MIDDELBÜRGSCHE C D I R A IV T. N* 114. Dingsdag 1862. 23 September. Bij deze courant behoort eenbijvoegsel ftditie van maandag avond 8 ure. Provinciale geldleening van 230,000. De gedeputeerde siaten van Zeeland brengen ter kennis van belanghebbenden, dat volgens de bekendmaking van den 16 augustus j!., geplaatst in de Nederlandsche staats- en Mid- delburgsche courant, op donderdag den 18 september 1862, des namiddags ten één uur, de daarbij aangekondigde uitlo ting van elf aandeelen in de provinciale geldleening van f220,000 voor de verbetering der wegen in de voormalige vierde en vijfde distnkten der provincie, in het openbaar heeft plaats gehad dat bij die gelegenheid op de gewone wijze zijn uitgetrokken de nommers 56, 50, 60,07,106, 117,141. 160, 168,187 en 106, en dat dien ten gevolge de aldus genummer de aandeelen in gemelde geldleening, allen ten bedrage van duizend gulden, aflosbaar zijn gesteld en zullen afgelost wor den op den eersten januarij 1863, ten kantore van den betaal meester te Middelburg, tegen uitreiking van de voor die aan deelen afgegeven obligation van de daarbij behoorende niet verschenen rente coupons. Middelburg, den 20 september 1862. De gedeputeerde staten voornoemd', R. W. v. LIJNDEN, voorzitter. S. VAN DER SWALME, griffier. BI!\AE\LA!VW. Middelburg 22 September. Van de redevoering welke de minister van financiën zatur- dag in de tweede kamer heeft uitgesproken, hij de aanbieding der staats'negrooting voor 1863, deelden wij nog «les avonds opdien zelfden dag de hoofdtrekken in een bij voegsel aan onze lezers mede. De becijferingen omtrent den tegenwoor- digen staat der financiën thans daarlatende, komen wij in het bijvoegsel tot dit nommer behoorende, met eenige meerdere uitvoerigheid terug, op hetgeen door den minister aangaande de plannen tot hervorming van het belastingstelsel is mede gedeeld. De tweede kamer heeft heden liet adres van antwoord op de troonrede aangenomen met 59 tegen 2 stemmen, die van de heeren Groen van Prinsterer en van Lijnden. Het is van den volgenden inhoud: 1. De tweede kamer der staten-generaa) vangt hare werk zaamheden aan met de betuiging van eerbiedige verknocht heid aan uwe majesteit, en onder dankbare waardering der zegeningen door het vaderland genoten. 2. Zij verheugt zich dat onze betrekkingen met andere mo gendheden bij voortduring gekenmerkt zijn door vriend schappelijke verstandhouding. 3. De lofwaardige pligtsbetrachting van de zee-en land* raagt, vooral in onze oost-indische bezittingen, wordt ook door ons ophoogen prijs gestelden gaarne brengen wij, met uwe majesteit, hulde aan den moed en de volharding bij het bedwingen van het rijk van Banjermassin door het legeren de vloot betoond. 4. De bloei en welvaart van Indië, zoo naauw aan de alge- raeene belangen van Nederland verbonden, wekken onze levendige deelneming. De voorstellen door uwe majesteit aangekondigd, tot verbetering en ontwikkeling op meer dan e'én gebied, zullen door ons zorgvuldig overwogendworen Inzonderheid zien wij eene voord ragt tot regeling van het be heer en de verantwoording der koloniale geldmiddelen met verlangen te geinoet. 5. Wij hopen dat de afschaffing der slavernij zal medewer ken tot opbeuring van onze wes-indische koloniën uit den toestand van kivijning en verval, waarin deze vruchtbare gewesten sinds lang verkeeren. Aan het door uwe majesteit toegezegd ontwerp der regle menten op het beleid der regering in de west-indische kolo niën zullen wij onze naauwlettende aandacht wijen. 6. Met uwe majesteit beloven wij ons voor deze en velerlei andere gewigtige werkzaamheden heilzamen invloed van de voorlichting van den nieuw ingerigten raad van state. 