sieril tegen den wil van den onderteekenaar in regten zijn be wezen, door de verklaring van den getuige Fase, in verband met vele aanwijzingen hiervoren opgegeven, en welke uit de verklaringen van andere getuigen jn verband met het schrif tuur zelve zijn ontleend; Dat eindelijk de beschuldigde erkent dat, behalve de naam- teekening P. Fase, al wat op dit stuk is geschreven, door hem eigenhandig is gesteld. Teil achtsten: dat de beschuldigde als tienden post der re kening heeft uitgetrokken f 55. voor betaalde vvaakloonen, policie en meer, bij dag en nacht, en tot staving eene kwitantie heeft overgelegd, onderteekend C. F. Swennen, waarvan de inhoud zou zijn valsch; Dienaangaande is overwogen: dat, terwijl de getuigen Swennen, Terwoert en de Plaa opgeven eenige malen voor een gulden 's nachts te hebben gewaakt met de rijks kom miezen, en terwijl volgens hunne verklaringen, in overeen stemming met die van den beschuldigde, het beloop der nachtwaken niet hooger dan tot een getal van 21 kan opge voerd worden, de bijvoeging in den post van rekening „policie en meer," onder welke woorden, volgens opgave van den be schuldigde, fooijen en giften te verstaan zijn, de narekening van den post, zelfs bij benadering, onmogelijk maakt Dat, wat daarvan moge zijn, de als getuige gehoorde kan toorbediende van den beschuldigde Gravescein het ligchauui der kwitantie erkent als op last zijns meesters doov hem ge schreven, en de werkman Swennen als sjouwer in gewone dienst van den beschuldigde verklaart op last zijns meesters de wel herkende handteekening te hebben gesteld, zonder zich van den inhoud der kwitantie te hebben vergewist en dat alzoo het bewijs, dat de inhoud der kwitantie door den be schuldigde bedriegelijk is opgegeven liet zij aan den persoon die het stuk heeft geschreven, hetzij aan den gene die het stuk onderteekende, ten processe niet aanwezig is. Ten negenden: dat de beschuldigde als dertienden post der rekening heeft uitgetrokken f 75 voor diverse 'oootsreizen met provisie, materialen en zoo voorts, en tot staving heeft over gelegd eene kwitantie, onderteekend H. Bowbijes, waarvan de inhoud en onderteekening zijn valsch Dienaangaande is overwogen: dat de sloeproeijer H. Bam- beij of Bowbijes heeft getuigd sedert vele jaren als zoodanig in dienst van den beschuldigde te zijn geweest, en met diens boot verschillende reizen naar den Dollart te hebben ge maakt, doch vorenstaande som niet te hebben ontvangen en niet te kunnen schrijven, en diensvolgens de onderteekening op de ten deze overgelegde kwitantie niet te hebben gesteld Dat de beschuldigde volledig heeft bekend de onderteeke ning te hebben gesteld met zijne hand, alsmede dat het bedrag van den post door hem zeiven, naar zijne raeening verdiend, is opgevoerd. Ten tienden: dat de beschuldigde als vijftienden post der rekening heeft uitgetrokken f 2-15 wegens arbeidsloon voor lossen der lading uit de ligters, en berging in de magazijnen, de uitgave stavende door eene kwitantie, onderteekend M. Leendert, waarvan de inhoud en onderteekening zouden zijn valsch Dien aangaande is overwogendat hoezeer de persoon van Leendert als onbekend wordt voorgesteld, door minstens 7 of 8 getuigen, die aan den opslag van de goederen hebben mede gewerkt, de beschuldigde echter heeft volgehouden dat hij deze kwitantie, wat den inhoud betreft, niet heeft verzonnen en de handteekening niet heeft gesteld Dat het hof de overtuiging niet heeft verkregen dat het ten deze bedoelde stuk door den beschuldigde valschelijk is op gemaakt