„Waarde vriend Stuart, ik heb voor Rome eene leening
noodig van 20,000 pondik zend u hierbij de titels.
„Ik vraag deze aan Engeland, daar in Italië de onderne
ming niet geschieden kan zonder de noodzakelijke geheim
houding mijner plannen in gevaar te brengen. Ik zal echter
deze doen volgen door eene andere leening in Italië.
„Ik vertrouw dat mijne vrienden in Engeland mij zullen
bijstaan en bovenal stel ik mijn vertrouwen in u.
„Palermo." „Uw toegenegen
„G. Garibaldi."
Duilschland.
Dezer dagen heeft te Berlijn een schandelijk voorval
plaats gehad; een dergenen welke eene staatkundige krisis
plegen vooraf te gaan. De baron Etoriï'-Zietben heeft Berlijn
verlaten met achterlating van 150,000 thalers schuld. Hij
wordt vervolgd wegens vervaardiging van valsche wissels. De
baron Etorff-Ziethen werd genoemd als de opvolger van den
policie-president, den heer von Zedfitz.
In de zitting van 22 augustus van de handelskoramissie
der kamer van afgevaardigden teBerhjn heeft de heer Del-
bruck, regeringskommissaris, verklaard (lat Brunswijk zonder
voorwaarde tot bet handelstraktaak met Frankrijk was toege
treden-, dat men van de toetreding van Baden zeker was, en
dat men van Hanover insgelijks- een besluit van toetreding
verwachtte. Overigens hadden Hessen. Nassau en Frankfort
zich hieromtrent nog niet verklaard. De regering zal de
verschillende besluiten afwachten, len emde dan de staten
welke niet .net Pruissen overeenstemmen, te trachten daartoe
over te halen.
IBcïgïe.
Het met Engeland gesloten handelsverdrag is donderdag
door den senaat met 29 tegen G stemmen goedgekeurd5 leden
hebben zich van medestemming onthouden.
Omtrent de petitie van de kerkmeesters van Uccle werd
besloten, even als door de kamer der vertegenwoordigers,
afschriften van dat stuk te zenden aan den minister van bin-
nenlandsche zaken en justitie met verzoek om inlichting.
Zoo als men weet wordt in die petitie tfeweerd dat het lijk
van iemand die op zijn sterfbed den bjstand der geestelijk
heid afgewezen had. op last van den burgemeester en trots
het protest van den pastoor begraven is in het voor de
katholieken bestemde en gewijde gedeelte der begraafplaats,
en dat hierdoor de grondwettig gewaarborgde godsdienstvrij
heid is geschonden. Uit de beraadslaging te dier zake is
gebleken dat beide partijen eene oplossing in vrijzinnigen
geest verlangen. Vooral de heer Forgeur drong daarop aan.
„Waarom, zeide hij, zouden wij van deze zaak eene partij
zaak maken Laat ons liever trachten eene oplossing te vin
den, waarbij de godsdienstige overtuiging beveiligd en de
burgerlijke magt geëerbiedigd wordt. Laat ons bedenken dat
in een land als bet onze geen verdeeldheid moet ontstaan
door dergelijke vraagstukken, en dat „eendragt maakt
magt" onze leus is (zeer goed. zeer goedWatheteigen-
domsregt betreft schijnt het mij toe dat men te veel aan het
woord hecht: de begraafplaats behoort noch aan de gemeente
noch aan de kerkfabriek, zij is het onderpand van teederetoe
genegenheid. Moge de senaat bij de beslissing dezer zaak
niet den zelfden geest bezield zijn die ons op het kongres het
amendement deed aannemen, dat bij het huwelijk de burger
lijke plegtjgbeid boven de kerkelijke inzegening plaatste."
Enkele leden der regterzijde, die een afscheiding der be
graafplaatsen naar de gezindten verlangen, wilden echter
aantoonen dat door het gebeurde werkelijk de vrijheid van
eeredienst en de wet op de kerkgenootschappen geschonden
waren. Tot deze behoorde de baron d'Anethan. Zie hier
ongeveer de gronden zijner redenering In gezonden zin kan
men met ontkennen dat de begraven is deel uitmaakt van
de eeredienst, hoe wel men het tegendeel tracht te beweren.
