Aan dit werkje is een nette plattegrond van het gesticht toegevoegd, en daarin wordt over het algemeen een zeer gun stig oordeel geveld over de schoone inrigting, die niet alleen onze stad ten sieraad verstrekt, maar ook in het buitenland als een model geroemd wordt." Bij den raad van state is thans een voorstel in overweging tot afschaffing van de belasting op de visscherijen in Neder- landsch-Indië. Die belasting drukt zeer de welvaart der be volking in sommige gewesten, terwijl zij elders vroeger reeds gedeeltelijk werd opgeheven. Arnhcourant.) Benoemingen en besluiten. ridderorden. Benoemd tot ridder 4e klasse van de Militaire Willemsorde de assistent-resident van Lima-Poeloe Kotta's (padangsche bovenlanden), A. Pruys van der Hoe ven, ter zake zijner verrigtingen bij gelegenheid van een aan val van passumasche benden in het Benkoelensche, in 1857 de bezetting van het landschap Redjang in 1859, en het be vechten en verdrijven van kwaadwilligen aldaar in 1862. LEGER. Op verzoek eervol ontslag uit de militaire dienst verleend aan den officier van gezondheid 2 klasse van het le regement infanterie A. H. Cornelissen; en aan den officier van gezondheid 3e klasse van het personeel der geneeskundige dienst van het leger in Oost-Indië J. E. Stark, thans met ver lof hier te lande. Gedetacheerd bij de landmagt in West-Indië de 2e luite nant van het 3e regement vesting-artillerie E. A. 1°. Creutz. belastingen. Benoemd tot ontvanger voor de in-en uit gaande regten aan het grenskantoor te Bellingwolde, de heer F. H. Thorbecke, geagreëerd klerk ten kantore van de direkte belastingen en akcijnsen te St. Oedenrode. Op verzoek eervol ontslag verleend, behoudens aanspraak op pensioen, aan den heer A. Steinbuch, uit zijne betrekking van ontvanger der direkte belastingen en akcijnsen te Oolt- gensplaat. Kerk- en schooinieuws. De heer B. J. Adriani, predikant bij de nederduitsche her vormde gemeente te Rotterdam, heeft het beroep naar Amsterdam aangenomen. Te Leeuwarden is bij de nederduitsche hervormde ge meente tot predikant beroepen de heer P. H. Hugenholtz jr., te Renswoude. ter vervulling der vakature ontstaan door hgt vertrek van den heer W. Hoe vers naar 's Hage. Marine en leger. Men deelt ons nog de volgende beschouwingen mede omtrent het thans geëindigde oefeningskamp bij Milligen Ligginglegeringonderhoud. Omtrent de ligging valt de zelfde opmerking te maken als reeds vroeger door anderen werd gemaakt, namelijk dat deze niet gunstig is te noemen bij herhaling is toch nu weer gebleken dat bij zwaren regen een gedeelte van het kamp geheel onder loopt en daardoor tot legeringongeschikt wordt; ook ten opzigte der kommunikatie met de voornaamste plaatsen van ons land moet men de lig ging ongunstig noemen. „De voornaamste wegen, in de onmiddellijke nabijheid van het kamp gelegen, zijn de straatweg van Amersfoort naar Apeldoorn en de grindweg van Nieuw Milligen naar Harder wijk; wel zijn die wegen voldoende om het benoodigde materieel enz. aau tc voeren en de troepen daar te vereenigen, doch zij staan te slecht in verbinding met onze rivieren en spoorwegen, om bezoekers naar het kamp uitte lokken. Strikt genomen behoeft nu een oefeningskamp niet aan dit laatste vereischte te voldoen, en toch vermeenen wij dat het ook uit een militair oogpunt wenschelijk ware, dat ook daaraan vol daan kon worden want in ons land vooral is het noodig den militairen geest en den lust tot de dienst op te wekken, en daartoe kan het lokken van bezoekers bij groote troepenver- eenigingen zeer bevorderlijk zijn. „De legering