MIDDELRURGSCHE COURANT. i\°- 77. Zaturdag '-j 4862. 28 Junij. Editie van vrijdag avond 8 ure. Middelburg £7 Junij. In de zitting van tie tweede kamer van woensdag was aan' de orde het voorstel van den heer vin Nispen van Sevenaer, om het -onderzoekster wet op het middelbaar onderwijs in de afdeelingen voorloopig uitte stellen. De heeren Dullert, van Goltstein, Elout van Soeterwoudte en Hugenholtz verklaarden allen zieli -daartegen. De heer Dullert betoogde dat dit voorstel nog verderging dan dat van den heer de Poorter, om het onderzoek der geneeskundige wetten uit te stellen tot na de behandeling der emancipatiewet dat voorstel toch wilde een uitstel tot een bepaalden tijd. dit echter zou de zaak in deze zitting voor goed laten rusten. Het was echter de pligt der kamer de door de regering ingediende wetten te onderzoeken en beneden hare waardigheid den gang van zaken te verlammen door uitstel. De heer van Goltstein, even als de heer Elout van Soeter- vvoude, ondersteunden de meening van den heer Dullert. Zij betoogden dat de zaak voor onderzoek rijp was; dat verbe tering van het onderwijs altijd aan de orde was; dat een onderzoek in de sektiën licht kon doen opgaan en de moeije- lijkheden aan het onderzoek verbonden veel verminderen. Bij den spoed van de zijde der regering om de wet in te dienen zou het eene zonderlinge houding hebben die thans te laten rustenDe heer Elout van Soeterwoude had echter eene voor waarde en wel onderzoek, maar geene te spoedige behande ling der wet, oin al het mogelijke licht over deze gewigtige zaak te kunnen verkrijgen. De heer van Nispen van Sevenaer verklaarde, dat hij vol strekt geen uitstel tot onbepaalden tijd verlangde; hij wil slechts met het oog op het nieuwe en gewigtige van het onder werp het onderzoek verschuiven en vooral wenschte hij geen te schielijk onderzoek. Nog in deze bijeenkomst wil hij de wet onderzoeken, maar niet morgen. De heer Hugenholtz zeide dat de centrale sektie altijd van oordeel was het onderzoek van belangrijke wetsontwerpen als een der eerste werkzaamheden te moeten bepalen, omdat zoodanig onderzoek na andere werkzaamheden met geene genoegzame naauwkeurigheid geschiedt en vele leden de resi dentie dan verlaten hebben, en nu vreest die spreker dat dit ook hier het geval zijn zal. De heer van Nispen van Sevenaer ontkende dit, niaar wijzigdezijn voorstel zoodanig,«latonmid dellijk na de openbare beraadslaging over de emancipatiewet, het onderzoek van het wetsontwerp op het middelbaar onder wijs in de afdeelingen zou plaats hebben, na het onderzoek der geneeskundige wetten. Ook dat voorstel werd verworpen met 31 tegen 29stemmen. Naar aanleiding van een verzoekschrift, waarbij aange drongen werd op eene herziening der grondbelasting, speci aal van de onbebouwde eigendommen, vroeg de heer van Eek het woord en verklaarde dat die reeds lang aan de orde was en dat de kamer telkens op die herziening had aangedrongen. Hij stelde «lus voor, de konklusie van het rapport zoo te stel len dat de minister van financiën ook zou worden uitgenoo- digd om aan liet verzoek der adressanten gevolg te geven om tot die herziening over te gaan. Nadat de heer Kerstens echter namens de kommissie ver klaard had, dat de konklusie in dien zin was gesteld, omdat voorop gesteld was dat de zaak voorziening eischte. trok de heer vau Eek zijn voorstel in en werd de konklusie goedge keurd. Daarna is de vergadering gescheiden. Gisteren zijn alhier de stembussen geopend, die gediend hebben voor de herstemming ter verkiezing van een lid voor de tweede kamer der staten generaal. 1206 biljetten waren ingeleverd. 21 waren van onwaarde, waarvan 10 in blanko. De volstrekte meerderheid was al zoo 592 stemmen. De heer rar. S. baron van Heemstra bekwam 616 stemmen, de heer rar. W. Ph. Vis 566, zoo dat eerstgenoemde is gekozen.