of door hem is onderteekend. Ten elfden: dat de beschuldigde als posten I6« en J6h der rekening heeft uitgetrokken f195 en f9,50 voor slee- en wagenvrachten, dien post stavende door twee kwitantiën on- onderteekend L. Baart, waarvan de inhoud en onderteekening zonden zijn valsch. Dienaangaande is overwogendat hoezeer de beschul digde gedurende de geregtelijke instruktie de valschheid van den inhoud der kwitantiën uit eigen beweging heeft beleden en tevens dat hij de onderteekeningen heeft gesteldhij na de weifelende verklaringen van de getuigen L. Baart en H. Baart, die bekentenis heeft terug genomen, en dat het hof, na gelijke weifelingen van die getuigen bij de openbare behandeling van het geding te hebben waargenomen, de overtuiging van de valschheid der ten deze bedoelde stukken, zoo wel ten aan zien van hunne inhoud als van hunne onderteekening, niet heeft verkregen. Ten twaalf den: dat de beschuldigde als 25sten post der rekening heeft uitgetrokken f75, wegens sorteren der lading iu-dc-njagazijnen, vullen der suikervaten, dien post stavende ,raet een^^tajtantie onderteekend K. de Jager, waarvan de ihhoiicf.élfjljiuerteekening zijn valsch. Die,ha'a^aande is overwogen dat volgens getuigenis van den winkelier I£. de Jager, hij de eenige persoon te Vlissin- gen dieft nj&m/ dragende is, en hij noch iuimer voor den be schuldigde hééft gewerkt, noch eenige kwitantie heeft gege ven, terwijl de voorgehoudene handteekening geheel van de zijne afwijkt; Dat de beschuldigde dan ook volledig heeft bekend deze kwitantie eigenhandig te hebben geschreven, en met veran derde hand te hebben onderteekend, terwijl de bedoelde werk zaamheid door den getuige niet is verrigt, en hij diens naam slechts heeft gebezigd. Ten dertienden: dat de beschuldigde als zes en twintigsten post der rekening heeft uitgetrokken f 33,75, als rekening van den kuiper, repareren der vaten enz., dien post stavende door eene kwitantie onderteekend J. Baljé, waarvan de in houd en onderteekening zijn valsch Dienaangaande is overwogen: dat de getuigen Jacobus en Johannes Balje' hebben verklaard aan deluding, welke onder beheer van den beschuldigde was opgeslagen, als kui pers te hebben gewerkt, maar geen hooger loun dan f 15,60 te hebben verdiend, voor welk bedrag briefjes onder de in beslag benomen papieren zijn gevonden, en ter teregtzitting ver toond en erkend, terwijl zij noch de ten deze bedoelde gekwi teerde rekening, noch het voor voldoening daaronder gestelde hand merk erkennendat de beschuldigde erkent, dat de reke ning ten zijnen kantore geschreven door hem zeiven voor kwijting met den naatn J. Baljé is onderteekend, en de post daarop voorkomende, als of Zwenne kuiperswerk zou hebben verrigt, door den gehoorden getuige Swennen, in overeen stemming met de evengemelde getuigen Baljé, wordt weder sproken Ten veertienden: dat de beschuldigde als een en dertigsten post der rekening heeft uitgetrokken f 67,10 wegens logies matrozen en stuurlieden te Breskens en te Vlissingen, dien post stavende door twee kwitantiën, waarvan eene ten bedrage van f 41-,60, onderteekend door J. Notebaart, waarvan de inhoud en de onderteekening zijn valsch. Dienaangaande is overwogen dat volgens getuigenis van J. Notebaart. hij uit voorschreven hoofde heeft verdiend en ontvangen f20, waarvoor hij de ten processe voorhanden als echt erkende kwitantie heeft verstrekt, maar geenszins f44,60 als vermeld in een ander van valschheid verdacht stuk, welks onderteekening. hoezeer nagebootst, de zijne niet is; Dat de beschuldigde