belasting slechts langzaam plaats heeft, weigert toch niemand
deze te betalen.
„ïn de hoofdstad is alles rustig en den vreemdelingen
heeft het geen oogenblik aan bescherming ontbroken. In de
provinciën zijn echter de gemoederen in spanning tegen de
vreemde interventie.
Het volgende betreurenswaardig feit heeft onlangs plaats
gehad. De vice-konsul van Frankrijk te Zacatecas. de heer
Lacroix. had de onvoorzigtigheid gehad zijn schild boven de
deur te laten hangen en vond het op zekeren morgen geheel
bezoedeld. Een onderzoek is naar den dader ingesteld, doch
vruchteloos gebleven. Men moet bekennen dat de heer La
croix zijn schild dadelijk na het uitbarsten van den oorloghad
moeten innemen toen immers bezat hij geen officieel karak
ter meer, en men had hem dikwijls genoeg gewaarschuwd om
de insigniën zijner waardigheid te doen verdwijnen. Zulke
voorvallen dienen slechts om de gemoederen van weerszij
den te verbitteren en liet aantal grieven te vergrooten."
Opmerking verdient het dat in deze korresponden tie van
eene troepen-afdeeling gewag gemaakt wordt welke vanOri-
baza naar eene onbekende bestemming was vevtrokken, ter
wijl latere berigten en regerings-depeches daarvan of van het
wel slagen hunner onderneming in het binnenland geheel
zwijgen. In verband met de beslag legging op alle brieven met
de stoomboot La Floride aangebragt, komt het wel begrijpe
lijk voor dat uien omtrent deze 3000 manschappen in Frank
rijk ongerustheid en bekommering koestert.
liclgic.
Te Antwerpen is dezer dagen eene handelsrereeniging op-
gerigt in den geest der Nederlandsclie handelmaatschappij,
met een kapitaal van twee honderd raillioen franken, verdeeld
in aandeelen van fr. 500. In Zuid-Amerika, Engeland, Frank
rijk, Duitschland, Italië, Nederland enz. is reeds 85, in België
15 millioen gestort. De maatschappij stelt zich ten doel het
verrigten van alle handels- en bank-operatien zoo in België
als in liet buitenland, die overeen te brengen zijn roet de rege
len eener strenge voorzigtigheid.
De beraadslagingen over het adres der kerkmeesters van
Uccle worden in den senaat tot liet oneindige gerekt. Vijf
leden, tot de regterzij de behooren de, hebben zich nog verklaard
in den geest van den lieer Malou, niettegenstaandede minister
Frère den vorigen dag duidelijk de stelling had bestreden, dat
krachtens de konstitutie een kerkelijk gezag als staatsmagt
naast de burgerlijke overheid zou zijn erkend. Onderwijl is
ook het met. Engeland gesloten handelstraktaat in behande
ling genomen. Even als in de kamers van vertegenwoordigers,
vindt het verdrag ook hier slechts enkele bestrijders.
Italië.
Volgens verschillende berigten, zelfs van de zijde der rege
ring, is Garibaldi te Catania binnengerukt, en heeft dadelijk
het telegraaf bureau doen bezetten, zoo dat alle gemeenschap
met deze plaats is afgebroken. De garibaldiaansche vrijwilli
gers werden door de bevolking met gejuich ontvangener
heeft daarbij echter geen konflikt met de "koninklijke troepen
plaatsgehad, daar Catania geheel van bezetting ontblootwas.
De troepen welke Garibaldi voortdurend op zijne marschen
achtervolgen zijn op korten afstand der stad gelegerd.