- De arrondissements regtbank alhier heeft jl. maandag het navolgende drietal opgemaakt voor de vacerende betrekking van knntonregter te Sluis: 1. mr. D. P. II. Aberson, griffier van het kantongeregt te Helder; 2. mr. W. P. van Deinse, advokaat en plaatsvervangend kanfonregter te Hulst: 3. mr. J. W. A. Schneiders van Greyffenswerth, griffier van het kan tongeregt te Viissingen. Uit het voormalig 4e distrikt dezer provincie schrijft men ons „De vooruitzigten op den te veld staanden oogst zijn in alle opzigten gunstig. Volgens gerucht zou de aardappelziekte zich elders hebben geopenbaard, doch in dit distrikt staat het gewas nog zeer schoon. Naar wij vernemen, zal Z. M., die te 'sGravenhage den 29 of •30 dezer verwacht wordt, het japansche gezantschap den L julij ten hove ontvangen. (/V. dagbl. van s' Gravenh.) De strijdgenoot en vevtrouwde vriend van Garibaldi, de kolonel Vecchi, bevindt zich tegenwoordig in Nederland. Op reis naar Londen, waar hij voornemens is de wereldtentoon stelling te bezoeken, begaf hij zich zaturdag 11. van Utrecht naar Nieuw Loosdrecht, om er eenige dagen bij zijn vriend, d'r. Itecke, op' diens landgoed door te brengen. Bij velen on zer landgenooten is hij hekend als de schrijver van het dag boek, dat. onder den titel „Garibaldi en Caprera" in het hollandsch vertaald door dr. llacke, zulk een aanschouwelijk en aantrekkelijk beeld geuft van iieïleven van den groou'n patriot op zijn rotsachtig eiland, en dat onlangs, zeer ver meerderd, door dr. Hacke, met goedkeuring van Veechien Garibaldi zeiven, in het fransch werd uitgegeven ten voor- deele eener protestantsche school te Genua. Woensdag middag omstreeks 12 ure is het japansehe ge zantschap onder den toevloed eener groote menigte nieuws gierigen van 's Gravenhage te Amsterdam aangekomen en aan het logement De doele afgestapt. Aan het spoorwegstation werd het door den heer Brouwer Ancher, wethouder, naar de zaal geleid, alwaar het door den burgemeester afgewacht en gekomplimenteerd werd. die daarna in het rijtuig bij den eersten gezant plaats nam. Dooi de loffelijke zorg der autoriteit en policie, heeft zich deze in trede van vreemde bezoekers door eene bijzondere orde ge kenmerkt. Te 2 ure hebben de gezanten de diamantslijperij van den heer Coster in de Zwanenburgerstraat bezigtigd en daarna een kort bezoek aan het museum van schilderijen op het Trippenhuis gebragt. waarna zij naar hun hotel zijn teruggekeerd. Zij werden begeleid door den heer hurgemeester. die steeds in het eerste rijtuig was gezeten, terwijl in de overige rijtuigen de leden der kommissie waren verdeeld. Heden zal het den zoologischen tuin Naturaartis magistra bezoeken en van een het aan te bieden collation gebruik maken. liet heeft Z. M. den koning behaagd de opdragt aan te ne men van de reeks medaljes. welke de heer Ch. Wiener voor nemens Is te vervaardigen, ter herinnering van de gedenkwaar dige daden door nederlanders in Oost-Indiëbedreven. Voorts heeft het Z. M. behaagd dezen kunstenaar een be wijs van zijne bijzondere tevredenheid tegeven wegensdeon- derscheidene medaljes. door hem gedurende zijn verblijf hier te lande reeds vervaardigd, door hem te benoemen tot ridder van de orde der Eikenkroon. Den 21 dezer overleed te Amsterdam de heer F. iï. van Viissingen, bekend door zijn ontwerp van kolonisatie voor de eilanden Sumatra, Borneo, Celebesen Boeroe, welker rijkdom men hij door een 25jarig verblijf in Nederlandseh Oost-Indie had leeren kennen en die hij tot verbetering van het lot der mingegoede volksklasse trachtte aan te wenden. Geene in spanning of opoffering was hein te groot oin eene exploita tie van Borneo populair en der regering welgevallig te doen