MIDDELBURGSCHE CO NT. !T 94. Donderdag 7 Augustus. 1862. JT~- Editie van woensdag avond 8 ure. 9I3<I<Belburg 6 Augustus. De eerste kamer der staten generaal heeft zich hij de behan deling \nn het wetsontwerp tot wijziging van het tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer gezind betoond voor meerdere toenadering tot het vrijgevig handelsstelsel. Van de beslissing, waarhij genoemd wetsontwerp maandag met bijna algemeene stemmen is aangenomen, deden wij reeds in ons vorig nommer mededeeling, maar thans moeten wij nog met een enkel woord melding maken van de beraadslaging die aan deze beslissing vooraf ging. De heer Beerenbroek was de eerste spreker. Hij bragt onderscheidene bezwaren in het midden zoo wat de tijdig heid als het stelsel van de wet betrof. Hij had gewenscht dat eerst een handelstraktaat met Frankrijk ware gesloten en deelde alle bezwaren tegen het tariferen naar de waarde inge- bragt. Hij erkende echter dat dit ontwerp verbeteringen bevatte, bijv. wat betrof het regt op de linnens. Lang had hij geaarzeld omtrent het uitbrengen zijner stem. maar omdat men den ingeslagen weg toch niet zou verlaten, en om een einde te maken aan agitatie en onzekerheid, zou hij vóór de wet stemmen. Het voorbeeld van dezen spre ker vond navolging bij de heeren Sassen, van Meeuwen, van Andringa de Kempenaer en Harteveld, die betoogden dat hunne bpzwaren van finaneiëlen aard waren opgeheven, dat men san andere bezwaren was te geinoet gekomen, dat dit ontwerp verbeteringen bevatte en dat men allerwege de regten veilaagde. De heer de Kempenaer was van mee- ning dat de vroegere verwerping niet toe te schrijven was aan het lagere regt op de granen, dat toen voorgesteld was en hetwelk hij had willen behouden. De heeren van Wessem en van Sasse van Ysselt bestreden het wetsontwerp op de be kende gronden: ontijdigheid, de maatstaf der waarde en het gebrek aan stelselmatigheid. Bij hen voegde zich de heer Hartsen, die een louter fiskaal tarief gaarne wilde aannemen de nijverheid had geene bescherming noodig. hij achtte het stelsel der wet zoo goed dat hij er zijne stem aan had gegeven ondanks ondergeschikte bezwaren, betreffende de artikelen ijzer, melassen en het verhoogde regt op de linnens. Maar hij had een onoverkomelijk bezwaar uit een politiek en kotumer- ciëel oogpunt tegen de opheffing van den vrijdom van invoer van sommige artikelen uit de koloniën. De heer Fransen van de Putte verklaarde daarentegen zijne stem aan de wette willen geven, maar opperde onderscheidene bezwaren. Het kwam hem voor dat de artikelen 7 en 8 van het vorig ontwerp hadden moeten worden behouden, omdat een tarief naar tie waarde groote bezwaren opleverde wat het on derzoek der goederen betreft. De heeren van Rijckevorsel en van Swinderen met den minister verdedigden liet wetsontwerp. De eerste achtte de aangevoerde bezwaren overdreven en ongegrond. Een vrij zinnig tarief was in het belang van onze nationaliteit. Af wachten van het sluiten van handelstraktaten zou tijd vorde ren en wij hadden tot beginsel aangenomen een handelsvoor deel aan een staat verleend tot allen uit te strekken. Met na druk beval hij onze handelsbelangen in het buitenland aan de regering aan en hij verlangde publiciteit in den vreemde op dat wij zouden bewijzen aanspraak te hebben op vrijgevig heid. Ten slotte wierp hij een blik op zijn parlementaire loopbaan en verheugde zich aan het einde daarvan tot deze wet te kunnen medewerken. De heer van Swinderen betoogde dat. indien er ooit gesproken was van sterven, niet door eene beroerte.maar aan eene tering, dit betrekking hadop hetstelsel van bescherming en niet op de nijverheid, die onder een vrij zinnig tarief zou bloei jen. De minister betoogde dat de regering gebonden was eene herziening voor te dragen. Deze wet moest de herziening van de belastingen op de brandsioffen en het patent voorafgaan. Men behoefde niet te wachten met het sluiten van handels