terwijl het voorts lomp van vorm en ongeschikt als stoomschip
is, en onder het tuig gedrukt gaat, heefthet nog het kapitale ge
brek dat het geen spaardek bezithet schip voert 16 stukken,
die het niet alle kan gebruiken, of ten minste bezwaarlijk, daar
er een aantal vastgebouwde voorwerpen inden wegstaanen
dus, als men schiet, het misschien zal zijn ten koste van de be-
manning.De stoomschepen 3de klasse, zoo alsdeüetehenVe-
suvius, acht de getuige zeer goede vaartuigen voor Indië; zij
vereenigen ligtlieid van bouw met een goed stoomvermogen,
maar zij moeten een weinig zwaarder gewapend worden en
wel met getrokken kanonnen. De flotillevaartuigen zijn mis
lukt voor hun doel en wij hebben er niets aan zij liggen be
dolven onder tuig. zijn naauw en bekrompen en gaan te diep,
ten minste voor de binnenlandsche verdediging, hetgeen het
oorspronkelijke doel was waarvoor men ze bouwde. Het zijn
verbeterde kanonneerbooten van 1S30; zij hebben een mast
meer, maar zijn daarom niet deugdzamer en echter veel kost
baarder. Eene kanonneerboot moet, naar het oordeel van den
getuige, een vaartuig zijn, dat men in den grond kan laten
boren zonder dat men er veel geld aan verliest; maar het zal
nog al kostbaar uitkomen, als er Propatrias in den grond wor
den geschoten. Deze vaartuigen zijn bovendien met te veel luxe
uitgerust en hebben in het klein alles wat men op een fregat
in het groot vindt. Vroeger had men op de kanonneerbooten
lantaarns met hoornen bladen en bakken met houten of ijze
ren banden voor het volk, hetgeen altemaal voldoende was;
thans is alles van koper, hetgeen veel meer kost. Men zou de
Propatrias zeer goed kunnen vervangen door oude kanonneer
booten, doch van voren en van achteren gepantserd. Door ze
aan elkander te sjorren zal men eene drijvende batterij heb
ben, die uitmuntend is, die men kan verplaatsen waar men
wil, die men uiteen kan laten gaan en, als het noodig is,
weder in den vorigen toestand kan herstellen. De drijvende
batterijen, die wij op het oogenblik hebben, zouden niet
kwaad zijn, indien zij het pantseren waard waren, en men ze
van stoomkracht kon voorzien om zich zeiven te bewegen.
Zij moeten nu altijd eene sleepboot hebben om van de eene
plaats naar de andere gebragt te worden wanneer ongeluk
kig de kabelketting wordt afgeschoten, zijn zij aan zich zeiven
overgelaten. De korvetten, gelooft de getuige, dat in Indië
zeer goed af te varen zijn. De raderstoomschepen zoo als
de Brorao, of liever iets grooter zoo als de Gedeh, moeten
noodzakelijk in Indië behouden worden, omdat zij daar uit
muntende diensten bewijzen. Zij bergen veel volk. gaan met
kracht tegen den moesson in en brengen in korten tijd eene
belangrijke expeditie van de eene plaats naar de andere. Of
schoon eendeksschepenwaar de getuige in het algemeen
tegen is, hebben zij weinig tuig en weinig geschut op het dek,
zoo dat er ruimte genoeg is om met beide te manoeuvreren.
De ijzeren raderschepen zoo als de Celebes en Borneo, en de
kleinere schepen zoo als de Madura, bewijzen belangrijke
diensten en zijn geschikt om op ondiepe plaatsen te komen,
zoo dat deze types verdienen behouden te worden. De zeil
schepen en korvetten, die nog in Indie zijn, kunnen daar vele
goede diensten bewijzen.
Het getal luitenants 2e klasse en dat der kapiteins ter zee
zou eenigzins uitgebreid dienen te worden; dat der luite
nants le klasse is voldoende. De opleiding te Willemsoord
draagt slechts gedeeltelijk zijne goedkeuring weg, daar hij
een kursus van vier jaren in plaats van driejaren zou verkie
zen. Hij zou aan de geheele opleiding aan boord van een
schip de voorkeur geven, mits dat schip een toonbeeld van
orde zij; is dit niet het geval, dan werkt het integendeel na-
deelig in het vervolg. De opleiding der onder-officieren is
goed, indien men blijft voortgaan op den weg dien men heeft
ingeslagen, doch de getuige meent dat men met de opleiding
der leerlingen wel wat op te jeugdigen leeftijd begint, zoo
dat, wanneer zij alles kennen wat voor hunne betrekking ver-
eischt wordt, zij nog te jong zijn om dadelijk tot onder-officier
te worden bevorderd en nog een paar jaar moeten wachten,
hetgeen hen ontmoedigt.