heeft beleden deze laatste kwitantie eigenhandig geheel te hebben ingevuld, en de handteekening van den getuige te hebben nagebootst en geplaatst, ten einde den post van uitgaaf op te voeren, en daarmede eene andere uitgaaf, zoo hij beweert te Hoofdplaat gedaan, te dekken Ten vijftienden: dat de beschuldigde onder den post reëx- peditie der goederen per Vrouw Maria uitgetrokken voor f 174,19, tot een bedrag van f 50 heeft doen dienen eene kwi tantie voor schadeloosstelling wegens laden en lossen in een ligtervaartuig, de Vrouw Helena, en onderteekend J. Dobbe laar; waarvan de inhoud en de onderteekening zijn valsch Dienaangaande is overwogen: dat volgens getuigenissen van den heer Benier, en van den schipper J. Dobbelaer wer kelijk een gedeelte goederen is geladen geweest in de poon schuit van den beschuldigde de Vrouw Helena, om dezelve naar Antwerpen te vervoeren, maar dat de schuit lek bevon den zijnde, de goederen zijn overgescheept; Dat evenwel volgens getuigenis van Dobbelaar hij dit bedrag van f50 niet heeft genoten, en dat hij niet kunnende schrijven, de onderteekening niet heeft gesteld Dat de beschuldigde heeft erkend deze kwitantie in haar geheel te hebben geschreven, en met veranderde hand te heb ben onderteekend, ten einde zich vergoeding te verschatten. Dat de vorenstaande twaalf feiten van gepleegde valsch heid zoo als dezelve onder de punten 1, 2, 3, 4. 5. 6, 7, 9. 12, 15, 14 en 15, zijn beschreven, uit de daarbij afzonderlijk ver melde bewijsmiddelen als wettig en overtuigend bewezen zijnde aangenomen, en tevens dat de beschuldigde die feiten heeft gepleegd, thans behoort onderzocht te worden, of en op welke wijze de beschuldigde daarvan gebruik gemaakt heeft, zulks in verband met een punt van verdediging, zoo straks te vermelden. Dat nu de beschuldigde heeft erkend de valsche stukken, als bijlagen van zijne rekening te Vlissingen vervaardigd, naar Antwerpen te hebben verzonden, om tot regfcvaardiging van de uitgetrokken posten te dienen Dat derhalve die papieren hebben gediend om betaling zoo mogelijk van de aangewezen gelden te verkrijgen, en dezelve diensvolgens daarvoor zijn gebruikt, terwijl de beschuldigde de valschheid der door hem zei ven vervaardigde stukken kende Dat de bewering ter verdediging aangevoerd, als of de valschheden zouden zijn gepleegd jegens buitenlanders en de valsche stukken slechts buiten's lands zouden zijn gebezigd, terwijl de vervaardiging zonder het gebruik tot niets kon lei den, en als of diensvolgens deze feiten in Nederland niet zou den kunnen beregt worden, niet opgaat, vermits toch de ver vaardiging en de verzending heeft plaats gehad te Vlissingen. waarmede de ten laste gelegde feiten waven voltooid, en dat diensvolgens het forum, zoo wel ten aanzien van de plaats van het misdrijf als ten «aanzien van den persoon des daders, hier te lande behoort. Ten aanzien van de kwalifikatie is overwogen Dat de reeks van handelingen welke hiervoren zijn ont wikkeld, in haren zamenhangbehooren beschouwd te worden, en dat die handelingen den toeleg van den beschuldigde aan wijzen, om met bedriegelijke verkorting der waarheid, de lastgevers, aan wie hij rekening van uitgaven deed, meer geld te doen betalen, dan hij of voorgeschoten, of voor zich zeiven verdiend had, of althans om hen buiten de mogelijkheid te stellen van nasporing, wat hij beschuldigde ten zijnen eigen behoeve in rekening bragt; Dat toch vruchteloos het zij door den beschuldigde zeiven, hetzij door de verdediging, berekeningen van eigene verdien