traktaten, want het geven van equivalenten veroorzaakte allerlei moeijelijkheden. Engeland had het laagste tarief ter wereld en dit belette niet het sluiten van handelstraktaten. Een tarief naar de waarde had bezwaren, maar de grondslag was billijker en regt vaardiger dan naar hetgewigt. Bij summiere visitatie behoefde men niet geheel oppervlak kig te werk te gaan, maar de artikelen 7 cn 8 van het vorig ontwerp waren onuitvoerbaar wegens de belemmeringen die de handel daarvan zou ondervinden. Wat de gelijkstelling van alle vlaggen betrof betoogde de minister dat dit beginsel bij onze scheepvaartwetten was vastgesteld en dat men nu alleen eenige uitzonderingen ophief, die ten opzigte van vijf mogendheden bestonden. De voorzitter wilde toen de beraadslaging verdagen tot den volgenden middag ten 1 ure, maar de vergadering ver langde voort te gaan. Na eene korte repliek van de heeren Hartsen en van Wes sem, die weder door den minister werden beantwoord, werd het ontwerp van wet niet 27 tegen 4 steramen aangenomen, zijnde die van de heeren Hartsen, Taets van Amerongen, van Wessem en van Sasse van Ysselt. Vóór dat dit wetsontwerp werd behandeld, waren zonder beraadslaging aangenomen de wetsontwerpen tot onteige ning van pereeelen voor den aanleg van spoorwegen van Breda naarT.lhurg'. van Roosendaal naar Bergen op Zoom en van Utrecht naar Zwolle, benevens voor de verbreeding van de Nieuwe Maas (usschen Delftshaven en Cliarloisen eindelijk dat tot wijziging van de wetten betrekkelijk de pensioenen bij de zee- en landinagt. Nadat de heer Creiners nog rapport op eenige petitiën had uitgebragt, onder anderen op het adres van den heer P. Re- gout. over de zending van de heeren van Bosse en Uijten- hooven als onderhandelaren voor een handelstraktaat naar Parijs, waaromtrent de kamer overgaat tot de orde van den dag, is de vergadering gescheiden. In deze zitting is ingekomen eene missive van den minister van koloniën ten geleide van het verslag en de bijlagen van den waainemenden goevernenr-generaal van Nederlandsch- Indië, omtrent de opiumpacht; 83 adressen tegen het tarief, en een adres van ingezetenen van 's Heer-Arendskerke, be zwaren inhoudende tegen het wetsontwerp betrekkelijk de regferlijke indeelmg met het oog op de opheffing der regt- bank te Goes. Heden zijn de maandag aan de orde gestelde wetsontwer pen tot opheffing der slavernij in de nederlandseh west- indische koloniën aangenomen: ontwerp A, betreffende de afschaffing in Suriname, niet 2fi tegen 6 stemmen en B, be trekkelijk die op de eilanden Curasao, Bonaire. Aruba, St. Eustatius, Saba en St. Martin met 19 tegen 12. Ook heeft de kamer zich vereenigd met de konklusiën van het rapport op het adres van zes ledeTi van den gemeenteraad van Vled- der, houdende klagten tegen den minister van binnenland- sche zaken over schennis der grondwet en wel ten gevolge van zijne handelingen over de vestiging van scholen te Vled- der voor de kinderen uit de koloniën. De konklusiën van het rapport zijn 1dat de kamer zich van alle beoordeeling ont- houde. maar 2. dat een afschrift van het rapport aan den minister van binnenlandsche zaken zal worden verzonden met verzoek om inlichtingen. De kamer is daarop tot nader,-b'jeenroeping gescheiden. We achten het niet te onpas, terwijl de kermis in deze gemeente sinds eenige dagen straten en pleinen een vrolijker en levendiger aanzien heeft gegeven, een enkel woord daar over te uiten.Wij willen ons echter thans niet verdiepen in his torische beschouwingen omtrent het ontstaan der jaarmarkten en kermissen; wij willen niet nagaan hoe door den invloed van omstandigheden van allerlei aard die kennissen tot hare tegenwoordige gedaante zijn gebragt wij willen thans slechts een enkel woord over dit volksfeest in liet midden brengen zoo als het zich voor 't oogenblilc met zijne licht- en schaduw zijde aan ons vertoont. Het is dan kermis. Kramen waar men allerlei sierlijke zoo wel