Aan matrozen bestaat voor liet oogenblik geen gebrek,
want de lust om weder in dienst te treden is zoo groot, dat het
volk het als eene gunst beschouwt gereëngageerd te worden.
Vroeger zag men bij het weder in dienst nemen, het gedrag
wel eens door de vingers; maar thans wordt er streng gelet op
de konduiteboekjes. Een voornaam vereisclite om dien gun-
stigen toestand te onderhouden is, dat men de opleiding van
jongens, zoo als te Leiden en te Groningen, doe in stand blij
ven. Die opleiding is uitmuntend en men verkrijgt langs dien
weg veel beter matrozen dan door jonge menschen uit de heffe
des volks als ligt matroos of matroos 3e klasse aan te nemen.
De spoedige promotie van de adelborsten tot luitenantacht
de getuige nadeelig voor de dienst. Ook daarom zou hij aan
de opleiding in vier jaren de voorkeur geven en het zelfs wen-
scheiijk achten, dat de jongelieden eerst op hun veertiende
jaar op het instituut kwamen. Zij zouden dan "niet vóór hun
achttiende jaar aan boord komen, hetgeen veel beter zou zijn.
Als de adelborsten nu aan boord komen moet men hen nog
eveneens behandelen als op het instituut, want het zijn nog
knapen zonder zelfstandigheid en men kan hun niets toever
trouwen.
De getuige acht onze zeemagt voldoende tot verdediging
van ons land, maar geenszins om, als wij in een europeschen
oorlof gewikkeld worden, aanvallenderwijze te ageren. Ons
drijvend materieel is goed te gebruiken, maar moet gepant
serd worden. Alles is daarvoor wel niet even doelmatig, maar
men moet gebruiken wat men heeft. Als men nieuw maakte,
zou het geheel anders moeten zijn. Met het oog op onze finan
ciële krachten, zullen wij ons moeten bepalen tot de binnen
landsche defensie en tot de bescherming van onze koloniën
tegen een inlandschen vijand. In oorlogstijd zouden wij 50 of
60 kanonneerbooten, voor en achter gepantserd, noodig heb
ben, terwijl het getal drijvende batterijen zich naar de behoefte
zou moeten regelen.Voorts zou het als een onzer voornaamste
verdedigingsmiddelen noodig zijn onze zeegaten te versper
ren; dat zij te breed zijn, zoo dat de stroom een uitweg kan
vinden en zich een ander vaarwater zou kunnen vormen
spreekt de getuige tegen, want een ander vaarwater vormt
zich zoo spoedig niet. Ook moet men. wanneer men schepen
laat zinken, het zeegat niet aan zijn lot overlaten als men
bemerkt, dat zich een nieuwe doortogt gevormd heeft, moet
men dien weder met andere zinkschepen aanvullen.
De verdediging van Indië tegen den aanval eener zeemo
gendheid moet overgelaten worden aan de landmagt, daar de
zeemagt genoeg zal te doen hebben met het beschermen van
onze koopvaardijvloot. Het vaarwater bij Batavia kan slecht
verdedigd of versperd worden, dat van Soerabayades te beter.
Ambon en Biraa, ofschoon ver afgelegen, zouden tot vlugtha-
vens ingerigt kunnen worden. Overigens is onze zeemagt in
Indië voor het oogenblik voldoende, en met eene totale be
manning hier en in Indië van 6000 matrozen, buiten de mari
niers. en 800 inlanders, kan men volstaan.
In West-Indië is geen eskader noodig; het is genoeg van
tijd tot tijd daar de vlag te vertoonen. Deschepen. voorkruis-
togten bestemd, kunnen West-Indië aandoen. Wij behoeven
er niet meer dan twee of drie schroefstoomschepen derde
klasse te hebben, want in tijd van oorlog kunnen wij de West-
Indiën toch gerust opgeven.
