Hannover over het zoogenaamd compascuum. Men vestigde ook de aandacht der regering op gebreken en leemten, ten opzigte van de uitlevering van vreemdelingen bestaande. De aanmerkingen op Hoofdstuk III 13. (Katholieke eere- dienst) en VII A. (Nationale schuld) zijn van zeer onderge schikten aard. Hoofdstuk X. (Onvoorziene uitgaven). Enkele leden waren, ofschoon de meerderheid met genoe gen de vermindering van dit hoofdstuk tot op f50,000 gezien had, gestemd tegen de door de regering beoogde afschaffing der gratifikatiën, welke tot nog toe uit dit hoofdstuk werden gekweten. Men kon zich met de afschaffing dier onderstanden van betrekkelijk gering bedrag niet vereenigen, vooral ook in zoo ver zij van jaar tot jaar aan de zelfde weduwen of andere behoeftige personen werden verleend. Deze lieden waren aan dat gunstbetoon gewoon geraakt en het was voor hen hard, de sedert jaren genoten te gemoetkoraing op eens te moeten missen. De meerderheid der leden was echter van een ander gevoelen, maar keurde het goed, dat de minister van financiën twee, betrekkelijk niet hooge, nieuwe posten op zijne begroo ting heeftgebragt, waaruit aan bepaalde, hoog bejaarde ge- beneficiëerden en ook waar dit onvermijdelijk scheen, aan ach tergelaten betrekkingen van ambtenaren en bedienden, die in behoeftigen toestand verkeeren, nog eenige te gemoetkoming kon worden verleend. Het heeft zeer de aandacht getrokken bij het nagaan van de specifikatie der uitgaven, in 1S61 uit het hoofdstuk On voorziene uitgaven gedaan, dat het vorige bewind daaruit zoo vele uitgaven gedaan heeft, die met den naam van „ge heime uitgaven" bestempeld worden. Zelfs het departement van ï'oomsch-kaiholieke eeredienst heeft zich zulke uilgaven veroorloofd. Gezamenlijk hebben die geheime uitgaven ruim f25,000 beloopen. Men wenschte ïuededeeling van de be hoeften waarvoor dat geld is uitgegeven, doch zou erin berus ten „indien de tegenwoordige regering omtrent een enkel punt het gebruik dezer gelden in 't midden wilde laten." De verslagen nopens de hoofdstukken IV A, IV B, VII B en de wet op de middelen, zijn mede reeds rondgedeeld.Plaats gebrek noodzaakt ons echter de mededeeling tot een volgend nomiuer te verschuiven. BU1TE\LA\D. Algemees» overzigt. De binnenlandsche toestand van Pruissen wordt telken dage hagcheiijker. Eergisteren heeft het huis der heeren met 127 tegen 3Ü stemmen het voorstel verworpen om op eene konferentie, te houden door eene kommissie uit het heeren- huis en de kamer van afgevaardigden, te trachten de bezwaren van dit laatste staatsligchaaiu tegen het oorlogsbudget van IS(>2 uit den weg te ruimen. Daarop heeft de stemming in het heerenhuis plaats gehad over het budget van oorlog, ge wijzigd als het was door de verschillende stemmingen der ka mer van afgevaardigden. Gelijk te voorzien was is bet budget met overgroote meerderheid, met 150 tegen 17 stemmen, ver worpen. liet amendement van den graaf von Arniin Boyt- zenburg, strekkende om het budget van oorlog volgens de regeriugsvoordragt vast te stellen, is aangenomen met 1 lé tegen Ié stemmen. De vraag is nu wat do president van den ministerraad na deze besluiten van het heerenhuis doeu zal. De heer von Bismark. die vroeger durfde beweren dat de verwerping van een door de regering gevraagd krediet slechts waarde kon hebben als deze door de drie staatsmagten had plaatsgehad eene bewering welke, volgens de engelsche dagbladen, in Engeland een staatsman naar een krankzinnigengesticht zou hebheu doen zenden zal thans toch niet kunnen betoogen dat die overeenstemming ounoodig is nu het een