Daarom wordt de vrijheid van eeredienst geschonden wan
neer op de plaats, gew.jd tot liet begraven van katholieken,
het lijk wordt, ter aarde besteld van iemand die aan die gods
dienst vreemd is. Zeker zou men het* edel ijk vinden zoo
men beweerde dat de leden van de eene of andere gezindte
het regt hadden binnen te dringen in de kerk van eene andere
gezindte en daar godsdienstoefening te houden, onder voor
wendsel dat zij geen eigen gebouw voor de uitoefening hun
ner godsdienst bezitten. En toch bestaat tusschen beide ge
vallen overeenkomst. Kerk en begraafplaats behooren aan
elkander daar zij door de zelfde plegugheden gewijd zijn.
Men beweert dat wij bezwalken den genen dien wij van onze
begraafplaats weren, maar die beschuldiging is ongegrond,
want wat zou een vrijdenker antwoorden wanneer men hem
in zijn leven zeide: Gij zijt katholiekHij zou liet eene be-
leedigmg achten. Zijn dood kan daarin geene verandering
brengen, en gij doet het geweten van den overledene geweld
aan door hem te begraven onder hen waarvan hij zich gedu
rende zijn leven afwendde. Men wil met dat de burgemeester
de dienaar zij van den geestelijke, maar men moet toch be
kennen dat de meeste begraafplaatsen het eigendom der
kerk zijn.
De minister van financiën las hierop een stuk voor waaruit
bleek dat een geestelijke de begraveuis van een meisje gewei
gerd had omdat de godsdienstige plegtigheden niet in zijne
kerk hadden plaats gehad, en noodigde den heer d'Anethan
uit met ja of neen te antwoorden op de vraag„Moest de bur
gemeester de begravenis weigeren omdat de geestelijke er
zich tegen verzette?" „Ik ben geen godgeleerde" was het
antwoord van den heer d'Anethan. en de minister liet hem vrij
hard gevoelen hoe in dat antwoord de veroordeeling van zijn
stelsel lag opgesloten.
Nadat nog eenige zaken waren afgedaan is de zitting van
den senaat gesloten.
Frankrijk.
Met betrekking tot de duisternis, welke ten gevolge der
verschillende mededeelingen van La France, La patrie enLe
constitutionnel voortdurend over de italiaansche kwestie blijft
verspreid en telken dage zoo mogelijk nog vermeerdert, zegt
L'opinion nationale bet volgende
„Thans zijn 15 of 20 duizend soldaten nog genoegzaam om
de regten der romeinen te schenden (zoo als de heer Billault
zeide) en om huu het goevernement op te dringen van den
heiligen vader.
„Dat Garibaldi echter het vaste land betrede, en binnen zes
weken zullen wij welligt Italië met 150 duizend man moeten
bezetten om Turijn, Milaan, Genua, Bologna, Florence, Na
pels en Palermo in bedwang te honden.
„Ziedaar waar wij heengaan, of liever ziedaar waar de om
standigheden ons heendrijven.
„Waren wij klerikalen of legitimisten, wij zouden wel te
vreden wezen.
„In één woord, volgen wij eene politiek te Rome? Volgen
wij er misschien twee? Of zouden wij er geene volgen
„Waartoe dient de Moniteur als hij het land laat rondslin
geren in den blinde, tusschen twee tegenstrijdige beginselen
van politiek? Wij gelooven toch dat de kwestie ook ons
eenigzins betreft."