worden, doch door omstandigheden buiten zijne magt werd het hein niet vergund zijn ontwerp verwezenlijkt te zien. Uit Utrecht schrijft men ons. 22 dezer „Gisteren avond hield professor C. W. Opzoomer in het ge bouw voor kunsten en wetenschappen alhier eene redevoering, om de nagedachtenis te vieren van zijn vriend bij uitnemend heid, zijn onlangs ontslapen ambtgenoot Schroeder van der Kolk. „Eene eerzuil voor Schroeder van der Kolk Onder dezen titel was de genoemde rede te voren aangekondigd. Geen wonder dat, niettegenstaande het voor lezingen ongun stige jaargetijde en den regen, die juist in felle stroomen ne- derviel, eene aanzienlijke schare zich in de zaal had vereenigd. De spreker begon met de verklaring, dat hij zich reeds vóór geruimen tijd had verbonden iets te schrijven voor het meest gelezen jaarboekje in ons vaderland, en lang naar een onder werp gezocht had. Maar toen Schroeder van der Kolk was gestorven, toen zocht hij niet meer; zijne keuze stond vast, tot het volk te spreken over dien onvergetelijken man. En om hieraan tevens een ander nuttig doel te verbinden, had hij het voornemen opgevat, het geschrevene hier voor te dragen, ten voordeele van liet „patronaat voor herstelde krankzinnigen." eene schepping van Schroeder van der Kolk, waarvoor deze zoo veel liefde koesterde. „Geen afstand isgrooter dan die tusschen weten en doen." Met deze ivoorden ving de heer Opzoomer zijne eigenlijke rede aan. Sedert 18 eeuwen weten de mensehen dat het hun pligt is, hunne naasten lief te hebben gelijk zich zeiven maar hoe weinig hebben zij nog geleerd, volgens dien pligt te han delen! Om niet te spreken var. den oorlog metal zijne gru welen; welk een schandvlek is het voortdurend bestaan der slaiemij voor een christenvolk; een christen die slaven heeft, is eene uitdrukking die zich zeiven tegenspreekt. En hoe wer den nog vóór korten tijd de misdadigers, onze gevallen mede- menschen, behandeld? Wordt niet overal de toepassing ge vonden van dat oude woord: „hebt u zelveu lief, niet uwe naasten!?" Naar dit woord bejegende men ook tot in den aanvang dezer eeuw de krankzinnigen. Ze werden niet be schouwd als ongelukkige kranken. maar als wezens in wie het licht der rede was uitgedoofd, als dieren, ja als lager staande dan deze. Ze onschadelijk te maken was het eenige doel der dolhuizen aan genezing werd niet gedacht. Ook toen men hun toestand niet meer toeschreef aan den invloed des dui vels, ging men voort met de meest on menschel ijke behande ling of liever mishandeling. In akebge hokken opgesloten, beroofd van de noodige luchtverversching en vaak van het vereischte voedsel, dikwijls aan ketenen geklonken, vaak door de meest barbaarsche martelingen in bedwang gehouden, van werkzaamheid verstoken, blootgesteld aan de bespotting en kwelling van iedereen die hen. als waren ze wilde beesten, kwam bezigtigen (vooral op den zoogenaamden „Paasch- dol"): zóó bevonden zij zich in een toestand, die allezins ge schikt was om hunne geestvermogens steeds dieper te krenken en hen volkomen te verdierlijken. Boven de deur van een krankzinnigengesticht mogt het ivoord van Dante wel ge schreven staan: „Laat varen alle hoop, gij die hier binnen treedt!" En wanneer de regenten van zulk een huis volgens gewoonte, op kosten van het gesticht, hunne feestmalen hiel den, waarbij de keurigste wijnen niet ontbraken en de diseh voorzien was van het uitgelezenste dat poelier en banketbak ker konden leveren: dan hoorde men. zoo vaak «(-• dp-.r geo pend werd. in de verte het gegil en de angstkreten der mis handelde krankzinnigen, of liever dollen, zoo als men ze noemde. „Deze toestand is veranderd, en Schroeder van der Kolk is de man, die in ons vaderland als de groote hervormer is opge treden. Die