Catania of Catana zoo als het ook wel genoemd wordt, is
eene vrij bekende havenstad aan de oostkust van Sicilië, aan
den voet van den berg Etna. Meermalen is zij door aardbe
vingen en uitbarstingen van dezen vulkaan zeer geteisterd,
maar altijd is zij weder met luister uit hare puinlioopen en
lavastroomen herrezen. Nadert inen haar van de italiaansche
kust. dan heeft zij een liefelijk voorkomen en bezit ook inwen
dig regelmatige en ruime straten, die met lavasteen zijn gepla
veid. De voornaamste gehouwen bestaan in eene kathedraal,
die na de vreesselijke aardbeving van 1603 geheel herbouwd
is, en waarbij het standbeeld zich bevindt van een olifant die
een antiekeu obelisk draagt; het senaatshuis, een groot bene-
diktijner klooster met eene prachtige kerk en een merkwaar
dig museum. Overigens is de stad rijk aan gebouwen en in
stellingen van allerlei aard. Eene universiteit met uitgestrekte
bibliotheek behoort mede onder de merkwaardigheden dezer
plaats, welke door hare gunstige ligging aan de kust, in het
bezit is van talrijke zijdefabrieken en van allerlei voorwerpen
van lava- en barnsteen hare haven wordt telken dage be
zocht door allerlei italiaansche vaartuigen en schepen. Van het
oude Catana is slechts weinig meer overig, doch de sporen
van tempels, tomben, waterleidingen en baden bewijzen dat
deze stad in vroegere tijden eene bloeijende, rijke en schoone
plaats is geweest.
De beer Giulini heeft het ministerie in de zitting van
den senaat op'21 augustus geïnterpelleerd omtrent de bezet
ting van Catania door Garibaldi. De heer Ratazzi heeft daarop
geantwoord „dat de regering Garibaldi beschouwde als
in staat van rebellie. De toestand van Sicilië is zeer zorgvol,
doch het goevernement vertrouwt dat deze hinderpalen zul
len uit den weg worden geruimd en de staatsinstelling onge
schonden zal bewaard blijven door de dapperheid des legers.
Bijzonderheden der gebeurtenissen op Sicilië zijn, ten gevolge
van het afbreken der gemeenschap tusschen Catania en de
overige steden van het eiland, niet bekend. De generaal
Mella had,in de meening dat Garibaldi naar Messina oprukte,
de troepen op weg daarheen zaraengetrokken, waarop Gari
baldi, daarvan partij trekkende, niet eene snelle marschbewe-
wegingop Catania is aangerukt." Verder verklaartde minister
dat eene legerafdeeling naar Catania is gezonden, en de vloot
op de reede alle vertrek of ontscheping van vrijwilligers zal
tegengaan, zoo dat men binnen weinige dagen Sicilië weder
tot zijn normalen toestand zal gebragt zien.
De senaat heeft daarop de volgende motie van orde aange
nomen
„De senaat, overtuigd dat het ministerie met de meest mo
gelijke energie zal te werk gaan, opdat de wet gehandhaafd
en de waardigheid van kroon en parlement ongeschonden
blijve, gaat over tot de orde van den dag."
Volgens de Opinions is door Garibaldi tot prefekt van
Catania benoemd, Nicotera.
De TJnita italiana meldt dat Giuseppe Mazzini de be
noeming tot eere-ioorzitter van de Societa van Riesi heeft
aangenomen bij den volgenden brief:
„Broeders,
„Ik heb met dankbaarheid de benoeming ontvangen, tot
de betrekking waarmede gij mij hebt willen vereeren. Ik
schrijf u thans deze regelen, terwijl uw eiland weergalmt van
edele kreten, die edele daden voorafgaan. Nooit zijt gij on
trouw geweest aan uw woord, ook thans zult ge dat niet zijn,
nu het uw leven of dood, uw bestaan of niet bestaan geld t.
„Rome of de dood, zegt gij. Als een volk als het uwe deze
leus aanneemt van een man, die den naam draagt van Gari
baldi,dan neemt het den pligt op zich om dit woord werkelijk
heid te doen worden, of wel zich tegenover geheel Europa te
schandvlekken. Dus, daar ge niet in staat zijt u te vernederen,
handelen dat geen enkele hinderpaal u deere.