7. De vooruitgang van het volksonderwijs, dien wij gaarne erkennen, is onafscheidelijk aan de vorming van een toerei kend aantal onderwijzers verbonden. Wij vertrouwen dat de werking der wet op het lager onderwijs allengs in de bestaande behoefte zal voorzien. Volgaarne zullen wij met uwe majes teit» regering medewerken tot voltooijing van het gebouw van ons nationaal onderwijs, door regeling der verschillende dee- len, die nog op wettelijke voorziening wachten. 8. Met erkentelijklieid vernamen wij aanvankelijk goede uitkomsten van landbouw en zeevisscherijen, terwijl wij den wensch koesteren dat de overige bronnen van volkswelvaart, ondanks den druk vun algerneene oorzaken, zich allengs tot lioogeren bloei zullen ontwikkelen Het was ons aangenaam van uwe majesteit een voldoende getuigenis te hooren omtrent den vooruitgang in vele takken onzer industrie, nog onlangs gebleken op de algerneene ten toonstelling van nijverheid en kunst te Londen. De plaats, door Nederland bekleed bij die n vreedzamen wedstrijd de volkeren, moge eene opwekking zijn tot verdere uitbreiding en volmaking. 9 De aanleg en verbetering van spoor- en waterwegen, zoo lang met. ongeduld verbeid en zoo noodig tot bevordering van de nationale welvaart, hebben aanspraak op onze warme belangstelling. Daarom, sire, verblijdt ons de mededeel.ng van uwe majesteit, dat, wat de eerste betreft, er uit zijgt bestaat op het openen der dienst langs er.kele deelen reeds in het aan staande jaar, en zal de voofdragt tot regeling dei'exploitatie een zorgvuldig onderzoek bij ons vinden. 10. Wij beseffen dat de voorbereiding tot het in werking brengen der wet op de regterlijke inrigting een moeitevolle arbeid is; en verheugen ons dat bedachtzaam overleg de ge- wenschte voortvarendheid niet zal uitsluiten. Ij. Dankbaar vernamen wij de raeiledeeling. dat de toe stand van 's rijks geldmiddelen zoo gunstig is. «lat, ondanks de uitgaven voor de spoorwegen en de emancipatie der sla ven, schulddelging voortgezet en aan «le grooie waterwegen naar zee begonnen zou kunnen worden. 12. Kan eene geleidelijke herziening van ons belastingstel sel met verbetering van het gemeentelijk financiewezen ge paard gaan dan zal de gelegenheid tot overweging van wetsontwerpen daartoe strekkende ons dubbel welkom zijn. 13. Sire! levendig gevoelen wij het ge wigt der beraadsla gingen die ons wachten. Wij willen onze taak opvatten, doordrongen van de verpligting die op ons rust, met toewij ding van al onze krachten, en met eene ootmoedige bede oin den on misbaren zegen des Allerhoogsten. Uit 'sGravenliage schrijft men ons van zat urdag 20 dezer „Eene onbescheidenheid als waarvan «le nederlandsche pers tot nog toe gelukkig geen voorbeeld had opgeleverd, is heden tot ieders verontwaardiging gepleegd door liet „Nieuw dagblad van 's Graverihage." Dit blaii heefteen af-c'.u.f; we ten magtigte worden van de rede welke de minister van finan ciën heden middag ten twee ure in de tweede kamer „zou uitspreken" bij de aanbieding der begrooting voor 1S63. en heeft daarop die redevoering, in strijd met alle.decorum, lang vóór twee uur in een bijvoeg-c'- van vier blad:, j.] n rondge deeld aan zijne abonnenten. Toen de minister «lus met het staatsstuk voor de kamer kwam. was het reeds aan velen be kend. Maar «lit was ook juist de toeleg.; welvoegelijkheid is overbodig wanneer het een liberaal kabinet geldtdit bewijst nagenoeg elk nommer van het „Nieuw dagblad." Het denk beeld ligt voor de hand, dat bier misbruik van vertrouwen moet hebben plaats gehad, en zoo dit het geval is. zal men ver moedelijk eerstdaags nog wel meer van deze zaak hooren." Hr-t Nieuw dagblad heeft het echter reeds noodig geoor deeld zich zoo goed mogelijk te regtvaardigen. In het nom mer van heden lezen