Het korps mariniers zou eenigzins versterkt dienen te wor
den, althans in Indië, want de matrozen zijn eigenlijk niet be
stemd om aan den wal gebruikt te worden.
In Indië kunnen vele schepen, later misschien, als men de
noodige inrigtingen bezit, alle gebouvvd worden, behalve die
van het grootste charter. In Europa kan men ook bij parti-
kulieren laten bouwen, doch wederom niet de groote schepen,
want daarvoor zijn die hellingen niet geschikt. Overigens
behoort hier te iande meer zorg bij die aanbestedingen te zijn.
want onder anderen stond in het bestek van de Groninger, die
bij partikulieren gebouwd is, niet vermeld of het van hout of
van ijzer moest zijn, evenmin als dat het geschut voeren
moest. Aanvankelijk was men bij den bouw dan ook begon
nen er dek'oalken als voor een gewoon koopvaardijschip in te
leggen, daar er geen sprake van was geweest dat zij geschut
moesten kunnen dragen.
De getuige keurt het plan van den minister om de werf te
Vlissingen niet meer tot werf van aanbouw te bezigen zeer
goed, omdat Vlissingen te digt aan zee gelegen isdoch als
uitrnstingsvverf kan zij behouden blijven. Vlissingen kan
vooral als werf van aanbouw vervallen, als men in het binnen
land eene goede plaats heeft, zoo als Amsterdam, hetwelk niet
spoedig te nemen is.
R. L. de Haeskapitein-luitenant ter zee.
In het algemeen is de toestand van onze zeemagt onvol
doende voor de behoefte. De stoomfregatten zijn niet vol
doende voor de dienst in Indie. De gladdeksvaartuigen dra
gen de batterijen slecht, hebhen eene onvolkomene wapening
en kunnen hunne stukken slechts ten deele gebruikenzij
missen het voornaamste vereischte van een goed oorlog
schip; eene overdekte batterij. De kleine vaartuigen, die in
den laatsten tijd zijn aangebouwd, beantwoorden nog minder
aan het doel, en kunnen als eene mislukte proef beschouwd
worden, omdat zij in verschillende opzigten onhandelbaar
zijn; zij zijn slecht gewapend en slecht ingerigt voor het
logies voor de officieren en het volk. De raderstoomscbepen
hebben goede diensten gedaan, doch kunnen door de veran
derde omstandigheden niet meer aan hunne bestemming be
antwoorden. Hetgeen de getuige van de verdedigingsvaar-
tnigen en de drijvende batterijen gezien heeft, geeft hem geene
aanleiding om ook daarover een gunstig oordeel te vellen;
daargelaten dat zij, veel geld hebben gekost, gelooft hij niet
(lat zij een aanval van den tegenwoordigen aard kunnen
doorstaau. In onze bewapening staan wij in het algemeen
achter bij andere natiën, hetgeen vooral daaraan moet worden
toegeschreven, dat wij. uit zuinigheid, ons, ten minste nog
voor een gedeelte, bedienen van gesehut, dat overal elders
buiten gebruik is gesteld. De getuige heeft daarbij trog niet
eens het oog op getrokken geschut, maar bedoelt de slechte
kwaliteit der stukken die reeds op de Medusa, Amsterdam,
Propatria enz., ongelukken hebben aangerigt, hetgeen strekt
om aan de officieren en de bemanning wantrouwen op ons
geschut in te boezemen, wat bij eene eventuele aktie zeer
ongunstig zou kunnen werken. De nog veel gebruikelijke
kanouades zijn echter zeer goed te bezigen in Indië, omdat
zi j wel niet ver dragen, maar met schroot geladen worden dat
zich wijd verspreidt.
Bij de kleine marine, die wij er volgens onze financiële
krachten op kunnen nahouden, is het een eerste vereischte
aan onze schepen met stoomvermogen de grootst mogelijke
snelheid te geven, zoo dat zij bij v. twaalf of veertien mijlen
kunnen loopen. De getuige zou dus eene soort van fregat of
korvet wenschen welke aan dat vereischte voldeed en 20
stukken van zwaar kaliber had. benevens de noodige ruimte
om die stukken behoorlijk te bedienen.