sten aangevoerd zijn, vermits deze verdiensten slechts dan tot debat van rekening aanleiding konden gegeven hebben, in dien de beschuldigde zich zeiven als krediteur had gesteld voor de',bedoelde posten, even als voor de posten 18 2°. van de rekening voor pakhuishuur, de posten 43, 51, 55, 60. en ook anderen wegens reiskosten en dergelijke; maar de be schuldigde juist door in schrift gestelde verzonnen bevrijdin gen door bijvoeging tot of verandering van bedingen, verkla ringen of feiten, welke de ingediende schrifturen moesten doen blijken, en voorts door het namaken van handteekenin- gen, valschheden heeft gepleegd, om hetgeen hij vermeende in eigen kas verdiend te hebben, te bedekken; Dat zoodanig plegen van valschheid wordt voorzien in art. 147 van het wetboek van strafregt; Dat de geschriften waarin deze valschheden zijn gepleegd onder de geschriften van koophandel moeten gerangschikt worden Dat geenszins, gelijk door de verdediging is aangevoerd, de wegens valschheid verdachte, en thans als valsch gekenmerkte stukken als eenvoudig onderhandsch geschrift kunnen aange merkt worden, omdat toch deze stukken wel onderhandsch zijn opgemaakt, maar dc vervaardiging en overlegging daar- van is geschied door den beschuldigde, handelende in de hoe danigheid van makelaar of agent voor scheepszaken, en der halve als koopman, en ter o^rzake van zijne handelingen als zoodanig bij schipbreuk of stranding, al hetwelk onder zaken van koophandel word t gebragt, en diensvolgens de geschriften, daartoe betrekkelijk, waaruit schuld en vordering in regten kunnen ontstaan, als "nandelsgeschriften zijn aan te merken; Dat mitsdien de als Bewezen aangenomen feiten moeten gekwalificeerd worden twaalf valschheden in geschriften van koophandel.gepleegd door het namaken van handteekeningen, versieren van bevrijdingen, het inlasschen derzeive in de akten, het bijvoegen of veranderen van bedingen, verklaringen of feiten, die deze akten moesten inhouden of doen blijken, mits gaders het gebruik maken van de valsche akten, voorzien en met straften bedreigd in de artikelen 147,14b, 164 van het wetboek van strafregt. Op deze gronden heeft het hof, vegtdoendeop het rekwisi- toir van den prokureur-generaal, den beschuldigde niet schul dig verklaard aan het 8ste, 10de en 11de punt van de hem bij akte van beschuldiging ten laste gelegde feiten, en krachtens artikel 210 van het wetboek van strafvordering hem daarvan vrijgesproken, doch schuldig verklaart aan twaalf der hem ten laste gelegde hiervoren als bewezen aan genomen en gekwalificeerde valschheden, mitsgaders van het gebruik maken van deze valsche stukken, en krachtens de artikelen 147. 148, 164, 36 en 52 van het wetboek van strafregt. artikel 2. 2e en 4e lid van de wet van 29 junij 1 S54 (Staatsblad no. 102) en artikel 207, Lc, 2e en 4e lid en 216 van liet wetboek van strafvordering, veroordeeld tot eene tucht huisstraf voor den tijd van zes jaren en tot vier en twintig geldboeten elk van vijftig gulden, met verwijzing in de kosten der procedure ten behoeve van den staat, te verhalen hij lijfs dwang, en bevel tot teruggave der overtuigingssmkken aan de eigenaren of regthebbenden. De uitspraak van dit arrest werd door een talrijk publiek in de zaal aangehoord en maakte op den beschuldigde een zeer diepen indruk. Vervolg der buitenlandsclie tij dingen. Amerika. Tijdingen van 4 junij uit New-York maken gewag van een belangrijken veldslag, geleverd bij Richmond, welke twee dagen heeft geduurd. Van beide zijden is woedend gevochten en op