f1585. Maav behalve vreemde schepen, heeft beschuldigde
ook twee zijner eigene vaartuigen gebruikt, de Vrouw Hele
na niet nieuw meer, en door een der getuigen trivialiter een
„oude kast" genoemd en een hoogaarts. Voor zijne twee
eigen vaartuigen heeft beschuldigde alleen f 21-15 gerekend,
tegenover f 15S5 voor al die andere schepen. Dat klinkt
vreemd zegt de prokureur-generaal maar de beschul
digde heeft zelf in zijn verhoor bij den regter-kommissaris
gezegd: „toen ik geakkordcerd heb. heb ik voor mijne vaar
tuigen naar gewoonte gerekend, en dus in vergelijking hoo-
ger dan ik aan de schippers heb uitbetaald." Dit alles, vol
gens spreker natuurlijk zoo veel mogelijk tot eigen voor
deel. Toen hij geen bergloon krijgen kon, heeft hij zijn eigen
schepen bevoordeeld.
Toen de beschuldigde de rekening opmaakte en daarop
f 21-15 voor eigen vaartuigen bragt, was hij gehouden te zeg
gen öfik heb betaald, öfdie personen hebben mij uitgekeerd
wat anders door mij aan anderen betaald wordt. Daaruit volgt
dat hij de rekening zonder eeuigen grondslag heeft opgemaakt,
en het is onbegrijpelijk hoe men ten opzigte zijner beide
eigen vaartuigen een geheel anderen maatstaf aanneemt dan
voor anderen, ja. die cijfers op de rekening geplaatst mogen in
een roman of dichtstuk te pas komen, maar behooren niet
vermeld te worden in eene rekening van kosten.
De bestuurders en manschappen van die beide vaartuigen
van den beschuldigde hebben echter niets meer dan het ge
wone loon gekregen, zoo dat genoemd bedrag dan ook niet te
verantwoorden is. Spreker acht het den pligt van het openbaar
ministerie om, volgens het standpunt der akte van beschuldi
ging. er op te wijzen dat het ondoenlijk is de voorstelling van
den beschuldigde aan te nemen voor waarheid.
Ondertnsschen staan die sommen tochopdedoorWoudsma
geteekende kwitantie. Maar Woudsma heeft in blanko getee
kend, naar hij meende voor f 125. als ontvangen loon maar
de beschuldigde heeft die kwitantie tot het bedrag van f 8900
ingevuld na dat zij geteekend was. De inhoud dier kwitantie
is alzoo. even als de geheele voorstelling van de bij dit punt
besproken feiten, valsch.
Bij het 4e punt van beschuldiging heeft de beschuldigde
vermeld drie ligters met inventaris naar destad ad f 225.waar
voor is overgelegd eene kwitantie O. J. de Vries. De inhoud
dezer kwitantie is valsch. terwijl door de Vries niet is ontvan
gen wat boven zijne handieekening is ingevuld. Noch
Woudsma noch de Vries zijn voor de valschheid dier kwi
tantie aansprakelijk, maar hij die daaraan den valschen vorm
gegeven heeft. En wat heeft de beschuldigde zegt de pro
kureur-generaal tot zijne verantwoording aangevoerd?
„Dat hij er zoo naauvv niet op heeft gelet, maar misschien ver
schillende posten door elkander heeft laten loopen. daar de
rekening toch was goedgekeurd." Dit is echter slechts een
schermen en dit woord is zeer juist gebezigd, daar het hier
een verdedigingswapen geldt dit is slechts een schermen,
om te trachten de rekening het aanzien van juistheid te geven.
Die rekening is echter niet goedgekeurd maar alleen ter goe
der trouw aangenomen. Zij kon eerst worden goedgekeurd
na gedaan onderzoek, doch daar het onderzoek allerlei frau-
duleuse posten aan het licht bragt, kon er van geene goedkeu
ring sprake zijn.
Als nu gaat de prokureur-generaal over tot het 5e punt.
waarbij de beschuldigde onder post no. 5 op de averij-
rekening heeft vermeld vier timmerlieden tot sloopen van
koper enz. 6 dagen f72, gestaafd door kwitantie L. Labout.
