MIDDELBURGSCHE
COUR
l\°- 82.
Donderdag
10 Julij
Bij deze courant behoort een bij voegsel.
Editie van woensdag avond 8 ure.
REHË.\lDlliil\G
De burgemeester der gemeente Goes, brengt ter kennis: dat
de stukken, bedoeld in $.vt. 6 der weviop de onteigening ten
algemeene nutte, van den 28 augustus IS51, (Staatsblad no.
125), rakende den staatsspoorweg van Bergen op Zoom naar
Goes, voor wat de gemeente Goes betreft, ter voldoening aan
art. 7 dier wet. van heden af tot en met den 6 augustus eerst
komende. ter secretarie dezer gemeente voor een ieder ter
inzage liggen, te weten
1. uitgewerkt plan of beschrijving;
2. grondplan;
3. lengte-profil;
4. extracten uit de registers van het kadaster, betreffende
het gedeelte van den spoorweg van Bergen op Zoom naar
Goes, 't welk gelegen zal zijn in de gemeente Goes.
Den belanghebbenden wordt hierbij herinnerd dat zij hunne
bezwaren binnen dertig dagen na heden, mondeling of schrif
telijk, aan burgemeester en wethouders dezer gemeente, moe
ten opgeventerwijl zij tevens worden opmerkzaam gemaakt
dat de kadastrale aanduiding der perceelen in destukken kan
verschillen van hetgeen thans het kadaster aangeeft.
Goes, den 7 julij 1862.
De burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
Den belanghebbenden wordt herinnerd dat zij hunne be
zwaren binnen dertig dagen na heden, mondeling of schrifte
lijk, aan burgemeester en wethouders dezer gemeente moeten
opgeven.
Schore, den 3 julij 1862. De burgeroeëster voornoemd,
W. J. JANSSEN.
REKEK1DM AKlft €1
De burgemeester der gemeente Kruiningen brengt ter ken
nis, dat de stukken, bedoeld in art. 6 der wet op de onteige
ning ten algemeene nutte, van den 28 augustus 1851,
(Staatsblad no. 125). rakende den staatsspoorweg van Bergen
op Zoom naar Goes, voor wat de gemeente Kruiningen betreft,
ter voldoening aan art. 7 dier wet, \an heden af, tot en met
den 7 augustus 1862, ter secretarie dezer gemeente vooreen
ieder ter inzage liggen, te weten
1. zakelijke beschrijving van den te maken weg
2. grondplan;
3. lengte-prolil
4. extrakten uit de registers van het kadaster betreffende
het gedeelte van den spoorweg van Bergen op Zooin naar
Goes, 't welk gelegen zal zijn in de gemeente Kruiningen.
Den belanghebbenden wordt herinnert dat zij hunne be
zwaren binnen dertig dagen na heden, mondeling of schrifte
lijk aan burgemeester en wethouders dezer gemeente moeten
opgeven.
Kruiningen, den 8 julij 1S62.
De burgemeester voornoemd,
W. J. JANSSEN.
BEKEiMIMAHmCi.
De burgemeester der gemeente Krabbendijke, brengt ter
kennis: dat de stukken, bedoeld in art. 6 der wet op de ont
eigening ten algemeene nutte, van den 2S augustus 1S51
(Staatsblad no. 125), rakende den staatsspoorweg van Bergen
op Zootnuaar Goes, voor wat de gemeente Krabbendijke be
treft, ter voldoening aart art. 7 der wet. van heden af tot en
met den 7 augustus 1S62, ter secretarie dezer gemeente voor
een ieder ter inzage liggen, te weten
1zakelijke beschrijving van den te maken weg
2. grondplan;
3. lengte-profil;
4. extracten uit de registers van het kadaster betreflende
het gedeelte van den spoorweg van Bergen op Zoom
naar Goes, 't welk gelegen zal zijn in de gemeente Krab
bendijke.
Den belanghebbenden wordt herinnerd dat zij hunne be
zwaren binnen dertig dagen na heden, mondeling of schrifte
lijk aan burgemeester en wethouders dezer gemeente moeten
opgeven.
