uitsprak en tevens aan wat gij regt zoudt hebben er van tc j wenschen. Diepzinnige stukken als dat van professor Brill acht ik niet gemakkelijk te omschrijvenen een skelet van een bezield ligchaam blijft altijd een skelet. Dit is zeker dat het stuk hoogst belangrijk was door de voorbeelden, die de geleerde schrijver aanhaalde en getuigde van de ongemeene taalstudie, die hem waardig maakt haar te onderwijzen aan Utrechts hoogeschool. De heer van Lennep las nu een dicht stukje voor, dat hij gedurende de zitting had geschreven. Ik geef het zonder eenige toelichting daar het geheel voor zich zeiven spreekt. .Ta, ook mijn boezem was ontgloeid, Toen heden welkbespraakte monden, lu toonen uit het hart gevloeid, Ook Brugges lof en roem verkondden Maar toch, "k vond my te leur gesteld, Hoe 'k ook aandachtig had geluisterd; "Kan 't wezen! waar het Brugge geldt, Blijft daar de tytel onvermeld, Die 't hoog in top van eere stelt Die wijd alle anderen verduistert? Mijn broedren! kan het mooglijk zijn, Of dorst, in lang vervlogen dagen, Niet reeds de dichter in 't Latijn, De landgenoot, in 't Vlaamsch gewagen, Oud Brugge, boven elke stad, Is op zijn schoone maagden prat? Nog heden kan 't ons keur van schoonen Op markt en plein alom vertoonen. En 't handhaaft zijn aelouden roem In meenge lieve en frissche bloem. Maar hoopte ik al die keur van vrouweu, Die Brugge kweekt, ook hier te aanschouwen, Gewis! dat viel my uit de hand. Gy zijt, o ltegelingskommissie Of zeer jaloersch, of uiet galant, Of gy begingt een groote omissie: Gy schiktet alles fraai en net, Maar hebt de dames ginds, waar de oogen Eens oudens mans niet reiken mogen, "Wreedaardig in den hoek gezet!.... Nadat de heer Serrure den wensch had uitgedrukt, dat, na mens het kongres, bij den minister van binnenlandsche zaken zou worden aangedrongen om, op kosten van den staat, eene keus te doen uit de in de bourgondische bibliotheek aanwezige tooneelstukken van Cornelius Everaert, die in de 16e eeuw leefde, en welk voorstel werd aangenomen, sloot de voorzitter de zitting van den eersten dag. Terwijl dit op het kongres voorviel werden daar buiten aan de verschillende maatschappijen prijzen uitgereikt voor de beste uitvoering, fraaiste kleeding enz.Zou dit ook binnen de wanden van het kongres plaats grijpen. Ik heb er een Ahnung van en daarom zwijg ik van deze. Wordt mijn voorgevoel vervuld geloof mij, ik zal niet nalaten er u ken nis van te geven. Voor heden geloof ik dat hier een punt kan staan. S. BUITEXLA1VD. (Vervolg.) Frankrijk. „Er zijn nog zegt de heer A. Nefftzer in Le temps zoo wel onder de liberale als de reaktionnairepartij.schrijvers die zich geregtigd achten om het belang van Frankrijk tegen over dat van Italië te stellen en uit vaderlandsliefde opkomen tegen de geheele herstelling der italiaausche eenheid. Derge lijke denkbeelden zijn evenwel twee eeuwen ten achter. De oude fransche staatkunde trachtte wel Frankrijk met zwakke staten van den tweeden rang te omgeven, maar zij kwam daar toe door middelen die thansniet meer toepasselijk zijn. Kwam zij tot haar doel, dan handelde zij in het geheim en zoodra zij openlijk handelt, kan zij niet meer tot haar doel geraken,daar onze naburen evenzeer hunne belangen raadplegen als wij de onze, zoo dat zij zich zouden vereenigen in de zelfde mate als wij zouden trachten hen van elkander af te scheiden. Niets kan meer worden aangevoerd tegen de autonomie der natiën en als een volk zijne naburen te magtig vindt, dan zoekt hij zijne eigene veiligheid niet bij zijne naburen, maar in zich zei ven. „Men moet elkander toch eindelijk eens begrijpen. Welke staatkunde, welk beginsel vertegenwoordigen wij in de wereld"? Is dit het beginsel der nationaliteiten, zoo als wij bij alle ge legenheden verkondigen, dan kan er ook geen sprake zijn van europeesch evenwigt. Volgens dit nieuwe stelsel, rust de vrede niet meer op een gekunsteld overwigt van magt, maar op de wederzijdsche erkenning van alle regten, op de alge- meene tevredenheid, op de opheffing van de grieven van alle eischen der volken tegenover elkander. Is het daarentegen de staatkunde van Lodewijk XIV en van Napoleon I, die wij willen behouden, dan moet men dit zeggen of liever dan moet men dit "verzwijgen, want die oude politiek kan slechts met goed gevolg iiTtoepassing