was, zoo als gewoonlijk bij ons te lande, onder linnen tenten; die der soldaten waren van boven vaneen ventilatietoes-tel voorzien en voldeden zeer goedhet Iegstroo en de dekens waren van goede kwaliteit het drinkwater was vrij goed; het brood en vleesch was uitmuntend de aardap pels waren aanvankelijk slecht: door de zorg der inten dance en der gezondheidskommissie werd in dat gebrek voor zien en ontving de soldaat weldra zeer goede aardappels. OefeningenOmtrent datgene wat het doel der vereeniging van troepen heeft uitgemaakt valt het volgende op te merken „De oefeningen zijn in den regel steeds op grootere schaal uitgevoerd dan daartoe in de garnizoenen gelegenheid bestaat; men heeft zich niet met exercitiën en detail opgehouden, noch roet parade-kuituur of wat dies meer zij. „Aanvankelijk zijn de troepen geoefend in het aannemen van verschillende formatiën en gevechtsstellingen, het mar cheren in gevechtskolonnen, een en ander door de drie wa pens vereenigd, voorts daaraan taktische vooronderstellingen verbonden, vervolgens de troepen tegenover elkander doen manoeuvreren en daarna ook een en ander'in het vuur uit gevoerd. „Met bescheidenheid zij het ons echter vergund op te mer ken dat, wat de taktische oefeningen betreft, wij het betreurd hebben dat noch de hoofd-, noch de subalterne officieren met de taktische vooronderstellingen bekend werden gemaakt eene mededeeling daarvan had toch naar ons oordcel veel tot oefening dezer officieren bijgebragt; wat dan ook de reden dezer geheimhouding wezen kan is ons geheel onbekend. „Voorts zij nog opgemerkt dat de bataijous infanterie op verre na niet die sterkte hadden waarin zij in oorlogstijd moe ten optredenop die wijze ontvangen de officieren verkeerde begrippen van tijd en ruimte om hunne troepen op te stellen en te bewegen; het zelfde geldt omtrent de artillerie-batte rijen, die niet volledig van hare voertuigen uitgerust, even zoo verkeerde begrippen omtrent haar gebruik doen ontstaan. Policieinwendige dienst. Deze was als gewoonlijk inge- rigt, en heeft geen stof tot opmerkingen gegeven. GezondheidstoestandDeze was allezins voldoende te noemenhet getal belangrijke zieken was niet groot en er heeft zich slechts éën sterfgeval onder de soldaten voorgedaan. Uitspanningenmilitaire geest. Men heeft van den beginne af getracht het genoegen van officieren en soldaten zoo veel mogelijk te bevorderen, waartoe Z. K. H. de prins van Oranje vooral veel heeft bijgebragt. „Behalve de wedrennen en het prijsschieten der officieren, waartoe door zijne hoogheid prijzen zijn uitgeloofden die dus eene aangename afwisseling aan het geheel verschaften, wer den dagelijks officieren van alle rangen bij den prins van Oranje aan tafel genoodigd, waar zich dan een der muziek korpsen deed hooren. „Voorts had men dagelijks na den middag gelegenheid en kele der muziekkorpsen vóór de kantine der officieren te hoo ren spelen, en dit gaf dan ook gewoonlijk aanleiding dat officie ren der verschillende wapenkorpsen elkander in die kantines opzochten om den namiddag en avond genoegelijk met elkan der door te brengen. Nu en dan nam ook de prins van Oranje deel aan die vereenigingen. en wist zich door zijn minzamen toon de genegenheid van alle officieren te verwerven een en ander werkte zeer gunstig ook op de harmonie en den militairen geest, zoo wel bij orfficieren als bij de mindere soldaten, en maakt dan ook dat de troepen-vereeniging in het kamp bij Milligen gedurende augustus van het jaar 1862 steeds in aan gename herinnering zal blijven bij allen die daarvan