besluit geldt in tegenovergestelden zin en dat nu de overeenstemming der regering meteen der beide kamers genoegzaam is. De officiële aankondiging van het besluit door het heeren huis genomen heeft, nadat de mededeeling daarvan reeds eene vergadering van de verschillende liberale fraktiën der kamer van afgevaardigden had uitgelokt, ten gevolge gehad dat de kamer heden weder eene zitting heeft gehouden, waaromtrent echter nog niets bekend is. La Cloche het zelfde blad waarover wij in ons vorig noinmer eene beschouwing leverden bevat in baar laatste nommer een brief van het centraal poolsch koraite' te War schau, over het programma van de bestaande poolsche bewe ging. Wij ontleenen daaraan het volgende: „Liet karakter van de thans zich vertoonende poolsche be weging is door alle russen niet van haar waar standpunt beschouwd. Alles wat Rusland daaromtrent weet heeft het slechts kunnen putten uit de mededeelingen der regering, uit de duitsche dagbladen, die hunne pen meestal verkocht had den en altijd aan Polen vijandig waren, en eindelijk uiteenige fransche dagbladen, die zelve niet juist waren ingelicht. Daar uit moest noodwendig volgen dat vele russen heden nog in den opstand des poolschen adels slechts het oud en eenig ver langen aanschouwen om de historische grenzen te zien her steld. Dit is echter geheel anders. Het gronddenkbèeld van de tegenwoordige poolsche beweging iserkenning te erlangen van liet regt der boeren op den grond, welken zij bebouwen, en het absoluut regt der geheele natie om zelve over haar lot te beslissen. „De kwestie der boeren is rpeds door geheel Polen zonder onderscheid van politieke 'partij opgelost; allen verklaren dat men aan de boeren hun deel van den grond moet terugge ven, en dit gedeelte van de tegenwoordige eigenaars afkoo- pen. De algemeene overeenstemming betrekkelijk dit punt heeft ons in onze hoedanigheid van aanvoerders der beweging de mogelijkheid verschaft om in ons politiek programma aan te kondigen dat de eerste daad van nationale organisatie vol gens de beweging zal zijn om de landbouwers in het bezit te stellen van den grond,welken zij bearbeiden en dat het natio naal goevernement zich zal belasten om de eigenaars daar- i voor uit de rijks schatkist schadeloos te stellen. Verder zegt het programma dat de nationale organisatie zich zal beijveren om elke soort van geprivilegieerde kaste op te hef- fen en om de verschillende klassen der poolsche maatschappij, welke lot nog toe werden onderdrukt, de mogelijkheid te ver- schaffen, gelijk te worden aan de bevoorregte kiassen, op dat er in de nieuwe poolsche maatschappij slechts eene natie moge bestaan, zamengesteld uit vrije en gelijke burgers. „Gij ziet hieruit dat de gronddenkbeelden der poolsche be weging zeer populair zijn, dat zich daarbij geen schaduw van adellijk konservatisme vertoont en dat zij strekken om het verschil van klassen op te heffen en aan de boeren het bezit van een gedeelte gronds te verzekeren." Duitschland. Onlangs hebben de verschillende katholieke vereenigin- gen in Duitschland, wederom hare jaarlijksche vergadering gehouden, onder voorzitterschap van den graaf von JBrandis. Le monde bevat een groot gedeelte der openingsrede, door den president bij die gelegenheid uitgesproken, waaraan wij het volgende ontleenen „De staat, de geheele rnenschenmaatschappij moet tot de katholieke heginselen terug keeren, er bestaat geen ander mid del tot geluk en voorspoed. Niet nutteloos heeft de Heer het christendom op aarde gebragt. De christelijke wet is geen kleed dat men aantrekt oui ér zich mede te sieren