MIDDELBURGSCHE C O UïftN T. N°-120. Dingsdag 1862. 7 Oktober. Editie van maandag avond 8 ure. middelburg' 6 Oktober. Naar mate de wetenschappelijke instellingen in onze ge meente gering in getal zijn, naar die mate mag men zich zeker verblijden wanneer de bestaande blijk geven niet alleen van voortdurende levenskracht, maar van loffelijke begeerte oin door hervorming te trachten het nut dat zij stichten kun nen in ruimeren kring te verspreiden. Konden wij er ten vorigen jare op wijzen dat het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, door de eischen van den tegenwoordigen tijd gedrongen, maatregelen had genomen die een milderen geest ademen en welligt bij menigeen leven diger belangstelling in de werkzaamheden zullen opwekken, we kunnen thans van eene andere inrigting het zelfde getui gen. Met een enkel woord willen wij spreken over eene we tenschappelijke vereeniging welke in ruime mate de belang stelling verdient van alle ingezetenen die op beschaving en ontwikkeling prijs stellen: we bedoelen het Natuurkundig gezelschap. Op een meer dan tachtigjarig bestaan mag deze vereeniging thans bogen en hare oprigting door wetenschap pelijke mannen was slechts de voortzetting van datgene waar aan reeds was gearbeid door verschillende gezelschappen van beoefenaren der natuurkunde, welker bestaan gedurende de geheele vorige eeuw, uit meer dan eene omstandigheid blijken kan. Aan vele storende invloeden het gevolg van rampen welke ons land en onze stad getroffen hebben heeft alzoo deze instelling gedurende een zeer aanzienlijk tijdvak weer stand geboden. Ligt daarin stof tot roemen, voorzeker de roem zou weinig beteekenen, ja, tot schande worden wanneer een zoo langdu rig verleden niet als prikkel werkte op het tegenwoordige. Die prikkel schijnt niet te ontbreken, althans in den laatsten tijd hebben de leden getoond met de klimmende behoeften van de maatschappij aan wetenschappelijke voorlichting bekend te zijn en er zoo veel mogelijk in te willen voorzien. Behalve vermindering der jaarlijksche kontributie voor de gewone leden en voor personen die slechts tijdelijk hier hunne woon plaats vestigen, is ook aan .begunstigers tegen eene geringe geldelijke bijdrage gelegenheid gegeven eenige lessen bij te wonen. Van niet minder belang echter achten wij den maatregel in den loop van dit jaar genomen, waardoor zij wier maatschap pelijke toestand het betalen der gewone kontributie niet ge doogt, onder zekere voorwaarden en tegen betaling van slechts drie galden, tot het bijwonen van den geheelen kursus gedu rende het wintersaisoen worden toegelaten. Blijkbaar is hier mede bedoeld de openstelling van het Natuurkundig gezel schap voor die talrijke en nuttige klasse van ingezetenen die ambachten uitoefenen of daartoe worden opgeleid. Op dit waarlijk vrijgevig besluit willen wij vooral de aan dacht vestigen, en het tegenwoordig oogenblik schijnt ons toe hiervoor het meest geschikte te zijn, daar de lessen binnen kort weder een aanvang zulllen nemen. Mogt de kennis der na tuur ten allen tijde bevorderlijk geacht worden aan 's men- schen verstandelijke ontwikkeling, hoeveel te meer geldt dit niet in onzen tijd, nu die kennis meer dan ooitals de bron wordt aangemerkt waaruit verlichting en welvaart voortvloei den. Wij vertrouwen dan ook dat ieder die een onbevangen blik werpt op den gang onzer maatschappij en op het leven der overige beschaafde volken die het nut der natuurkun dige wetenschap toonen te begrijpen, de door liet Natuur kundig gezelschap genomen maatregelen zal weten te waar deren. Uit. Goes schrijft men ons van 1- dezer „In eene heden gehoudene vergadering van aandeelhouders in de Goessche maatschappij van stoom- en zeilvaart is beslo ten tot ontbinding der vennootschap. Dien ten gevolge zal de scliroefboot tusschen deze gemeente en Rotterdam varende binnen kort worden verkocht. „Het openbaar