wij de volgende zeer onvoldoende op heldering: zeker kon eene slechte zaak niet slechter verde digd worden. „Onze lezers in de residentie zijn. voorzeker, aangenaam verrast geweest, toen zij heden namiddag ten half twee ure ontvingen de redevoering die de heer minister van financiën heden, bij de aanbieding der staatsbegrooting voor 1863, heeft uitgesproken in «le zitting, welke ten twee ure werd geopend. „Wij achten ons verpligt. het publiek de ware redenen mede te deelen van «leze zoo spoedige openbaarmakingomdat, hoezeer wij ook prijs stellen op den voor elk dagblad ver eerenden titel van aktiviteit, wij nog meer prijs stellen op de achting onzer lezers, bij wie het vermoeden zelfs moet worden geweerd, dat wij in deze zouden gehandeld hebben in strijd met de usance. „Op den 10 september rigtte «le redaktie tot den lieer mi nister van financiën een brief, waarin zij herinnerde, hoe jaar lij ksde redakteurs en korrespondenten van dagbladen de hier bedoelde redevoering in afschrift ontvangen den avond vóór dat zij zou worden uitgesproken, ten einde de dagbladen in staat te stellen die rede waaraan hetgeheele land steeds hooge waarde hechtte in haar geheel den avond van den dag der aanbieding van de staatsbegrooting te publiceren. De redaktie voegde er de verklaring bij. «lat zij ook nu. even als als in vroegere jaren, zich verbond om het bedoelde staatsstuk voor ieder geheim te houden en daarvan geen exemplaar te verspreiden voor des avonds. „Op «lezen brief werd geen antwoord ontvangen. Eergister kwam echter de redaktie ter oore, dat de heer minister van financiën zou hebben verklaard, «lat de ministerraad moest beslissen, of al dan niet het voorbeeld van alle vorige minis ters van financiën zou worden gevolgd'; doch dat, in geval werd besloten tot de tnededeeling, dan ook alle dagbladen te gelijk de rede zouden ontvangen. „Gister avond evenwel bleek liet der redaktie duidelijk, dat de overige journalisten in het bezit waren gesteld van derede- voering; en lieden weet zij zelfs met zekerkeid. dat de minis ter die reeds gister ochtend aan anderen bad toegezonden. De redaktie was diligent genoeg, om van dat oogenblik zieli te beijveren mede in het bezit te komen van derede; liet gelukte haar op even eenvoudige, als natuurlijke wijs. en zonder dat haar daarbij eenige verpligting omtrent het uur van uitgifte werd opgelegd. Zij liet heden nacht op twee drukkerijen te gelijk de rede zetten en zij was lieden ochtend ten 8 ure gereed. „Heden morgen echter ten negen uur precies ontving de redaktie, namens den minister van financiën, een afschrift I van de ïede, onder bijvoeging van de voorwaarde, dat zij niet vóór beden a vond mogt worden gepubliceerd. De bedoeling scheen duidelijk. De minister durfde niet weigeren aan één wat hij toestond aan anderenmaar, terwijl hij het stuk reeds gister ochtend aan anderen had afgegeven, zond hij ons het stuk (elf kolommen druks) zóó laat, dat aan pnbliekmaking heden avond voor ons niet meer te denken viel „Gelukkig was «ie redaktie wakker geweestop 't oogen blik dat zij des ministers missive en redevoering ontving, was zij reeds bezig met het schrijven van een hoofdartikel over die rede, welke reeds gedrukt naast haar lag. Zij zond dan ook het stuk onmiddellijk (9j uur) terug aan den heer minis ter van financiën, onder beleefde dankbetuiging „voor de haar betoonde welwillendheid," maar onder te kennen geving 1dat zij wist dat de minister reeds gister de redevoering had medegedeeld aan andere journalisten, en 2. dat de redaktie, nu zij van des ministers stuk geen gebruik kon maken, zij zich ook niet gebonden achtte aan de tijdsbepaling van publikatie, omschreven in haren brief van 10 september jl. „Ziethier de