Krabbendijke, den 8 julij 1S62.
De burgemeester voornoemd,
DOMINICUS.
EÏEKEAOMMEVG.
De burgemeester der gemeente Schore en Vlake, brengt ter
kennis: dat de stukken, bedoeld in art. 6 der wet op de ont
eigening ten algemeene nutte, van den 28 augustus 1851,
(Staatsblad no. 125), rakende den staatsspoorweg van Bergen
op Zoom naar Goes, voor wat de gemeente Schore en Vlake
betreft, ter voldoening aan art. 7 dier wet, van heden af, tot
en met den 7 augustus 1862, ter secretarie dezer gemeente
voor een ieder ter inzage liggen, te weten
zakelijke beschrijving van den te maken weg;
2. gvondplau -,
3. lengte-profil
4. extracten uit de registers van het kadaster, betreffende
het gedeelte van den spoorweg van Bergen op Zoom
naar Goes, 't welk gelegen zal zijn in de gemeente Schore
en Vlake.
Middelburg 9 Julij.
Gisteren zijn de werkzaamheden der provinciale staten
voortgezet en ten einde gebragt. Van het eerste gedeelte dier
zitting geven we in het bij ditnomraer behoorend bijvoegsel
een verslag.
Van de punten welke verder nog zijn behandeld zullen wij
in een volgend nommer insgelijks verslag geven. Alleen mel
den wij hier (gelijk wij gisteren aan de geabonneerden op
het Bulletin mededeelden) dat bij de verkiezing tot lid van de
eerste kamer der staten generaal is herkozen ar. C. van dei-
Lek de Clercq, met 21 van de 32 uitgebragte stemmen.Voorts
hadden stemmen op zich vereenigd: mr. W. Bh. Vis 4, de
heer I. G. J. van den Bosch 3, nir. W. C- M. de Jonge van
Elleraeet 2, J. A. Risseeuw en mr. G. A. Fokker ieder 1.
Voorts zijn behandeld en goedgekeurd de verantwoording
van gedeputeerde staten wegens de enkel provinciale en huis
houdelijke inkomsten en uitgaven over I860; de begrooting
van liet provinciaal bestuur, voor zoo veel het rijksbestuur is
voor 1863; de begrooting der enkel proviciale en huishoude
lijke inkomsten en uitgaven voor 1863 met een voorstel van
gedeputeerde staten betreffende de te heffen opeenten op de
grond- en personele belasting ten behoeve der provincie, en
het adres van J. M. Ceelen. wed. van Hertum, om weder met
eene gratifikatie te worden begunstigd.
Nog zijn eenige verslagen nopens ingekomen adressen be
handeld. Het voorstel van mr. F. van Deinse tot het verbe
teren in het algemeen en het onderhouden van de overzet
veren in deze provincie, en daartoe openen een krediet op
de begrooting voor 1863, is verworpen.
Dal van den lieer Humamche*" tot verbetering der gemeen
schap tusschen het 4e en 5e distrikt dezer provincie, wordt
door den voorsteller verkort tot de twee volgende punten
a. gedeputeerde staten uit te noodigen tot het indienen van
plannen voor wegs-verbetering cn begrooting der kosten daar
van, en b. stappen te doen tot het verkrijgen van eene aanzien
lijke rijks bijdrage. Tot deze verkorting heeft aanleiding ge
geven de na het schrijven van het eerste voorstel bekend
geworden regterlijke indeeling, waaruit gebleken is dat een
regtbauk te Sas van Gent zal gevestigd zijn. hetgeen voor
het rijk eene redente meer moet zijn voor het toestaan van
een subsidie. Dit voorstel is met meerderheid van stemmen
aangenomen.
In de zitting van de tweede kamer van maandag is de be
raadslaging over het wetsontwerp tot opheffing der slavernij
in de nederlandsche west-indische koloniën voortgezet.