De Revue des deux mondes bevat een zeer lezenswaardig
artikel o*er de romeinsche kwestie en komt daarin tot het
volgende resultaat:
„Wat wachten wij toch om Rome te verlaten Wij erkennen
dat het voor Frankrijk onmogelijk is te wijken voor een som
matie van Garibaldi,en dit isjuist wat wij betreuren .Thans toch
vermag eene onbeschaamde uittarting ons te ketenen aan eene
valsche positie. Meent mén echter dat eene zuiver diplomatieke
gelegenheid zich zal voordoen om ons van die bezetting te ont
slaan. dan gelooven wij dat die meening ongegrond is. Eene
diplomatieke gelegenheid heeft zich aangeboden in 1860,
maar onder omstandigheden, welke geen magt in staat is terug
te roepen. Toen toch kon de paus hopen eene krijgsmagt te
verzamelen, genoegzaam voor zijne beveiliging. Sedertdien
tijd heeft hij echter twee derde gedeelten van zijne bezittingen
verloren, hij is niet meer in staat zich zeiven te verdedigen, en
wij kunnen er niet meer op rekenen dat hij ons ontslaan zal
van onze verpligting te Rome, zoo als hij in 1860 gedaan
heeft. Nog in dit jaar heeft zich eene betere gelegenheid voor
gedaan wij bedoelen de manifestatie der te Rome zamenge-
stroomde bisschoppen, ten tijde der heilig-verklaring van de
japansche martelaren. De bisschoppen hadden in hun adres
aan den paus de kwestie tot de sfeer der beginselen verheven
immers zij hadden met eene buitengewone openhartigheid de
wereldlijke magt teruggeëischt op grond van beginselen, die
de tegenwoordige beschaving niet aanneemt, op grond van
een regt, waarin dealgeheele ontkenning ligt opgesloten van
de moderne regtsbeginselen. Toen was er een juist oogenblik
om allesolidariteit met dergelijke leerstellingen af te schudden,
maar men heeft dat oogenblik laten vooorbijgaan, en het kan
wel zijn dat wij thans nogmaals in eenig diplomatiek plan
zijn gestoord door de buitensporigheden van Garibaldi.
„Wij moeten echter regt vaardig en moedig genoeg wezen om
te zeggen waarin de moeijelijkheid bestaat. Wij worden niet
te Rome gehouden door een beginsel, want wij hebben het
koningrijk italie erkend, en even als de mogendheden die op
deze wijze den nieuwen toestand van zaken hebben bekrach
tigd, hebben wij het erkend na de plegtige verklaring van
het parlement dat Rome de hoofdstad was van Italië. Wij
zijn dus slechts te Rome ten gevolge van het voortduren van
eene ingenomen stelling, door een gevoel van sympathie voor
den persoon des heiligen vaders, in een woord door een een
voudig toeval afhankelijk van onzen wil. Wij kunnen Rome
niet verlaten dan op twee wijzen, öf door eene eenvoudige
verandering vau onzen wd öf na de openlijke aanneming der
moderne beginselen, die de theokratische vermenging van
twee tnagten afkeuren. Welke is nu van deze twee wijzen,
om toch eens een einde te maken aan onze romeinsche
scheidsregterlijke aangelegenheden, de meest zekere en meest
waardige? Natuurlijk de laatste, die welke de heer Cavour
voorstond."
Het voortdurend zenden van versterking aan het fran-
sche bezettingsleger te Rome, in tegenspraak met de geruch
ten van koncessiëu aan de italiaansche eenheid door Napoleon
moet in het algemeen meer als een voorzigïigheidsmaatregel
worden beschouwd dan wel als het bepaaldelijk opzettelijk
logenstraffen dier berigten. Oppervlakkig schijnt het wel
beJagehelijk ie zijn aan de keizerlijke regering ontruimings
plannen toe te dichten, terwijl men telkens transportschepen
uit de fransche havens met troepen naar Italië ziet stevenen,
doch wanneer men zich het geval voorstelt dat het fransche
leger te Rome voor de ganbaldiaansche vrijwilligers moest
terugtrekken, dan zou daardoor de italiaansche kwestie ver
der dan ooit van hare oplossing gebragt worden.
Tttrkye.
Het ultimatum van Omer-pacha aan den vorst van Monte
negro was in de volgende bewoordingen vervat:
„I. O}) geenerlei wijze meer hulp te verleenen aan de be
woners van het distrikt Wassovvich. en zich geheel te onthou
den van de krachtige medewerking die op dit oogenblik wordt
voorbereid.