geschiedenis. Wij hebben, eenvoudig, door de vroegere uitgifte den heer minister van financiën een les in het loyaal behandelen van zaken willen geven." Woensdag aanstaande, 's namiddags ten twee ure, zal door den gemeenteraad alhier eene openbare zitting worden gehou den, ter behandeling der volgende onderwerpen onderzoek dér geloofsbrieven van het nieuwbenoemde raadslidmissive van gedeputeerde staten, bedenkingen van den minister van binnenlandsche zaken betreffende school verordeningenidem weigering der goedkeuring tot beschikking uit onvoorziene 1 uitgaven in zaken armwezenadressen van eenige slagers om restitutie van chijnsover 185/ en 1S5S;missive sehoolkomtnis- j sie, gymnastisch onderwijs; idem kommissie bank van lee- uing. verlenging der renteheffing; idem van dirigerende leden der teekenakademie, voord ragt leermeester in de teeken- kunde; voordragt hulponderwijzer, school A voordragt van burgemeester en wethouders, uitgifte in erfpacht van ge meentegrond; benoeming der leden van de vaste kommissiën. Jl. vrij dag stond voorde arrondissements regtbank alhier te regt zekere Maria Schuit, weduwe Mdo. werkvrouw, alhier woonachtig, beklaagd van het zich feitelijk vergrijpen tegen de zeden door haar werk te maken oin de ongebonilenheid en onzedelijkheid van jongelieden beneden den ouderdom van 21 jaren te bevorderen, zoo wel bij Christina Baart oud 17 ja ren als bij hare 19jarige dochter. Zij is te dier zake schuldig verklaard en veroordeeld, tot twee jaren gevangenisstraf f 150 boete en ontzetting voorden tijd van 10 jaren van alle voogdij ofkuratele en alle deelhebbingen van nabestaanden, en wij ders met ontzetting van de regten en voordeelen haar op de persoon en goederen van het kind gegeven bij art. 353 en volgende van het burgerlijk wetboek en in de kosten van bet „eiling. Den 4 oktober a. s. zal voor het provinciaal geregtshof in Zeeland behandeld worden de zaak van Ursula Waijenberg, oud 40 jaren, arbeidster te Zuiddorpe. thans gedetineerd ia het huis van arrest te Goes, beschuldigd van kindermoord, voor de eerste maal door de ongehuwde moeder gepleegd. Naar wij vernemen heeft de prokureur-generaal twaalf ge tuigen, waaronder twee tevens als deskundigen, gedagv aard Van goeder hand wordt ons verzekerd dat het berigt, dooi; onderscheidene couranten gelijktijdig medegedeeld en door ons overgenomen, als zou het bestuur der maatschappij tot indijking der op- en aanwassen in de Ooster-Schelde. de ex ploitatie barer nieuwe polders voor twintig jaren aan de heeren Jan van de Moer, baron Caters coin p. hebben toe gewezen, tot nog toe geheel onwaar is; wel wordt daarover onderhandeld. Voor het laatste perceel tot voltooijing van de in aanbouw zijnde gevangenis te Goes, met inbegrip van «le verwarmings toestellen, is op de staatsbegrooting voor 1863 eene som van f 37,000 aangevraagd. Men schrijft ons uit Amsterdam „Toen ik u de laatste keer onderhield over onze tentoon stelling van schilderijen in de akademie, begon ik met te mel den dat he t-al gem een oordeel daarover gunstig kon zijn. Nu ik haar echter meermalen heb gezien, moet ik daarop in zoo verre terug komen, dat, hoewel het aantal prullen minder groot is dan vroeger wel eens het geval is geweest, toch slechts weinige schilders uitmuntend werk hebben geleverd. Gaan wij b. v. na wat in het landschap voorkomt, dan is dat al zeer middelmatig. De groote schilderij van Roelofs is beneden zijn talent, de kleine daarentegen is verdienstelijk, niet beter echter en ook niet anders als wij in «le laatste jaren van hem gewoon zijn. Het zelfde geldt van van der Maaten en Vogel, terwijl Krusemun van Ellen oppassen moet zijne uitvoerigheid

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1