deel uit maakten." Jl. vrijdag zijn alhier met de stoomboot van Rotterdam aangekomen, onder bevel van den majoor Juta, de le en 5e kompanjie van het 4e bataljon 2e regement infanterie, die aan het kampement te Milligen hebben deelgenomen. De luite nant-kolonel van het alhier in garnizoen liggend depot, met de aanwezige officieren, ontving deze troepen die onder het hoornrauziek der vereenigde tiraljeur-kompanjiën en het hoera! van eene groote volksmenigte werden ontscheept. De kompanjie van Veere is dadelijk naar haar garnizoen gemarcheerd. De drie overige korapanjiën van gemeld batal jon zijn per extra stoomboot dien dag te Breskens aangeko men, waarvan de 4e kompanjie, bestemd voor het garnizoen te Sluis, naar G roede is gemarcheerd om aldaar nachtkwartier te houden. Van de miliciens die in het genot van groot verlof wor den gesteld zijn heden hier aangekomen uit Vlissingen 86 en uit Veere 25 manschappen, die met nog 25 van het garnizoen alhier, in één detachement vereenigd, heden per stoomboot naar Dordrechtzijn vertrokken, met verdere bestemming naar 's Hertogen bosch. Van Vlissingen zijn per stoomboot naar Rotterdam ver trokken 94 miliciens, alsmede nog 64 die zich van daar naar Amsterdam begeven. Men schrijft ons uit Breda, 6 dezer „Met primo oktober zal aan de Koninklijke militaire aka- demie weder eene applikatie-school opgerigt worden, welke voor eenige jaren was afgeschaft. Zij is bestemd om een tien tal luitenants van hetlcger, die zich daartoe genegen gevoelen, in staat te stellen zich verder te bekwamen in het militaire vak en de daarmede in verband staande wetenschappen. De volgende officieren hebben de vergunning verkregen den aan staanden éénjarigen kursus bij te wonen E. M. A. Bijleveld en A. P. Scheltus, van het regement grenadiers en jagers; D. I. H. van Aken, van het 3e, C. van Maanen, van het 6e, en J. S. Jonxis, van het 8e regement infanterieG. L. M. baron Taets van Amerongen van Natewitsch, van het 2e en F. L. de Graeft", van het 5e regement dragonders; J. II. Vrancken en F. H. Bogaerd, van de veld-artillerie. Wij kunnen dezen maatregel van den minister van oorlog niet anders dan goed keuren, vooral wanneer de gang van het onderwijs doeltref fend geregeld worde." Heden is te Nieuwediep van Curasao binnen gekomen Zr. Ms. schroefstoomschip Djambi, kommandant de kapitein luitenant ter zee M. H. Jansen. _Zr. Ms. transportschip De Heldin zal op 1 oktober e. k, naar Oost-Indië vertrekken. Zr. Ms. schroefstoomschip Zoutman, onder bevel van den kapitein luitenant ter zee J. Andreae; is in den namiddag van den 4 dezer van de reede van Texel naar zee vertrokken, ter opvolging zijner bestemming naar West-Indiën. De etat-raajor is zamengesteld als volgtkommandant de kapitein luitenant ter zee J. Andreae, 1ste officier de luitenant ter zee le klasse W. Sluijterman van Loo; luitenants ter zee 2e klasse P. ten Bosch, jhr. A. F. Meijer en J. H. Commijs officieren van gezondheid Ie klasse P. J. Idenburg, 3e klasse M. C. Buijzeofficier van administratie 2e klasse A. A. Gijs- berti Hodenpijl, klerk L. G. van Deun adeldorsten le klasse M. F. Reenngh; P. C. Pubst., H. van Broekhuijzen, II. J. Borgerhoff van den Bergh, F. de Smit van den Broecke, H. W. F. Riesz en L. Backer Overbeek. Op last van het departement van oorlog zijn, naar men verneemt, de navolgende hoofd-officicren van het korps inge nieurs, mineurs en sappeurs in rangen anciënniteit verplaatst de luitenant-kolonel baron van ITemert tot Dingshof, van Vlissingen naar 's Bosch; de majoor baron van Voorst tot Voorst, van