worden gebragt binnen de gesloten deuren der vroegere diplomatie. Zij moet thans haren scepter nederleggeni nu1Europa in het openbaar alle zaken verrigt, zij ontwapent en Jwederlegt zich zeiven door een openlijk op treden. Iihmers Koe zouden wij aan de italianen en duitschers kunnen vïagen om zich onderling ten onzen genocge en om ons overwigt te verzekeren, ten prooi te geven aan twist en verdeeldheid? Als dit onze staatkunde moet wezen, dan is eene eerste voorwaarde om het doel te bereiken, haar niet Yan de daken te verkondigen." Men verneemt dat de heer de Lavalette te Parijs wordt verwacht. Meer dan ooit schijnt deze diplomaat overtuigd te zijn van de onhandelbaarheid van het hof van Rouie, dat stel selmatig weigert naar voorstellen betrekkelijk eenig vergelijk te hoofén. Vólgens een gerucht zou de heer de Thouvenel worden vervangën door den heer de la Tour d'Auvergne, fransch am bassadeur te Berlijn. Berigten uit Mexiko, te Parijs ontvangen, maken mel ding van het gedurig verontrusten der konvooijen van Vera- I Cruz naar Oribaza. Overigens >rdt de tijding reeds vroeger door ons medegedeeld dat de mexikaansclie gene raals vooreerst nog geene ernstige aanvallen zullen beproeven, volkomen bevestigd. Verscheidene koopvaardijschepen zijn afgehuurd om levensmiddelen naar Mexiko te brengen. Öin zich een denkbeeld te kunnen vormen van de buitengewoon groote hoeveelheid daarvan, dient dat te Marseille dezer dagen de levering is toegewezen van 700.000 pond beschuit. Prins Napoleon schijnt zich. sedert zijne laatste pogin gen tot oplossing der romeinsche kwestie mislukt zijn, geheel van het staatstooneel terug te trekken. Hij zal eerlang eene langdurige reis ondernemen om Corsica verschillende stre ken van Spanje en Egypte te bezoeken. Italië. Uit Genua wordt aan Le temps liet volgende geschreven door een oud hoofd-officier bij het garibaldiaansche leger. „Genua 5 september. „Bij mijne terugkomst van Spezzia, lees ik in dc dagbladen een stuk uit het officiëel dagblad, volgens hetwelk Garibaldi naar Varignano is gevoerd en aldaar in de yoor hein in gereed heid gebragte kamers gehuisvest. Ik weet niet wat in de taal van den minister Ratazzi beteekend „kamers gereed maken," wel, dat de generaal gedurende verscheidene dagen niet in de mogelijkheid is geweest te vevbedden, en dat met gvoote moeite gisteren eerst nog een bed is verstrekt, door een een voudig partikulier, die aannemer is voor het bouwen van tim merwerven te Spezzia. „Alle krijgsbroeders van Garibaldi die zich thans met hem te Varignano bevinden, hebben tot bed slechts een enkele matras op den grond uitgespreid. Men heeft tot nog toe er zelfs niet aan gedacht om zich te voorzien van windselen, pluksel, bloedzuigers, in een woord van al het benoodigde voor de verzorging van een gewonde. De geneesheer Reboli heeft gisteren dan ook een kleinen voorraad moeten ontvan gen van eene dame die zich thans te Spezzia bevindt. „De minister, zich dagelijks bezig houdende met het ver zenden van karabiniers en geregtsdienaars, zonder uniform, naar deze zoo stille plaats, beeft nog geen tijd gehad om maat regelen te nemen betrekkelijk den gezondheidstoestand van den gevangene. De geneesheeren die door het goevernement naar Varignano waren gezonden, konden zelfs niet tot de kamers komen van Garibaldi, daar er te dien aanzien geene instruktien waren gegeven aan den militairen kommandant. „De heer Ratazzi kan misschien de eer trachten deelachtig te worden van verdediger der orde en roemrijk uitvoerder van onderdrukkingsmaatregelen genoemd te worden, zeker lijk echter niet van raenschelijk te zijn, en hij moest in allen cevalle zijne officiële berigten in overeenstemming doen zijn met zijne gedragslijn." Omtrent het bezoek der geneesheeren bij Garibaldi te Varignano wordt het volgende gemeld De lieeren Riboli, di Ncgvo. Prandina, Zannetti en Rizzoli kwamen te Varignano terwijl de kommandant Santarosa afwezig, was. Een ondergeschikt officier verzocht hen te wachten. Dit wachten duurde drie uren, gedurende welken tijd de geneesheeren, waarvan een door het goevernement was gezonden en dus gewac'.rt werd, op een binnenplaats stonden in een slagregen, onder een afdak, dat hen slecht beschutte. Eindelijk kwam de kolonel Santarosa met den geneesheer Porta, die juist was