der Weele, z. M. J. Schoenmaker, geb. Schoufelenberger, z. J. M. van den Houten, geb. de Valk, d. OverledenJ. van den Boom, z. 3 m. C. C. Hofman, vrouw van P. Dietz, 38 j. N. Slegt. z. 2 m. Thermometerstand. 13 okt. 's av. li u. 56 gr. 14 's morg. 7 u. 59 'smidd. 1 u. 64 's av. 11 u. 62 gr. 15 's morg. 7 u. 60 's midd. 1 u. 72 gr. Stalen generaal, Voorloopige verslagen der tweede kamer. STAATSBEGROOT1NG VOOR 1863. Hoofdstuk IV A. (Justitie.) Men drong aan op spoedige indiening van ontwerpen tot herziening der wetboeken, waarvan de wijziging vooraf moet gaan aan de invoering der nieuwe regterlijke organisatie, die op 1 september 1863 bepaald is. Met betrekking tot het reeds ontworpen nieuwe wetboek van strafvorderingzou men gaarne de rapporten of adviezen daarover van den hoogen raad en den raad van state ontvangen. Terwijl men deze belangrijke zaken in ieder geval wilde doen voorafgaan, wees men nog: op de noodzakelijkheid eener wijziging of intrekking der zondagswet, wegens hare onregelmatige en wel eens kwellende toepassing; op de be hoefte aan regeling van het onderwerp der publieke verkoo- pingen; op de gebreken onzer hypotbekaire wetgeving, vooral roet betrekking tot de doorhaling van hypotheken op de behoefte aan wettelijke voorziening met opzigt tot buiten- landsche naaralooze vennootschappen, en op de noodzakelijk heid eener wettelijke regeling omtrent de beslissing van ge schillen over bevoegdheid tusschen de administratieve en de regterlijke magt. Men vroeg hoe het thans stond met het onderzoek naar den feitelijken toestand der kloosters hier te lande, verleden jaar door de regering ten gevolge van een uitgekomen ge- sch' ift ingesteld, maar toen nog niet tot genoegzame rijp heid gekomen. Bij de afdeeling betrekkelijk de gevangenissen werd geklaagd over het gemis van voldoend godsdienstig onderwijs in sommige gevangenissen. Het verbeterhuis voor jongens te Alkmaar werd voortdurend te kostbaar geacht, en men ver klaarde zich tegen eene nieuwe inrigting van dien aard welke het departement van justitie scheen te willen stichten. Met betrekking tot den bouw en de inrigting van nieuwe gevangenissen maakten velen bedenkingen tegen het aan bouwen van nieuwe gevangenhuizen; anderen tegen het voortzetten van het zoogenaamde gemengde stelseleeoigen eindelijk tegen de wijze waarop in de laatste jaren onzaraen- hangend en zonder vast plan stukswijze is voortgewerkt. De laatstgenoemden gaven in overweging, om al wat den bouw van gevangenissen betreft bij afzonderlijke wet te regelen. Ten opzigte van een gewezen sekretaris-generaal van het departement [d'JEngelbronner], verklaarden sommige leden dat zij zich bezwaard zouden achten dezen gewezen ambte naar door voortdurende inwilliging eener jaarlijksche toelage gunstiger te behandelen dan anderen, wier ontslag enkel op maatregelen van organisatie of bezuiniging rust. Hoofdstuk IV B. (Hervormde eeredienst.) De vrensch naar wettelijke opheffing der partikuliere kolla- tieregter. werd door sommige leden op nieuw uitgesproken. Velen wezen bij hernieuwing op de gestadige uitzetting dei- kosten voor de protestantsche kerkgenootschappen. Zij gaven dus in overweging, het tegenwoordig ten behoeve van elk kerkgenootschap uitgekeerd bedrag als een fixum te beschou wen, mits altijd met zoodanig voorbehoud of onder zoodanige termen, dat er nooit uit afgeleid kunne worden eenig vegt op meer dan bij art. 168 alinea 1 der grondwet sedert 1813 ge waarborgd is. Hierdoor zou welligt ook alle aanleiding tot klagten bij de afgescheiden gemeenten worden weggenomen, ofschoon, volgens enkelen, die klagten billijk zullen blijven zoo lang aan deze gemeenten, voor zoo ver zij een georgani seerd kerkgenootschap uitmaken, geen aandeel in de uitkee- ringen uit 's lands kas wordt toegekend. Hoofdstuk VII B. (Departement van financiën). Vrij algemeen drukte men zijne goedkeuring uit over de reeds bij dit departement ingevoerde bezuinigingen en over het streven om op dien weg voort te gaandoch er waren leden naar wier oordeel de bezuiniging toch minder bedraagt, dan de minister opgeeft. Men vroeg voorts, hoe het staat met de regeling van de zoo genoemde Ommelander kas en met die van het beheer der vikariegoederen, terwijl men eenige ophelderingen wenschte over de „minnelijke schikking" betreffende de goederen van