den eersten dag werden de noordelijken met telkens vernieuwde kracht teruggedrongen even als in den slag bij Corinth. Talrijke gevangenen en ongeveer twintig kanonnen vielen daarbij in hunne handen. Nadat de beide legers op eenigen afstand van elkander hadden gekampeerd, werd op den volgenden morgen de strijd hervat. Met wanhopige in spanning rukten achtereenvolgens verschillende legerkorpsen der noordelijken tegen de zuidelijken op, die na een hard nekkig gevecht op vele punten begonnen terug te trekken. De generaal Mac Clellan gaf nu het bevel tot een algemee- nen aanval, voor welken de vijand moest wijken, zoo dat spoedig het zuidelijk leger in vollen aftogt was, met achterla ting van vele döoden en gekwetsten. Dat echter de terugtogt in goede orde plaats had schijnt te blijken uit het medevoeren der kanonnen en gevangenen, op den vovigen dag prijs ge maakt. Verder maken genoemde berigten uit New-York melding van het bezetten der stad Strasburg door den gene raal Fremont. Men meent dat de heer Seward eenej minnelijke schik king heelt voorgesteld in de zaak der beslaglegging op de 80U,U00 dollars m het nederlandseh konsulaat te New-Orle ans. De wijze waarop deze schikking zal plaats hebben, was nog onbekend. De verschillende vreemde konsuls hebben eene bijeenkomst gehouden om de maatregelen te bepalen, welke met het oog op het voorgevallene zullen moeten geno men worden. itaaië. Volgens berigten te Turijn ontvangen zal er een versterkt kamp aan de Po worden opgeslagen door Oostenrijk, waaruit blijken zou dat die regering nog een wakend oog wil blijven houden op hare belangen, welke aldaar in de waagschaal mog- teu kunnen worden gesteld. Door de kamer van afgevaardigden is besloten om «aan "Victor Emmanuel een adres te zenden, dat tot wederlegging zoude strekken van het adres der bisschoppen. Ook de heer Ratazzi heeft zich niet hiertegen verklaard. Vijf leden wer den met de redaktie van het stuk belast. Het wetsontwerp op de vereenigingen door het ministe rie ingediend schijnt geen grooten bijval te hebben gevonden. De meeste afgevaardigden willen het regt van vereeniging absoluut gehaudhaafd, en alle bepalingen die dit zonden zien kunnen beperken weggenomen, terwijl de verordenin gen daaromtrent alleen de misdrijven moesten betreftën, in de uitoefening van dit regt te begaan. Mazzini heeft dezer dagen een manifest uitgevaardigd waarbij hij verklaart met het huis van Savoije te hebben sa men gewerkt, zoolang dit het groote werk der eenheid scheen te willen volbrengen, maar dat thans volstrekte werkeloosheid en afwachtingspolitiek overal heerschcn, waarom hij.getrouw aan zijne beloften, aan de regering te kennen geeft dat hij we der geheel op zich zeiven staande zal handelen. Mazzini wil dus Rome en Venetië en moge al Garibaldi in de laatste da gen meer met de regering hebben partij gekozen tegen alle overijling en hartstogt, de verklaring van Mazzini bedreigt weder met invallen in Tij rol, Venetië. Istrië of Dalmatië. De personen die ten gevolge van de gebeurtenissen te Sarnico en Bergamo in hechtenis waren genomen zijn. gelijk wij reeds vermeldden, in vrijheid gesteld zij zijn naar Genua en Milaan vertrokken. Kolonel Nullo heeft zich naarBelgirate aaD het. Lago maggiore begeven.wa.ir Garibaldi zich ophoudt. La sentinella bresciana berigt dat er een gevecht heeft plaatsgehad te Verona tusschen hongaarsche en boheemsche soldaten,waarbij eenige gedood en verscheidene gekwetst zijn. SNEDl'ERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1862 | | pagina 6