De getuige Labout heeft gezegd die kwitantie niet te ken
nen en haar niet te hebben geteekend. De beschuldigde
heeft dan ook voor de kracht der waarheid gezwicht en de
kwitantie voor valsch erkend, alsmede dat deze som reeds
sub no. 1 is gebragt onder den reeds verantwoorden post van
f1275. Hier is dus sprake van een dubbel etnploi. Als de be
schuldigde dit alles moest erkennen, en dit door verklaringen
van door eede gehoorde getuigen wordt bevestigd, dan vindt
men het bewijs dat de beschuldigde de waarheid heeft bekend
en dat het wettig en overtuigend bewezen is dat de naam en
handteekening deï kwitantie valsch en onwaarachtig zijn.
Ten aanzien van het (ie punt van beschuldiging, dat de be
schuldigde op de rekening heeft gemeld ligtervaartuigen met
ankers, een ad 1020 ned. pond en een ad 900 ned. pond, en
het uitbrengen van een kabel, een som van f850 gestaafd met
eene kwitantie J. W. Kist, zegt de prokureur-generaal die
geschiedenis van de ankers aller zonderlingst te vinden, vooral
ten aanzien van de levering en de in rekening gebragte kos
ten. Wat aangaat de bewering dat men aan het uitbrengen
van ankers een lijdelijk behoud van liet wrak van het schip
zou te danken hebben, en wat men daaromtrent zal gelieven
te pleiten, doet volgens spreker weinig af; en al ware het
schip daardoor volkomen behouden, dan was men nog niet
geregtigd daarvoor zulk eene hooge rekening te schrijven.
Het blijft ook waar dat de beschuldigde diesom van f JöUniet
heeft kunnen deklareren. omdat zij in werkelijkheid niet is
uitgegeven. De kwitantie waarbij zij moet worden verant
woord is van eene valsche handieekening voorzien. Wie
is Kist? Niemand weet liet; de beschuldigde heeft slechts
Kist geschreven om een naam te hebben. De kwitantie is
blijkbaar geheel valsch, en dit te meer daar zij de handteeke
ning draagt van iemand die niet bestaat.
13ij het 7e punt heeft de beschuldigde een post gesteld twee
schuiten tot logies der eluMage. stuurlieden en werkvolk ad
f810 en daarbij overgelegd eene kwitantie geteekend P. Faas-
scn. De prokureur-generaal brengt in herinnering hoe Faas-
sen met zijn schip omstreeks vijf of zes dagen bij den Dollart
tot. logies heeft gelegen, en is vervangen door de Vrouw
Helena van den beschuldigde, daarna gevolgd van denlioog-
aarts. Volgens den getuige Krapels heeft de Vrouw Helena
daar acht dagen gelegen. Naar de verklaringen van verschil
lende getuigen heeft, Faassen slechts f 50 ontvangen, zijnde
f 10 minder dan hern volgensgemaakt akkoord toekwam. Dat
was ninieiiële valschheid. Faassen heeft gezegdik kon niet
lezen, niet schrijven, ik kon alleen mijn naam zetten, en ik
was tevreden met hetgeen ik krijgen kon. Hij heeft ook een
kwitantie geteekend, doch verklaard datde woorden de Jonge
Luther eu de Vrouw Helena, >en hij teekende er niet op
stonden: en dit kon ook niet, ten zij de beschuldigde eene
bedriegelijke voorlezing der kwitantie had gedaan. De
prokureur-generaal acht de valschheid van den inhoud der
kwitantie regtens ten volle bewezen.
Omtrent liet 8e punt worden op de rekening vermeld be
taalde waakloonen. policie enz. bij dag en nacht, waarvoor in
rekening is gebragt eene som van f 55, tot staving waarvan
beschuldigde heeft overgelegd eene kwitantie G. F. Svvennen.
Er is echter slechts gewaakt gedurende 21 nachten a f 1 per
nacht. Dit is door getuigen onder cede verklaard. En al
mogten en moesten we aannemen dat. volgens de bewering
van den beschuldigde, behalve waakloon ook geld voor policie
is uitgekeerd (hetgeen echter nog vrij onzeker is) dan nog
zou men beneden het genoemd bedrag van f 55 blij ven. De
beschuldigde heeft dan ook bekend dat Swennen voor allen
heeft gekweten; dat er slechts volgens hem gedurende 21
dagen is gewaakt tegen dien prijs, alsmede dat de post door
hem te hoog is gesteld.