De minister van koloniën verklaarde, dat door de aanne
ming van de amendementen op art. 4, waardoor het beginsel
verviel dat de regering de immigratie zou leiden, art. 5 moest
vervallen. Intusschen was de minister niet van oordeel, dat de
vergoedingssom verhoogd moest worden, want deze was in
billijkheid op f 300 j>er slaaf gesteld. De artt. G en 7 werden
daarna zonder beraadslaging aangenomen. De heer van Asch
van Wijek stelde voor in art. 8 de woorden „op 1 julij 1863"
in te lasschen, omdat gerekend moet worden dat de verifikatie
van de opgaven van het getal slaven, op dien dag plaats
heeft en tneu aanspraak heeft op vergoeding voor de slaven
op dien datum aanwezig. De minister en de heer van Nispen
van Sevenaer bestreden dit amendement; de eerste op grond
dat de verilikatie zoo wel vóór als na 1 julij 1863 plaats kon
hebben de tweede op grond dat men niet meer van slaven
moest spreken, zoodra 1 julij I8G3 in de wereld was.
Het amendement werd daarna met 33 tegen 21 stemmen
verworpen, en art. 8 aangenomen.
Eene meer belangrijke diskussie ontstond over art. 9, bepa
lende dat voor eiken slaaf f30U vergoeding zou worden ge
geven. Tegen dit beginsel kwamen de heer Mijer en van
Nispen van Sevenaer op. De eerste was van oordeel dat de
eigenaren aanspraak hadden op hoogere vergoeding, daar het
beginsel van de bevordering der immigratie van staatswege
uit de wet geligt was. De tweede achtte de som van f300 niet
voldoende gejustificeerd, en deed een beroep op de meerder
heid, die zich in de afdeelingen tegeu zoodanige regeling had
verklaard. Men moest. z. i., het werkelijk verlies aan werk
krachten vergoeden. De heeren van Bosse, Dirks en de mi
nister bestreden deze sprekers. De tweede had zelfs het cijfer
lager willen stellen, maar had daarvan afgezien na de aan
neming van de amendementen op art. 4.
De heer Heemskerk Az. wees op de wet tot emancipatie
der slaven in Oost-Indië, waarbij eene schaal voor de partiku-
liere huisslaven was aangenomen. Hij kon berusten in de
vergoeding van f300 voor eiken plantageslaaf, maar stelde
als amendement voor te lezen
„De tegemoetkoming voor slaven, die tot plantages en
gronden behooren, wordt bepaald op f300 voor ieder hoofd.
„Voor partikuliere slaven wordt verleend, voor een slaaf of
slavin tot en met 10 jaren oud, van f 50—f 120; boven 10 tot
en met 20 jaren oud van f 100f220; boven 20 tot en met
30 jaren oud, van f 150 f350; boven 30 tot en met 40 jaren
oud, van f125 f300boven 40 tot en met 50 jaren, f 100
f200; boven 50 jaren oud, van f40—f 100.
„De bepaling der tegemoetkoming voor partikuliere slaven
geschiedt door het administratief gezag.
„Voor slaven die regt op manumissie hebben verkregen,
wordt de vergoeding bepaald op f 60 voor ieder hoofd."
Dit amendement werd bestreden door de heeren Cool, Zij 1-
ker en de minister, die wezen op het verschil van toestand in
Oost- en West-Indië en bovendien op het geheel willekeurige
van dergelijke bepaling, waarna dit amendement met 45 tegen
10 stemmen werd verworpen.
Het artikel zelf werd met het zelfde getal stemmen aange
nomen.
Het grootste deel der zitting was gewijd aan de amende
menten. voorgesteld op art. 10, houdende de gevallen, waarin
een eigenaar geen regt op tegemoetkoming kan doen gelden.
De regering stelt o. a. voor daaronder te begrijpen „slaven
die sedert 2 jaren vermist of weggeloopen zijn."
De heer van Bosse stelde in de eerste plaats voor geene te
gemoeikoming te verleenen voor weggeloopen slaven in het
algemeen, onverschillig hoe lang zij op 1 julij 1863 afwezig
waren.