aangekomen. De heer Riboli ging nu met den kolonel naar de kamer van Garibaldi, die op misnoegden toon deed opmerken dat de geneesheeren zoo lang gewacht hadden, hetgeen hij had kunnen zien uit zijne ramen, welke het uitzigt op bovengenoemde binnenplaats hadden. „Wilt gij hen thans ontvangen?" vroeg de heer Riboli. Op het bevestigend antwoord en na nog eenige nieuwe formaliteiten traden zij binnen. Garibaldi kende hen bijna allen. „Ik verheug mij zeide hij hen de hand drukkende, hier de italiaansciie chirurgikale wetenschap ver tegenwoordigd te zien. Onderzoekt mijne wonden, doet eene afzetting als het noodig is, ik ben op alles voorbereid." Men onderzocht nu de wonden, waarvan de eene reeds bijna ge- cikatriseerd was. De tweede werd gesondeerd, maar de sonde ontmoette tegenstand en stuitte op een zamengekrompen hard ligchaam. Aan de andere zijde van den voet een weinig voor den enkel, vertoonde zich eene dikte, welke gevormd scheen te zijn door den kogel, welke zich aldaar gevestigd had, na door het been te zijn heengedrongen. „In deze dikte had men op den morgen na de verwonding insnijdingen gedaan, doch zonder den kogel te vinden, en zij kan dus veroorzaakt zijn door de ophooping der vreemde be- standdeelen die de kogel in den voet had doen dringen, met name de wollen stof waarmede de voet bedekt was. Thans was echter het gezwel te groot om een verder onderzoek te bewerkstelligen. Er was niets anders te doen dan alle ontste king tegen te gaan en verder te wachten. De geneesheeren schreven dus bij hun vertrek slechts het gebruik van een der tigtal bloedzuigers voor, terwijl de heer Prandina met drie officieren van gezondheid bij hem bleven, met den last om zoo noodig aan hunne kollegas per telegraaf kennis te geven alshnnne overkomst vereischt mogt worden." Als een bewijs hoe Garibaldi te Varignano behandeld wordt, dient nog dat de heer Prandina slechts op bepaalde uren den zieke mag bezoeken. Het schijnt waarlijk of de heer Ratazzi thans den gewonden Garibaldi zijne magt wil doen gevoelen, welke deze vroeger miskende of de italiaansche minister de laagheid heeft den stervenden leeuw met den voet te schoppen. Reeds mompelt men van ellendige berekenin gen des franschen keizers bij dergelijke handelwijze omtrent Garibaldi wij willen echter daaromtrent hier geen oordeel vellen en vermelden slechts feiten door den heer Riboli mede gedeeld. In ons voorlaatste nommer deelden wij mede dat de president van het parlement had geantwoord op het verzoek om inlichtingen betrekkelijk de arrestatie van eenige leden. Wij laten het antwoord van den heer Tecchio hier volgen „Geëerde heer, heden, ten zes uur in den achtermiddag is mij een brief van den eersten dezer maand gedagteekend, overhandigd, door u en acht en twintig andere leden van het parlement onderteekend, waaraan ik in antwoord het volgende toezend. „Naauwelijks had ik kennis gekregen van het telegram (27 augustus) waarbij de arrestatie gemeld werd van debeeven Mordini en Fabrizzi. of ik begaf mij naar den president van den ministerraad om hem rekenschap te vragen van dergelijk betreurenswaardig feit. Dit heb ik uit eigen beweging ge daan zonder eenige formaliteit of brief, als een lid dat belang stelt in het lot van een medelid, als parlementslid en burger naijverig op de regten verleend bij art. 26 en 45 der wet. „De president van den raad antwoordde mij, na als zijne meening te hebben opgegeven dat men volgens art. 45 niet de onschendbaarheid kon inroepen van parlementsleden ge durende de prorogatie der zittingen, dat de generaal de La- marmora als buitengewoon koninklijk kommissaris die arres tatie had bevolen, daar de heeren Mordini en Fabrizzi op heeter daad waren betrapt. Hij trad daarbij wei niet in bij zonderheden omtrent bun misdaad, docli uit zijne woorden kon ik genoegzaam opmaken dat het betrof medepligtigheid aan de laatste gedragingen (negli ultimi moti) van een ander onzer kollegas, den generaal Garibaldi. Er bleef mij na het verhandelde dus slechts over om den wensch uit te drukken dat die ongelukkige verdenkingen ten spoedigste mogten verdwijnen. „Yan deze mijne vraag en het door mij ontvangen ant woord heb ik geeu geheim gemaakt, ik heb deze dan ook me degedeeld aan verscheidene parlementsleden, die mij vroegen of ik niets wist van deze