ministerie bij het kantongeregt heeft heden konklusie genomen in de zaak van de beide meisjes, die op de kermis datneskleederen beschadigd hebben. De konklusie strekte tot veroordeeling van de Je beklaagde in drie geldboe ten van f7,50 ieder, van de 2e beklaagde in vijf geldboeten van f7,50 ieder, en tot solidaire veroordeeling in de kosten De uitspraak is bepaald op aanstaanden zaturdag. „Gisteren nacht is er brand ontstaan te 's Ileerenhoek, in de schuur van de wed. Werri, die zich al spoedig mededeelde aan de naburige kuiperswoning, welke geheel in de asch is ge legd en waawan de bewoners ter naauwernood tijd hadden zich te verwijderen. Van den inboedel is niets gered en de oorzaak van den brand is onbekend." Te Leiden is vrijdag tot dokter in de beide regten bevor derd de heer J. G. cïe Witt Hamer, van Goes, met stellingen. In een korrespondentie uit 's Gravcnhage over de tentoon stellingen van de Hollandsche maatschappij van landbouw, opgenomen in ons noramer van 30 septetnbev, is vermeld dat de heer A. Geluk J.Az., te Tliolen, deu tweeden prijs behaald heeft voor de door hem ingezonden wintergerst. We kunnen daarbij voegen dat dien heer nog zijn toegekend een eer ste prijs voor suikerheeten, een eerste prijs voor hooi van kunst weiden en een derde prijs voor tweejarige meekrap. Te St. Anna Parochie, is eene vereeniging tot stand geko men van personen, die het niet goedvinden dat zij als ingezete nen geheel onbekend blijven met de handelingen van den ge meenteraad, en die uit de houding van de raadsleden willen besluiten, in hoeverre die personen hun mandaat bandhaven. Daartoe hebben zij een schrijver aangesteld, die geregeld de raadsvergaderingen bezoekt, aanteekeningen maakt, deze uit werkt tot een verslag en dat verslag aan de leden der veree niging rondzendt. Deze maatregel, voor zooverre wq weten geheel nieuw ir. plattelands-gemeenten, kan ongetwijfeld goed werken in het belang der gemeente. Arnhcourant.) Marine cit leger. Ten gevolge van Zr. Ms. besluit van den 3 dezer, wordt het te Willemsoord liggende fregat der 2e klasse Prins Alexan der der Nederlanden met den 21 dezer maand in dienst ge steld, met bestemming naar Oost-Indië. en het bevel daarover opgedragen aan den kapitein ter zee M. Cazaux van Staphorst. Voorts worden met gezegden datum almede op dat fregat geplaatst: de luitenants ter zee lekl II. D. Slegt. als le officier, A. Jarman. en jhr. T. L. Brantsen; 2e kl J. M. L. A. P. Wi- rix, L. F. II. Tuckermann, G. C. C. Thierens en T. C. Gobe'e de officieren van gezondheid '2e kl. A. de Meijer, en 3e kl. C. Enthoven de officier van administratie le kl. W. H. Tout- lemonde; de adjunkt-ailministrateur F. A. Fredenks; de scheepsklerk E. II. W. Wijnmalen. Staatscourant Men schrijft uit Nieuwediep Nadat het fregatschip Prins Alexander der Nederlanden in het oude dok was gerepareerd, was men voornemens het er uit te laten, waartoe men aan het water weder den vrijen toe gang tot het dok verleendedoch alvorens hiermede gereed te zijn, bespeurde men dat het water ook den vrijen toegang had tot in het schip, zoo dat men genoodzaakt was het dok weder droog te pompen otn het schip na te zien men onder stelt, dat hij de boring, die heeft plaats gehad, verzuimd is alle gaten weder behoorlijk digt te pennen. Eerkoopingcn en aanbesfedingen. Den 29 september had te Aardenburg de openbare verkoo- ping plaats van de navolgende vaste goederen I. Een hofste deke, bestaande in woonhuis, schuur en gehouwen, tuin, boomgaard, wei- en bouwland, ter grootte van 'I bund. 19 roed. JOell., in de oude stad aldaar, verk. voor fS096.85 (f870 toebeding voor boomgewas). II. 2 bund. 73 roed. 50 ell. bouw land, gelegen als voren, verk. voor f3708 en f300 toebeding. III. 3 bund. 61 roed. 50 ell. bouwland, gelegen in den Isabel- lapolder, verk. voor f 5147,10. IV. 99 roed. 20 ell. bouwland, gelegen in den polder beoosten