„2. Oogenblikkelijk terug te trekken uit de dorpen Ker-
nitza en Seltcha. zoo wel als van de overige punten die buiten
de bepaalde grenzen gelegen zijn.
„3. Zonder uitstel de ongeregelde soldaten en officieren
ongedeerd uit te leveren, die zich te Kernitza bevinden en
die men naar Cettigne heeft overgebragt.
„4. Zich te onthouden van eenige materiële of morele hulp
te verleenen aan de voornoemde distrikten van Herzegowina,
en de montenegrijnen, die zich aldaar nog mogten ophou
den, binnen den kortst mogelijken termijn terug te roepen.
„5. In het vervolg geene daden van aanval te plegen."
De konferentie te Konstantinopel schijnt tot groote
moeijelijkheden te zullen aanleiding geven. Even halstarrig
toch als de serviërs de teruggave eischen der citadel van Bel
grado en de verwijdering van het turksche garnizoen, eren
halstarrig weigert Turkye op dit punt het minste toe te geven.
Het indienen van het ontslag door den heer Garaschanin
schijnt te moeten worden toegeschreven aan hetbepaalde plan
van dezen minister om zich aan te sluiten bij de geuite eischen
der bevolking.
Men ziet weldra de reis van den franschen ambassadeur, den
heer Moustier, naar Parijs te gemoet.
Italië.
Aan een brief uit Turijn van 20 augustus, in een der fran
sche dagbladen voorkomende, ontleenen wij het volgende:
„Te Catana is Garibaldi niet meer zoo als vroeger blootge
steld aan de duizendekansen eener valsche krijgsbeweging;
hij loopt thans niet meer gevaar van overvallen te worden, ter
wijl hij eene weinig talrijke legermagtbezit, in het binnenland
waar de verspreide bevolkingen hem slechts weinig bijstand
zouden kunnen bieden.
„Hij bezit thans eene basis van krijgs-operatiën,eene stad van
60.000 inwoners, die hem, even als geheel Sicilië, toegenegen
is; de gemeentebesturen toch zijn van weinig beteekenis zoo
dra Garibaldi in bepaalde betrekking staat tot bet volk. Hij
heeft thans de zee voor zich, de zelfde zee die hem kent, en
waaraan hij reeds eenmaal zijn geluk heeft toevertrouwd. Hoe
krachtig zij ook voor hem gesloten wordt gehouden, zal hij wel,
als het noodig is en met zijn wil overeenkomt, in den nacht
zijn weg weten te vinden tusschen de stroomen, die groote
schepen vijandig zijn, en alletoezigt en vervolging zoo moeije-
lijk maken.
„Wat overigens den intogt van Garibaldi te Catana gemaakt
heeft tot zulk een zware nederlaag voor het goevernement, is
dat Messina en Catana juist de eenige punten zijn, wier bezit
hem door den generaal Cugia bepaaldelijk en op dreigende
wijze waren ontzegd.
„Ik kan u verzekeren dat het goevernement te Turijn,
bemerkende (lat temporisatie tot geen enkel diplomatiek of
ander resultaat zou leiden, aan den generaal Cugia bevelen
heeft gegeven die hem tot handelen dwongen. De generaal-
prefekt, echter wetende dat hij de bevolking tegen zich had,
onzeker van een gedeelte van zijn leger, heeft niet uieer op
het spel durven zetten dan aan Garibaldi eene notifikatie
te doen toekomen, waarin bet volgende voorkwam
„„Men kan niet aannemen dat het een generaal vrijstaat
naar willekeur regeringen aan te stellen en af te zetten Ik
zal in geen geval ioelaten dat Garibaldi Messina of Catana
binnenrukkeAls hij het eiland wil verlaten dan stel ik
een vaartuig te zijner beschikking om hem en het getal zijner
aanhangers, dat het hem behagen zal aan te wijzen, te doen
ontschepen op bet punt van het vaste land, dat hij daartoe zal
willen kiezen."