arrestatie, onder anderen ook deelde ik deze mede aan eenige der parlementsleden, die het ge schrift hebben onderteekend, hetwelk ik ontvangen heb. „Ten opzigte van het lid Calvino heb ik dezelfde vraag ge daan en het zelfde antwoord gekregen. „Thans doet gij, mijnheer, met acht en twintig uwer geërde kollega's met betrekking tot de arrestatie der heeren Mordini en Fabrizzi en op het gerucht van andere bevolene of ten uit voer gebragte arrestatien van verschillende parlementsleden, met betrekking tot een berigt in onderscheidene dagbladen dat men eenigen hunner voor een krijgsraad dreigt te brengen, het verzoek aan den president van het parlement oin met het oog op de waardigheid daarvan en de verdedigeng zijner reg ten en waarborgen,wel te willen schrijven aan de ministers van binnenlandsche zaken en justitie ten einde bepaalde inlichtin gen te erlangen omtrent zulke gevvigtige feiten. „Ik moet u echter doen opmerken „Dat volgens mijne meening de president van het parle ment noch de bevoegdheid noch het regt bezit om aan het ministerie schriftelijk of woordelijk uit naam van het parle ment iets mede te deelen, als dit daaromtrent niet te voren heeft beraadslaagd. „Dat volgens de bestaande voorschriften, de president in naam van het parlement niet kan handelen, zoo dit niet is besloten. (Art. 10.) „Dat volgens de bepalingen der wet, elke vergadering of beraadslaging der kamer gedurende de prorogatie der zitting, onwettig en nietig is. (Art, 49.) „Dat het dien ten gevolge onmogelijk zou zijti voor het. oogenblik van de zijde des parlements eene beraadslaging uit te lokken omtrent het geschrift der negen en,twintig leden. „Dat van eene andere zijde door mij niet kan beweerd wor den dat negen en twintig onderteekenaavs (welk ook hun gezag moge zijn) eene morele vertegenwoordiging daarstellen van het parlement, terwijl verscheidene leden, die zich te Turijn bevonden het stuk uiet hebben onderteekend. „Dat de president van het parlement, terwijl allen het o-rootste belang hebben dat de uitvoerende magt zich binnen de perken harer bevoegdheid houde overeenkomstig de wet ten, zich ook wel moet wachten om zich eene hoedanigheid of bevoegdheid aan te matigen die deze wetten hem niet toe kennen. „Dat ik vrees door anders te handelen den president van het parlement (ik spreek niet van mijn persoon) aan het ge vaar bloot te stellen van het ministerie eene les te ontvangen omtrent konstitutioneel regt, terwijl men moet aannemen dat deze dit niet behoeft. „Wanneer echter deze overwegingen mij weerhouden om op officiële wijze en in mijne hoedanigheid als president ge volg te geven aan den wensch der negen en twintig leden, die het bewuste stuk hebben ge teekend, ben ik overtuigd dat zij verzekerd zullen zijn dat ik met ijver op eene officieuse wijze zal handelen, die het meest zal overeenkomen met de waardig heid der vergadering en de verdediging harer regten en waar borgen, een doel dat aan alle afgevaardigden van Italië ge meen is, die wij de eer hebben te vertegenwoordigen. „Turijn 3 september 1862. S. Trcchio." Omtrent het verschijnen voor een regtbank van Gari baldi, zegt L'opinione het volgende: „Daar allen eenstemmig oordeelen dat een veroordeelend vonnis onmiddellijk door amnestie zou worden gevolgd, wordt het geheele regtsgeding eene formaliteit, die zeer gevaarlijk is. „De uitspraak zou alle kracht missen en aanleiding geven om te geloovcn dat de regters, overtuigd dat er geen straf zou worden toegepast, zich minder naauwgezet zonden betoonen in het onderzoek naar de elementen van het misdrijf, de ante cedenten, en de omstandigheden waaronder, alsmede de plaats waar de daad is gepleegd. „Zou men dan thans vóór het begin des gedings zelfs het gezag der regters willen ondermijnen, het land in onrust bren gen, de spanning vermeerderen en partijhaat opwekken, om na eenige maanden te doen, wat men onder gunstiger gesteld heid thans volbrengen kan „Wij zouden ons niet kunnen begrijpen dat men deze waar heden zou kunnen vergeten of veronachtzamen, evenmin als dat men een weg zou willen inslaan, welke door de ondervin ding van alle volken, en niet het minst door de tegenwoordige gesteldheid van Italië, wordt afgekeurd." snel.pkrsdrukkgrij van dk gebroeders abrahams.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 2