Ten aanzien van het 9e punt, waarbij de beschuldigde
diverse bootsreizen met proviand, materialen, ex per ten enz.,
opgeeft en waarvoor hij in rekening heeft gebragt f75, ge
staafd door eene kwitantie geteekend II. Bowbijes, zegt
spreker zou men in het breede kunnen uitweiden indien
men dit wilds, en dan zou men zien dat door de raadkamer
der vegtbank en de raadkamer van het hof. verschillende pun
ten zijn ter zijde gesteld die niet wettig in regten tc bewijzen
zouden zijn. Onder meerder diene daarvan als voorbeeld de
kwitantiën geteekend door de getuigen Krapels en Grave-
steijn. en ook door de naaste betrekkingen des beschuldigden.
Bij het ter zijde stellen dezer punten moet men aannemen dat
nooit het wettig bewijs te leveren zou zijn. en men de proce
dure niet noodeloos wilde bezwaren.
De prokureur-generaal meent voorts dat. op grond der
erkentenis van den beschuldigde, gestaafd door de verklarin
gen van getuigen, regtens bewezen is dat de kwitantie is valsch
en door den beschuldigde zelf opgemaakt en geteekend.
Bij het 10e punt van beschuldiging wordt gesproken van den
post no. 15 der rekening, manschappen, lossen der lading, dag
en nacht, en berging in de magazijnen, waarvoor in rekening
is gebragt f245, gestaafd met eene kwitantie geteekend M.
Leendert. Volgens de verklaring der onder eede gehoorde
getuigen is die som nooit aan hen uitbetaald en ook niet door
hen verdiend. Maar zegt spreker hoe komt men aan die
kwitantie van Leendert? Het openbaar ministerie hecftoveral
te vergeefs dien Leendert gezocht, en de beschuldigde, die er
zoo veel belang bj had Leendert te doen komen of aanwijzing
van hem aan het hof te doen, is niet gelukkiger geweest dan
het openbaar ministerie. Die Leendert moet alzoo als een
fiktief persoon worden beschouwd, zoo dat dan ook de be
schuldigde er voorgehouden moet worden die handteekening
van Leendert te hebben gesteld en de kwitantie tot een on
waarachtig bedrag te hebben opgemaakt, als behelzende som
men, welke op verre na niet zijn uitgegeven.
Onder het lie punt wordt de beschuldiging aangevoerd
dat Smith op post 16# en 16 b der averijrekening heeft ge
meld, wegens 1. sledevrachten zondag en een dag en nacht
naar de magazijnen, en 2. wagen-eu sledevrachten, bergen
van den inventaris; waarvoor in rekening is gebragt voor den
len post f 195 en voor den 2en f9,50, gestaafd door twee kwi
tantiën geteekend L. Baert. Dit punt zegt de prokureur-
generaal zal ik grootendeels voorbijgaan. Men heeft de
verklaringen van de getuigen Baert gehoord, waaruit blijkt
dat het bedrag der kwitantie hooger is dan de door getuigen
gezamenlijk verdiende gelden. Maar de handteekening? On
der de opgave der door hem gestelde valsche handteekeningen,
had de beschuldigde eerst ook deze opgegeven, doch deze
verklaring later weder teruggenomen, nadat de getuigen
waren gehoord. De reden voor de ontkentenis dezer handtee
kening is in deze woorden van den beschuldigde opgesloten
„Als Baert zelf het handteeken voor het zijne erkent, zal het
wel zoo zijn." En toch had de beschuldigde vroeger (blij
kens produkt nota b. 28, 29 en 80) erkend „eene andere hand
te hebben aangenomen, opdat men niet zou denken dat hij
het had gedaan." En is nu de reden der ontkentenis van den
beschuldigde voor den regier aannemelijk?
Betredende het 12e punt wordt hij beschuldigd van on
der no. 25 op de rekening te hebben vermeld sorteren der
lading in de magazijnen, vullen der suiker enz., waarvan de
kosten bedragen f75, gedekt door eene kwitantie van K. de
Jager. Uit de verhoeren der getuigen ten dezen opzigte blijkt
dat de Jager geen kwitantie heeft gegeven, en nooit voor den
beschuldigde eenig werk heeft verngt: de kwitantie is dus
onwaarachtig van inhoud en valsch van handieekening. Dus
zegt spreker weder een valsche handteekening. En wat
was de reilen voor ilie allen? De beschuldigde heeft het ge
zegd „Hij teekende de kwitantiën enkel en alleen om een
naam te hebben."