St. Agatha. Men kwam, ofschoon met leedwezen, terug op de zaak van den gewezen hypotheekbewaarder te 's Hertogenbosch, en meende dat de teruggave, door hem, van het te veel gehevene van het publiek, geene straf was, te meer daar het niet blijkt dat hij alles heeft terug gegeven wat hij te veel had gevorderd. Ook drukte men zijne afkeuring uit over de wijze waarop lioog geplaatste ambtenaren van het departement bij de be handeling der regtszaak getracht hebben het gebeurde te vergoelijken. Meermalen schijnt het te gebeuren, dat strafbare feiten van ambtenaren, onder het departement van financiën ressorterende, aan de kennisneming der justitie onttrokken worden. Men verlangde, dat die misbruiken zouden worden te keer gegaan. Bij het naderen van den termijn van herziening van het oktrooi der nederlandsche bank werd op nieuw herinnerd aan de beloften eener regeling daarvan bij de wet. Eenige leden waren van oordeel, op grond van vroegere verklaringen der regering, dat de post van hoofdadministra teur bij het departement van financiën bij het overlijden van den vorigen titularis [Boeije] ingetrokken en niet weder door een nieuwen [Verniers van der Loeff] vervuld had moeten worden. Wederom werd aangedrongen, dat de regeriDg de wetge- ring op de grootboeken herzien en eigen certifikaten van aan deel in de nationale schuld uitgeven zou. Met het oog op de steeds toenemende opbrengst der brie- venposterij meenden „een tal van leden" dat de tijd gekomen is om over te gaan tot eene nadere herziening der postwet in de rigting van een uniformport. Eenige leden klaagden zeer over het ongerief der intrekking van eene der vroege bestel lingen op zon- en feestdagen, en wezen op de telegraafdienst, waarbij geene zoodanige uitzondering bestaat. Ook blijft de handel nog altijd verstoken van het voordeel van een nachte lijk vervoer naar Duitschland. Met betrekking tot de Onvoorziene uitgaven, in 1861 uit den daarvoor bestemden post op dit hoofdstuk voldaan, stuit ten eenige leden met bevreemding op de beide volgende, posten a. toelage voor eens aan den ingenieur en aan den opzig- ter van den waterstaat, voor buitengewone werkzaamheden, welke met betrekking tot het verbouwen en vergrooten van 's rijks postgebouw aan hem zijn opgedragen geweest, f 500. b. salaris wegens ten dienste van het departement van finan ciën verstrekte extrakten uit de kadastrale leggers van de kantoren van bewaring der hypotheken en van het kadaster te 's Hertogenbosch, Breda, Arnhem, Nijmegen, Tiel, Rotter dam. Dordrecht, Gorinchem, Middelburg, Goes en Zierikzee, f206.10. Voor de hier vermelde toelagen en buitengewone salarissen bestond, naar het inzien der bedoelde ledeD, geen grond hoe genaamd, daar die buitengewoon beloonde diensten niets anders zijn geweest dan verpligtingen, bij de wet aan die ambtenaren opgelegd. Men drong dus ernstig bij (1e regering aan, dat soortgelijke betalingen voortaan achterwege zouden blijven. Wet op de middelen. Het aangekondigde voornemen van den minister van finan ciën om het belastingstelsel te herzien, heeft de overweging in de afdeelingen veel korter doen zijn dan gewoonlijk. Men stelde dus de hoofdbeschouwingen uit, tot het onderzoek der nieuwe belastingwetten. De een ton hooger geraamde opbrengst van het personeel hoopte men, dat verkregen zou worden ten gevolge vau toe genomen bevolking of verhoogde welvaart, en niet door op drijving der aanslagen. Betreffende de akeijnsen, meende men dat bij die op het zout ontduiking der wet plaats heeft, aaugezien bijv. te Dord recht het zout tot minder prijs wordt verkocht dan het elders door zoutzieders, die zich aan de wet houden, kon worden geleverd. Men twijfelde ook of het toezigt op de heffing van den akcijns op het geslagt in alle gemeenten op eene behoor lijke wijze plaats vindt, en men vroeg of bij de aangifte van beuaderd slagtvee daarvoor niet somtijds een te laag bedrag aangenomen wordt. Eenige leden drukten de hoop uit dat bij de herziening der zegelwet de verpligting tot het zegelen van de registers van den burgerlijken stand zal worden afgeschaft. De wet op den waarborg en belasting der gouden en zilve ren werken schijnt niet aan de verwachting te voldoen en het publiek niet genoegzaam "tegen bedrog te waarborgen. Er wordt namelijk op de werken, die het vereischte gehalte niet hebben, een