en na het gebruik weder aflegt. De christelijke wet moet de fakkel en toetssteen wezen der burgerlijke wetten. Dan eerst zullen de lijden beter worden. De christelijke wet moet ook de fakkel en toetssteen zijn der wetenschap pen." Een protestantsch fransch dagblad zegt betrekkelijk deze woorden het volgende „Wij kennen dergelijke redeneringen reeds lang. Het zijn die welke voortdurend door de ultra-raontaansche partij en de dagbladen in dezen geest worden gehouden. Iedere partij in Frankrijk heeft haar geneesmiddel om de maatschappij te verlossen van alle rampen het geneesmiddel der orthodoxe partij is natuurlijk de orthodoxie. Alles gaat slecht, roepen zij bij berhalmg. en alles zal slechtgaan, zoo lang Europa niet gelooft wat zij gelooven en niet aanbidt wat zij aanbidden. „Is het wel zoo zeker, vragen wij echter, dat de ultra-mon- taansche partij, hare aanvoerders, hare dagbladen de geheele uitgebreidheid begrijpen van de voorwaarden waaraan zij op deze wijze het heil der maatschappij verbinden? „Dechristelijke wet moet wederom de fakkel en den toets steen worden der wetenschappen."" Dit wil zeggen dat de wetenschap niets moet aannemen, dat niet overeenstemt met de leerstellingen der kerk. De geoloog mag dan de verande ringen van den bol welken wij bewonen, niet bestuderen, de sterrekundige mag dan den loop der sterren boven onze hoof den niet waarnemen, de schriftuitlegger mag de heilige boeken voor zijne kritiek niet openen, de historie-onderzoeker mag de volkslegenden en overleveringen niet met elkander verge lijken, de wijsgeer mag de algemeene wetten der dingen niet opsporen, zonder zich te voren te hebben verzekerd omtrent de grenzen, waar binnen hunne onderzoekingen zich zullen moeten bepalen, en zonder steeds gereed te zijn hunne ver- kregene resultaten te verwerpen, zoodra zij deze in tegen spraak zullen vinden met leerstellingen uit een andere eeuw afkomstig! Belagcbelijke aanmaliging, die geen ander doel heeft dan om de wetenschap geheel op te helfen, waarvan toch het grondbeginsel is om slechts waargenomene feiten tot eenige rigtsnoer te nemen, volkomen zekerheid tot eenig bewijs. „„De christelijke wet moet evenzeer weder de fakkel en de toetssteen worden van de burgerlijke wetten."" Wanneer deze woorden eenigen zin hebben beteekenen zij dat onze wetge ving zich naar kerkelijke voorschriften moest regelen. Het is onnoodig om te betoogen wat de gevolgen van dergelijk be ginsel zouden zijn. Alles wat ons dierbaar is. alle instellingen die wij ten koste van zoo veel bloed en tranen hebben ver kregen, alle denkbeelden die wij beschouwen als overwin ningen van de nieuwere tijden, de vrijheid van onderzoek, de vrijheid van geloof, de vrijheid van geloofsbelijdenis, de ge lijkheid voor de wet, liet burgerlijk huwelijk, dit alles zou men moeten vaarwel zeggen. „Terugkomen tot de kerkelijke wet, is terugkomen tot den konfessionelen staat, tot de theokralische maatschappij, tot een toestand van zaken, welken men kan roemen zoo veel men wil, maar welke de omverwerping zou zijn van alles wat wij hebben geleerd te beschouwen als heilig en regtvaardig. „liet is geheel te vergeefs dat de orthodoxie ons op pathe tische wijze de ellenden van den tegenwoordigen tijd schetst. Die ellenden kennen wij ook, wij stellen hen zelfs, wanneer men wil, als gevolgen der nieuwere rigting en instellingen. Wat wil dit nu zeggen? Dat men zich moet haasten die rig ting een vaarwel toe te roepen? Dat men zoo snel mogelijk moet terug gaan tot tijden, waarin men nog de wenschen niet kende welke ons thans behecrschen Ziedaar