Bij het 18e punt heeft de beschuldiging onder den 26en
post der averij rekening genoemd rekening van den kuiper,
repareren der vaten enz., en daarvoor in rekening gebragt
eene som van f88,75. waarvan hij tot staving heeft overgelegd
eene kwitantie, geteekend J. Baljé. De getuigen J.Baljé,
vader en zoon, verklaren dat. hoewel zij werkzaam zijn ge
weest aan het repareren der vaten enz. op de kade voor den
verkoop der lading, de som van f88,75 nooit door hen is ver
diend en de daartoe strekkende kwitantie niet door hen is ge
teekend. Daaruit blijkt dat die kwitantie alleen heeft gestrekt
om den post tot genoemd bedrag op te voeren. De beschul
digde erkent ook de onjuistheid van dezen post en die kwi
tantie zelf opgemaakt en met den naam van J. Ba Ij e'geteekend
te hebben. Op grond dezer verschillende verklaringen kan
men als wettig bewezen beschouwen dat de beschuldigde
het feit heeft gepleegd.
Het 14e punt van beschuldiging luidt dat de beschuldigde
onder post no. 81 der rekening beeft vermeld nota logies ma
trozen en stuurlieden te Breskens en Vlissingen, en daarvoor
in rekening heeft gebragt eene som van f G7,10, tot staving
waarvan hij heeft overgelegd twee kwitantiën, een ad f 14,60
geteekend 'J. Notebaard en een ail f22.50 geteekend J. Her
man. De prokureur-generaal merkt omtrent dezer, post aan
dat uit de verklaringen van J. Notebaard blijkt dat deze niet
heeft ontvangen wat de beschuldigde opgeeft, daar hij slechts
f20 heeft genoten dat hij van de bestaande kwitantie nooit
iets heeft geweten en die buiten zij ne voorkennis is opgemaakt.
Uit de omtrent dezen post door den beschuldigde afgelegde
en door de getuigen bevestigde bekentenis is wettigen overtui
gend bewezen dat de beschuldigde zelf de valsche handteeke
ning heeft gesteld en de kwitantie in strijd met de waarheid
ingevuld.
Met 15e of laatste punt van beschuldiging houdt in dat de
beschuldigde op de punten nos. 5559 der bedoelde averij-
rekening heeft gemeld reëxpeditie der goederen per Vrouw
Maria, waarvoor in rekening gebragt is eene som van f 174.19.
en tot staving daarvan heeft overgelegd eene kwitantie getee
kend J. Dobbelaar,voor schadeloosstelling van zijn ligterschip
de Vrouw Helena wegens een aangenomen reis van goederen
van den Dollart naar Antwerpen te vervoeren. De prokureur-
generaal stelt hier de vraagof liet niet met het oog op eigen
voordeel was dat de beschuldigde de lading zoo lang teVlis-
singeu in zijne pakhuizen heeft opgeslagen. Die opslag had
plaats niettegenstaande het verlangen der assuradeurs om de
goederen zoo spoedig mogelijk tc Antwerpen te hebben. Na
vele luoeijelijkheden is die lading eindelijk overgebragt. Daar
toe bezigde de beschuldigde eerst zijn eigen vaartuig de Vrouw
Helena, oogenschijulijk nog een nieuw vaartuig, maar inde
procedure onder de benaming van „oude kast" aangeduid.
Dat schip was echter niet in staat de lading te Antwerpen
te brengen, daar het erg lek was. en wat was het bedrag
eener mogelijke schadeloosstelling? Vijftig gulden! Zeker
niet te weinig!De kwitantie tot staving der reëxpeditie
is geteekend J. Dobbelaar. De zelfde man die bij de aan
gifte van een kind aan der. ambtenaar van den burgerlijken
stand met kon schrijven, kan dus wel eene kwitantie teeke
nen! De beschuldigde heeft echter zelf bekend die hand
teekening geschreven ie hebben, hetgeen tevens als waarheid
kan worden aangenomen.