„Rome is de eenheid van het vaderland, het middel dat uwe
wonde zal genezen. De verkrijging van Rome is het blijk
uwer erkenning, niet van de zijde van despoten, die heden
raagtig en morgen verdreven zullen wezen, maar van de zijde
der volken, die eeuwig leven. Naar Rome strekt zich het ver
langen uit van al watitaliaanseh is, een verlangen, dat tot heden
onderdrukt werd docfr eene ellendige partij, die zictf onder
vreemden invloed boog. Eene regering die niet tevreden is
alleen zelve werkeloos te blijven en u toeroepthandelt niet!
toont eene energie tegen het ontwakende italiaansche volk,
welke zij moest aanwenden tegen de vijanden der natie en der
eenheid, en is eene regering, die uw vertrouwen niet verdient.
De ware regering van Italië bevindt zich onder u; zij troont
waar eergevoel en pligt zich openbaren, de roeping van Italië
„Als het buitenland twee steden bezet hield, nog niet eens
in Frankrijk of Engeland, maar in het kleine Zwitserland,
dan zou ieder burger opstaan om het te verjagen. Zal het in
Italië, dat thans 22 millioen vrije mannen telt, anders zijn
Italië dat ontwaakt moet zich tegenover de andere natiën
met een aureool van glorie vertoonen. Italië, dat zich tegen
over de volken door een heilige roeping heeft aangegord
„Vaartwel, weest met mij in het vertrouwen der hoop op
de.aanstaande gebeurtenissen.
„Londen augustus 1862. Giuseppe Mazzini."
Volgens een telegram uit Turijn van gisteren is het
eiland Sicilië in staat van beleg verklaard. Alle gewapende
benden, elke oproerige beweging zou door kracht van wape
nen worden onderdrukt. De vrijheid der drukpers was opge
heven. Aan de kommandanten der bezetting van Palermo,
Messina en Syracuse was de volmagt verleend, verbonden aan
een staat van beleg, bestaande o. a. in de uitoefening van alle
burgerlijk gezag. De generaal Cialdini was benoemd tot
opperbevelhebber van Sicilië.
Men meent dat de minister van marine, Persano, het bevel
der vloot op zich zal nemen.
Het officieel dagblad bevat de benoeming van den gene
raal Cugia tot buitengewoon regerings-kommissaris met uitge
breide volmagt. Deze heeft dan ook eene proklamatie aan de
sicilianen gerigt, waarin verklaard wordt „dat, daar de gewa
pende benden van Garibaldi voortgaan met bun opstand
tegen het goevernement, de regénng thans besloten heeft een
einde te maken aan dergelijken toestand, die het lot van Italic
in gevaar brengt."
Het dagblad La France en de heer
de Laguéroiinicre.
Europa heeft gedurende den laatste» tijd met bezorgdheid
den blik gevestigd.op Frankrijk. Hierin verheugt zich de
fransehe bevolkingzij waant zich wederom „la grande nation,
qui règne le monde" en dit bevredigt hare ijdelheid, zonder
dat zij tevens de diepe vernedering beseft, waartoe zij door
Napoleon gebragt is. Frankrijk immers is het niet waarop de
oogen van geheel Europa gevestigd zijn, maar hij is het, die
Frankrijk tot middel bezigt om zijne persoonlijke plannen te
verwezenlijken. Frankrijk behoort zich zeiven niet meer toe
de drukpers zwijgt, de wetgevende magt js in slavenketenen
geboeid, de publieke opinie beeft geene uitspraak meer, en
Napoleon vraagt aan Frankrijk geene vergunningom Rusland
den oorlog te verklaren, Italië aan de italianen te belo
ven, die belofte te schenden, en (luizende manschappen ten
offer der geele koorts naar Mexiko te zendeu. De gedachte
van Frankrijks bevolking dat Europa vragend en angstig den
blik tot haar vigtis eene bespottelijke ijdelheid, zij heeft zich
slechts verlaagd tot middel in de hand des keizers, en op hem,
van wien alles afhangt, is het oog van den vreemdeling gerigt
de fransehe natie wordt niet meer geteld, zij is verdwenen
en opgelost in den keizer.