Bergeu op Zoom naar den Helderde majoor del Campo, genaamd Camp, van Deventer naar Bergen op Zoom; de majoor de Waal, van Willemstad naar Amsterdam en de majoor G. Keizer, van Ileusden naar herwaarts; om in die plaatsen weder als eerst aanwezende ingenieurs te fun geren. Nieuwe rotterdamsche courant.) VIIE NEDERLAPSCII TAAL- E LETTERKUNDIG KONGRES, i. Op weg naar Brugge, 7 september. Bedrieg ik mij niet, mijn waarde, dan hebt gij ook in de stad uwer inwoning dezer dagen een kolossaal affiche aange plakt gezien, uit de koninklijke drukkerij van België afkom stig, even goed gedacht als fiksch uitgevoerd. Die affiche kondigde den volke aan welke feesten er te Brugge zullen gehouden worden tijdens de vergaderingen van het taal- en letterkundig kongres in die oude stad aan de Reye, welke dit maal als uit haren doodslaap zal ontwaken zij het I niet om andermaal in te sluimeren. De rand van deze affiche, geheel van houtsnede, bevat, behalve dat van België, de wa pens der nederlandsche en belgische steden, waar dergelijke kongressen gehouden zijn, als: Gent 1849, Amsterdam 1S50, Brussel 1851, Utrecht 1854, Antwerpen 1856, 's Hertogen bosch 1860. Ik moet bekennen dat ik er al wederom in beves tigd zag, dat, wat de kunst van ornamenteren betreft, België ons niet weinig vooruit is, al zouden wij ons op dit punt kunnen verontschuldigen met de bewering dat wij voor den chique het uiterlijke niet zoo veel over hebben als onze zuidelijke broeders, terwijl wij van kongressen ten onzent niets anders gemaakt hebben dan kongressen, dat is: eene vereeniging van knappe en niet knappe, wetenschappelijke en niet wetenschappelijke, letterkundige en niet. letterkun dige lui, die komen spreken over de taal des gemeenschappe- lijken vaderlands, en te gelijk bewijzen geven van heerschappij over en kennis van de taal, of van totaal gebrek aan beide, plus het minste denkbeeld van welsprekendheid of van letter kundige debatten. In België daarentegen schijnt men,volgens de stelling van dr. Snelldert „dat de menigte slechts belang rijkheid ziet waar zij gerucht en beweging bespeurt," van gevoelen te zijn, dat, waar de vlaamsche bewegiug zich laat gelden, of de mannen der taal zich weren, ook het minder beschaafde deel des volks iets toekomt en van daar ook de beweging van volksspelen als daar is: bolboog-, bolpijp-, gaaischieten, en wat weet ik al meer op dat affiche vermeld staat, muziek op de straten en pleinen, verlichting niet te vergeten, en allerminst het festival voor muziekgenoot schappen, zoo eigenaardig in het vaderland der toonkunst. Of zou men misschien door het voorbeeld, ten verleden jare door Antwerpen gegeven, zich hebben laten verlokken, om ook hier, bij gelegenheid van het kongres, aan het ministerie Rogier te toonen, wat de vlamingen voor de eer der taal over hebben, even als de Scheldestad in 1861 bewees niet weinig veil te hebben voor de eer der kunst? Beslisse dit punt wie wil, als gij maar niet van mij vergt dat ik, met het oog op de verschillende namen der steden en in verband met hare jaartallen, een terugblik ga werpen op het zestal kongressen sedert 1849 in de heidelanden gehouden. Wie dat zou kunnen, zou ik een gedenkpenning willen vereeren van monsterach- tigen omvang en met de wapens van genoemde steden in alle gorische verbinding prijkende, en zulks van wigtig „rood goud" zoo als een onzer poëten zich zou uitdrukken, omdat de man een werk zou te verrigten hebben, dat hem het hoofd zou doen duizelen, wijl de gegevens er voor lang niet aan wezig zijn en men al die kongressen zou moeten