de taal onzer katholieken, een taal die het hoogste toppunt van kinderach tigheid heeft bereikt. „De maatschappij kan daarbij ook niet achteruit gaan, al wilde zij, het zou haar onmogelijk zijn. „Het middeleeuwsch ideaal dat u voor den geest zweeft, is niets anders dan de kindschheid der europesehe maatschappij een kindschheid waarvan de herinnering iets geheimzin nigs en liefelijks heeft, zoo als die onzer eerste kinderjaren maar tevens eene kindschheid, welke even als die van den mensch nimmer terug komt. Meu is hier op aarde slechts eens kind; men kan zich nu wel door de jeugdige eenvoudigheid en naïveteit van eertijds voelen aangetrokken, maar als men ze eens verloren heeft vindt men zc nimmer terug. „Het ware tijd dat al die mannen van het verleden, al die aanhangers van alle legitimiteiten, begrepen dat er in de raen- schelijke zaken eene helling is, waartegen men niet weder terugklimt. Men moge nu deze beweging, welke de inensche- lijkheid ver van hare wieg voert, vooruitgangof achteruitgang- noemen, dit is vrij onverschillig; maar men mag de oogen niet sluiten voor iets dat zoo duidelijk is, en moet erkenuen dat die beweging in den aard der dingen zeiven ligt, dat het verleden wel het verleden is, dat de dooden stellig dood zijn en dat er in de wereld niets nutteloozer kan worden genoemd dan te vervloeken, wat onvermijdelijk is. „De fout die ten grondslag ligt bij hen die van eene restau ratie des verledens drooinen, is het denkbeeld dat de overtui ging zich laat dwingen. Het heerschend beginsel der oude orde van zaken was het geloof. Men geloofde aan het god delijk regt van den priester even als aan het goddelijk regt van den soeverein; men geloofde daaraan zonder er over na te denken. De kerk was oppennagtig, daar hare autoriteit werd aangenomen als eene eerste en onbetwistbare waarheid. Thans is dat alles anders geworden. Te vergeefs zouden wij beproeven om de stellingen aan te nemen welke ons vroeger zoo eenvoudig en duidelijk toeschenen. Men moge het bewe ren maar men gelooft niet als men wil. Alshet waar is dat het heil der maatschappij verbonden is aan de aanneming van dit geloof dat men ons verkondigt, is het even waar dat de maat schappij dan te gronde gaat, want het is zeker dat dit geloof eene onmogelijkheid is geworden. Het is een kleed dat ons niet meer past. „Wij begrijpen dat eenige dilettanti len gevolge van goeden wil en spitsvmdige redeneringen, het middel kunnen vinden om zich eene llieokratie tot hun gebruik zamen te stellen, maar te meenen dat de krachtige en eenvoudige gevoelens der massas ooit tot het priesterdom en zijne leerstellingen zullen terugkeeren, schijnt ons onzinnigheid." Frankrijk. Le courtier du dimanche heeft eene waarschuwing ontvan gen wegens een artikel van den heer Prevost-Paradoï, waarin de romeinselie kwestie in dialoogvorm wordt behandeld, ter wijl de aangevoerde argumenten zijn geput uit de officiële dokumenten daaromtrent in de laatste twee jaren openbaar gemaakt. Wij deelden in ons vorig nommer een berigt uit Mexiko inede, over Engeland ontvangen, waarbij gewag w'erd gemaakt van een konvooi met een millioen dollars, hetwelk reeds voor tien dagen van Vera-Cruz te Oribaza had moeten aankomen, doch waarvan men nog niets vernomen heeft. Natuurlijk wordt dit door de fransche officieuse dagbladen geheel tegen gesproken, men zal echter weldra daaromtrent zekerheid kun nen erlangen. Le temps bevat een zeer belangrijk stuk over de natuur lijke grenzen, waaraan wij het volgende ontleenen „Twee dagbladen La i'rance en L'opinion nationale, die gewoonlijk