Op Napoleon dan zijn thans aller blikken gevestigd en men
beijvert zich zijne plannen te doorgronden uit woorden en
beschouwingen, uit artikelen en vertoogen, welke men door
hem geinspireerd waant. Ziedaar dus wederom Europa met
angstige spanning over een artikel van den lieerde Laguérou-
nière gebogen, als woordvoerder des keizers beschouwdzie
daar dus wederom Europa teruggebragt tot bet luisteren naar
de stem van een enkele, die den naam van Napoleon draagt!
Zou waarlijk de laatste helft onzer eeuw weder eene afspiege
ling worden der eerste
Wij willen thans het orgaan des keizers „La France" in dit
stuk een weinig nader beschouwen en een enkelen blik wer
pen op het verleden van den man, die zijn naam leent aan de
artikelen uit Napoleon's pen gevloeid of liever 's keizers ge
dachten in aangenamen vorm door genoemd dagblad me
dedeelt.
Arthur de Lngue'ronnière is de afstammeling van eene
fumielje uit Poitou; zijn grootvader diende in het leger van
Condé, zijn oom was een der koningsgezinde aanvoerders in
den bekendenVendée-oorlog.Bewonderaar van de werken van
Chateaubriand en de Lamartine begon hij zijn loopbaan van
journalist door zijne pen te wijen aan het dagblad L'avenir
national, door zijn broeder te Limoges opgerigt, en verde*
digde daarin het verbond tusschen legitiraisme en vrijheid.
Gedurende de februarij omwenteling van 184S was hij mede
werker aan het dagblad Le bien public, te Ma.con door La
martine in het leven geroepen en waaraan ook Eugène Pelle-
tan verbonden was. Later stelde hij zijne pen ten dienste
van La presse, waarbij hij zich vooral een gevestigden naam
verwierf, tot dat de heer de Lamartine hem in 1850 tot hoofd-
redakteur maakte van Le pays, die in 1849 door de heeren
Allatz en de Bouville was opgerigt. Op 1 december 1852
voegde dit dagblad bij zijn naam dien van „Journal de l'em-
pire"; welke handelwijze „ne pouvait rien ajouter a son
dévouement, ni rien enlever a son indépendance" volgens
zijne verklaring en verdediging dier naamsverandering.
In dit dagblad begon de beer de Lague'ronnière zijne „por
traits politiques" te schetsen, welke zoo veel opgang maakten.
Zelfs waagde hij er zich aan, het portret te schilderen van
prins Lodewjjk Napoleon, wien hij op zijne vraag „boe kent
ge rnij zoo goed ten antwoord gaf „ik had u geraden."
Weldra had er nu eene toenadering plaats tusschen den
vroegeren legitimist en den napoleontischen prins. Het
nieuwe gesternte, dat aan den staatkundigen horizon van
Frankrijk met zoo veel luister blonk, beloofde eer en aanzien
aan ben, die in dat licht zich wilden koesleren en ook de
Laguéronnière schaarde zich onder zijne aanbidders, werd de
verdediger der napoleontische staatkunde en was de warmste
voorstander van den beruchten tweeden decemberdag.
Moge hij ook al niet een Mongis de „procurcur-ge'néïal-
poète" die de vlcijerij tot vergoding heeft opgevoerd heb
ben voorbij gestreefd, zeer zeker komt hij hem nabij in ver
heerlijking van den tegenwoordigen beheerscher der fran-
schen, en de Laguéronnière glimlacht niet als hij een Mongis
hoort zingen
„II apparait, le brillant météore!
Et du nord au midi, du couchant a l'aurore,
II brüle, il éclaire a la fois.
I) frappe de respect les peuples et les rois
C'esl conntie un Dien nouveau qu'en tremblant on adore."
Men kan echter aan den vertrouweling des keizers geene
gematigdheid ontzeggen, eene eigenschap die van de groote
voorzigtigheid getuigt, op zijn weg „tusschen de puinlioopen
van het verleden en de onzekerheid der toekomst." Die gema
tigdheid wettigde dan ook eenigzins de verwachting die men
van hem koesterde in zijne betrekking als staatsraad, bel" t
met de zaken der dagbladpers en des boekhandels. Eene mil
dere drukpers-wetgeving, door hem voorbereid, wasechter
niet bestemd om onder een ministerie alsdatvan den generaal
Lespinasse in toepassing te worden gebragt.