als smakelooze geriefelijkheden, elegante zoo wel als on bevallige nietigheden z.ch ziet aangeboden, grootere tenten waarin men met genoegen eenige oogenblikken vertoeft, on misbare fotografte-inrigtmgen, een heirlegervan muziekanten van velerlei soort, zijn naar de hoofdplaats van den zeeuw- schen archipel o\ergekomen en velen daarvan waren zekerlijk als welkome bezoekers te beschouwen. Wij hebben allen waarschijnlijk nu en dan wel eens de drie uiteenloopende gevoelens over de kennissen hooren uitspre ken en verdedigen sommigen willen de kermissen afgeschaft, anderen gewijzigd enkelen behouden zien. Omtrent deeerste bewering geloo^en wij dat hare verwezenlijking tot het rijk der droombeelden belioort:erbestaangpbniiken welke te diep in het volkskarakter zijn ingedrongen dan dat het vvenschelijk zou zijn die met éën pennestreek uit het volksleven weg te schrappen. Wij zijn daarbij ook van oordeel dat zulks volstrekt niet gunstig op eene bevolking werken zou. Wan neer sommigen de tegenovergestelde bewering volhouden dan doen zij dit op grond van het misbruik dat er van de kermis sen kan gemaakt worden en veelal ook gemaakt wordt als of men het misbruik moest trachten te keer te gaan door afschaffing van het gebruik. Men moet, en hiermede verkla ren wij ons tot voorstanders van de tweede opinie, men moet leiden en wijzigen waar dit noodig is. Wien doet het niet goed te zien dat eene gulle vrolijkheid een tijd lang zich alom vertoont? Is er wel ééne andere gele genheid dan de kermis waarbij alle klassen der maatschappij zoo algemeen, zij hel dan ook op zeer verschillende wijze, aan feestvreugde deelnemen? Doet zich wel één ander tijd perk in het geheele jaar voor. waarin zij die door de fortuin schaars bedeeld zijn evenzeer een middel tot uitspanning vinden als anderen, van wie zij zich in het maatschappelijk leven soius verre verwijderd gevoelen. En mogen nu al de vormen waarin de vrolijkheid bij den n ij veren werkman, den breedgeschouderden landman, of het soms al te luchthartige dienstmeisje zich openbaart, voor enkelen iets stootends heb ben, --dat zij, die op fijnere beschaving aanspraak maken, dan medewerken om het schoonheids gevoel der menigte te ver edelen, kunstzin aan te kweeken en de weetgierigheid te prikkelen. Waar dit met weiwillenden ernst wordt beproefd zal men weldra waarnemen dat andere neigingen ontwaken en zich zelfs bij het uiten van de meest levenslustige vrolijk heid vertoonen. neigingen die in overeenstemming zullen zijn met de denkbeelden van wijziging der kermissen welke wij bedoelen. Vooral verlieze men de heilzame gevolgen van een beter voorbeeld niet uit het oog en waehfe men zich onder steuning te yerleenen aan wat waarlijk slechts afkeuring ver dient. Wanneer men. zich op dit standpunt plaatsende, de tegen woordige middelburgsche kennis gade slaat, dan rust daarop het oog reeds eenigermate bevredigend. Er mogegeene groote verscheidenheid van kermisvermakelijkheden kunnen worden aangewezen, wat er is, kan voor een groot deel beschouwd worden als ten minste iets nuttigs, iets interessants te bevat ten. Waar de werktuigkunde ons alleraardigste groepen doet zien. ons den moeitevollen arbeid van den mijnwerker aan schouwelijk maakt, of een panorama ons naar verwijderde streken erplaatst. daar wensehen wij de menigte gaarne eenige oogenbhkken toevenstoe; waar doch we willen in geene bijzonderheden treden, genoeg dat wij er de aandacht op ves tigende, nogmaals in o\erweging geren of het niet beter zou zijn de kermissen te wijzigen, dan uit de hoogte den kruistogt tegen alle kermissen en volksvermakelijkheden te prediken en zich te verheelden dat het der mensehheid al wonder wel zoude gaan als men den draad.waaraan het voortbestaan dezer instellingen hangt, in éénen slag kon vernietigen. Men ont- neme den dronkaard immers niet de gelegenheid om zich te buiten te gaan, maar traehte hein te leiden en krachtiger te maken opdat