verschillend van gevoelen waren, zijn het eens ge worden omtrent deze veelomvattende kwestie: de noodzake lijkheid van aan Duitschland den afstand van grondgebied te vragen als het zijne eenheid mogt kunnen tot stand brengen. „De optreding van den heer von Bismark als minister, de oorlogzuchtige plannen welke men hein toedicht, eenige harde woorden tegen Oostenrijk gerigt, die in den Moniieur werden opgenomen ten tijde dat de heer von Bismark uit Parijs werd teruggeroepen om zich met de leiding der staatkunde van het pruissische goevernement te belasten, de bengten van som migen die den nieuwen minister als voorstander doen kennen van eene frausch-russisch-pruissische alliantie en als een duit- schen Cavourdit alles geeft aan de kwestie een zeker gewigt. „L'opinion nationale wil een onrustig Frankrijk, die dea tijd doorbrengt met Europa onder duizend verschillende voorwendselen in beroering te brengen en in revolutiën te stortenhet wil dat nationaliteiten opheft om er ginds weder te konstituëren. Na Italië, Hongarije, na Hongarije, Polen; zij wil dat men Engeland vernedere, Rusland in het oog boude; zij wil dat men het eerste keizerrijk langzaam maar met meer duurzaamheid weder te voorschijn roepe. Zonder zoo oorlog zuchtig te zijn, zou ook La france wel genegen zijn om het trouwlooze Albion te zien vernederd, en zij wil dat Frank rijk overal in de wereld het behoud vertegenwoordigt. Werd de meening van L'opinion nationale gevolgd dan zou Frank rijk het „enfant terrible" ziju van Europa; werden de begin selen van La france in toepassing gebragt dan zou zij daarvan de gendarme wezen. „Wat ons zeiven betreft, wij hebben het programma van Bordeaux nog niet vergeten, wij wenschten dat eindelijk het keizerrijk de vrede werd. Wel beklagen wij ons niet over de laauweren, welke wij geplukt hebben in het oosten, in Italië, ja eigenlijk overal; maar wij zouden wenschen dat men zich daarmede tevreden stelde. Wij willen een groot en sterk Frankrijk, uiaar wij willen het groot zien door denkbeelden, sterk door beginselen wij willen dat het een weinig afslaud doe van de manie voor avonturen, die ten gevolge heeft dat Europa tegen hare meest gezonde leerstellingen wantrouwen koestert. Wij willen dat het eindelijk in Europa de verwe zenlijking tot stand brenge van het groote probleem, dat tot nog toe onoplosbaar scheende vereeniging tusschen demo- kratie en vrijheid. „Frankrijk heeft eene groote en edele roeping, en het ver vullen daarvan behoeft menschenlevens noch geld te kosten. Eene staatkunde, rustende op die roeping, zou, in plaats van eene reeds ontzettende schuld te vermeerderen, in plaats van de invoering van nieuwe belastingen noodzakelijk te maken, het land in de gelegenheid stellen om de uitgaven te vermin deren. Frankrijk behoeft slechts den moed om na het alge meen steinregtook de vrijheid onder de oogen te treden." Italië. Uit Turijn wordt gemeld dat de fransche Moniteur binnen weinige dagen de laatste nota zal bevatten van den markies de Lavalette aan het pausselijk hof, waarin de verklaring van het fransche goevernement zal voorkomen, dat het zich niet langër-^erbonden zou achten door hare toezegging om het tegenwgórdig pausselijk grondgebied ongeschonden te bewa ren, als"Lik pausselijk hof vóór 1 december de voorgestelde scliikkingsplannen niet had aangenomen. Na het verloopeu van dientermijn zou Napoleon aan den paus slechts de ver- zekering.^kunnen laten dat hij hem tegen eiken aanval van buiten zpii vrijwaren. Waarschijnlijk staat dit berigt geheel

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 3