De rol welke hij in den laatsten tijd tegenover Europa
heeft vervuld is die van tolk van Napoleons denkbeelden,
denkbeelden die zich steeds wijzigden naar de omstandighe
den, waar bij voorzigtigheid dus steeds bij de openbaring
daarvan bleef aanbevolen. Zijne uitnemende talenten
als stilist hebben hem daavbij eene wel verdiende vei'-
maardheid doen deelachtig worden. Toen een aanval op
Oostenrijk, ter bevrijding van Italië, als gevolg van het vrij
oppermagtig gezegde in de troonrede van februarij 1859 „het
belang van Frankrijk is daar. waar het geldt de zegeviering
eener regtvaardige en beschaving bevorderende zaak," aan
Europa „als eene regtvaardige zaak" inoest worden voorge
steld, nam de Laguéronnière naar men zegt de pen ter
hand en schreef „Napoleon III eu Italië." De vlugschriften
Napoleon III en Engeland, de Paus en het congres, de meeste
redevoeringen en manifesten des keizers worden hem even
eens toegeschreven, wat wonder dus dat men de sterkst ge
spannen verwachtingen koesterde van het dagblad La France,
waarin keizer Napoleon zelf zich zou verwaardigen door
Arthur de Laguéronnière Europa toe te spreken.
Reeds lang te voren sprak men van zamenkomsten van den
heer de Laguéronnière met den keizer; zijn programma was
Napoleon voorgelegd; het eerste nommer was eindelijk goed
gekeurd, La France verscheen en met een nieuwsgierigen
angstigeu blik las Europa het volgende
„Om zich een denkbeeld te maken vau den tegenwoordigen
toestand van Europa, moet men zicli eerst in het geheugen
terugroepen diegene, welke het tweede keizerrijk bij zijn
optreden aantrof. Die toestand was, wat begrenzing en even-
wigt der staten betrof, zoodanig als zij door de traktaten van
1815 in het leven was geroepen, met dit verschil echter dat
hij gedrukt werd door de spanning, welke die traktaten in
wendig hadden doen blijven bestaan. Behalve België, welks
afscheiding van Nederland door een europeesch kongres be
krachtigd was als een zoenoffer aan de revolutie van 1S30,
was niets sedert 1 SI5 veranderd."
Volgens deze zienswijze schildert verder La France den
toenmaligen toestand met schitterende kleuren af.
„In dergelijken toestand bood zich aan het goevernement
des keizers de keuze aan tusschen drie soorten van politiek.
„De eerste bestond in het voortgaan met de huldiging van
het systeem van vergetelheid en onzekerheid, waartoe de vo
rige regeringen waren gedoemd. Niets teeischen, nooit te
handelen, de traktaten te vervloeken die op de nationale eer
drukten, maar zich daaraan te onderwerpen, regtvaardige
zaken aan te moedigen zonder ze te ondersteunen, bij den
dag te leven zonder een blik te slaan op de toekomst, de ge
beurtenissen zich te zien ontwikkelen en daarbij van het toe
val de gelegenheid eener vergelding af te wachten of een her
stel van vroegere grootheid, dit was de politiek, die Frank
rijk met weerzin had zien volgen en thans sedert veertig jaren
een valscl^evcn^-igt in Europa had tot stand gebragt, gegrond
op zijn isolement^,
i^De^W'eede-jTi^tond in het verspreiden van bedreiging en
f qphit&fhg dér propaganda, krachtig zich aan het hoofd te
vau eëge,.tiëilige alliantie der volken tegen de vorsten,
\ziclfov«ral bqndgenooten van dit beginsel te verzamelen, waar
net g^oel rak^TfÉtionaliteit en de kracht der demokratie zich
möfj&en vertóghen en de groote monarchale staten van het
vaste ïfiTrd van een te scheuren. Deze politiek was die der
revolutie.