De mindere rangen van officieren hebben behoefte aan uit
breiding; de jongere officieren zijn te druk bezigen daarom
wel eens ontevreden met de dienst. Daar komt bij, dat zij in
Indië zich minder aangenaam geplaatst gevoelen tegenover
de civiele ambtenaren. De getuige zou het goed achten, dat de
jongelieden wat langer dan tegenwoordig in den rang van
adelborst der eerste klasse bleven, daar zij anders de noodige
zelfstandigheid missen.
Met betrekking tot de wijziging die in de bestraffing der
matrozen gebragt is, gelooft de getuige dat eene zachtere en
meer humane behandeling aan boord zeer gunstig heeft ge
werkt.
De getuige kau zich wel met het denkbeeld van den minis
ter van marine vereenigen om de werf te Vlissingen op te
heffen. Misschien is er nu nog behoefte aan als wij veel moe
ien bouwen; maar wanneer wij eenmaal tot den normalen
toestand zijn teruggekeerd, zal het behoud van de werf te
Vlissingen niet noodig wezen. Daardoor zullen wi j meer per
soneel op éen punt beschikbaar krijgen, namelijk te Amster
dam, dat dan uitsluitend de werf van aanbouw zou moeten
blijven.
J. vos, kapitein-luitenant ter zee.
Als er een zee-oorlog ontstond zouden wij niet meer dan
een vijftal schepen hebben oio tegen den vijand in zee te
brengen, namelijk ons vijftal stoomfregatten van 50 stukken.
De andere schepen zijn bijna alleen voor de koloniën bruik
baar. Wanneer wij door eene mogendheid van den eersten rang
in Indië worden aangetast, is alles in eens verloren. De bewa
pening onzer schepen staat niet op de hoogte van den tijd ner
gens is nog getrokken geschut. De getuige zou het wensche
lijk achten dat de schepen van beter geschut, ja zelfs van
Ariüstrong-kanonnen voorzien wierden. Voor de dienst in
Indië zijn de schepen vrij voldoende bewapend, want daar
behoeven tegenover de inlanders zulke hooge eischen niet ge
steld te worden.
In de mindere rangen van officieren is het personeel te
gering. Dat jonge officieren soms de dienst, verlaten, is om
eene meer voordeelige betrekking te bekomen; maar dit heeft
tegenwoordig niet in meerdere mate plaats dan vroeger. Het
scheepsvolk is in het algemeen uitmuntend en van goed ge
drag. De verzachting der lijfstraffen heeft daarop voordeelig
gewerkt. Als men slechts nederlanders aan boord heeft, kan
men ook zeer goed buiten lijfstraffen maar buitenlandsche
matrozen maken die soms noodig.
Onze zeemagt. ondersteund door de batterijen der landmagt,
zal den aanval van eene zeemogendheid op een onzer zeega
ten kunnen te keer gaan; doch het verdient hierbij opmerking,
dat de vijand onze zeegaten kan laten liggen en eenvoudig op
de kusten ontschepen. Stoombatterijen zullen overigens het
nieest. geschikt zijn voor de binnenlandsche verdediging. Van
ons drijvend materiëel zal daarbij waarschijnlijk geen geschikt
gebruik kunnen gemaakt worden, en al konden wij een ge
heel eskader van gepantserde schepen in zee brengen, zouden
wij het landen van een vijand wel kunnen bemoeijelijken.
maar niet beletten. Onze zeemagt zal ook tegen den vijand
in Indië niet bestand zijn, wantzulke aanvallen zullen nooit
anders geschieden dan door eene zeemogendheid van den eer
sten rang. Over het algemeen zijn daar geene reeden waar
onze schepen eene wijkplaats kunnen vinden. In gewone tij
den is onze tegenwoordige zeemagt voldoende tot handhaving
van ons gezag in den indischen archipel. Wenschelijk zouden
in Indië raderstoomscbepen van plaatijzer zijn. dte daar ge
makkelijk gerepareerd kunnen worden. Twee of drie houten
korvetten als de Djarabi of Medusa zouden er ook moeten
zijn, doch de getuige zou zoodanige schepen niet meer aan
gebouwd willen zien. In het algemeen verlangt hij ijzeren
schepen.
P. van Lelyveldt, luitenant ter zee le klasse en
kommandant der Propatria.