De heer van der Linden was van oordeel dat, wilde men
een juisteu termijn stellen, geene vergoeding moest worden
verleend voor den slaaf, die langer dan e'éne maand wegge
loopen of vermist was vóór den dag der verifikatie van de
tabellen; de heer van Heukelom wilde dien termijn bepalen
op één jaar vóór den dag der verifikatie.
De heer Blom stelde voor geene vergoeding te verleenen
voor den slaaf die op 1 julij 1863 langer dan één jaar afwezig
was geweest en niet twee jaren, welk amendement de minister
overnam. Aan de diskussie over dit punt namen, behalve de
voorstellers der amendementen, de heeren van Nispen van
Sevenaer, Mijer. van Lijnden eu Hugenholtz deel. Men
wees vooral tot bestrijding van de amendementeu van de
heeren van Bosse en van der Linden op liet gevaar, dat wan
neer men den termijn te kort stelde, de slaven bij magte zou
den zijn hun meester een poets te spelen en eenige dagen
vóór 1 julij 1863 of vóór den dag der verificatie weg te loopen.
Eene tweede reeks amendementen was het gevolg van eene
vraag, door den heer Cool gedaan, welke regten de meester
zou hebben op het kind, geboren rui de afkondiging dezer
wet en vóór de verifikatie der opgaven.
De heer de Bieberstein stelde daarom voor dat alle slaven
kinderen vrij zouden zijn, zonder vergoeding, na den dag van
de afkondiging dezer wet in Nederland. Men vroeg hem, wat
zal er dan van die kinderen worden en hoe is hunne betrek
king tot den meester van demoeder? Hij antwoorddede
wet zegt dat zij tot hun 12de jaar bij de moeder blijvenmaar
zij zijn vrije zwarte nederlanders. De minister nam dit amen
dement over. maar de heeren Hugenholtz, Coot, van Lijnden,
van Heukelom en Heemskerk Az. betwistten de uitvoerbaar
heid der bepaling, op grond datdeslavenregisters niet behoor
lijk bijgehouden werden en men op de sterften en geboorten
geene behoorlijke kontróle kon uitoefenen, in strijd met lietbe-
weren van den lieerde Bieberstein, die meende dat men sedert
1847 de registers goed bijhield de heeren Heemskerk Az. en
van Heukelom bestreden tevens dit voorstel opgrond van het
regtskundig begrip, dat de wet niet verbindend was vóór dat
zij in Suriname was afgekondigd de laatste gaf dan ook in
overweging op dit punt terug te komen, en te bepalen dat
slavenkinderen vrij zouden zijn na de afkondiging der wet in
Suriname, hetgeen de heer van der Linden en de minister niet
noodig achtten.
Ten slotte staakten de stemmen over het amendement van
den heer van Bosse, dat het eerst in stemming kwam omdat
28 leden zich daarvoor, en 28 zich daartegen verklaarden, zoo
dat de beslissing tot den volgenden dag werd verdaagd, terwijl
na de aanneming van het volgend art. 11, de voorzitter het
voorzigtig achtte de diskussie tot den volgenden dag uit te
stellen.
In deze zitting is ingekomen een wetsontwerp betrekkelijk
de kultuurkontrakten in Nederlandsch Indiëen is uitgebragt
het eindverslag op het wetsontwerp tot wijziging der wet op
de militaire pensioenen, waarover de dag der beraadslaging
nader bepaald zal worden.
In de zitting van gisteren zijn ingekomen 1. een wetsont
werp tot onteigening van perceelen voor de verbrecding van
de Nieuwe Maas tusschen Delfshaven en Cbarlois; verzonden
naar de afdeelingen; 2. eene missive van den minister van
koloniën, ten geleide van stukken betrekkelijk de partikuliere-
teelt van produkten in Chenbon. De minister drukt in die
missive het verlangen uit die stukken ter inzage van de leden
te leggen en die daarna te verzenden aan de eerste kamer. De
heer Fransen van de Putte vroeg of deze stukken niet voor de
leden konden worden gedrukt, want aan deze zaak moest
publiciteit gegeven worden, ook niet het oog op het onderzoek