzwarend
voor de werkzaamheden van den sekretaris, herhaalt de heer
Schmidt het door hem reeds aangevoerde, waarom hij tegen
de verkooging stemmen zal.
De heer Mestdagh. mede lid der kommissie van revisie der
traktementen, gelooft dat men met eene verhooging van be
zoldiging moet wachten tot die kommissie rapport zal hebben
uitgehragt.
In omvraag gebragt is het voorstel der kommissie met 11
I tegen 'j stemmen verworpen. (Vóórstemden deheeren LIector.
I Ruijsch en Thierens; de lieer Wels moest zich volgens art. 46
I der gemeentewet buiten stemming houden.)
Art. 5 der zelfde afdeeling. presentiegelden van de leden
van den raad f 500, ten gevolge van het vermeerderd aantal
leden door burgemeester en wethouders met f 100 vermeer-
1 derd voorgedragen zijnde, daar er vroeger slechts f 400 voor
was uitgetrokken, zegt de heer Schmidt dat dit presentiegeld
alleen als een prikkel voor de leden moet worden beschouwd
hij gelooft dat hij het belioudeu van den vroegeren post nog
prikkel genoeg zou zijn. De heer Ruijsch deeltditgevoelen
niet De heer Pot verklaurt zich tegen de verhooging uit
hoofde er bezwaren bestaan tegen het doen eener uitgave tot
verhooging van traktementen.
Met 11 tegen 4 stemmen is de voorgedragen verhooging
behouden. (Tegen stemden de heeren Pot, van der Hijden,
Schmidt en Mestdagh.)
Afd. 2, art. 4. jaarwedde van den gemeente-bouwmeester
f 1200. Betreffende dezen post heeft de kommissie van onder
zoek in haar rapport opgemerkt dat hij met f 200 verhoogd
is, terwijl zij in de memorie van toelichting vermeld vindt dat
dit artikel met vonge begrootingen is gelijk gesteld. Zij wilde
zich hare meening echter voorbehouden, daar er misschien
eene misstelling had plaats gehad.
De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders voor
stellen om die jaarwedde van f 1000 te brengen op f 1200.
De heer van Uije Pieterse verklaart zich hiertegen omdat
vroegere titularissen zelfs minder inkomen hadden en de
tegenwoordige bovendien vrije woning en gedeeltelijk vrij
licht enz. geniet. De heer Mestdagh koestert de hoop uit
de diskussiën stof op te zamelen voor de kommissie van re
visie. Hij herinnert echter den voorzitter dat deze vóór eenige
jaren bij de diskussie over het bouwen eener woning voor den
architekt gezegd heeft dat zulks was ter tegemoetkoming aan
dien beambte. De heer Uijttenhooven zegt ook huiverig te
zijn voor eene vermeerdering van bezoldiging in het alge
meen, doch het betreft hier een ander terrein. De tegenwoor
dige bouwmeester behartigt ten zeerste de belangen der ge
meente, niet alleen wat het uiterlijke betreft, maar in zijn
zucht om alle materialen zoo goedkoop mogelijk ten bate der
gemeente te krijgen enz. De vorige bouwmeester had andere
betrekkingen waardoor zijne bezoldiging gelijk met de nu
voorgedragene kwam. Toen men voor den tegenwoordigen
titularis f 1000 vaststelde, deed men het om eerst te zien welk
een man hij was. Zijn voorganger had een stads baas onder
zich, hij heeft dadelijk alles zonder zoodanigen beambte ge
daan en de kombinatie van die beide betrekkingen in één
persoon moest de werkzaamheden natuurlijk veel vermeer
deren de zorg voor aanbestedingen is daardoor ook zeer
toegenomen. Wat betreft de vrije woning, geschat op eene
huurwaarde van f 200, zij maakt dan met de bezoldiging van
f 1000 nog slechts een jaarwedde van f 1200, terwijl licht en
vuur met den vorigen gelijkstaan. De tegenwoordige bouw
meester heeft verleden jaar eene gratiffkatie van f200 geno
ten, en ook nu heeft de kommissie voor de gasfabriek eene
gratifikatie van gelijk bedrag wegens buitengewone werk
zaamheden aan de fabriek voorgedragen ook bij de komst
van Z. M. den koning heeft hij zich voor de gemeente beijverd,
en dit alles dient te worden in aanmerking genomen om af te
zien van het systeem van gratifikatiën en eene verhooging
van traktement toe te staan. Bij die verhooging zal men dan
toch nog f 400 meer in de stedelijke kas overhouden dan bij
den vorigen bouwmeester.
Bij omvraag is het voorstel aangenomen met 11 tegen 4
stemmen (van de heeren Schmidt, Mestdagh, van Uije Pie
terse en Pot).
Bij art. 10 der zelfde afdeeling, jaarwedden van de ambte
naren belast met het toezigt op de invordering der plaatselijke
belastingen, is eene verhooging van f 100 voorgedragen voor
deu kontroleur, uit hoofde zijne tegenwoordige jaarwedde
niet aan zijne werkzaamheden geëvenredigd wordt geacht.
De kommissie zegt in haar rapport tot die verhooging te advi
seren, onder beding van een haver leden dat in het vervolg op
geen verhooging van dien post meer zal worden aangedrongen.
De heer de Kruijft' zegt dat, toen er sprake was van eene
benoeming van den rijks-kontroleur tot gemeente-ambtenaar
tevens, deze zelf eene jaarwedde van f 600 heeft voorgesteld,
eene wedde welke volgens spreker aan andere gemeenten ge-
evenredigd is. Hiertegen wordt door den heer Uvttenhoo-
ven aangevoerd dat de tegenwoordige kontroleur die jaar
wedde niet heeft voorgesteld, maar dat hij. toen daarover
gesproken werd, gezegd heeft dat hij eene bezoldiging van
f600 voor de aan die betrekking verbonden werkzaamheden
niet te veel achtte. Na zijne aanstelling is het bij de uitoefe
ning zijner funk tie gebleken dat die werkzaamheden nog veel
meerder waren, en deze vele werkzaamheden vervult de titu
laris met eene bijzondere naauwgezetheid, zoo dat men, na
vóór eenigen tijd eene gratifikatie aan eenige kommiezen te
hebben toegekend, ook wel tot de voorgedragen traktements-
vei'hooging voor den kontroleur besluiten mag. De heer
van Uije Pieterse zegt het lid der kommissie te zijn dut zijne
stem voor het voorstel wil geven zoo hij de verzekering krijgt
dat later geen voorstellen tot verhooging van dien post meer
zullen worden gedaan, omdat bij achtereenvolgende verhoo-
gingen het voordeel der kombinatie van rijks-en gemeente
ambtenaar zou vervallen. Het dagelij kseh bestuur geeft
daarop van zijn kant die verzekering, hoewel de voorzitter
tevens opmerkt dat buiten burgemeester eu wethouders om
misschien later uit den boezem der vergadering voorstellen
daartoe kunnen opgaan. De heer Ruijsch beaamt het denk
beeld van den heer van Uije Pieterse, vooral met het oog op
de belangrijke veranderingen welke in den financiëlen toe
stand der gemeente eerlang zullen plaats hebben.
Het voorstel is daarop aangenomen met S tegen 7stemmen.
(Tegen stemden de heeren van der Os, Schmidt, Mestdagh, tie
ICruijff, Pot, van tier Hijden en de Groof.)
De aanstelling van een vierden hulponderwijzer op de
school van on- en minvermogenden op eene jaarwedde van