Alsnu zet de procureur-generaal zijne rede voort met te
herinneren hoe de beschuldigde van den aanvang af beweerd
heeft en is blijven beweren dat hein bergloon zou verschuldigd
zijn, waartoe de eisch echter is afgewezen. Hierbij stilstaande,
vraagt spreker of hij te veel heeft gezegd als hij aan het slot
der akte van beschuldiging het door den beschuldigde beoog
de doel opgaf. De beschuldigde was niet tevreden met de
hem toegekende belooning eu vergoeding van kosten. Hij
heeft ziju zin willen hebben en dien heeft hij gekregen door
het maken van valsche kwitant.ën. En. mijne lieeren gaat
hij voort zeg niet dat die valsche kwitantiën ter goeder
trouw zijn gemaakt, dat hij het zoo erg niet meende. Uc fei
ten van hei maken van die kwitantiën hadden ten doel opzet-
telijkvnlschheid te plegen en van dip valsche stukken gebruik
te maken, alle feiten vallende in de artikelen 147 en 14S van
den Code pënal.
Die artikelen zijn, in tegenstelling van andere door den
prokureur-generaal aangehaalde wettelijke voorschriften, die
hier toepasselijk moeten worden toegepast op iemand van
denstand en de jaren des beschuldigden. En als men de boe
ken van den beschuldigde, ten processe aanwezig, eens ging
nazien, daarin zou voor het openbaar ministerie misschien zoo
veel zijn na te pluizen De-vertegenwoordiger van het open
baar ministerie haalt als voorbeeld slechts aan eene kolom
waarin vermeld staat f 10,725 winst op een bedrac van
f 16,919,80 in de daarneven staande kolom geboekt. De helft
is de gewone rekening: schering en inslag van gewone winst,
gelijk men uit bijna lederen post zien kan.
Bij de behandeling van het 8e punt was reeds uiteen gezet
en is bij het betoog van de juistheid der aan de bewezen leiten
gegevene kwalifikatie nader aangetoond dat op het 8e en 4e
punt het art. 407. misbruik van een in blanko gegeven hand
teeken ten deze niet toepasselijk was; omdat die stukken
tegen derden waren gebezigd.
En hiermede acht de prokureur-generaal de verschillende
feiten voldingend bewezen. Hij vindt geen vrijheid om ver
zachting van straf voor te dragen maar ziet zicli verpligt met
het oog op art. 2 der wet van 29junij 1854 (Staatsblad no.
102), de artt. 147, 148,164, 52 en 56 wetboek van strafregt,
in verband met de artt. 207. 216 en 802 wetboek van strafvor
dering, te rekwireren dat het den hove behage moge Jan Pieter
Smith, oud 57 jaren geboren en wonende te Vlissingen,
scheepsmakelaar, beschuldigde, thans in hechtenis in het huis
van burgerlijke en militaire verzekering alhier, schuldigte
verklaren aan 1. vijftien valschheden in geschriften van koop
handel, door het namaken van handteekeningen of door
versiering van overeenkomsten beschikkingen verbindte-
nissen of bevrijdingen, of door dezelve naderhand in deze
akie in te lasschen of door bijvoeging tol of verandering van
verklaringen of feiten, die deze stukken moesten inhouden
en doen blijken; en 2. het des bewust gebruik maken van die
valsche stukken; en hem te dier zake te veroordeelen tot eene
tuchthuisstraf voor een door liet hof te bepalen tijd van niet
minder dan vijf en niet meer dan vijftien achtereenvolgende
jaren, benevens eene geldboete gelijkstaande met een vierde
van het onwettig verkregen voordeel tot een minimum van
f 50, of zoodanige andere straf als het hof, behoudens een
goede regtsplegmg. zal vermeenen te moeten toepassen; met
verdere veroordeeling in de kosten van het proces, des noods
te verhalen bij lijfsdwang, met bevel tot teruggave der over
tuigingstukken aan de eigenaren of regthebbenden, nadat
daarop van (ie valschheid zal zijn melding gemaakt, en met
last dat een exirakt uit 's ïiofs voroordeelend arrest zal
worden gedrukt en aangeplakt te Middelburg en teVlissingen
Oj> de plaatsen waar zulks te doen gehiuikelijk is.
De zitting wordt verdaagd tot zaturdag morgen ten 10 ure.
SNELPF,HSDRUKKERIJ VAN DE GEBROIÏDERS ABRAHAMS.