Eede.verk. voor f2019. V. 73 roed. 90 ell. bouwland, gelegen als voren, verk. voor f 1703.40. VI. 79 roed. 0 ell. bouwland, gelegen in den Biezenpolder, gemeente Eede, verk. voorfl400. VII. 1 bund. 23 roed. 44 ell. bouwland, gelegen als voren, verk. voor f '2100. Rcgtszaken. Voor het provinciaal geregtshofin Zeeland is jl. zaturdag behandeld het regtsgeding tegen Ursula Waijenberg, oud 40 jaren, arbeidster, geboren en wonende te Zuiddorpe, thans gedetineerd, beschuldigd van kindermoord voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd. Het openhaar ministerie had in deze zaak twaalf getuigen gedagvaard. Twee daarvan, de heeren J. B. de Koek, genees-, heel- en verloskundige te Zuiddorpe, en A. de Fouw, genees-, heel- en verloskundige te Axel, zijn tevens beëedigd en ge hoord als deskundigen. Uit de akte van beschuldiging, welke na het arrest van ver wijzing naar de openbare teregtzitting wordt voorgelezen, blijkt dat in hoofdzaak uit. de instruktie van dit geding de volgende omstandigheden voortvloeijen. Dat de beschuldigde (bl jkens afgegeven bevoegde verkla- I ringen nimmer gehuwd, doch reeds drie maal moeder ge weest) in april jl. en vroeger naar het oordeel harer mede-in gezetenen in zwangeren toestand verkeerde en dat in mei de kenteekenen.daarvan waren verdwenen dat de beschuldigde zich in den avond van 30 april omstreeks vijf uren met haar 4jarig zoontje op een aan de erven van Haelst toebehoorend stuk land bevond, naar haar voorgeven otn hout te sprokkelen dat zich daar gelijktijdig bevond L. I.Coppieters. eene 12jarige arbeidster, die zich echter op verlangen der beschuldigde ver wijderde; dat dit meisje evenwel, na zich te hebben verwij derd, heeft gezien dat, toen het zoontje der beschuldigde een anderen kant uitzag, de beschuldigde in een sloot sprong en daarin, met ijsselijke trekken op haar gezwollen gelaat zoo dat zij zich op de lippen beet, voortkroopdat de beschul digde destijds een kind van het mannelijk geslacht, hetwelk voldragen en levend was, ter wereld heeft gebragt. doch da delijk eenige vingers harer hand op den mond van dat kind heeft gelegd, volgens hare eigene erkentenis met het doel om het te doen stikken omdat zij zich over hare bevalling schaamde; dat zij, na de zekerheid van den dood des kinds, het in een mandje gelegd en met een rooden zakdoek bedekt j heeft en het zoo naar hare woning heeft gebragt; dat zij bij hare thuiskomst het lijkje in eene ledige bedstede, na daaruit eenige steenen van den vloer te hebben weggebroken, ver- j borgen heeft; dat de beschuldigde omstreeks half mei zich met het kinderlijkje, gewikkeld in een rooden doek, waaraan een stuk dweil en een steen, en in het zelfde mandje gelegen, zoogenaamd naar Assenede heeft begeven, maar werkelijk op de hoogte van een stuk land van D. v. d. Putte, landbouwer te Koewacht; het voetpad heeft verlaten en den doek met het J lijkje, waaraan de dweil en steen bevestigd waren, in .«e zich daar bevindende kreek heeft geworpen en doen zinkendat deze handeling, hoewel niet bepaald, is opgemerkt door C. L. Kegels, arbeider aldaar, en twee andere personen; dat de doek inet het daarin gewikkeld lijk op den 6 junij isdrijvende gevonden en opgevischt door D. Meggens, koewachter te Koewacht, die later, in tegenwoordigheid van den kanton- regter te Axel, nog een steen en een stuk dweil heeft opge vischt, welke voorwerpen alle door de beschuldigde zijn herkend dat het op regterlijk bevel ingesteld geneeskundig onderzoek kenteekenen heeft opgeleverd dat de beschul digde vóór korten tijd was bevallen; dat de lijkschouwing van het kind, door de beschuldigde voor het bare erkend, heeft doen aannemen dat het kind voldragen en ioven-vatbaar is geweest; dat dit leven echter, blijkens den toestand der Iongen, slechts zeer kort kan hebben geduurd en zich hoog stens alleen tot krampachtig snikkende aandoeningen heeft bepaald, en