hervorming dagteekent van de vergadering der regenten van het utreclitsche gesticht op 20 september 1827 toen sprak van der Kolk het onverholen uit, dat eene radikale verandering in de inrigting van het gesticht noodig was. Onvermoeid streefde, van dit oogenblik af, de ij verige mau naar de bereiking van zijn doel. Hij zag in, dat de krankzin nigen zieken waren.die vaak door eene doeltreffende behande ling hunne gezondheid zouden kunnen herkrijgen. Door de onbaatzuchtigste menschenliefde aangespoord, liet hij zich door geene hinderpalen (en deze waren niet gering) afschrik ken. Waar hem zelve geldelijke voordeelen werden aange boden was het zijn antwoord: „wat gij aan mijne arme krankzinnigen doet, dat beschouw ik als aan mij gedaan.T Het utrechtsche gesticht ging vooraan op den weg der her- J vorming, en weldra volgden de andere, zoo dat ons vaderland than geen enkel krankzinnigenhuis telt, dat niet overeenkom stig de eischen der inenschlievendheid is ingerigt; het gesticht te Meerenberg wordt welligt door geen enkel in Europa over troffen. Met de eigen woorden van Schroeder van der Kolk deed de heer Opzoomer ous hooien, hoe overal het verkeerde weggenomen en door het doeltreffende vervangen is. Als inen thans uit een krankzinnigengesticht luide kreten hoort op gaan. zoo is het niet meer het ruwe gegil van mishandelden, maar 't zijn de vrolijke kreten van feestvierenden. Zoo werd eenmaal te Meerenberg een groot koncert voor 70 kranken gegeven, dat bezongen is door den grijzen dichter van „De Bhnkert.Ook aan gezamenlijke godsdienstoefeningen, voor zoo verre de lijders er vatbaar voor zijn, ontbreekt het in de gestichten niet meer. „Wij kunnen hier niet weergeven, wat prof. Opzoomer ons meedeelde omtrent de tegenwoordige inrigting onzer krankzinnigenhuizen; maar geen scherper kontrast laat zich denken dan tusschen den toestand van voorheen en thans. En nog steeds gaat men onvermoeid op den ingeslagen weg voort. Tot op het laatst zijns levens was Schoeder van dei- Kolk vervuld met plannen tot verbetering; en nog vóór kor ten tijd werd door zijne beinoeijingen eene hoogst nuttige instelling in het aanzijn geroepen, liet patronaat voor her stelde krankzinnigen. Het heeft ten doel, hen. die hersteld het gesticht verlaten hebben, te beschermen tegen eiken in vloed, die ze op nieuw in hun vroegeren treurigen toestand zou kunnen doen vervallen. „Nederland is aan Schroeder van der Kolk een gedenk- teeken verschuldigd:" Zoo had de rector magnificus der utrechtsche hoogeschool bij het graf van zijn ambtgenoot ge sproken. Wie, die het hem niet zou toestemmen Maar veel meer dan door een monument van arduin of metaal, zal de nagedachtenis van van der Kolk vereerd worden door eene stichting, die de voortzetting van zijn heerlijk werk beoogt. Als alle grafsteenen zullen zijn vergruisd, zal de naam van van der Kolk nog leven in de dankbare harten van het nage slacht. En als men nu nog aan den gestorvene kon vrageu, welk een gedenkteeken hij voor zich verlangde, nog zou zijn antwoord geen ander zijn dan dit: „wat gij voor de krank zinnigen doet, dat doet gij voor mij." „Daarom kan geen betere eerzuil voor den onvergetelijken man worden opgerigt dan door de volvoering van een wenscli dien hij nog in zijne laatste levensdagen geuit heeft. Er is groote behoefte aan een geschikt personeel om als bedienden en oppassers in de gestichten werkzaam te zijn, en een fonds, om menschen daartoe op te leiden, zou de schoonste vruchten kunnen dragen. Zulk een fonds, een „van der Kolks-fonds ziedaar eene eerzuil, Schroeder van der Kolk waardi». „Met eene aanbeveling, om tot de bereiking van dit doel mede te werken, eindigde de lieer Opzoomer zijne rede. De

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 1