rijksmerk geplaatst tot aanduiding van die om standigheid; doch het publiek kent de beteekenis van dat merk niet en beschouwt het juist als een bewijs van deugde lijkheid, waarvan bedriegers gebruik maken om zulke waar te verkoopen. Men vroeg of niet door eene wijziging der wet hiertegen kon worden voorzien. Met betrekking tot de in de wet op de middelen sub no. 15 vermelde bijdrage uit koloniale geldmiddelen, bleven ver scheidene leden bij het gevoelen, dat de uitgaven, waarvoor deze uitkeering strekt, ofschoon die vroeger régtstreeks uit de koloniale geldmiddelen werden gekweten, gewone staatsuit gaven zijn en dat dus, volgens het aangenomen stelsel, geene afzonderlijke aanwijzing daarvan op toekomstige koloniale baten te pas komt. Memorie van beantwoording Regeling van de pensioenen der protestantsche predikanten en van hunne weduwen. Deze memorie is nog geteekend door den heer J. A. Jolles als minister van hervormde eeredienst en draagt de dagteeke- ning van 2S junij dezes jaars, twee dagen vóór de opheffing van zijn departement. De minister vermeldt, dat geenerlei kerkbestuur op dit ont werp is geboord. Er waren sinds lang zoo veel bouwstoffen, hiertoe betrekkelijk, aan het departement dat hij oordeelde, dat geen dier besturen meer licht over de zaak zou kunnen verspreiden. Tegen de bedenking dat de regeling van bezoldigingen en pensioenen eene zuiver kerkelijke zorg is, waarmede de staat zich niet moet bemoeijen, voert de minister aan, dat het, bij eene geheel zuivere scheiding van kerk en staat, zeker tot veel vereenvoudiging zou leiden, wanneer eene zekere som enkel ter beschikking en verdeeling door de kerkgenootschappen wierd gesteld, om daarvan in de kosten der eeredienst te voor zien doch dat de staat dan geen waarborg voor het goed be steden der gelden zou bezitten, en het ook billijk is, dat, bij de verdeeling en besteding der uitgaven, 's lands belangen niet voorbij gezien worden. Nooit is duidelijk aangewezen wat ten aanzien der kerke lijke pensioenen overeenkomstig art. 168 der grondwet reg- tens was. Doch ofschoon nu de staat zou kunnen volstaan met aan de kerkgenootschappen liet bedrag te verzekeren, hetgeen in 1815 aan pensioenen, traktementen enz. werd ge noten, heeft de billijkheid ook hare eischen, en is daarom ook in het 2e lid van art, 168 voorzien in de gevallen, dat vermeer dering of verhooging van traktementen zou blijken gevorderd te wordenen zoo oordeelt de minister dan ook, dat, bij eene billijke en wettelijke regeling der pensioenen nieuwe stand plaatsen niet van het genot van pensioen kunnen worden uit gesloten. Evenzoo zou de minister zich bezwaard gevoelen, om ten aanzien van pensioen onderscheid te maken tusschen gemeenten wier leeraren van staatswege bezoldigd worden, en die ineer of minder zeiven in die bezoldiging voorzien.Van landswege evenveel bij te dragen als door de kerkelijke ge meenten zou verleend worden als pensioen, zou tot vele onge regeldheden kunnen leidenenoorzaakkunnenworden.dat, hetgeen door de gemeenten als pensioen werd toegekend, we derom aan traktementen van gemeentewege wierd onthouden. De afgescheidene gemeenten in dit ontwerp op te nemen, acht de minister niet raadzaam. In de belangen der Israëliti sche leeraren was hij voornemens bij eene afzonderlijke wets- voovdragt te voorzien. Het beginsel van eene korting, op de traktementen der pre dikanten toe te passen als bijdrage voor hun pensioen, heeft een punt van overweging bij den minister uitgemaakt; doch hij heeft gemeend, dat dit denkbeeld niet wel uitvoerbaar was. De stelselmatig lagere klassifikatiën der kleinere kerkge nootschappen. bij de bepaling van het pensioen, staat in ver band met het beginsel, om hetaanzien der burgerlijke gemeen ten in verband met het zielental der kerkelijke gemeenten als maatstaf aan te nemen. Zij is mede gegrond op den veel min der uitgebreiden werkkring der predikanten bij die kerkge nootschappen. Hierbij komt ook nog verder in aanmerking, dat de leeraren en weduwen der kleinere kerkgenootschappen in 1815 van den lande veel minder dan die der hervormde kerk genoten, en tot op dit oogenblik meestal minder genieten. Er bestaat bij de regering geen bezwaar om de voorwaar den voor het pensioen te beperken tot den 40 jarigen dienst tijd, te meer daar de predikanten toch niet beneden de 23 ja ren