De fregatten, die wij bezitten, zijn goed geweest in den tijd
toen zij gemaakt werden, doch voldoen niet meer aan de
eischen van den tegenwoordigen tijd. De korvetten met
stoomvermogen kunneu nog goede diensten bewijzen in de
koloniën. De flolille-vaartuigen zijn slechte zeeschepen zij
zijn te klein, niet geschikt voorde dienst in de koloniën en
hebben geen goed logies voor de ekipage. De drijvende bat
terijen zullen zeer goed te pas komen op zwakke punten waai
de verdediging te lande niet voldoende is, namelijk wanneer
zij met ijzeren platen bekleed en van getrokken geschut voor
zien worden.
De vroegere kanonneerbooten waren doelmatiger dan de
tegenwoordige verdedigingsvaartuigen of Propatrias, om hoo-
ger op de rivieren te kunnen dienen. De verdedigingsvaar
tuigen gaan te diep, om ze overal op de rivieren te gebruiken.
Voor de zeegaten hebben zij als vaartuigen niet veel waarde;
doch zij bezitten eene zware batterij en het zou in tijd van
nood doelmatig kunnen zijn. ze met ijzeren platen te beklee-
den en te voorzien van getrokken geschut. Als zij dit niet
hebben en blij ven zoo als zij nu zijn, zouden zij niet bestand
wezen tegen een aanval met getrokken geschut. Overigens
staan de verdedigingsvaartuigen, als geene zwaarden heb
bende. in bezeildheid achter bij eene oude kanonneerboot.
Er zijn te weinig luitenants 2e klasse en wanneer dit getal,
overeenkomstig de formatie, op 250 wordt gebragt, zal het
nog niet voldoende zijn.
De matrozen zijn oneindig beter dan vroeger. De afschaffing
der gestrenge lijfstraffen heeft daarop zeer gunstig gewerkt.
W. K. van Gennep, luitenant ter zee le klasse.
De toestand onzer zeemagt is van dien aard, dat het niet te
wenschen zou wezen, dat wij in oorlog geraakten met eene
europesche mogendheid. De meeste onzer schepen waren
goed in den tijd toen zij gebouwd werden, maar er zijn er ook
verscheidene (lie van den aanvang af aan gebreken mank gin
gen. Onze gladdeksschepen zullen in oorlogstijd zeer nadeelig
zijn zij zijn binnen een oogenblik weg, want hetnedervallen
van het afgeschoten tuig maakt zulk eene ophooping in de
batterijen, dat deze onbruikbaar worden. Misschien kunnen
die schepen in Indië gebruikt worden, maar het zou wensche
lijk zijn ook daar kuilschepen te hebben. De drijvende batte
rijen acht de getuige ongeschikt en niet meer te gebruiken.
De bewapening onzer schepen, ofschoon meer dan voldoende
tegenover inlaudsche vijanden in Indië, staat achter bij die
van andere natiën. Wat de officieren betreft, is er geen gebrek
aan 2e luitenants en wanneer het getal op 250 gebragt wordt
zal het zeker voldoende zijn.
Eene uitbreiding van het korps mariniers zou wenschelijk
zijn; zij hebben bij de laatste expeditiën in Indië zeer goede
diensten bewezen, en kunnen bijv. op de schepen des nachts
de wachten betrekken, tot verligting van het scheepsvolk, dat
den ganschen dag in de brandende zon gewerkt heeft.
N. J. M. Kroef, luitenant ter zee le klasse.
Onze zeemagt staat in het algemeen, wat personeel, mate
riëel en uitrusting betreft, niet achter bij die van andere natiën;
doch onze soorten van schepen zullen eene verandering moe
ten ondergaan. Wij hebben in Oost-Indië kuilkorvetten of
kleine fregatten noodig. Voorts zullen onze schepen gepant
serd moeten zijn.
De getuige, die adjudant is bij de direktie der werf te Vlis
singen, meent dat, wanneer men eene meer uitgebreide vloot
wil aanbouwen binnen korten tijd, men het etablissement te
Vlissingen nog zal moeten behouden; doch wanneer de werf
te Amsterdam in staat is om goed in de behoefte te voorzien,
gelooft hij dat de werf te Vlissingen wel zon kunnen verlaten
worden. Vlissingen kan ook onmogelijk gedekt worden tegen
een vijandelijken aanval.
SNELU'ERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.