„Ik durf niet zeggen wat de gedachte van den generaal
Cugia was bij het doen van het laatste voorstel. Was het mis
schien eene hinderlaag? Ik kan en wil het niet gelooven.
Meer natuurlijk komt het mij voor te denken dat de generaal
Cugia, alle zijne blikken en handelingen tot Sicilië bepalende,
in de aller eerste plaats zich trachtte te ontdoen van den revo
lutionairen aanvoerder, ware het ook dat hij daardoor zijn
ambtgenoot la Marmora in eene moeijelijke positie bragt.
„Hij meende welligt dat. als Garibaldi zijne ontschepings-
plaats koos aan de andere zijde van de zeeëngte, hij even veel
tijd noodig zou hebben om nieuwe strijders rondom zich te
verzamelen,als hij noodig heeftgehad om die op Sicilië bijeen
te brengen, en dat deze verloren tijd aan het goevernement
tot winst zou verstrekken. Als dit de meening was van den
generaal Cugia. dan geloof ik echter toch dat hij zich bedroog.
Den tijd die Garibaldi op Sicilië heeft doorgebragt heeft hij
in geenen deele op het vaste land verloren, en de gebeurtenis
sen zullen het welligt spoedig bewijzen, als koncessiën uit
Parijs niet aan het ministerie de middelen verschaffen otn den
verloren invloed te herkrijgen.
„lederen dag toch, met welke hardnekkigheid ook de offi
ciële agenten en offieieuse agentschappen de feiten verwringen
en de depeches vervalschen, wordt er meer licht verspreid over
de siciliaansche gebeurtenissen, en de intogt van Garibaldi in
Catana levert een volledig bewijs omtrent de wijze waarop de
regering „meester is van den toestand." Men weetin waarheid
niet wat van beide meer betreurenswaard is, de hardnekkig
heid der ministeriële parti j, of de onhandigheid van het minis
terie zelve.
„Is het niet duidelijk toch dal het ministerie zich zeiven
verzwakt door het gewigt der garibaldiaansche beweging te
verzwakken? Als het waar is. gelijk de regeringsbladen ver
zekeren, dat Garibaldi noch den volksgeest noch eene belang
rijke magt van vrijwilligers vóór zich heeft, wat moet men dan
denken van eene regering, wat van een leger, die door een
enkel man „huiten de wet" gedurende twintig dagen in onrust
worden gehouden?
„Waarlijk, de waarheid is niet gelegen in korrespondentiën
der ministeriele bladen, in regermgsilepeches. zoo als zij ons
te Turijn toekomen, en van daar u worden toegezonden. Zie
hier mijne bijzondere informatiën, die, ge kunt er zeker van
wezen, uit meer zekere en minder ongeloofwaardige bronnen
zijn geput.
„Geheel Sicilië is ten gunste van Garibaldi gestemd, het
aristokratiscli element en het burgerlijk element, zoo wel als
het volkselement. Het aantal vrijwilligers kan, naar het zeg
gen van een bezoeker van het kamp, moeijelijk met eenige
zekerheid begroot worden, wegens de verdeeling in kolonnes:
welligt is het 15.000, zekerlijk niet minder dan 8000 man
schappen. Op hun marseh stellen de municipaliteiten en de
bevolkingen zelve alle pogingen in bet werk om leeftogt te
verschaffen. De geestelijkheid zelve gaat hen te gemoet om
hunne wapenen te zegenen.
JDit isT+e waTe voorstelling van den toestand. Het doet er
Iwer-weinlg toe tte. weten of Garibaldi al dan niet regt heeft;
tbét'reft sletfhtsj^ kennis zijner sterk te, ten einde te kunnen
tyeoordeelen onder vttelke voorwaarden men zich met hem kan
vfevstoan en tot welken prijs men hem in zijn marsch kan
Stuiten.
„Men berigt dht morgen eene buitengewone vergadering
zal gehouden worden van het parlement, ik vrees echter wel
dat deze slechts zal dienen om nogmaals van de onmagt en de