kunnen beroepen worden. ItllTEXLAM). Algemeen overzigt, ln ons vorig nommer deelden wij mede dat de pruissische kamer van afgevaardigden eene zitting had gehouden, ten gevolge van de officiële aankondiging dat het heerenhuis het budget had aangenomen zoo als dit in den beginne door de regering aan de kamer van afgevaardigden was ingediend. In deze zitting, welke door geen der ministers werd bijge woond, is besloten het voorstel der heeren Simson, von Rei- cliensperger en von Gneist, strekkende om te verklaren dat het besluit van het heerenhuis inlconstitutioneel en van nul en geener waarde is, alsmede dat de regering verpügt is het budget voor 1862 langs konstitutionelen weg te regelen, door al de aanwezige leden, ten getale van 237, met algemeene stemmen aangenomen, terwijl de heer von Bonin met vijf anderen de vergaderzaal had verlaten. Eergisteren is de zitting der kamer van afgevaardigden op last des konings gesloten. De minister-president verklaarde in zijne rede, bij die gelegenheid uitgesproken, dat (le regering in de noodzakelijkheid is gebragt om in de behoeften des lands te voorzien, zonder inachtneming der bestaande wette lijke bepalingen daaromtrent. Zij is nu verpligt om. zoo lang het budget niet op wettige wijze is vastgesteld, de uitgaven te doen, welke in het belang van 's lands welzijn noodig zullen worden geacht, daarbij vertrouwende dat de kamer deze uit gave later zal bekrachtigen. De berigten, omtrent ongeregeldheden welke reeds te Berlijn zouden hebben plaats gehad, zijn geheel onjuist. Dat men er echter kan te gemoet zien is wel waarschijnlijk. De romeinsche kwestie heeft in de laatste dagen niet alleen geen stap voorwaarts gedaan op den weg der oplossing, maar men verneemt zelfs dat in de laatste zittingen van den fran- schen ministerraad, na 's keizers terugkomst gehoudenzelfs geen sprake van Italië is geweest. Natuurlijk blijft La france overvvinningskreten aanheffen en mag men hare woorden ge- looven, welke tot nog toe nog niet zijn gelogenstraft, dan zou er van geen statu quo van zes maanden of drie jaren sprake zijn, maar zou het statu quo blijven gehandhaafd tot dat de paus gevolg had gegeven aan de hem gevraagde koncessiën. Het behoeft geen betoog dat men hierdoor een eeuwigdurend statu quo moet verstaan. De drie italiaansche afgevaardigden Mordini, Fabrizzi eu Calvino, die ten gevolge der amnestie in vrijheid zijn gesteld, hebben een protest openbaar gemaakt, waarbij zij verklaren in hunne vrijlating slechts het ophouden te zien van eene ge welddadige handeling ten hunnen aanzien gepleegd, met schending hunner konstitutionele onschendbaarheid. Ook de behandeling van deze kwestie wacht den heer Ratazzi met zoo vele andere stormen bij de opening der kamer. Gebrek aan plaatsruimte heeft ons nog steeds de mededee- ling verhinderd van het van geest tintelende stuk van den heer Prevost-Paradol, hetwelk den Courrierdudimancheeene tweede waarschuwing heeft berokkent. In een volgend nom mer hopen vvij het op te nemen. De laatste londensche zondag-onlusten in I-Iydepark heb ben zich niet herhaald ten gevolge van hevige stortregens op zondag 11. en van maatregelen welke genomen waren. Terwijl toch sir Richard Mayne het houden van meetings aldaar heeft verboden is door den kardinaal Wiseman aan zijne onder geschikte katholieke geestelijken den last gegeven om zich naar de iersche buurten te begeven en de bewoners daarvan over te halen de openbare rust niet meer te verstoren. Immers als de meetings, ten gunste van Garibaldi, hunne godsdienstige en poütitieke gevoelens kwetsten, dan konden zij zelve mee tings in tegenovergestelden zin houden, zonder met de stok slagen, de argumenten van hunne tegenstanders te beantwoor den, hetgeen slechts dienen kan om het regt van vereeniging te schenden. Volgens de laatste berigten uit Amerika van 2 oktober hebben verscheidene bewoners van New-Orleans den eed van getrouwheid aan de unie afgelegd om daardoor de verbeurd verklaring hunner goederen te ontwijken. Het kongres der gekonfedereerden had eene nieuwe konskriptie-wet aangeno men, waarin ook personen tusschen 35 en 40 jaren begrepen waren. Het gerucht zeide dat het goevernement der gekon federeerden vier honderd duizend negers zou emanciperen eii bij het leger indeelen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 2