hij de verleiding leere trotseren. Het zou wel eene droevige moraal zijn om dengenen tot in de wolken te verheffen aan wien zich de verzoeking orn kwaad te doen nooit heeft aangeboden. Men schrijft ons uit 's Gravenhage, dd. 5 augustus „In hare laatste zitting besloot de eerste kamer op voor- dragt van de kommissie der verzoekschriften, over te gaan tot de orde van den dag met andere woorden, ergeen notitie van te nemen omtrent het dwaze adres van den ultra-protektio- nist Regout. die den bijstand der kamer ingeroepen had. om den koning de benoeming van den beer van Bosse tot onderhande laar te Parijs voor het sluiten van een handelsverdrag, te ontra den. Naar aanleiding van die ongehoorde petitie gaf een zeker haagsch blad. dat niet nader behoeft aangeduid te worden, te kennen dat die stap eigenlijk onnoodig was, daar de fransche regering niet wilde onderhandelen te Parijs. Deze bewering is onjuist, en den heer Lightenvelt, onzen gezant bij het fran sche hof, is reeds kennis gegeven dat de heer van Bosse binnen kort te Parijs zal komen. Zijn wij wel onderrigt, dan is de fransche regering zelfs met die zending ingenomen, daar de heer van Bosse juist de man is, die haar grondig kan inlichten omtrent de inrigting en werking van ons akcijnsstelsel, waarop bij traktaat evenmin inbreuk gemaakt kan worden als men dit in Frankrijk zou kunnen doen op de regie. Men koestert dan ook de hoop, dat het den genoemden onderhandelaar zal mogen gelukken, de fransche regering terug te brengen van haren eisch tot vermindering van de akcijnsen op den wijn. „De baron von Doblhoff, gewezen oosten rij ksch gezant alhier, herwaarts gekomen met de leden van hetspoorweg- kongres, blijft nog eenigen tijd hier te lande om te Scheve- ningen de baden te gebruiken en de vele vrienden, die hij had achtergelaten, nogmaals te bezoeken. Gisteren dineerde hij bij II. M. de koningin. Zijn verblijf alhier zal nog wel eenigen. tijd duren, ofschoon hij zich uit de staatszaken teruggetrokken heeft en dus geenerlei politieke bemoeijingen met zijne tegen woordigheid in de residentie in verband staan. „Aigemeene verrassing beeft alhier de aanneming van de tanefwet door de eerste kamer veroorzaakt. Men verwachtte eene verwerping, omdat de meerderheid dier kamer de eigen aardigheid heeft van bijna alles te verwerpen wat aan den voonutgaanden geest dezer eeuw beantwoordt: de wet lot afschaffing van geeseling en brandmerk werd in der tijd door de eerste kamer verworpen; later viel dat lot te beurt aan de wetten tot afschaffing der tienden (meer dan eens), tot wijzi ging van het tarief, tot invoering van het unifonnport, tot verleening van koncessie voor den aanleg van spoorwegen, enz. In elk zittingjaar moet eene of andere belangrijke wet als een offer aan de ouderwetschheid vallen. Geen mensch kon overigens berekenen dat eene tariefwet. die weinig van de in 1S59 verworpene verschilt (althans niet in begin selen), nu 27 stemmen tegen'1 op zich vereenigen zou. Men beschouwt dien uitslag dan ook waarschijnlijk het best als eene amende honorable, eene erkentenis dat men zich in 1859 overijld en vergist heeft, misschien onder den magtigen poli- tieken invloed van den heer Regout. die toen nog lid der kamer was en kort daarna, als loon voor zijn ijverig streven niet herkozen werd. Men is thans weder niet zonder vrees voor het lot der emancipatie-wetten, die morgen bij de eerste kamer in behandeling komen. Volgens geruchten toch zou er plan bestaan om het ontwerp litt. B te verwerpen, wegens de te lage tegemoetkoming aan de eigenaren op St. Martin, die slechts f30 per slaaf zal bedragen. In het verslag der kamer is daaromtrent dan ook opheldering aan de regering gevraagd, die geantwoord heeft, dat de voorstellen der vroegere stants- kommissie tot grondslag van berekening zijn genomen. [Uit het reeds aan het hoofd van dit nommer medegedeelde blijkt

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1