bijgewoond hebben, wilde men een eerlijk stuk in de wereld brengen, iets wat in deze dagen van oneerlijkheid op staat- en letterkundig gebied als hoofdvereischte geldt. En toch, al was het idee te verwezenlijken, welk resultaat zou het opleveren De terug blik zou altijd, in zekere mate, meteen eenzijdigoog genomen worden. De voorstanders van dergelijke bijeenkomsten zou den er hoofdzakelijk de licht-, de tegenstanders van kon gressen er slechts de schaduwzijde van zien en men zou juist ontvangen wat het meest te vermijden is: een oneerlijk stuk. De ingenomenen met het woordenboek onzer taal (zeker de beste vrucht van de kongressen op dit gebied te wachten) zouden uitroepen: „Er iseengroote zaak verrigt;" de tegenstanders zouden uitkraaijen: „Veel geschreeuw en weinig wol!" omdat zij van meening zijn, even als onze tegenwoor dige minister van binnenlandsche zaken dat de kunst meer op haar eigen vet moet teeren, of als een gewezen minister van koloniën ten onzentdat, dewijl „taalstudie een der onvrucht baarste studiën ter wereld is," wij het best buiten een woor denboek kunnen stellen, terwijl wederom anderen, uit een zeker nuchter instinkt, verklaren zouden dat een woorden boek het werk moet zijn van een enkel individu en het niet door kongressen is in 't leven te roepen, al hebben zij de ver wezenlijking reeds gedeeltelijk voor oogen van een reuzen arbeid, waarvoor wij met veel meer plezier den hoed afnemen, dan in der tijd een rolterdamsch koopman voor de burgerij zijner veste, die, zijns inziens, zoo fiksch had ingeschreven tot verkrijging van een diergaarde, waardoor nu de Rottestad, met hare zuster aan den A instel, weldra ook op dit punt zal kunnen wedijveren. Ik laat dus stilletjes al wat naar een terugblik zweemt daar, al wil ik gaarne het feit konstate ren dat het eerste taalkongres te Gent in 1849, deed zien hoe onnoemelijk veel het vlaamsche feestin 1841 (deeigen lijke oorsprong der kongressen) had bijgedragen tot de litte- rarische ontwikkeling der vlamingen, en hoe er gebleken is dat de beide dagen, van den 23 en 24 oktober 1S41, „eene ge- heele toekomst bezwangerden," terwijl de naauwere aaneen sluiting van Noord en Zuid er haar eersten stoot heeft gekregen. Ik wil niet verzwijgen hoe op het tweede Nederlandsch let terkundig kongres, den 16, 17 en IS september IS50 te Amsterdam gehouden, het woord niet te vergeefs heeft ge klonken van professor M. des Amorie van der Hoeven, dat wij „kunnen leven, dat wij toonen zouden dat er leven in ons is," en dat ook ik het er voor houd dat de volgende kongres sen bewijzen hebben opgeleverd hoe men er doordrongen was van de waarheid dat in taal en afkomst batavieren en belgen één zijn zoo dat deze bijeenkomsten krachtig hebben mede gewerkt om de veeten te doen vergeten, die de taalverwanten sedert 1830 hielden gescheiden. Wat er van de volgende taalkongressen te zeggen valt, laat ik in t midden, omdat ik er mij niets van herinner, dan alleen de heerlijke verslagen van professor de Vries, welke ik in druk onder t oog heb ge had, als een vergoeding voor mijne afwezigheid op de v®rgft" deringen zelve; dit slechts weetik, dat het zesde, in den Bosch gehouden, den „Spectator" twee jaren geleden nanleiding gaf om er van te getuigen: „Onvruchtbare handelingen, onbe langrijke vertoogen ondichterlijke vragen onbeduidende zamensprekingenongemotiveerde protesten, onbekookte voorstellen ziedaar de hoofdbestanddeelen van eene zamen- komst, die tot haar doel had de bevordering van taal-en let-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 2