de ademhaling, volgens de proef met de longen, onvolkomen is geweest; dat de oorzaak des doods hier is toe te schrijven aan het spoedig na de geboorte afsluiten der levenslucht, door eene oorzaak het zij in het zij buiten het kind onstaan; dat de beschuldigde hare eerst afgelegde be kentenis later heeft gewijzigd en voorgewend dat zij bij het springen over de sloot op het voetpad onverwacht zou zijn bevallen, welke bewering echter niet strookt met het door L. I. Coppieters opgemerkte. Het nu gevolgd getuigenverhoor levert geene nieuwe bij zonderheden op en is volkomen in overeenstemming met de in de akte van beschuldiging aangegeven feiten. Ter vermij ding van noodelooze uitvoerigheid vermelden wij daarom hier slechts dut de deskundigen, na de voorlezing van het visum repertum en ook na afloop van het verhoor, volhardden bij hunne afgelegde verklaringen; dat de niet beëedigde 12jarige getuige Levina Ida Coppieters het door haar waargenomene en boven medegedeelde onbeschroomd en eenvoudig-duulelijk j heeft verhaald en de overige getuigen ook in niets van hunne l vroegere verklaringen afweken. De aanwezige overtuigingstukken het mandje, de doek, dweil en steen, zijn door de getuigen herkend de beschul digde zegt echter, ten opzigte van den doek. dat het lijkje niet daarin maar in een stuk dweil was °-ewikkeld. Gedurende het getuigenverhoor op de teregtzitting heeft de beschuldigde beweerd: acht dagen vóór hare bevalling gevallen te zijn over een ijzeren pot; geen mandje maar een zakdoek te hebben gebruikt om het lijkje naar hare woning te brengen; en op de verklaring van den getuige D. Meg° gens, dat hij acht dagen voor de ontdekking van den doek met het lijkje in de kreek de zuster der beschuldigde in dien omtrek heeft gezien, dat hare zuster niets van het door haar verrigie heeft geweien Op de door deu voorzitter gedane vragen erkent de be schuldigde, met in achtneming van bovenstaande, dat zij den avond van 30 april jl. is bevallen dat die bevalling eensklaps heeft plaatsgehad op een voetpad langs meergenoemd stuk land ,na over eene sloot te zijn gesprongendat de getuige L. I. Coppieters niet, zoo als deze verklaard heeft, door haar is weggezonden maar uit eigen beweging is weggegaan dat zij na hare bevalling van het kind geen gekerm heeft gehoord en geen beweging beeft gezien, en dat zij, toen zij bare hand op den mond van haar kind legde, zulksniet deed om 'net te doen stikken, maar in tegendeel om te onderzoeken of het kind ademde en of hare onderstelling dat het dood was al of niet werd bewaarheid. Ziij erkent voorts het lijkje te hebben ver borgen en inliet water geworpen, zeggende zulks uit schaamte te hebben gedaan opdat hare bevalling geheim zou blij ven. Op de vraag des voorzitters, waarom zij voor hare bevalling niet de noodige voorzorgen had genomen, daar het toch reeds haar vierde kind was, antwoordt zij door gebrek daartoe bui ten staat te zijn geweest. En ten slotte blijft zij bij hare erken tenis dat de vader van het kind haar heeft aangespoord oin het bij de geboorte van kant temaken, maar dat deze inbla zing evenwel geen invloed op hare handelingen heeft uitge oefend. Het woord verleend zijnde aan liet openbaarministerie, herinnert de prokureur-generaal, rar. M. Verbrugge, waar voor de beschuldigde teregt staat, n. 1. voor kindermoord voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd. De vraag is, volgens spreker, of het onderzoek dér zaak de waar heid dier beschuldiging heeft gestaafd, en daarom wil hij dat onderzoek kortelijk nagaan. Het feit door (1e beschuldigde erkend, is dat zij op den 30 april jl., 's avonds ten vijf ure, is bevallen van een kind van liet mannelijk geslacht op een stuk land waarover een voetpad loopt en zoo 't schijnt in de onmid dellijke nabijheid eener sloot. Na liet vinden van het kinder-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1